Brief regering : Landelijke, gezamenlijke beleidslijn Grip op grootschalige bedrijfsvestigingen
34 682 Nationale Omgevingsvisie
Nr. 182 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2023
Na uw Kamer te hebben geïnformeerd over de voortgang en de contouren van de gezamenlijke,
landelijke beleidslijn voor Grip op grootschalige bedrijfsvestigingen in respectievelijk
december vorig jaar1 en april van dit jaar2, ben ik verheugd u mede namens mijn collega’s van BZK en IenW deze brief aan te bieden
en u te informeren over de definitieve vaststelling van de gezamenlijke, landelijke
beleidslijn Grip op grootschalige bedrijfsvestigingen («Grip»). Samen met provincies,
de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en Minister van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW) zijn er afspraken gemaakt over de uitvoering en naleving van
de gezamenlijke, landelijke beleidslijn Grip.
Tijdens het bestuurlijk overleg van 30 november jl. hebben Rijk en provincies definitieve
afspraken gemaakt over de gezamenlijke landelijke beleidslijn Grip. Deze afspraken
zijn vervolgens op 7 december door alle provincies bekrachtigd. Daarmee is de gezamenlijke
landelijke beleidslijn Grip vastgesteld. De basis hiervoor ligt in de eerder gemaakte
bestuurlijke afspraken, inclusief uitgangspunten en het provinciaal bod3. Ook is bevestigd dat in 2024 verder wordt gewerkt aan de toepassing van de gemaakte
afspraken door provincies en het Rijk, in samenwerking met gemeenten. Voor de verdere
uitvoering werken Rijk, provincies (IPO) en gemeenten (VNG) samen als één overheid,
ieder vanuit eigen rol en verantwoordelijkheden. Met de formele vaststelling van deze
gezamenlijke, landelijke beleidslijn Grip geeft het kabinet invulling aan de aangenomen
motie van het lid Bontenbal4. De uitvoering hiervan draagt bij aan de noodzaak om een nieuwe balans te vinden
tussen het economisch en maatschappelijk belang van grootschalige bedrijfsvestigingen
enerzijds en het ruimtebeslag, de ruimtelijke kwaliteit en de (impact op) de leefomgeving
daarvan anderzijds. Daarnaast zien wij deze stap ook ondersteund worden door andere
adviezen van maatschappelijke partijen zoals het CRa5.
Zoals in april aan uw Kamer is geïnformeerd waren Rijk en provincies het al over het
doel, de scope en vijf uitgangspunten eens. Deze zijn bestuurlijk vastgesteld op 8 maart
2023 en bestuurlijk nogmaals bevestigd op 30 november jl. Sinds 8 maart hebben er
in gedeputeerde staten bestuurswisselingen plaatsgevonden naar aanleiding van de provinciale
verkiezingen. Vrijwel alle nieuwe provinciale besturen hebben aandacht voor het thema
«grootschalige bedrijfsvestigingen»; het overeengekomen doel en de uitgangspunten
van Grip zijn op hoofdlijnen onderdeel geworden van de coalitieakkoorden. We zien
bovenal dat provincies, conform hun provinciale aanbod, de beleidslijn ook al toepassen
in het ruimtelijk-economisch beleid. De scope is in een aantal provincies nog wat
strenger, sommige provincies hanteren een 3 hectare grens als definitie van grootschalig.
Een aantal provincies heeft haar Omgevingsverordening inmiddels aangepast, waardoor
vestiging van grootschalige ruimtevragers alleen mogelijk is door aanvullende voorwaarden
te stellen (zoals Drenthe en Noord-Brabant). Deze aanvullende voorwaarden geven in
meer of mindere mate invulling aan de afgesproken uitgangspunten Grip. Daarnaast zijn
provincies aan de slag met een (ruimtelijk) economisch profiel van de regio en worden
er regionale programmeringsafspraken gemaakt.
Een goede ondernemersbetrokkenheid is ook een belangrijke voorwaarde in de naleving
van de gezamenlijke landelijke beleidslijn grip. Het georganiseerde bedrijfsleven
wil daar ook een actieve rol in nemen. Ook dragen vertegenwoordigers van bedrijfsleven
bij aan de totstandkoming en verspreiding van goede voorbeelden. Dilas, een samenwerkingsverband
tussen industrieel en logistiek gerelateerde partijen, is daar mooi voorbeeld van.
Verdere invulling en uitwerking van de uitgangspunten:
• Het Rijk ontwikkelt samen met een alliantie van gemeenten en ontwikkelaars een handreiking
voor her- en nieuwbouw ontwikkeling van grootschalige bedrijfsvestigingen mét ruimtelijke
kwaliteit. De handreiking bevat een routekaart, inrichtingsconcepten en instrumentarium
voor de gemeenten, provincies, ontwikkelaars en bedrijven en biedt zo handelingsperspectief
op gebiedsniveau. De handreiking biedt partijen ondersteuning om gezamenlijk de lat
hoger te leggen en wordt opgenomen in de op te stellen Nota Ruimte. De handreiking
is begin 2024 gereed. In nauw overleg met gemeenten gaan provincies ter inspiratie
gebruik maken van de handreiking ruimtelijke kwaliteit.
• Het Ministerie van IenW heeft op 17 maart van dit jaar de Hoofdlijnennotitie van de
Mobiliteitsvisie 2050 aangeboden aan de Tweede Kamer6. Een van de uitwerkingssporen betreft het ontwikkelen van integrale bereikbaarheidsdoelen.
Uitgangspunt daarbij vormt de bereikbaarheid van vitale maatschappelijke en economische
functies. Onder die laatste valt onder meer de bereikbaarheid van bedrijventerreinen
voor werknemers en voor goederen. Bij het realiseren van bereikbaarheid speelt niet
alleen mobiliteit, maar ook het creëren van nabijheid een rol: nabijheid van werknemers
en nabijheid door locatie- en clusteringsbeleid. In 2024 volgt een nadere uitwerking
van de Hoofdlijnennotitie en bijbehorende integrale bereikbaarheidsdoelen.
• In aanvulling op het eerder uitgekomen Perspectief op de Nederlandse economie7 komt mijn ministerie met een Ruimtelijk Economische Verkenning voor Nederland (REV).
Deze lange termijn verkenning moet meer inzicht bieden in de ruimtelijk economische
ontwikkelingen en brengt patronen hierover in beeld. De REV is voorzien in het tweede
kwartaal van 2024 en levert tevens een economische bouwsteen voor de Nota Ruimte die
ook in 2024 voorzien is.
• Het uitgangspunt »clustering» vraagt nog om een integrale uitwerking, waarvoor de
drie ministeries gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen. Het Rijk zal in het eerste
kwartaal van 2024 hier het voortouw voor nemen en betrekt daarbij ruimtelijke ordening,
(energie-) infrastructuur en andere thema’s.
Uitvoeringsafspraken gezamenlijke, landelijke beleidslijn grip
Provincies hebben het voortouw genomen, zoals afgesproken, bij het uitwerken van uitvoeringsafspraken
en het inregelen van nieuwe samenwerkingsprocedures die horen bij de gezamenlijke
landelijke beleidslijn Grip. Hierdoor is er meer duidelijkheid gecreëerd in de wijze
waarop de samenwerking tussen provincies en Rijk en de betrokkenheid van gemeenten
wordt vormgegeven. De VNG is inmiddels aangesloten en maakt als basis voor eigen inzet
op het ruimtelijk economische domein een verkenning. Naast deze beleidslijn Grip werken
VNG en Rijk momenteel aan een effectrapportage. Deze maakt de effecten van potentiële
werknemers in relatie tot huisvesting inzichtelijk.8 Het gezamenlijk programmeren, het benutten van bestaande bedrijventerreinen, het
clusteren en het inrichten van grootschalige bedrijfsvestigingen krijgen zo steeds
meer vorm.
Ondersteunend aan het opstellen van uitvoeringsafspraken en de samenwerkingsprocedure
zijn er in opdracht van het IPO twee onderzoeken uitgevoerd:
• Een inventarisatie naar grootschalige vraag en behoefte onder provincies;
• Een inventarisatie naar instrumentarium van provincies en gemeenten waarmee zij kunnen
sturen op de uitgangspunten van de beleidslijn.
De eerste inventarisatie geeft inzicht in waar kwantitatief en kwalitatief afstemmingsbehoeften
bestaan voor interprovinciale en interbestuurlijke afstemming. De eerste indicatieve
cijfers laten zien dat provincies voor de periode na 2030 terughoudend zijn om verdere
grootschalige bedrijfsvestigingen als verschijningsvorm ruimtelijk te faciliteren.
Omdat grootschalige bedrijfsvestigingen ook nodig zullen zijn voor maatschappelijke
en economische uitdagingen waar we voor komen te staan, zoals de energietransitie
en de transitie naar een circulaire economie, vraagt dat om goede en tijdige interbestuurlijke
afstemming. In de uitvoeringsafspraken tussen provincies en Rijk wordt daar, ook uit
het oogpunt van regionale meerwaarde, nu ook in voorzien (zie verderop in de brief).
Uit de tweede inventarisatie blijkt dat provincies en gemeenten voldoende hard instrumentarium
tot hun beschikking hebben om te kunnen sturen op grootschalige bedrijfsvestigingen,
zoals via een omgevingsverordening, bestemmingsplannen en of bouwbesluiten. Maar op
het gebied van het beter benutten en de ruimtelijke inrichting is de sturing in de
praktijk nog lastig en vraagt vooral om «zachte» middelen in de vorm van samenwerking,
co-creatie en goede voorbeelden. In de samenwerking tussen de bestuurslagen gaan we
daarom het komend jaar aan de slag met het bestaande instrumentarium en bespreken
we de effectiviteit hiervan en bekijken we of er aanvullend instrumentarium nodig
is. Denk onder andere aan de koppeling met wet- en regelgeving, om een gelijk speelveld
op landelijk niveau te creëren (bijvoorbeeld het gebruik van circulaire bouwmaterialen
in het bouwbesluit opnemen) en hoe kan gezamenlijk optrekken bij investeringen vorm
krijgen.
Afspraken voor een nieuw in te richten samenwerkingsproces
Provincies coördineren de regionale programmeringsafspraken binnen de provincies.
Voor veel provincies is dit al een regulier onderdeel van het afstemmingsproces. Nieuw
in de nu afgesproken samenwerkingsprocedure Grip is dat provincies deze interprovinciaal
en met het Rijk gaan delen. Hiervoor worden door provincies in 2024 afstemmingstafels
ingericht. Het is een gezamenlijk belang dat het Rijk ook tijdig kan aansluiten. Bijvoorbeeld
als het gaat over de locatiekeuze in relatie tot de mobiliteitsontsluiting of een
economische activiteit van nationaal belang. Ook worden de afstemmingstafels benut
voor het tijdig agenderen van «lastige» ruimtelijke vraagstukken, in jargon vaak geduid
als NIMBY («niet in mijn achtertuin»). Voor de transitie naar een circulaire economie
zal er bijvoorbeeld ook ruimte nodig zijn voor grootschalige hogere milieucategorie
bedrijven (HMC). Dit perspectief wijkt af van de huidige terughoudendheid in HMC-ontwikkeling.
Op de afstemmingstafels wordt geacteerd op eventuele waterbedeffecten, overlap en
of inpassingsvraagstukken van nationale belang(en). De VNG en gemeenten worden intensief
betrokken bij het vormgeven van deze afstemming.
Het Rijk zal vanuit eigen nationaal belang moeten aangeven voor welke soort bedrijvigheid
zij ruimte wil vrijmaken en welke locaties zij daar meer of minder geschikt voor vindt.
Onder andere de REV voor Nederland, het afweegkader Water en Bodem Sturend en de Mobiliteitsvisie
van het kabinet zullen hierbij worden betrokken. Deze input wordt ingebracht in het
nieuwe samenwerkingsproces, nog voor de zomer van 2024, wanneer de REV, Mobiliteitsvisie
en de Nota Ruimte naar verwachting gereed zijn. Op initiatief van het Ministerie van
EZK wordt daarvoor een regulier programmeringsoverleg Rijk-regio gepland.
Ruimtelijke voorstellen
In het nationaal programma Ruimte voor Economie wordt het belang van voldoende ruimte
voor de economie en specifiek ruimte voor grootschalige bedrijfsvestigingen voor nu
en in de toekomst uitgewerkt. Ruimte voor economie is ook onderdeel van de provinciale
uitvraag fysieke leefomgeving ten behoeve van de ruimtelijke voorstellen. De gezamenlijke
landelijke beleidslijn Grip is reeds door het Rijk actief ingebracht en van toepassing
op dit ruimtelijke traject. We verwachten dat provincies hun inzichten daarover onderdeel
laten uitmaken van het provinciale voorstel. Eind 2023 hebben de meeste provincies
het ruimtelijk voorstel afgerond en ter besluitvorming in Gedeputeerde en provinciale
staten voorgelegd. Voor zover dat al kan worden, op weg naar de ruimtelijke provinciale
arrangementen dit voorjaar, er zoekgebieden voor grootschalige bedrijvigheid voorgesteld
of wordt het proces geschetst hoe tot besluitvorming te komen.
Governance
Het Bestuurlijk Overleg Grip zal in 2024 worden verbreed naar een Bestuurlijk Overleg
Ruimte voor Economie (BO RvE). In de bestuurlijke overleggen RvE wordt de voortgang
en het effect van de beleidslijn Grip gemonitord. Dit bestuurlijke overleg vindt halfjaarlijks
plaats: in voor- en najaar. We zullen het BO RvE zodanig inplannen dat deze vanwege
de ruimtelijke economische programmering logisch aansluit op de cycli en inhoud van
de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving (BOL) en Meerjarenprogramma Infrastructuur,
Ruimte en Transport (MIRT). In deze overleggen staat de integrale ruimtelijke ordening
centraal, hier wordt in samenhang gekeken naar het gehele NOVEX-programma, het programma
MOOI Nederland en de Nota Ruimte.
Ten slotte
De hoofdboodschap van deze brief is dat de gezamenlijke landelijke beleidslijn Grip
formeel is vastgesteld. De betrokken partijen hebben vertrouwen uitgesproken dat een
goede samenwerking tussen regio en Rijk gaat ontstaan en leidt tot gezamenlijke sturing
op het vraagstuk grootschalige bedrijventerreinen. In een lerend – adaptief en iteratief –
proces komen we beter tot elkaar en bespreken wat er nodig is om tot een goede afstemming
te komen, inclusief afspraken over mogelijk aanvullend instrumentarium. Rijk, provincies
en gemeenten werken als één overheid in dit samenwerkingsproces Grip aan een gezamenlijk
einddoel met focus op de transitiepaden en beargumenteerde keuzes over grootschalige
bedrijfsvestigingen. Daarbij maken we duidelijk dat de lusten en lasten verdeeld moeten
worden en streven we naar een gelijk speelveld. De samenwerking en uitvoering van
de afspraken zal na 2 jaar gemonitord worden.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat