Brief regering : Uitwerking bereikbaarheidsdoelen
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 439 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2023
Op 17 maart 2023 heeft u de Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie 2050 ontvangen (Kamerstuk
31 305, nr. 388). De Hoofdlijnennotitie gaat in op bereikbaarheidsdoelen, mede in relatie tot de
bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen. Dit in lijn met de besprekingen in het
NO MIRT op 28 november 2022 en de begrotingsbehandeling op 30 november en 1 december
2022.
In het Commissiedebat op 30 maart 2023 (Kamerstuk 36 200 A, nr. 71) waarin deze Hoofdlijnennotitie is besproken, en op meerdere momenten daarna, is
door de Kamer aandacht gevraagd voor de uitwerking van bereikbaarheidsdoelen.1 In reactie daarop hebben wij aangegeven de verzoeken van de Kamer als steun te ervaren
voor de benadering die in de Hoofdlijnennotitie is neergelegd en u voor het begrotingsdebat
2023 te informeren over de wijze waarop daaraan uitwerking wordt gegeven. Met het
bijgevoegde Uitwerkingsdocument wordt invulling aan deze toezegging gegeven.
Doelen en prioriteiten stellen is belangrijk. We lopen steeds vaker aan tegen de grenzen
van ons systeem. De financiële ruimte is beperkt, net als de fysieke ruimte en de
ruimte binnen de leefbaarheidskaders en er is krapte aan personeel. In deze schaarste
moet soms scherp gekozen worden welke mobiliteit op welke tijd en plaats wenselijk
is. We moeten op zoek naar slimme en efficiënte oplossingen die minder druk leggen
op ruimte en leefomgeving. Gelukkig vraagt niet ieder bereikbaarheidsprobleem om een
mobiliteitsoplossing, en niet ieder mobiliteitsprobleem om een infrastructurele oplossing.
In het rapport «Toegang voor iedereen?» heeft het PBL onderkend dat het introduceren
van doelen «een flinke verandering» zou zijn ten opzichte van de huidige praktijk
en dat het daarom wenselijk is dit in een aantal stappen te doen. Ook het Kennisinstituut
Mobiliteitsbeleid (KiM) heeft de complexiteit van de te maken afwegingen bij het formuleren
van bereikbaarheidsdoelen inzichtelijk gemaakt2 en in de bijlage bij deze uitwerking onderstreept.
Qua complexiteit wordt gewezen op diverse inhoudelijke vraagstukken zoals de verschillende
doelgroepen, verschillende vormen van bereikbaarheid (ook digitaal), typen gebieden,
vervoersvormen (als personen- en goederenvervoer), bestemmingen (als lokaal, nationaal,
internationaal). Daarnaast gaat het om methodologische kwesties als het operationaliseren
van doelen met behulp van indicatoren en het voorhanden zijn van de geschikte databronnen
voor deze indicatoren.
Ook vanuit de consultatie van maatschappelijke partijen via het Overlegorgaan Fysieke
Leefomgeving en ambtelijk overleg met de koepels van medeoverheden wordt het belang
voor het zorgvuldig uitwerken van deze varianten aangegeven.
Het Uitwerkingsdocument bevat een concreet stappenplan om bereikbaarheidsdoelstellingen
voor personenvoer binnen Nederland, goederenvervoer en internationaal personenvervoer
uit te werken. Er is gestart met het onderscheiden van enkele inhoudelijke varianten
voor nationaal personenvervoer:
1. Basisniveau van bereikbaarheid;
2. Maximaliseren van bereikbaarheid binnen brede welvaart;
3. Verkleinen van verschillen in bereikbaarheid.
In het document met uitwerking worden deze nader beschreven.
In aanvulling daarop is parallel voor internationaal personenvervoer en goederenvervoer
een allereerste stap gezet om te verkennen of en hoe bereikbaarheidsdoelen daar ingevuld
zouden kunnen worden. Omdat bereikbaarheid niet alleen gaat over mobiliteit, zal ook
worden verkend hoe op andere wijze bereikbaarheidsdoelen ingevuld kunnen worden (bijvoorbeeld
door digitale bereikbaarheid).
Het stappenplan voor het vervolg dat in het Uitwerkingsdocument is opgenomen, is gericht
op:
– Nadere kwantitatieve analyse van effecten van de verschillende onderscheiden varianten
op nationaal niveau ten opzichte van de huidige situatie;
– Nadere uitwerking van de betekenis van het werken met bereikbaarheidsdoelen op regionaal
niveau voor zowel inhoud als proces;
– Het nader in kaart brengen van uitruilen, op welke wijze gaat het ene doel ten koste
van een andere doel;
– Inbreng van het burgerperspectief.
Met het bijeenbrengen van deze informatie worden belangrijke stappen gezet, zonder
dat nu politieke keuzes worden gemaakt. Die zijn aan het volgende kabinet. Daarbij
is ook een belangrijke vervolgvraag welke rol een beleidsdoelstelling uiteindelijke
kan krijgen in de beleids- en investeringsbesluitvorming. Dit in aanvulling op het
waardevolle bestaande instrumentarium, zoals de IMA en de MKBA, die zich ook steeds
verder ontwikkelen, bijvoorbeeld op het vlak van brede welvaart. Het kan daarmee in
elk geval een mooi aanvullend perspectief bieden op de ontwikkeling van mobiliteit
en bereikbaarheid in de toekomst.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat