Brief regering : Verslag Eurogroep en Ecofinraad 7 en 8 december 2023
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1995
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2023
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 december 2023.
Uw Kamer ontving reeds een separaat verslag op 12 december jl. over de stand van zaken
ten aanzien van de herziening van het Europees begrotingsraamwerk.
Als bijlage bij het verslag vindt u een non-paper over de Oekraïne-faciliteit. Het
betreft een gezamenlijk non-paper van Nederland met negen andere landen en is verspreid
op vrijdag 8 december jl. De inhoud van het non-paper is bestaand kabinetsbeleid over
de steun aan Oekraïne.
In het verslag ga ik ook in op een drietal andere zaken. Ten eerste informeer ik u
over een akkoord over de herziening van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen
(AIFMD) en de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten (UCITS).
Ten tweede informeer ik u over een mogelijk besluit van de Europese Commissie inzake
de inzet van de Common Provisions Regulation tegen Hongarije. Tot slot ga ik in het op akkoord bereikt over de aanpassing van
de verordening en richtlijn kapitaalvereisten om de internationale finale Bazel 3
standaarden in het toezichtraamwerk voor banken in de EU te implementeren.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Verslag Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 december 2023
Eurogroep regulier
Beoordeling ontwerpbegrotingen en de budgettaire situatie en vooruitzichten van de
Eurozone als geheel
De Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over de ontwerpbegrotingen voor 2024 die
de eurolanden medio oktober hebben ingediend bij de Europese Commissie (de Commissie)
en de opinie van de Commissie over deze ontwerpbegrotingen, die op 21 november jl.
is gepubliceerd.1
De gedachtewisseling werd geopend door de Commissie die een toelichting gaf op hun
publicatie. Zo wees de Commissie er op dat de overheidstekorten dit jaar licht zijn
gedaald ten opzichte van vorig jaar. De verwachting is dat het gemiddelde begrotingstekort
in de eurozone daalt van 3,6% in 2022 naar 3,2% in 2023. Deze lichte daling zet in
2024 door, met een verwacht begrotingstekort van 2,8%. Zeven lidstaten hebben een
ontwerpbegroting ingediend waarbij het tekort boven de 3% zal uitkomen, te weten België,
Frankrijk, Italië, Malta, Slovenië, Slowakije en Finland. De Commissie raamt dat ook
Spanje en Letland in 2024 een tekort boven de 3% zullen hebben. Ook is de verwachting
dat de overheidsschuld in de eurozone in 2024 ongeveer 90% van het bbp bedraagt. Met
betrekking tot de begrotingsaanbevelingen werd uitgelicht dat van zeven lidstaten
wordt verwacht dat zij aan de begrotingsaanbevelingen te voldoen, terwijl negen lidstaten
niet volledig in overeenstemming zijn en vier het risico lopen niet in overeenstemming
te zijn. De lidstaten die voldoen zijn: Cyprus, Estland, Griekenland, Ierland, Litouwen,
Spanje en Slovenië. Lidstaten die niet volledig in lijn zijn met de aanbevelingen
zijn: Duitsland, Italië, Letland, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal
en Slowakije. België, Finland, Frankrijk en Kroatië lopen het risico niet in overeenstemming
te zijn.
Na de presentatie door de Commissie gaven enkele lidstaten een toelichting op de specifieke
situatie in hun land, waaronder Nederland. Nederland verwelkomde de kwantitatieve
analyses van de Commissie. Vervolgens gaf Nederland aan dat de uitgaven in 2023 lager
zijn uitgevallen dan geraamd ten tijde van de voorstellen voor de landspecifieke aanbevelingen
die de Commissie in het voorjaar van 2023 deed. Daardoor valt de groei van deze uitgaven
van 2023 naar 2024 hoger uit dan destijds verwacht. Door dit basiseffect overschrijdt
Nederland de maximale groei in netto uitgaven in 2024. Als de uitgaven in 2023 echter
zo hoog hadden gelegen als voorzien in het voorjaar van 2023 dan zou de uitgavengroei
van 2023 naar 2024 binnen het aanbevolen maximum zijn gebleven. Voor een aantal andere
landen geldt het omgekeerde. Door hoger dan geraamde uitgaven dit jaar, ligt de uitgavengroei
in 2024 onder het maximum opgenomen in de landspecifieke aanbevelingen. Nederland
bracht in dat dit het belang en de waarde aantoont van het gebruik van een meer middellangetermijnaanpak
in de toekomst. Tot slot gaf Nederland aan de Commissie te steunen in het voornemen
om in de lente van 2024 buitensporigtekortprocedures te openen.
Na afloop van de gedachtewisseling bracht de Eurogroep een verklaring uit over de
ontwerpbegrotingen van 2024.2
Presentatie van de Europese Commissie van de ontwerpaanbevelingen voor de eurozone
De Commissie heeft in de Eurogroep haar voorstel voor de Raadsaanbeveling betreffende
het economisch beleid in de eurozone gepresenteerd. De ontwerpaanbevelingen voor de
eurozone (hierna: eurozone-aanbevelingen) zijn op 21 november jl. gepubliceerd als
onderdeel van het herfstpakket.3 Een toelichting op de aanbevelingen kunt u vinden in de geannoteerde agenda voor
de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 december.4 Het parlement zal december 2023 een Kamerbrief ontvangen met een kabinetsappreciatie
van het herfstpakket. In de brief wordt als onderdeel van het herfstpakket ook stilgestaan
bij de ontwerpaanbevelingen voor de eurozone.
Nederland gaf bij deze bespreking aan zich in grote lijnen in de ontwerpaanbevelingen
te kunnen vinden. Vervolgens bracht Nederland in dat bij de eerste aanbeveling van
de Commissie over de coördinatie van het begrotingsbeleid Nederland het niet wenselijk
acht inflatieverschillen tussen lidstaten als indicator te gebruiken om het begrotingsbeleid
op te sturen. Om deze inflatieverschillen te dempen dienen lidstaten structurele hervormingen
door te voeren om daarmee de mogelijke impact op de concurrentiepositie te adresseren.
Met betrekking tot de vijfde aanbeveling van de Commissie over monitoring van de financiële
risico’s en de bankenunie gaf Nederland aan naast een verwijzing naar het Europees
depositogarantiestelsel (EDIS) ook graag een verwijzing naar de aanpak van de risico's
van staatsobligaties op bankbalansen (RTSE) te willen opnemen.
Naar verwachting zullen de (eventueel nog aangepaste) aanbevelingen nogmaals worden
besproken in de Eurogroep en Ecofinraad van respectievelijk 15 en 16 januari 2024.
Vervolgens zullen de aanbevelingen worden doorgeleid naar de vergadering van de Raad
van de Europese Unie op 21 en 22 maart 2024 ter bekrachtiging, waarna de Raad de aanbevelingen
formeel aanneemt.
Stand van zaken werking Europees Wisselkoersmechanisme
De Eurogroep sprak over het Europees Wisselkoersmechanisme (ERM II). Specifiek was
er aandacht voor de stand van zaken ten aanzien van de toetreding van Bulgarije tot
de eurozone. Bulgarije streeft ernaar om per januari 2025 de euro in te voeren en
moet voor die tijd aan de toetredingseisen voldoen. De Commissie gaf aan dat Bulgarije
op dit moment voldoet aan twee van de vier formele criteria voor toetreding tot de
eurozone. De Ministers van Financiën van Bulgarije en Denemarken waren uitgenodigd
bij de Eurogroep voor deze bespreking.
Overig – Nieuwe Minister van Financiën van Luxemburg
De nieuwe Minister van Financiën van Luxemburg, Gilles Roth, heeft de beleidsprioriteiten
van de nieuwe regering in Luxemburg gepresenteerd. Dit gebeurt standaard in de Eurogroep
bij het aantreden van nieuwe regeringen.
Overig – Stand van zaken ratificatie Verdrag inzake het Europees Stabiliteitsmechanisme
De Eurogroep heeft de balans opgemaakt van de ratificatie van het Verdrag inzake het
Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Tot op heden hebben negentien ESM-lidstaten
het verdrag geratificeerd. Alleen Italië moet het verdrag nog ratificeren. Mogelijk
zal het Italiaanse parlement in december 2023 opnieuw de ratificatie van de herziening
van het ESM-Verdrag bespreken. Het is niet de verwachting dat het Italiaanse parlement
direct na afloop van de bespreking zal instemmen met de ratificatie van het ESM-verdrag.
Bij nieuwe ontwikkelingen rondom de Italiaanse ratificatie van het herziene ESM-verdrag
zal uw Kamer direct worden geïnformeerd.
Eurogroep in inclusief format
De toekomst van de Europese kapitaal- en financiële markten: gedachtewisseling over
de resterende barrières voor de ontwikkeling en integratie van EU kapitaalmarkten
Het laatste agendapunt van de Eurogroep was een gesprek in inclusieve samenstelling
over de ontwikkeling van de kapitaalmarkten. In eerdere vergaderingen van de Eurogroep
hebben verschillende internationale instellingen en de Ministers hun opvattingen hierover
naar voren gebracht en hebben private stakeholders presentaties gegeven over de uitdagingen
op de financieringsmarkt voor bedrijven.
Tijdens deze gedachtewisseling in de Eurogroep werd de balans opgemaakt van voorgaande
besprekingen en bijdrage van externen. Wederom waren hiertoe twee gastsprekers uitgenodigd:
Mathias Cormann, secretaris-generaal van de OESO en Thomas Wieser, voormalig voorzitter
van de Eurogroep Werkgroep en het High-Level Forum on CMU (Capital Markets Union).
In deze presentaties werden diverse elementen van de besprekingen in de Eurogroep
over de kapitaalmarktunie de afgelopen maanden uitgelicht, zoals financiële geletterdheid,
securitisatie, (verplicht) pensioensparen, transparantie, harmonisatie van nationale
wetgeving van lidstaten, toegankelijkheid van de kapitaalmarkten, en aanpak van fragmentatie
in de EU. De heer Wieser voegde hier aan toe dat het behulpzaam zou zijn als jaarlijks
voortgangsrapporten zouden worden gemaakt over ontwikkeling en integratie van de kapitaalmarkten
van de Europese Unie.
De versterking van de kapitaalmarktunie, door verdere verdieping en integratie van
de markten in de EU, staat prominent in het werkprogramma van de Eurogroep voor de
komende maanden. Begin 2024 zullen de verkregen inzichten bij elkaar worden gebracht
en kan worden gediscussieerd over de visie en prioriteiten voor de komende jaren.
Het streven van de Eurogroep-voorzitter is om in maart 2024 een strategische visie
overeen te komen en daarin prioriteiten te identificeren om de kapitaalmarktunie verder
te ontwikkelen, naast de voorstellen volgend uit het tweede actieplan waarover momenteel
onderhandelingen lopen. De strategische visie kan als input dienen voor de (nieuwe)
Commissie.
Ecofinraad
Ecofinraad-ontbijt
Tijdens het Ecofinraad-ontbijt heeft de voorzitter van de Eurogroep een terugkoppeling
gegeven van de besprekingen in de Eurogroep. Tevens heeft de Commissie een update
gegeven over de economische situatie.
Ook kregen de nieuwe Ministers van Financiën van Luxemburg, Gilles Roth, en de nieuwe
Minister van Financiën van Polen, Andrzej Kosztowniak, de gelegenheid voor een toelichting
op de beleidsprioriteiten van de nieuwe regering in respectievelijk Luxemburg en Polen.
Dit gebeurt standaard bij het aantreden van nieuwe regeringen.
Tot slot kwamen de Ministers van de 27 lidstaten overeen dat zij Nadia Calviño willen
voordragen voor benoeming tot president van de Europese Investeringsbank (EIB) per
1 januari 2024. De finale besluitvorming hierover vindt plaats door de Raad van Bewind
en de Raad van Gouverneurs van de EIB.
Herziening Europees begrotingsraamwerk
Het Spaanse voorzitterschap gaf een korte weergave van de uitkomst van de besprekingen
over herziening van het Europees begrotingsraamwerk op donderdag 7 december. Vervolgens
gaven de Commissie en enkele lidstaten een reactie waarin zij de voor hun belangrijke
punten naar voren brachten. Een inhoudelijke beschouwing ontving uw Kamer reeds via
een deelverslag.5
Voortgangsverslag wetgevingspakket nieuwe eigen middelen voor de EU-begroting
Op de agenda stond een voortgangsverslag van het Spaanse voorzitterschap over de besprekingen
in de Raad over het wetgevingspakket nieuwe eigen middelen voor de Europese begroting.6 De Commissie heeft op 20 juni jl. het wetgevingspakket gepubliceerd.7
De Commissie heeft in totaal vier nieuwe eigen middelen voorgesteld, namelijk (1)
op basis van inkomsten uit het EU-emissiehandelsysteem (ETS), (2) op basis van opbrengsten
uit het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM), (3) op basis van de
toerekening van bepaalde bedrijfswinsten aan lidstaten onder Pijler 1 van het Inclusive
Framework (IF) van het OESO/G20-akkoord, dat een herverdeling van winsten en belastingheffingsrechten
tussen landen voorziet, en (4) op basis van een bestaande statistiek uit de nationale
rekeningen voor het bruto exploitatieoverschot van bedrijven (financieel en niet-financieel).
Het gaat hierbij niet om extra geld voor de EU-begroting, maar om een wijziging van
de samenstelling van de inkomsten.
Voor alle nieuwe eigen middelen geldt dat deze moeten worden opgenomen in het Eigenmiddelenbesluit.
Hierover wordt met unanimiteit besloten in de Raad, na raadpleging van het Europees
Parlement. Daarna moeten alle lidstaten het Eigenmiddelenbesluit goedkeuren conform
hun eigen grondwettelijke bepalingen. In Nederland is parlementaire goedkeuring vereist
middels een wetstraject.
Na een korte toelichting op de stand van zaken door het Spaanse voorzitterschap kreeg
de Commissie het woord. Het voornaamste punt van de Commissie was dat vooruitgang
moet worden geboekt met de introductie van nieuwe eigen middelen. Enkele lidstaten
sloten zich aan bij de deze oproep van de Commissie om spoedig progressie te maken.
Tegelijkertijd uitten andere lidstaten zich juist sceptischer. Zij gaven onder andere
aan de voorgestelde nieuwe eigen middelen niet in balans of te complex te vinden.
Ook gaf een enkele lidstaat aan niet overtuigd te zijn van de noodzaak van nieuwe
eigen middelen.
Nederland bracht in dat het huidige systeem van eigen middelen al toereikend is om
aflossingen ten aanzien van leningen uit hoofde van het Next GenerationEU instrument
te kunnen betalen en dat daarom niet snelheid voorop staat, maar kwaliteit. Daarbij
gaf Nederland aan in principe open te staan voor de introductie van nieuwe eigen middelen
op basis van inkomsten uit CBAM en ETS, geen voorstander te zijn van het invoeren
van een eigen middel op basis van de statistiek voor het bruto exploitatieoverschot
van bedrijven, en niet overtuigd te zijn van een eigen middel op basis van Pijler
1. Tot slot gaf Nederland aan het gebruik van de term «real fresh money» in het voortgangsverslag
van het Spaanse voorzitterschap niet correct te vinden. De reden is dat met nieuwe
eigen middelen geen sprake is van nieuw geld, alleen van een andere verdeling van
de afdrachten van de lidstaten. Er komen netto geen nieuw geld of inkomsten bij voor
de Europese Unie als geheel.
Pakket voor de gemeenschappelijke munt
a) Verordening digitale euro
b) Verordening betreffende de draagwijdte en de gevolgen van de hoedanigheid van wettig
betaalmiddel van eurobankbiljetten en – munten
In de Ecofinraad vond een gedachtewisseling plaats aan de hand van een voortgangsrapport
van het Spaanse voorzitterschap over de stand van zaken in de Raadsonderhandelingen
over de Commissievoorstellen uit het pakket voor de gemeenschappelijke munt (Single
Currency Package), te weten twee voorstellen over de digitale euro en een voorstel
over contant geld als wettig betaalmiddel.
Het Spaanse voorzitterschap onderstreepte in haar openingsbijdrage het van groot belang
te vinden dat inwoners van de EU met contant geld kunnen blijven betalen en dat contant
geld ook in de gehele EU beschikbaar moet blijven. Deze boodschap werd herhaald in
de gedachtewisseling die volgde door lidstaten, de Commissie en de Europese Centrale
Bank (ECB). Lidstaten benadrukten dat een digitale euro contant geld niet vervangt.
Enkele lidstaten brachten daarnaast standpunten in die aansluiten bij de Nederlandse
positie op het gebied van een digitale euro, zoals het belang van de bescherming van
privacy en een duidelijke meerwaarde voor consumenten. Ook werd benadrukt dat de ECB
niet kan besluiten tot uitgifte van een digitale euro zonder een akkoord over het
voorgestelde regelgevende raamwerk.
Nederland sloot zich in de gedachtewisseling aan bij de punten die ook door andere
lidstaten werden gemaakt met betrekking tot de privacy en meerwaarde voor consumenten.
Daarnaast gaf Nederland aan dat op verschillende fundamentele punten een verdere discussie
gevoerd dient te worden. Nederland noemde hierbij specifiek twee belangrijke aandachtspunten
voor het vervolg van de onderhandelingen. Ten eerste vroeg Nederland aandacht voor
een proportionele kostenverdeling van de digitale euro tussen consumenten, winkeliers
en betaaldienstverleners. Ten tweede bracht Nederland op de ECB-mandaten kritisch
te bekijken, met name het mandaat voor het vaststellen van de aanhoudingslimieten.
Nederland heeft aangegeven dat een balans gevonden moet worden tussen flexibiliteit
voor de ECB voor het vaststellen van de hoogte van de aanhoudingslimieten en het waarborgen
van de noodzakelijke democratische basis. De ECB zou de rol van de digitale euro in
het financieel stelsel niet fundamenteel moeten kunnen veranderen.
Lopende wetgevingsvoorstellen over financiële diensten
Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd
over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.8
Economische en financiële impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne
De Ecofinraad besprak de economische en financiële impact van de Russische agressie
tegen Oekraïne en de Europese steunmaatregelen aan Oekraïne. De Russische invasie
heeft in Oekraïne onder andere aanzienlijke financiële noden gecreëerd. De Commissie
gaf inzicht in die financiële noden van Oekraïne voor 2024 en verder. Daarbij werd
nadruk gelegd op het belang van samenwerking met internationale partners en organisaties
voor steun aan Oekraïne, inclusief een eerlijke lastenverdeling tussen de verschillende
internationale partners. Ook gaf de Commissie op hoofdlijnen een toelichting over
de implementatie en uitvoering van de diverse sanctiepakketten.
Voorafgaand aan de bespreking werd door Nederland en Zweden een non-paper verspreid
over de Oekraïne-faciliteit. Het betreft een gezamenlijk non-paper van België, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Ierland, Litouwen, Tsjechië, Zweden en Nederland. Het
doel van dit non-paper is om aan de Europese Raad een duidelijk signaal af te geven
dat steun aan Oekraïne voortgezet moet worden. Deze boodschap is in lijn met het staand
kabinetsbeleid ten aanzien van steun aan Oekraïne. Het non-paper is als bijlage toegevoegd.
Veel lidstaten gaven tijdens de gedachtewisseling in de Ecofinraad aan de boodschap
van het non-paper te onderschrijven. Men vindt het van belang om Oekraïne te blijven
steunen, daartoe als EU gezamenlijk op te trekken en op die manier een krachtig signaal
af te geven richting Oekraïne en de rest van de internationale gemeenschap.
Ook was er in de bijdrages van lidstaten veel aandacht voor de benutting van opbrengsten
uit geïmmobiliseerde Russische centrale banktegoeden voor de wederopbouw van Oekraïne.
De Commissie gaf aan een voorstel daartoe op korte termijn te publiceren.
Economisch herstel in Europa: thematische discussie over de herstel- en veerkrachtfaciliteit
en aanpassing van het uitvoeringsbesluit ter goedkeuring van de Herstel- en Veerkrachtplannen
van België, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Finland, Griekenland, Hongarije, Ierland,
Italië, Kroatië, Letland, Roemenië en Polen.
De Ecofinraad heeft een aanpassing van het uitvoeringsbesluit ter goedkeuring van
het herstel- en veerkrachtplan (HVP) van België, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Finland,
Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Polen en Roemenië aangenomen.9
De Commissie gaf een korte toelichting op de gewijzigde HVP’s. Vervolgens kregen de
genoemde lidstaten de kans om aanvullend nog enkele aspecten van hun gewijzigd HVP
onder de aandacht te brengen. Een inhoudelijke toelichting op de gewijzigde HVP’s
kunt u vinden in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 december.10
Nederland onthield zich van stemming over aanpassing van het uitvoeringsbesluit ter
goedkeuring van het HVP van Polen en Hongarije, conform de inzet en beweegredenen
zoals uiteengezet in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 7
en 8 december.11 Ook drie andere lidstaten onthielden zich van stemming over aanpassing van het uitvoeringsbesluit
ter goedkeuring van het HVP van Hongarije. Beide HVP’s werden desondanks aangenomen,
aangezien de andere lidstaten wel instemden, hetgeen betekende dat sprake was van
de benodigde gekwalificeerde meerderheid.
Overschrijdingen leningenplafond
In de geannoteerde agenda van de Eurogroep en informele Ecofinraad van september jl.
is uw Kamer geïnformeerd dat de Commissie op 1 september een finaal overzicht gepubliceerd
heeft van aanvragen voor leningen uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF). Uit
het overzicht bleek dat tien lidstaten een aanvullende lening hebben aangevraagd.
In de HVF-verordening is een plafond opgenomen van 6,8% bni (2019) voor de leningen
die lidstaten uit de HVF kunnen aanvragen. Daarbij biedt de verordening de mogelijkheid
om het plafond onder uitzonderlijke omstandigheden te verhogen.
Zowel Griekenland als Kroatië komen met hun aanvullende aanvraag boven het genoemde
plafond uit. In de uitvoeringsbesluiten van de Raad wordt voor Griekenland genoemd
dat de overschrijding van het plafond gerechtvaardigd is door de significante rentestijging
waardoor ook de financieringskosten voor ondernemingen stijgen. Met de aanvullende
leningen uit de HVF kan de leenfaciliteit binnen het Griekse herstelplan meer bedrijven
voorzien van financiering tegen gunstigere voorwaarden. In het uitvoeringsbesluit
van de Raad voor Kroatië wordt genoemd dat de overschrijding van het plafond gerechtvaardigd
is om de neerwaartse bijstelling van 0,8 miljard in beschikbare subsidies op te vangen.
Met de overige leningen wordt het ambitieniveau van maatregelen op het gebied van
watermanagement, transport en onderwijs verhoogd.
Europees Semester 2024
Het laatste agendapunt van de Ecofinraad betrof het Europees Semester 2024. De Commissie
presenteerde het herfstpakket dat op 21 november 2023 is gepubliceerd in het kader
van het Europees Semester.12 Daartoe ging de Commissie kort in op de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten
van de Europese Unie (Annual Sustainable Growth Survey, ASGS), het jaarlijkse rapport
over het waarschuwingsmechanisme (Alert Mechanism Report, AMR) in het kader van de
macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en het voorstel voor de aanbeveling
van de Raad over het economisch beleid van de eurozone (eurozone-aanbeveling). De
ECB gaf aan het herfstpakket te verwelkomen. De ECB is van mening dat het herfstpakket
een goed evenwicht bevat tussen de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en de wijze
waarop de economische groei kan worden verbeterd en bevorderd. De Kamer zal naar december
2023 zoals gebruikelijk een brief ontvangen met een kabinetsappreciatie van het volledige
herfstpakket. Op de Ecofinraad van 16 januari 2024 worden Raadsconclusies over de
ASGS en AMR geagendeerd, net als Raadsaanbevelingen over het economisch beleid van
de eurozone.
Overig
Herziening van de Richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFMD)
en richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten (UCITS)
Op woensdag 8 november jl. is de herziene Richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen
(AIFMD) en richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten (UCITS) aanvaard
door het Comité van permanente vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten
bij de Europese Unie (Coreper).
Door deze richtlijn worden de regels voor schuldfondsen geharmoniseerd. Een schuldfonds
is een beleggingsinstelling die als belegging schuldinstrumenten uitgeeft, bijvoorbeeld
bedrijfsleningen. Een schuldfonds dient in beginsel closed-end te zijn (vanwege liquiditeitsrisico)
maar kan ook open-end zijn. Een closed-end beleggingsinstelling is niet verplicht
om deelnemingsrechten in te kopen. Een open-end beleggingsinstelling is een beleggingsinstelling
waarvan de deelnemingsrechten op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa
direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald.
In het geval van een open-end beleggingsinstelling dienen de liquiditeitsmanagement-instrumenten
aan te sluiten bij de beleggingsstrategie en liquiditeitsprofiel van het schuldfonds.
Ook dienen tenminste twee liquiditeitsinstrumenten te kunnen worden ingezet, zoals
de mogelijkheid om inkoop van aandelen op te schorten of redemption fees (inkoopvergoedingen) te introduceren, zodat de activa van beleggers goed wordt beschermd.
Verder worden de uitbestedingsregels voor beheerders van beleggingsinstellingen verduidelijkt
en geharmoniseerd. De beheerder dient meer informatie aan de toezichthouder te verstrekken
over activiteiten (bijvoorbeeld het portefeuillebeheer of risicobeheer) die zijn uitbesteed.
Daarnaast worden rapportageverplichtingen van de beheerder aan de toezichthouder gestandaardiseerd
met als doel overlap tussen de verschillende rapportageverplichtingen te voorkomen.
In februari 2024 zal het Europees Parlement over het voorstel stemmen en daarna de
Raad. De herziene richtlijn zal naar verwachting aan het eind van het eerste kwartaal
van 2024 in werking treden. Vervolgens hebben lidstaten 24 maanden de tijd om te richtlijn
te implementeren in nationale wetgeving.
Besluit Commissie randvoorwaarden Common Provisions Regulation en MFK-rechtsstaatsverordening
In reactie op de berichtgeving inzake de bevriezing van EU-middelen bestemd voor Hongarije,
werd de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rondom de inzet van de Common Provisions Regulation (CPR) tegen Hongarije.13 Op 13 december jl. heeft de Commissie geoordeeld dat Hongarije voldoet aan de eisen
op het terrein van rechterlijke onafhankelijkheid en daarmee gedeeltelijk aan de horizontale
randvoorwaarde uit de CPR. Hiermee kan Hongarije aanspraak maken op circa 10,2 mld.
euro van de opgeschorte 21,3 mld. euro aan EU-cohesiemiddelen. Voor een aantal specifieke
programma’s geldt dat Hongarije nog altijd niet voldoet aan de horizontale randvoorwaarde,
hiervoor zijn eerst maatregelen nodig op het terrein van LHBTIQ-rechten, academische
vrijheid en de geldende asielwetgeving. De Cohesiemiddelen gekoppeld aan deze programma’s
blijven bevroren.
Daarnaast besloot de Commissie op 13 december jl. dat de 6,3 mld. euro bevroren uit
hoofde van de MFK-rechtsstaatsverordening nog niet wordt vrijgegeven. Op 13 december
jl. werd de Raad geïnformeerd over de uitkomst van de beoordeling door de Commissie
uitgevoerd in het kader van de MFK-rechtsstaatsverordening. Conform de verordening
heeft de Commissie een jaar na het opleggen van de maatregelen uit hoofde van de MFK-rechtsstaatsverordening
getoetst of er nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van maatregelen.
De Commissie heeft de Raad daarop geïnformeerd dat Hongarije de rechtsstaatsschendingen
die hebben geleid tot het opleggen van maatregelen onder de MFK-rechtsstaatsverordening
onvoldoende heeft weggenomen. Er zijn met name nog verbeteringen nodig ten aanzien
van de positie van de «trusts van openbaar belang» en de procedure voor rechterlijke
toetsing van besluiten tot niet vervolging van corruptie. De Commissie gaat op basis
van deze beoordeling dan ook niet over tot het indienen van een voorstel aan de Raad
om de maatregelen aan te passen, dan wel in te trekken. Hongarije kan de Commissie
op elk moment zelf verzoeken de situatie opnieuw te beoordelen. De Commissie moet
dit verzoek vervolgens binnen een maand behandelen en kan afhankelijk van de beoordeling
alsnog aan de Raad voorstellen de maatregelen aan te passen of in te trekken. De Raad
besluit hierover met gekwalificeerde meerderheid, in de regel één maand en maximaal
drie maanden na ontvangst van de Commissie-beoordeling.
Ook voor Polen zijn EU-cohesiemiddelen opgeschort op grond van de CPR. Polen voldoet
volgens de partnerschapsovereenkomst, het strategische document waarin tussen Commissie
en Polen afspraken worden vastgelegd over de investering van de EU-cohesiemiddelen,
niet aan de horizontale randvoorwaarde met betrekking tot het Handvest van de Grondrechten
EU. Deze randvoorwaarde vereist dat lidstaten voorzien in doeltreffende mechanismen
die nodig zijn om de naleving van het Handvest te waarborgen bij de uitvoering van
de fondsen, vanaf het begin van een programma tot en met de uitvoering ervan. Het
gaat om een bedrag van circa EUR 76,5 miljard. Polen heeft vooralsnog geen verzoek
ingediend bij de Commissie om over te gaan tot een formele beoordeling of aan de genoemde
horizontale randvoorwaarde wordt voldaan.
Triloogakkoord verordening en richtlijn kapitaalvereisten
Op 14 november jl. is in de triloog tussen de Europese Commissie, de Raad van de Europese
Unie en het Europees Parlement een definitief akkoord bereikt over de aanpassing van
de verordening en richtlijn kapitaalvereisten om de internationale finale Bazel 3
standaarden in het toezichtraamwerk voor banken in de EU te implementeren. Dit definitieve
akkoord volgt op het politieke akkoord dat op 27 juli jl. in de triloog bereikt is.
De Kamer is in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 13 en 14 juli
2023 over de resultaten van dit politieke akkoord geïnformeerd.14
Met dit definitieve akkoord zijn ook de afspraak uit het politieke akkoord bekrachtigd
over de implementatie van de finale Bazel 3 standaarden. Ook is bekrachtigd dat de
kapitaalvloer ook op het niveau van dochterondernemingen van kracht zal zijn. Dit
is conform de motie Van der Lee.15 Zoals ook beschreven in de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van
13 en 14 juli 2023 heeft Nederland zich in de onderhandelingen ingezet voor het niet
afzwakken van de Bazelstandaarden en het toepassen van de kapitaalvloer op dochterniveau.
Hierdoor wordt de financiële stabiliteit binnen de EU versterkt en zijn banken in
staat om burgers en bedrijven te financieren, ook als het economisch tegenzit.
Daarnaast zijn er op diverse Nederlandse prioriteiten nog additionele resultaten geboekt.
Zo blijft de lage risicoweging die geldt voor blootstellingen aan bedrijven zonder
externe kredietbeoordeling tijdelijk. Dit draagt bij aan de goede kapitalisatie van
banken en beperkt de afwijkingen van de finale Bazel 3 standaarden. Daarnaast krijgt
de Europese Bankenautoriteit (EBA), in lijn met de Nederlandse inzet, niet alleen
het mandaat om in 2030 onderzoek te doen naar de gevolgen van de wijziging voor de
financiering van de agrarische sector, maar ook om een tussentijdse analyse te doen.
Hierdoor kan de vinger aan de pols worden gehouden gedurende de inwerkingtreding van
de nieuwe regels. Verder worden de blootstellingen van banken die zijn gegarandeerd
door de garanties van de waarborgfondsen voor de sociale woningbouw en het zorgvastgoed
uitgezonderd van het achtervangmechanisme voor niet-presterende leningen. Hierdoor
hoeven er bij dit type garanties geen extra voorzieningen te worden aangehouden vanwege
het achtervangmechanisme.16 Tenslotte blijft de status quo voor het gebruik van modelmatige taxaties voor woningen
bij het verstrekken van hypotheken behouden. Nederland had graag gezien dat het gebruik
hiervan beter in de regelgeving verankerd werd, maar werd geconfronteerd met de wens
van andere lidstaten om dit volledig te verbieden. Het behoud van de status quo is
daarom een positieve uitkomst.
Het akkoord wordt nu juridisch volledig uitgewerkt. De definitieve teksten worden
waarschijnlijk in het voorjaar van 2024 ter akkoord voorgelegd aan de Ecofinraad.
Vervolgens wordt de verordening vanaf 1 januari 2025 van kracht. Deze verordening
bevat twee lidstaatopties. Eén voor het niveau van toepassing van de kapitaalvloer
op dochterondernemingen binnen een lidstaat en één voor een tijdelijke lagere risicogewichten
voor bepaalde typen laag-risico hypotheken. Ter uitvoering van de verordening zal
een uitvoeringsbesluit worden opgesteld waarin onder meer de lidstaatopties, als zij
gebruikt worden, worden opgenomen en voorzien van een toelichting. Getracht wordt
om dit uitvoeringsbesluit gepubliceerd te hebben en in werking te laten treden voor
de van toepassingswordingsdatum van de verordening op 1 januari 2025.17 Ik zal uw Kamer informeren over de voorgenomen uitoefening van de lidstaatopties.
De implementatietermijn voor de richtlijn is 12 maanden voor een nieuw regime voor
bijkantoren en 18 maanden voor de overige onderdelen. De richtlijn bevat ook een aantal
lidstaatopties op het gebied van handhaving en de governance van de toezichthouders.
De keuze over het gebruik maken van deze lidstaatopties zal worden gemaakt bij de
implementatie van de richtlijn. De toelichting daarop zal worden opgenomen in de memorie
van toelichting die samen met een implementatiewetsvoorstel bij uw Kamer zal worden
ingediend. De verwachting is dat indiening zal geschieden in 2025. Helaas is een implementatietermijn
van 12 of 18 maanden gezien het wetgevingsproces in Nederland een zeer krappe termijn.
Er is nog geen zicht op een eventuele aanpassingen van de mondiale Bazelse standaarden.
Discussies hierover worden allereerst gevoerd in het Bazels Comité voor Bankentoezicht,
bestaande uit bankentoezichthouders uit diverse jurisdicties. In Nederland is dit
De Nederlandsche Bank (DNB). Daarna zouden eventuele aanpassingen in Europese wetgeving
geïmplementeerd moeten worden. De Nederlandse overheid is hier dus niet direct bij
betrokken. Wel zet de Nederlandse overheid zich in internationale gremia, zoals de
G20 Financial Stability Board, in voor prudente kapitaalvereisten voor banken en spreekt zij zich uit voor een
hogere leverage ratio. Hiermee geef ik invulling aan de motie Bruins die de regering oproept om, op weg
naar Basel V, in internationaal verband wederom in te zetten op strengere kapitaaleisen
en een hogere leverage ratio.18
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën