Brief regering : Voortgang Programma Regio's aan de grens
32 851 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)
Nr. 79
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2023
Overal waar ik in het land kom en in de vele gesprekken die ik daar voer, ervaar ik
voortdurend de kracht en eigenheid van regio’s. Die kracht blijkt bijvoorbeeld uit
de sterke gemeenschapszin in die regio’s. Zo zijn de mienskip en het noaberschap synoniemen geworden voor het samen oppakken van maatschappelijke problemen en er
voor elkaar zijn als dat nodig is. De verschillende regio’s in Nederland hebben een
sterk onderscheidende identiteit, met specifieke kansen en opgaven. De verscheidenheid
vraagt om een Rijksoverheid die weet dat de Achterhoek iets anders is dan de Liemers.
Die weet dat ook kleine gemeenten grote en complexe uitdagingen hebben. Als de Rijksoverheid
deze kracht en eigenheid van regio’s kent, kunnen ook hun sterke punten beter benut
worden. Daarbij is samenwerking het sleutelwoord. Door de handen ineen te slaan met
mensen uit de verschillende regio’s en met maatschappelijke partners; met bedrijven,
kennisinstellingen en medeoverheden. Door gebruik te maken van elkaars kwaliteiten
en van elkaar te leren. Door voortdurend op zoek te gaan naar wat ons bindt, en te
respecteren waarin we verschillen.
Tegelijkertijd is te zien dat bepaalde regio’s in Nederland, zoals de regio’s aan
de grens, te maken hebben met een stapeling van economische, sociale en maatschappelijke
uitdagingen gecombineerd met sterke ontgroening en vergrijzing. Dit heeft een direct
effect op de kwaliteit van leven en kansengelijkheid die de inwoners in deze regio’s
hebben, bijvoorbeeld als het gaat over werkgelegenheid en het aanbod van diensten
en voorzieningen. Maar ook het draagvlak voor de winkel- en uitgaansfunctie van stadscentra
en dorpskernen, voor onderwijs en culturele voorzieningen en goed openbaar vervoer.
Essentiële voorzieningen in deze regio’s brokkelen gelijktijdig af, waarmee de leefbaarheid
van dorpen, buurten en gemeenschappen in deze regio’s onder druk komen te staan en
een zichzelf versterkend effect optreedt.
Regio’s aan de grens hebben daarnaast ook specifieke kansen vanwege hun ligging aan
de grens met onze buurlanden. Deze kansen kunnen echter niet altijd voldoende verzilverd
worden door knelpunten en grensbelemmeringen, die onder andere het gevolg zijn van
het (nog) onvoldoende rekening houden met de specifieke kenmerken van deze regio’s
in Rijksbeleid. Dit werkt door in mogelijke negatieve effecten voor inwoners, kennisinstellingen
en bedrijven in deze regio’s. Deze situatie is niet nieuw, maar de ongelijkheid neemt
de laatste jaren wel verder toe. Dit is mede doordat de Rijksoverheid te weinig aandacht
heeft gehad voor regionale verschillen, zoals ook de raden hebben geconcludeerd in
het rapport «Elke regio telt!».
Bij het handelen van de Rijksoverheid moet de kwaliteit van wonen, werken en leven
voor inwoners en bedrijven meer als uitgangspunt worden genomen. Het is belangrijk
om voor deze regio’s, waar de brede welvaart vaak het sterkst onder druk staat, structureel
meer aandacht te hebben en maatwerk te bieden waar nodig. Dit doe ik op dit moment
via het programma Regio’s aan de grens, waarin ik inzet op sterke regio’s waar het
goed wonen, werken en leven is. Bijvoorbeeld via gebiedsgerichte instrumenten zoals
Regio Deals, aandacht voor passend rijksbeleid, grensoverschrijdende samenwerking
en kennis en innovatie. Maar zoals ook de raden aangeven in het advies is het programma
waardevol, maar mist het nu een structureel en langjarig karakter in samenwerking
en financiële inzet.
Met deze brief informeer ik u over de voortgang en ambities voor het komende jaar
van het Programma Regio’s aan de grens. Hierbij zal ik ook ingaan op het rapport «Elke
regio telt!», het vervolg hierop en de relatie met het programma Regio’s aan de grens.
Dit omdat er een duidelijke relatie en overlap is met de regio’s die binnen het Programma
Regio’s aan de grens centraal staan en de focus van «Elke regio telt!». Daarom zal
ik het vervolg op «Elke regio telt» zoveel mogelijk in samenhang met het programma
Regio’s aan de grens tot uitvoering brengen. Een aantal onderwerpen die op 25 oktober
jl. tijdens het debat over «Elke regio telt!» (Kamerstuk 29 697, nr. 140) voorbij zijn gekomen zullen hierin ook aan bod komen. Ik informeer u aan de hand
van de vier sporen van het programma. Ik kom daarin ook terug op de motie van de leden
Bikker en Inge van Dijk (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 33) over het samen met Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen aanpakken van grensbelemmeringen
in relatie tot de aanbevelingen van de bestuurlijke werkgroep Donner-Berx.
De uitvoering van het programma gebeurt via vier complementaire sporen, te weten:
1. Het stimuleren van gebiedsgerichte inzet voor regio’s aan de grens;
2. Passend rijksbeleid voor grensregio’s;
3. Het bevorderen van de interbestuurlijke en grensoverschrijdende samenwerking met Vlaanderen,
Nedersaksen en Noord-Rijn Westfalen;
4. Het stimuleren van kennisontwikkeling, -deling en innovatie.
Hieronder ga ik in op de rol van de Rijksoverheid in de samenwerking met de regio
en hoe het programma Regio’s aan de grens hierbij betrokken is. Daarnaast ga ik per
spoor in op de voortgang, welke resultaten in 2023 zijn behaald en wat ik zie als
prioritair voor het komend jaar.
Regionale inzet vanuit de Rijksoverheid
Het Ministerie van BZK werkt aan de basis voor goed leven en wonen in heel Nederland.
Door het verschijnen van rapporten als «Elke regio telt!» en «Atlas van afgehaakt
Nederland» werd duidelijk dat het niet overal in Nederland goed wonen, werken en leven
is. De Minister van BZK is daarin verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de regio,
specifiek als het gaat over de regio’s aan de grens waar dit meer dan op andere plekken
onder druk staat. Daarom is er vanuit verschillende programma’s vanuit BZK al langer
gewerkt aan specifieke thema’s als bevolkingsdaling en grensoverschrijdende samenwerking.
In 2022 werd geconstateerd dat de primaire focus op bevolkingsdaling ofwel alleen
grensoverschrijdende samenwerking geen recht deed aan de daadwerkelijke opgaven en
kansen in deze regio’s. Bevolkingsdaling (of bijvoorbeeld sterkere vergrijzing) en
de grensligging zijn twee specifieke kenmerken voor deze regio’s, maar er is een meer
integrale benadering nodig om zo de ontwikkelkansen beter te benutten. Dit heeft geleid
tot een bredere inzet voor deze regio’s met het Programma Regio’s aan de grens. In
dit programma is er meer ruimte voor betere samenwerking met de regio, aandacht voor
gebiedsgerichte inzet en passend rijksbeleid. De ambitie is om dit door te zetten.
Met Regio’s aan de grens, maar ook door gevolg te geven aan «Elke regio telt!» en
door de inzet van instrumenten als Regio Deals. Zo wordt gewerkt aan sterke regio’s,
in heel Nederland. Hieronder geef ik graag een overzicht van de tot nu toe behaalde
resultaten en de ambities.
Spoor 1: Gebiedsgerichte inzet voor regio’s aan de grens
Het programma Regio’s aan de grens vervult een belangrijke intermediaire rol tussen
de vakdepartementen van het Rijk en de grensregio’s door te signaleren, agenderen
en partijen met elkaar te verbinden. Zoals in mijn brief van 20 mei 2022 (Kamerstuk
27 926, nr. 365) aangegeven, ligt de nadruk in dit eerste gebiedsgerichte spoor op de grensregio’s
waar de brede welvaart en leefbaarheid het sterkst onder druk staan en waar de meeste
ontwikkelkansen liggen voor grensoverschrijdende samenwerking. Met instrumenten als
Regio Deals kunnen Rijk en regio (in sommige gevallen ook met het buurland) gezamenlijk
werken aan versterking van de regio’s aan de grens. Door de stapeling van fysieke,
demografische, sociaal-maatschappelijke en economische opgaven in de regio’s aan de
grens kan de opgave de draagkracht van regio’s te boven gaan en vraagt het samenwerking
met het Rijk om hier voortgang te boeken. Dat gaat bijvoorbeeld over hoe departementen
omgaan met de specifieke situatie in deze regio’s bij beleidskeuzes en afwegingen
rondom de toebedeling van voorzieningen op het vlak van zorg en onderwijs maar ook
de mogelijkheden die er voor deze regio’s zijn om in aanmerking te komen voor financiële
regelingen op het vlak van woningbouw. Dit leidt weer tot regionale ontwikkeling op
sociaal en economisch vlak en verbetering van de aantrekkelijkheid van het gebied.
Regio Deals
In de eerste drie tranches van de Regio Deals zijn in een groot deel van de regio’s
aan de grens Regio Deals gesloten, voor in totaal 210 miljoen euro. Ook in de vierde
tranche zijn er 14 nieuwe Regio Deals gesloten waarmee gezamenlijk wordt gewerkt aan
de versterking van de regionale brede welvaart. De officiële ondertekening hiervan
vond plaats op 1 november 2023. Zes van deze Regio Deals worden gesloten met regio’s
aan de grens. Zo gaat het North Sea Port District aan de slag met grensoverschrijdende
arbeidsmarkt, bereikbaarheid, cultuur en innovatie. In Limburg worden twee Regio Deals
gesloten: één in Parkstad Limburg, voortbouwend op de deal die zij in de tweede tranche
hebben gesloten en één Regio Deal waarin Sittard-Geleen en Maastricht Heuvelland de
handen ineen slaan om samen met omliggende gemeenten in te zetten op diverse aspecten
van leefbaarheid in een grensoverschrijdende, groene en circulaire context. Arnhem-Nijmegen
zet in op een beter werkende arbeidsmarkt en intensivering van de samenwerking met
het aangrenzende Duitsland. In Twente ligt de nadruk op de koppeling tussenarbeidsmarkt
en onderwijs en de samenwerking met de Duitse partners over de grens. Ook in Zuid-
en Oost-Drenthe bouwen ze in de 4e tranche Regio Deals verder op hun eerdere Deal en krijgt de samenwerking met Duitsland
ook in deze regio een prominentere plek in de uitwerking. Noordwest-Friesland zet
in op een vitale economie en toekomstbestendige mobiliteit, kwaliteit van leven en
op de natuur in balans.
Overkoepelend zijn er een aantal doorsnijdende thema’s zichtbaar die in veel van deze
regio’s aan de orde zijn. Voorbeelden hiervan zijn de druk op het voorzieningenaanbod
door de dunbevolktheid van het gebied, vergrijzing en ontgroening, maar ook energiearmoede,
gezondheidsachterstanden en de match tussen arbeidsmarkt en onderwijs zijn belangrijke
thema’s in deze regio’s. Deze onderwerpen laten zien dat samenwerking met andere vakdepartementen
essentieel is. Veel kleine uitdagingen bij elkaar kunnen immers een intimiderend geheel
vormen, waarin het overzicht zoek is. Om daarin tegemoet te komen, is het essentieel
om als Rijksoverheid duidelijke en gestructureerde handvatten te bieden om samen aan
de slag te gaan. Vanuit Regio’s aan de grens is samenwerking een onmisbaar onderdeel
om de overlap, samenhang tussen de thema’s in kaart te brengen. Het belang van het
verdiepen en beter aan laten sluiten van de samenwerking is ook één van de doelstellingen
vanuit «Elke regio telt!». Alleen zo kan er effectief gewerkt worden aan de versterking
van de kwaliteit van leven, wonen en werken in deze regio’s en komen we tot een sterk
bestuur dat deze ontwikkelingen kan faciliteren, vanuit de Rijksoverheid en de regio.
Fysieke opgaven
Aanvullend hierop zet ik mij in voor meer financiële armslag voor de regio’s aan de
grens. Zo is herstructurering, transformatie, sloop en nieuwbouw in veel van de grensregio’s
een grote en complexe opgave. Het Volkshuisvestingsfonds is voor deze regio’s dan
ook een belangrijk instrument omdat juist in deze regio’s vooral een kwalitatieve
woningbouwopgave aan de orde is. Bij de toebedeling van de middelen vanuit het fonds
hebben de regio’s aan de grens en de stedelijk focusgebieden daarom een voorrangspositie
gekregen. De financiële bijdrage uit het fonds mag door gemeenten met een duur van
10 jaar worden besteed. Zo kunnen gemeenten in de grensregio’s meer duurzaam werken
aan de verbetering van de woningvoorraad en daarmee aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid
van de gemeente. Gemeenten konden tot half oktober jl. hun aanvraag voor het Volkshuisvestingsfonds
indienen. Aanvullend hierop hebben de regio’s aan de grens dit jaar ook extra middelen
ontvangen voor de isolatie van de bestaande woningvoorraad in het kader van de energiearmoede
die in veel van deze regio’s sterk aanwezig is. Dit geeft de gemeenten in deze regio’s
meer mogelijkheden om over te gaan tot grootschalige isolatie en daarmee het terugdringen
van deze grote urgente opgave.
Pakket Wind in de zeilen
Het pakket «Wind in de zeilen» is een goed voorbeeld van een langjarige, integrale
en gebiedsgerichte inzet waarbij het Rijk, de provincie Zeeland, de gemeente Vlissingen
en andere betrokken partijen in Zeeland werken aan de realisatie van alle maatregelen
uit het pakket, gericht op het versterken van de sociaaleconomische structuur van
Vlissingen en Zeeland. In juni 2023 (Kamerstuk 33 358, nr. 42) heb ik de zesde Voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin wordt
melding gemaakt dat drie fiches zijn afgerond en veel fiches op schema liggen. Zo
staat het Delta Climate Center voor water, voedsel en energie in de startblokken op
de kenniswerf van Vlissingen1. Ook wordt vermeld dat er interessante spin off-effecten van het pakket te merken
zijn in Zeeland, zoals bijvoorbeeld het plan om kerngezondheidscentra te starten.
In navolging van een succesvol kerngezondheidscentrum in Vlissingen, wordt ook in
andere Zeeuwse gemeenten hiermee gestart.
Vooruitblik
Naast dat er onverminderd door wordt gegaan met de genoemde gebiedsgerichte inzet,
zie ik ook nog een aantal aanvullende prioriteiten voor komend jaar. Zo is het mogelijk
om tot 1 november 2023 proposities in te dienen voor de 5e tranche Regio Deals. Mijn hoop is dat juist ook de regio’s aan de grens, waar de
brede welvaart en leefbaarheid sterk onder druk staat, een propositie zullen indienen
zodat ook dit jaar weer gezamenlijk tussen rijk en regio’s kan worden gewerkt aan
brede welvaart in heel Nederland.
Langjarige toekomstagenda’s
Een tweede prioriteit voor het Programma Regio’s aan de grens zie ik in de dialoogrondes
in het kader van het vervolgprogramma Elke regio telt!. We organiseren, samen met
specifieke regio’s, gemeenten, provincies en andere betrokken partijen verdiepende
gesprekken. Ik start daarbij met de vijf voorbeeldregio’s in het rapport «Elke regio
telt!», maar ik zie ook dat dit niet de enige regio’s aan de grens zijn die in dezelfde
mate te maken hebben met deze problematiek. Ik geef mijzelf dan ook de ruimte om richting
het einde van het jaar een aantal regio’s hieraan toe te voegen. De dialogen bieden
meer inzicht in wat regiospecifiek van belang is voor de leefbaarheid en brede welvaart
nu en later, en wat er nodig is om dit in deze regio’s duurzaam te verbeteren. Daarbij
betrekken we ook het voorzieningenaanbod. De behoefte aan en het belang van specifieke
voorzieningen kan verschillend zijn per regio door bijvoorbeeld de omgeving en de
demografische samenstelling. Wat voor de ene regio van groot belang is, hoeft dat
voor de andere regio niet in dezelfde mate te zijn.
Met de dialogen wil ik toewerken naar een langjarige toekomstagenda per regio met
als doel om regionale ontwikkeling te ondersteunen en de kwaliteit van leven, wonen
en werken te verbeteren in deze specifieke regio’s. Op basis van wat er per regio
wordt opgehaald wordt ook een voorstel gedaan welke alliantie van partijen het meest
passend en noodzakelijk is, zowel overkoepelend als regiospecifiek, om de opgaven
in de regio effectief aan te pakken. Zoals ook in het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid (NPLV), zal nadrukkelijk worden gekeken naar de benodigde coalitie van
ministeries die hiervoor nodig zijn.
Gezien de combinatie van fysiek ruimtelijke en sociaal, maatschappelijke en economische
opgaven, verbinden we een gebiedsgerichte aanpak met het ondersteunen van mensen die
dat in deze specifieke regio’s nodig hebben. We trekken lessen uit de wijkgerichte
aanpakken van het NPLV en de Rijk regio aanpak van Regio Deals. Want alleen door een
integrale benadering kan er duurzaam worden gewerkt aan regionale ontwikkeling en
de kwaliteit van wonen, werken en leven in deze regio’s. Hierin is ook overlap met
de contourennota Ruimte, waarin ik een basis leg voor de grote opgaven in het ruimtelijke
domein en met ruimtelijke impact. Met oog voor de balans tussen de lusten en de lasten.
Met deze dialoogrondes geef ik ook uitwerking aan de toezegging in mijn brief van
20 mei 2022 om in gesprek te gaan met specifieke regio’s aan de grens over een ontwikkelstrategie.
Ondersteunend aan de dialoogrondes zetten we in op het inzichtelijk krijgen welke
voorzieningen het meest van invloed zijn op de brede welvaart in een specifieke regio.
In samenwerking met betrokken partijen en gemeentelijke netwerken wordt een digitale
tool ontwikkeld om het eigen voorzieningenaanbod in kaart te brengen. Deze tool ondersteunt
regio’s bij het inzichtelijk maken van de behoefte aan voorzieningen nu, straks en
later. Dit biedt ook inzicht in wat er (extra) nodig is en wie hier een rol en taak
in heeft. Deze inzichten worden meegenomen als bouwsteen voor de langjarige toekomstagenda.
Spoor 2. Passend rijksbeleid voor grensregio’s
Vanuit de intermediaire rol van het programma Regio’s aan de grens is er betrokkenheid
bij de aanpak van regionale opgaven, bijvoorbeeld door gebiedsgerichte projecten.
Daarnaast maakt het programma zich ook sterk voor regiospecifiek beleid binnen de
generieke kaders. Door warme contacten met de grensregio’s kunnen regionale signalen
in een vroegtijdig stadium worden besproken met de vakdepartementen. Maar ook de formele
toevoeging van de kwaliteitseis grenseffecten aan het Beleidskompas, in 2021, maakt
dat er bij departementen steeds vaker in een vroeg stadium van de beleidsontwikkeling
aandacht is voor mogelijke negatieve effecten voor regio’s die aan de grenzen liggen.
Als negatieve effecten niet te voorkomen zijn, zal aandacht moeten worden besteed
aan de vraag op welke wijze deze negatieve effecten van generiek beleid kunnen worden
geminimaliseerd, bijvoorbeeld door het bieden van experimenteerruimte in wet- en regelgeving
of door het ontwikkelen van flankerend beleid. Daarmee is er ook in rijksbeleid steeds
meer aandacht voor heel Nederland en wordt ook het draagvlak voor rijksbeleid vergroot.
Ik zie het als mijn taak om de kennis en bewustwording van mogelijke grenseffecten
te bevorderen bij andere departementen. Daarom is afgelopen jaar vanuit het Programma
Regio’s aan de grens een meerjarig monitoringstraject gestart. In dit monitoringstraject
zet ik in op een halfjaarlijkse screening van internetconsultaties, waardoor inzichtelijk
wordt gemaakt in hoeverre grenseffecten interdepartementaal zijn getoetst bij het
maken, of wijzigen, van nieuwe wet- en regelgeving. In de jaarlijkse voortgangsrapportage
(in Q1 van 2024) worden de resultaten van de uitvoering van de grenseffectentoets
getoond. Op deze manier wordt in kaart gebracht waar voortaan bij het maken of wijzigen
van beleid, wet- en regelgeving vroegtijdig op grenseffecten geanticipeerd kan worden.
Vanuit het kabinet zal ik collega-bewindspersonen daar waar nodig vragen concrete
opgaven en knelpunten op te pakken of juist kansen voor de regio’s aan de grens te
benutten en mee te nemen in de totale belangenafweging. Hierbij gaat het bijvoorbeeld
om het versterken van leefbaarheid en voorzieningen, economie en vestigingsklimaat,
landschap en natuur, (grensoverschrijdende) veiligheid, arbeidsmarkt, onderwijs, wonen,
mobiliteit en energie. Daarbovenop werkt het kabinet aan versterking van de (Europese)
interne markt door het wegnemen van belemmeringen en door het verbeteren van de toepassing
van huidige interne-marktregels. Dit vraagt sterke bestuurlijke en ambtelijke interdepartementale
afstemming en samenwerking.
Breder dan alleen de grenseffecten is dit jaar ook de uitvoeringstoets decentrale
overheden (UDO) toegevoegd aan het Beleidskompas. Deze toets, waarin ook de grenseffecten
moeten worden betrokken, heeft ten doel om vooraf te toetsen of nieuwe beleidsplannen
en wetsvoorstellen uitvoerbaar zijn door decentrale overheden. Beleidsplannen kunnen
namelijk centraal goed zijn, maar moeten ook decentraal uitvoerbaar zijn. Het doel
van de UDO is om ervoor te zorgen dat elk ministerie deze stappen tijdig, zorgvuldig
en samen met relevante medeoverheden doorloopt.
Vooruitblik
Het komende jaar voorzie ik binnen dit spoor een aantal prioriteiten, waaronder de
bewustwording en kennisdeling over de grenseffectentoets met onze buurlanden en op
Europees niveau. Vanuit Vlaanderen, Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen is interesse
getoond voor de wijze waarop wij in ons rijksbeleid toetsen op grensbelemmeringen.
Dit geeft momentum om hen ook te bewegen hier expliciet aandacht voor te hebben in
het eigen beleid in relatie tot de grens. Door hier vanuit beide landen scherp op
toe te zien bevorderen we de leefbaarheid en kansen voor de inwoners in de grensregio’s.
Ook de inzet van de Europese Unie en de Benelux bij het maken van innovatieve instrumenten
voor de verbetering van het uitpakken van nationale wetgeving in de grensregio’s is
belangrijk, omdat grenseffecten ontstaan door flankerend beleid aan beide kanten van
de grens. Het komend jaar wordt gebruikt om de (internationale) gesprekken hierover
actief op te pakken. Hiervoor zal de al aanwezige governance met de buurlanden, zoals
hieronder in spoor drie, worden gebruikt.
Herijking van de beleids- en investeringslogica van het Rijk
Ook in het kader van het vervolgprogramma Elke regio telt! is passend rijksbeleid
voor onder andere de regio’s aan de grens een belangrijke prioriteit. Een belangrijk
onderdeel van dit programma staat in het teken van de beleids- en investeringslogica
van het rijk en hoe hierin meer aandacht kan zijn voor regionale verschillen in den
brede, waarbij brede welvaart als uitgangspunt wordt genomen en maatschappelijke impact
als belangrijk afwegingsprincipe wordt meegenomen. Het kabinet heeft in de eerste
reactie op het rapport «Elke regio telt» toegezegd om samen met betrokken partijen
te onderzoeken in hoeverre de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO), waarin
ook de grenseffecten worden meegenomen, al afdoende is om aan te sluiten bij de door
de raden voorgestelde regiotoets. De UDO is maatwerk. Het belangrijkste element is
dat alle belanghebbenden zo vroeg mogelijk aan tafel zitten bij de voorbereiding van
nieuw beleid. Zo kunnen alle relevante vragen en aspecten meegewogen worden bij de
vormgeving. In het kader van «Elke regio telt» zal ik bezien in hoeverre de nu al
opgenomen vragen voldoen, of dat er nog standaard vragen moeten worden toegevoegd.
Daarnaast zal de wet Bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek worden verbreed
en aangepast om zo ook beter aan te sluiten op de specifieke stapeling van opgaven
op dit terrein in de regio’s aan de grens. De gewenste aanpassingen en aanvullingen
zullen ook in dialoog met deze regio’s worden geïnventariseerd.
Afsluitend zet ik in op een 360-graden beeld van de brede welvaart van grensregio’s.
Hiervoor is het noodzakelijk om grensoverschrijdend data te verzamelen, omdat vaak
een deel van het leven van inwoners zich ook over de grens afspeelt. Samen met het
CBS en andere departementen wordt in een meerjarig traject toegewerkt naar de structurele
verzameling en beschikbaarheid van grensstatistieken, startend bij de onderwerpen
mobiliteit en voorzieningen, onderwijs en arbeidsmarkt en economie en demografie.
De toegankelijkheid en beschikbaarheid van vergelijkbare grensdata is ondersteunend
aan de beleidsontwikkeling op nationaal en regionaal niveau doordat een grensoverschrijdend
beeld inzichtelijk wordt gemaakt. Er wordt hiermee ook ingezet op de toekomstige inbedding
van grensoverschrijdende data in de regionale monitor brede welvaart zodat een beter
beeld kan worden gegeven van de specifieke opgaven en kansen in deze regio’s.
Spoor 3: Het bevorderen van de samenwerking met Vlaanderen, Nedersaksen en Noord-Rijn
Westfalen
Het programma richt zich op een sterke verbinding tussen het Rijk en de overheden
in de grensregio’s en de partners in de buurlanden Vlaanderen, Wallonië, Noordrijn
Westfalen en Nedersaksen. Om de regio’s aan de grens te versterken en de kracht van
deze regio’s optimaal te benutten is het van belang om bestaande grensbelemmeringen
aan te pakken én kansen die samenwerking biedt te verzilveren. Dit vereist een goede
bilaterale aanpak van grensoverschrijdende vraagstukken zoals op het gebied van de
arbeidsmarkt, zorg, onderwijs, mobiliteit en veiligheid. Dit zijn vraagstukken die
bijna bij elke grensregio aan de orde zijn en waar de vakdepartementen, in zowel Nederland
als de buurlanden, nadrukkelijk aan zet zijn. Ik zet mij er voor in om de bestuurlijke
samenwerking tussen het Rijk en de regio en de overheden in de buurlanden te versterken
waar dat nodig is en een coördinerende rol te vervullen richting de departementen.
Dat gebeurt niet alleen door het helpen agenderen van regionale opgaven, maar ook
nadrukkelijk door inzet van kennis van departementen en instellingen en soms is de
inzet ook nodig om deuren aan de andere kant van de grens te openen en open te houden.
Een belangrijke randvoorwaarde om te komen tot goede bilaterale afspraken is een sterke
bilaterale governance. Sinds 2018 worden daarvoor drie Commissarissen van de Koning
ingezet om de samenwerking met de buurlanden te bevorderen en aan te sturen. Ze hebben
veelal ook goede bestuurlijke contacten met hun tegenhangers in de buurlanden.
Tussen Nederland en Nedersaksen zijn op basis van de Samenwerkingsagenda verdergaande
afspraken gemaakt en zijn er aan Nederlandse zijde themagroepen gevormd rond de thema’s
energie, arbeidsmarkt en onderwijs, e-ticketing en circulaire economie waarin onder
meer het Rijk, provincies en gemeenten vertegenwoordigd zijn. Daarnaast maken ook
belanghebbenden vanuit de kennisinstellingen en het bedrijfsleven deel van deze groep.
Komend jaar zal in het teken staan van het uitbreiden van de samenwerking met partijen
in Nedersaksen op deze vier thema’s om tot concrete projecten en gezamenlijke resultaten
te komen.
In samenwerking met Noordrijn-Westfalen heeft er een doorontwikkeling plaatsgevonden
van de Grenslandagenda. De uitvoeringskracht is vergroot door een helder geformuleerde
visie, met scherpe doelen en een overzicht van de lopende verkenningen van mogelijke
nieuwe onderwerpen om samen op te pakken. Voor mogelijke speerpunten van de nog te
publiceren agenda in nieuwe vorm valt te denken aan onder meer het verbeteren van
de grensoverschrijdende ambulancezorg en het onderzoeken van de mogelijkheden tot
het oprichten van een expertnetwerk voor grensoverschrijdende rampenbestrijding. De
definitieve doorontwikkelde Grenslandagenda Nederland – Noordrijn-Westfalen 2023–2024
zal op 6 december 2023 op de Grenslandconferentie in Nijmegen worden vastgesteld.
Het afgelopen jaar is onder meer gewerkt aan het oprichten van een Servicepunt Grensoverschrijdende
Arbeidsbemiddeling in Kleve; de organisatie van EURIEC voorlichtingsevenementen over
ondermijning; en de installatie van OV-chippalen net over de grens die de mobiliteit
bevorderen.
De bestuurlijke organisatie van de grensoverschrijdende samenwerking tussen Nederland
en Vlaanderen is onder behulp van de aanbevelingen van de bestuurlijke werkgroep grensbelemmeringen
(de werkgroep Donner-Berx) de afgelopen periode versterkt2. Een deel van de aanbevelingen worden nu geïmplementeerd.
Vanwege het grensoverschrijdend karakter is er ook actieve betrokkenheid bij het NOVEX-gebied
North Sea Port District. In dit gebied komen zoveel (ruimtelijke) transitieopgaven
samen dat Rijk en regio gezamenlijk een ontwikkelperspectief opstellen dat een duurzaam
ruimtelijk beeld geeft op de potentiële en gewenste toekomst in deze regio. De Regio
Deal die met dit gebied wordt gesloten is een goed voorbeeld van een complementaire
gebiedsgerichte inzet waarbij sociaal, economisch en ruimtelijk perspectief bij elkaar
komen.
Motie van de leden Bikker en Inge Van Dijk
Eerder in deze brief refereerde ik reeds naar de motie van de leden Bikker en Inge
Van Dijk naar aanleiding van de bestuurlijke werkgroep Donner-Berx. Hierin wordt de
regering verzocht samen met de grensprovincies (Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel,
Gelderland en Limburg) en de deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen tot een
gelijksoortig initiatief te komen met als doel knelpunten en oplossingsrichtingen
te formuleren, specifiek voor wet- en regelgeving in grensregio’s. Hieronder bericht
ik uw Kamer hoe uitvoering is gegeven aan de motie.
Het Ministerie van BZK heeft samen met de partners aan de Nederlandse kant van de
grensregio de opzet en aanbevelingen c.q. adviezen van de bestuurlijke werkgroep Donner-Berx
besproken. Daarbij zijn ook de kabinetsreacties op de aanbevelingen meegenomen3. De Nederlandse provincies die grensoverschrijdend met BZK samenwerken met de Duitse
deelstaten Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen zijn positief over de, bottom-up tot
stand gekomen, bestuurlijke werkgroep Donner-Berx en de aanpak. Met name ook de gezamenlijke
opzet en uitvoering van Rijk, regio en buurland in de samenwerking met Vlaanderen
spreekt hen aan, omdat ook de grensoverschrijdende samenwerking met de Duitse deelstaten
een dergelijk multi-level karakter kent.
De bestuurlijke werkgroep Donner-Berx is echter volledig opgericht en toegerust vanuit
de Vlaams-Nederlandse context. Die is daardoor niet zonder meer toepasbaar op de aanpak
van de grensbelemmeringen met de Duitse deelstaten. Daar komt bij dat Nederland met
Nedersaksen en met Noordrijn-Westfalen al verregaande bestuurlijke afspraken en agendavorming
voor kansen en belemmeringen in de grensoverschrijdende samenwerking heeft. De bestaande
agenda’s met de buurlanden, zoals de Grenslandagenda Nederland-Noordrijn-Westfalen
en de Samenwerkingsagenda tussen Noordoost-Nederland en Nedersaksen bieden, ook volgens
de grensprovincies zelf, voldoende mogelijkheden om tot oplossingsrichtingen te komen
voor de Nederlands-Duitse grensregio. Het agenderen van knelpunten (en kansen), waar
mogelijk voorzien van oplossingsrichtingen vindt onder andere binnen deze bestuurlijke
organisatie plaats en rechtstreeks via contact met de vakdepartementen. Naar aanleiding
van deze inventarisatie en de reactie van de grensprovincies, wordt op dit moment
geen noodzaak gezien om tot een soortgelijk initiatief te komen. Het Ministerie van
BZK zal wel, vanuit de ervaringen en ontwikkeling met de Vlaamse partners, de grensregio’s
met Duitsland en indien dat wenselijk is, ook de Duitse partners, periodiek informeren.
Vooruitblik
Ik blijf mij het komend jaar inzetten voor de intensivering van de governance met
de buurlanden, omdat dit de basis vormt om samen vraagstukken te agenderen en afspraken
te maken met alle partners in de grensoverschrijdende samenwerking. Overkoepelend
zie ik een aantal belangrijke thema’s waarop ik komend jaar, in samenwerking met de
departementen, medeoverheden en buurlanden stappen wil zetten. Daaronder valt het
verbeteren van de grensoverschrijdende zorg en oplossingsgerichte maatregelen in de
grensregio’s. Door de patiëntengegevensuitwisseling te verbeteren, het sterker faciliteren
van het (Europese) recht op zorg over de grens, de uitwisseling van zorg over de grens
en het leren van de meest effectieve oplossingen voor de inzet van grensoverschrijdende
ambulancezorg. Om de aandacht hiervoor te vergroten werken Rijk, provincies, gemeenten
en de buurlanden het komend jaar nauw samen.
Grenzeloze samenwerking zorgt voor leefbare en aantrekkelijke steden en dorpen, voor
meer veiligheid en voor bloeiende bedrijven, en niet in de laatste plaats voor banen.
Door meer grensontkennend naar deze regio’s te kijken beseffen we dat de grensregio’s
niet in een uithoek van ons land liggen, maar in het hart van Europa. Het rapport
«Elke regio telt» roept op te werken aan de kwaliteit van wonen, werken en leven en
voorzieningen. Daar kan het ontsluiten van de arbeidsmarkt aan de andere kant van
de grens en toegang tot voorzieningen een rol in spelen. Daarom zal in de komende
dialoogrondes in het kader van «Elke regio telt» in de grensregio’s dit aspect expliciet
worden meegenomen.
Na een eerste kennisuitwisseling met partners aan Nederlandse en Nedersaksische zijde
over natuurbehoud in de grensregio hecht ik het komend jaar belang aan de intermediaire
rol van BZK bij de verdere uitwerking van een gezamenlijke strategie in de Nederland-Nedersaksische
grensregio. Alsmede de gezamenlijke opgave omtrent natuurbehoud voor de grensregio
met Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen.
Ter bevordering van de brede welvaart in de gehele Nederlandse grensregio wil ik mij
komend jaar inzetten voor de kruisbestuiving en uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden
bij de grensoverschrijdende samenwerking. Bijvoorbeeld op het gebied van mobiliteit
en het thema E-ticketing, dat al is ingezet in de Nederlandse grensregio met Noordrijn-Westfalen
en interessant is voor de Nederlandse grensregio met Nedersaksen.
Spoor 4: Het stimuleren van kennis en innovatie
Het kennis- en innovatiespoor richt zich op het ontwikkelen van kennis voor en over
de regio’s aan de grens. Het programma voorziet de medeoverheden in de grensregio’s
van informatie en kennis waar zij minder zicht op hebben en die kan bijdragen aan
het oppakken van hun regionale opgaven en verzilveren van kansen. Daarmee is het programma
een vanzelfsprekend aanspreekpunt geworden vanuit het Rijk voor de grensregio’s. In
mijn brief van 2022 over de inzet op de regio’s aan de grens heb ik aangegeven dat
ik nog nader bij u terug zou komen met een uitwerking van het kennis- en innovatiespoor.
In de afgelopen periode hebben zich diverse ontwikkelingen voorgedaan, waarover ik
hier een en ander uiteenzet.
Kennisuitwisseling tussen regio’s
In april 2023 is heeft het Programma Regio’s aan de grens in samenwerking met de Ministeries
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport een kennistraject
opgestart over de onderwerpen energiearmoede en gezondheidsachterstanden. Gedurende
een periode van twee jaar worden diverse fysieke en digitale bijeenkomsten georganiseerd
voor beleidsmedewerkers van provincies en gemeenten aan de grens. Dit alles gebeurt
in samenwerking tussen rijk en regio’s en in de verschillende regio’s aan de grens.
Op dit moment hebben één fysieke en één digitale bijeenkomst plaatsgevonden, maar
het is duidelijk dat de interesse en het netwerk groeien bij elke bijeenkomst. Ik
zie dit als signaal dat de ministeries relevante onderwerpen hebben gesignaleerd en
er een brede behoefte is aan kennisdeling tussen regio’s onderling en tussen Rijk
en regio. In de aankomende anderhalf jaar zullen nog verschillende fysieke en digitale
bijeenkomsten worden georganiseerd, waarbij het de bedoeling is in de verschillende
grensregio’s neer te strijken om informatie te brengen vanuit het Rijk maar bovenal
ook informatie op te halen vanuit de regio’s. Wanneer hier behoefte aan is, zal de
kennisuitwisseling worden uitgebreid met andere thema’s die vallen binnen het spectrum
van bestaanszekerheid.
Town Deal
In mei van dit jaar de Town Deal gelanceerd, waarin samenwerking, innovatie en kennisuitwisseling
tussen middelgrote en/of kleinere gemeenten wordt gestimuleerd. De eerste Town Deal
(«Sterke Streken») is geland in vijf gemeenten aan de grens en is een coproductie
van de programma’s Agenda Stad en Regio’s aan de grens. De vijf gemeenten hebben allen
een eigen focus, waarmee partijen gedurende een jaar aan de slag zijn. Op dit moment
zijn er nog geen tussentijdse resultaten te vermelden, maar na één jaar worden de
resultaten geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie zal blijken in welke vorm en met
welke onderwerpen dit instrument zal worden gecontinueerd.
Brede welvaart in beleid
We zijn op een punt aanbeland dat iedereen het met elkaar eens is dat enkel het meten
van materiële welvaart onvoldoende is: effectief beleid stuurt niet alleen op economische
aspecten, maar houdt ook rekening met sociale en ecologische factoren. Maar hoe pas
je dit toe in de beleidspraktijk? In oktober 2022 is het Nationaal Netwerk Brede Welvaart
opgericht, waarbij het programma Regio’s aan de grens is aangesloten. Binnen het Nationaal
Netwerk Brede Welvaart wordt in vijf thematische Communities of Practice (CoP’s) op
casusniveau geleerd hoe je brede welvaart toepast in de beleidspraktijk. Mijn medewerkers
nemen hieraan deel, samen met een verzameling van beleidsmedewerkers van andere ministeries
en gemeenten, experts, praktijkhouders en andere relevante stakeholders. De CoP’s
waarbij Programma Regio’s aan de grens is aangesloten houden zich bezig met (integraal)
gebiedsgericht werken en (ontwikkeling van) een lerende en adaptieve aanpak. In het
aankomende jaar zal dit kennis- en leerprogramma worden voortgezet, waarbij ook de
positie van de regio’s aan de grens door mijn medewerkers blijvend wordt ingebracht.
Vooruitkijken
Naast dat ik mij blijvend zal inzetten voor bovenstaande acties zal er aanvullend
op korte termijn door de Rijksuniversiteit Groningen gestart worden met een onderzoek
naar initiatieven van plattelandsgebieden om in contact te blijven met jongvolwassen
vertrekkers en om ze in een latere levensfase te verleiden om terug te keren. Dit
onderzoek wordt door mijn ministerie ondersteund. Mijn medewerkers onderhouden nauw
contact met de onderzoekers over (de reikwijdte van) dit onderzoek. Daarnaast zijn
mijn medewerkers in gesprek met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over het opstarten van een onderzoek naar de beweegredenen van grenspendelaars, om
meer inzicht te verkrijgen in deze doelgroep. In het najaar worden hier naar verwachting
de eerste stappen in gezet.
Het is daarnaast belangrijk dat er informatie wordt uitgewisseld tussen de verschillende
ministeries en de regio’s aan de grens. Daarom zal in het najaar in kaart worden gebracht
welke onderwerpen geschikt zijn voor het organiseren van op deze regio’s toegespitste
bijeenkomsten. Hierbij wordt onder andere gedacht aan wijkgerichte aanpakken zoals
in het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid en de mogelijkheden van het
programma Zicht op Ondermijning. Daarnaast zal actief worden opgehaald bij de verschillende
regio’s welke informatiebehoefte er leeft, om daarop in te spelen bij de uitwisseling
van kennis en instrumenten. Hierbij zal ook aansluiting worden gezocht bij de thema’s
die worden opgehaald bij de dialoogrondes in relatie tot «Elke regio telt!».
Afsluitend
De afgelopen tijd is er vanuit het programma Regio’s aan de grens vol energie gewerkt
aan de uitdagingen in grensregio’s, vanuit hun belangrijke verbindende positie. Ik
begon deze brief met de notie dat samenwerking het sleutelwoord is voor de aanpak
van maatschappelijke opgaven. Door de handen ineen te slaan met mensen uit de regio’s
en met maatschappelijke partners; met bedrijven, kennisinstellingen en medeoverheden.
Door gebruik te maken van elkaars kwaliteiten en van elkaar te leren. Door voortdurend
op zoek te gaan naar wat ons bindt en te respecteren waarin we verschillen. Dat is
precies wat we vanuit het programma Regio’s aan de grens nastreven, en wat nog nadrukkelijker
een prioriteit wordt in het kader van «Elke regio telt!».
Concluderend hebben we het afgelopen jaar gewerkt aan de economische, sociale en maatschappelijke
uitdagingen door middel van:
• De samenwerking in zes Regio Deals in grensregio’s en de Town Deal waarmee ook in
kleine en middelgrote gemeenten samenwerking wordt gestimuleerd.
• De extra middelen voor gemeenten in de grensregio voor de herstructurering en verduurzaming
van de bestaande woningvoorraad.
• De doorontwikkeling van de grenslandagenda tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen,
om zo nog effectiever grensbelemmeringen op te lossen en kansen te verzilveren.
• De start van een meerjarig project met het CBS voor het verzamelen en beschikbaar
maken van grensstatistieken, om ook de kansen aan de andere kant van de grens in kaart
te brengen.
Zo zijn er concrete stappen gezet op het stimuleren van interbestuurlijke en regionale
samenwerking, leefbaarheid en sterke leefbare regio’s.
De komende periode gaan we verder aan de slag. Van regionale samenwerking tot internationale
kennisuitwisseling, we zullen ons blijven inzetten voor sterke regio’s. «Elke regio
telt!» laat zien waar nog extra stappen gezet kunnen worden en waar ambities moeten
worden vergroot. De opgave voor komend jaar is daarom om een basis te leggen voor
beter toegespitste gebiedsgerichte inzet. De behoefte aan langjarige en structurele
betrokkenheid wordt als leidend principe genomen bij de totstandkoming van het voorstel
voor een langjarige programmatische aanpak in het kader van «Elke regio Telt!, ter
versterking van onder andere de regio’s aan de grens die te maken hebben met een stapeling
van complexe en hardnekkige achterstanden. Zo voorzie ik dat het programma regio’s
aan grens uiteindelijk opgaat in deze programmatische aanpak.
Op basis van mijn ervaringen in de afgelopen jaren, maar ook de verschillende onderzoeken
die recentelijk zijn gedaan, kom ik afsluitend tot in elk geval twee cruciale aandachtspunten
voor de komende tijd:
• Zoals de raden in het advies «Elke regio telt!» ook constateren, ontbreekt het aan
langjarige en structurele inzet van het Rijk voor de regio’s aan de grens waar de
kwaliteit van wonen, werken en leven sterk onder druk staat. Het meer duurzaam aanpakken
van de complexe, vaak intergenerationele, opgaven in die specifieke regio’s vraagt
om een gezamenlijke aanpak met betrokken partijen, waaronder de Rijksoverheid, gemeenten,
provincies, bedrijfsleven, maatschappelijke partners en kennisinstellingen. Dit vraagt
om integrale, toekomstgerichte, strategieën voor de gebieden die uit balans zijn.
• Daarnaast moet de Rijksoverheid bij beleidskeuzes brede welvaart, maatschappelijke
impact en regionale verschillen meenemen als afwegingsprincipes zodat beleid niet
onbedoeld negatief uitpakt op bepaalde plekken in Nederland, waaronder de regio’s
aan de grens. Bijvoorbeeld als het gaat om de toebedeling van voorzieningen. Hierop
moet een stevige inspanning geleverd worden zodat dunner bevolkte gebieden met grote
afstanden meer gewicht krijgen in die toebedeling.
Zonder deze structurele en langjarige inzet voor de regio’s aan de randen van het
land lopen we als Nederland het risico om een grotere disbalans te creëren tussen
mensen in verschillende regio’s in Nederland. In januari kom ik nog, in het kader
van «Elke regio telt!» met een brief over de contouren van een langjarige programmatische
aanpak om juist hier uitwerking aan te geven.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties