Brief regering : Kansrijk opleiden - het verbeteren van de aansluiting tussen het mbo en de arbeidsmarkt
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 592
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2023
Alle mbo-studenten verdienen een kansrijke toekomst. De huidige arbeidsmarkt biedt
ook volop kansen voor deze studenten. En het mbo biedt over het algemeen een goede
voorbereiding op de arbeidsmarkt. De kracht van het mbo zit juist in de nauwe samenwerking
tussen mbo-instellingen en het bedrijfsleven. Dat werpt zijn vruchten af. Maar: niet
elke mbo-student komt duurzaam aan het werk. Bovendien is de vraag naar goed opgeleide
mbo-studenten groter dan het aanbod.
Een kansrijke toekomst voor de student is nauw verbonden met diens kansen op prikkelend,
goed betaald en toekomstbestendig werk. Ik vind het daarom belangrijk dat er bij het
opleiden van studenten1 meer oog is voor de behoefte van de arbeidsmarkt, vooral rond de maatschappelijke
opgaven van Nederland. Kansrijk opleiden betekent dat studenten tijdens hun ontwikkeling
de kennis en vaardigheden op doen die nodig zijn voor een goede toekomst op de arbeidsmarkt.
Het mbo leidt zo vakmensen op om de maatschappelijke opgaven van Nederland aan te
pakken. Opleidingen die nodig zijn voor de woningbouw, zorg, onderwijs, klimaat en
energie, veiligheid, kinderopvang en digitalisering (hierna: tekortsectoren2) zijn daarin de komende jaren van groot belang en bieden studenten een aantrekkelijk
toekomstperspectief.
In deze brief analyseer ik waarom de krachtige aansluiting tussen het mbo en de arbeidsmarkt
nog beter moet en kan. In de Werkagenda mbo heb ik samen met partners in het mbo het
verbeteren van de aansluiting al tot prioriteit gesteld.3 Samen met de partners maak ik vaart met het uitwerken en het uitvoeren van de afspraken
uit de Werkagenda mbo, zodat we studenten, onderwijsinstellingen en werkgevers concreet
vooruit helpen. Ik richt mijn instrumenten meer op het opleiden voor kansrijke beroepen
in tekortsectoren, zoals de aangescherpte nieuwe regeling van het Regionaal Investeringsfonds
mbo (RIF) en de nieuwe subsidieregeling Versterking aansluiting beroepsonderwijskolom.
Met de regeling voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) krijgen studenten betere
loopbaanbegeleiding met aandacht voor een goed baanperspectief. In deze brief licht
ik onder meer deze acties verder toe. Aan de hand van de vier fases die de student
doorloopt tijdens zijn of haar studie deel ik de acties die vanuit de Werkagenda mbo
de afgelopen maanden in gang zijn gezet. Ik ga hierbij in op diverse moties. Tot slot
blik ik in deze brief vooruit. Gezien de uitdagingen die ik voorzie is er in de toekomst
veel nodig om studenten een kansrijke toekomst te bieden en de opgaven van Nederland
aan te pakken. Mijn advies aan een volgend kabinet is daarom om scherpere keuzes vanuit
de overheid niet te schuwen.
De aansluiting tussen het mbo en de arbeidsmarkt moet nog beter, want:
Afgestudeerden hebben ongelijke kansen op de arbeidsmarkt
Er is volop werk. Ruim 80 procent van de mbo-studenten heeft binnen drie maanden na
afstuderen een baan, maar er zijn substantiële verschillen in het arbeidsmarktperspectief
van gediplomeerde schoolverlaters tussen leerwegen en mbo-niveaus.4 Verschillende groepen jongeren, waaronder studenten in de Entreeopleiding en mbo
niveau 2 beroepsopleidende leerweg (bol), komen lastig duurzaam aan het werk. Ook
lopen de perspectieven van opleidingen in de bol en beroepsbegeleidende leerweg (bbl)
uiteen. De economische zelfstandigheid van gediplomeerde bbl-studenten is direct na
afstuderen een stuk groter dan gediplomeerde bol-studenten (88% versus 54%). Vijf
jaar na afstuderen is dit 70% voor bol-studenten en 85% voor bbl-studenten.5 Tijdens hun studie zijn bbl-studenten het merendeel van hun tijd bij een werkgever
aan de slag, waar ze regelmatig na hun afstuderen direct gaan werken. Ook wordt de
bbl vaker benut voor om- of bijscholing (LLO), waardoor studenten in veel gevallen
wat ouder zijn en al een arbeidscontract hebben.
Figuur 1 – gemiddeld startsalaris (bruto maandloon in loondienst) en gemiddelde startpositie
opleidingsrichtingen mbo (duur tot substantiële baan en kans op vast contract)1
1SEO, Studie en werk mbo 2023, met een bewerking van CBS microdata. ** = Het gemiddelde
startsalaris betreft het gemiddelde bruto maandloon in loondienst (€) circa 15 maanden
na afstuderen. Voor mbo-afgestudeerden is het gemiddelde startsalaris gelijk aan € 1.877.
*** = De gemiddelde startpositie betreft de standaardscore (z-score) van de mediane
duur tot een eerste substantiële baan (in maanden) en de kans op een vast contract
(%) circa 15 maanden na afstuderen. Voor mbo-afgestudeerden is de mediane zoekduur
gelijk aan 9 maanden en de gemiddelde kans op een vast contract gelijk aan 35 procent.
Naast verschillen tussen leerwegen en niveaus zijn er grote verschillen te zien tussen
sectoren. In bovenstaand figuur van SEO is te zien welke opleidingen een goede startpositie
geven op de arbeidsmarkt. Opleidingen in techniek en zorg bieden meestal een grotere
kans op een baan dan bijvoorbeeld economische – en administratieve opleidingen. De
verschillen uiten zich ook sterk in het gemiddelde startsalaris. Veel studenten kiezen
echter voor opleidingen met minder kansrijke startposities, zoals economieopleidingen
op niveau 4 in de bol.6
Er is veel talent nodig voor maatschappelijke opgaven
In veel sectoren is de arbeidsmarktkrapte voelbaar. Daardoor kan het aanpakken van
maatschappelijke opgaven onder druk komen te staan. De wachttijden in de kinderopvang
en de zorg lopen op en er is meer capaciteit nodig voor het verduurzamen van woningen.
De krapte is voor een groot aantal beroepen naar verwachting structureel.7 Al het mbo-talent is dus hard nodig. De afgelopen jaren is er veel in gang gezet.
In 2021 koos volgens onderzoek van SEO al 54% van de mbo-studenten voor een opleiding
richting de zorg, de techniek of het onderwijs, ten opzichte van 45% van de studenten
in 2016.8 In absolute aantallen daalt de instroom in deze opleidingen echter wel. Dat hangt
samen met de algemene dalende (initiële) instroom in het beroepsonderwijs, onder andere
door demografische krimp. Het kansrijk opleiden van (jonge en volwassen) vakmensen
om de maatschappelijke opgaven van Nederland aan te pakken wordt daarom nóg belangrijker.
Tegelijkertijd lost alleen het verbeteren van de aansluiting tussen het mbo en de
arbeidsmarkt de krapte niet op. Het is noodzakelijk om ook te blijven werken aan sociale
en technologische innovatie en het verminderen van de arbeidsmarktvraag.9
(Technologische) ontwikkelingen gaan snel
Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt gaan snel, bijvoorbeeld door verduurzaming en digitalisering.
Door (nieuwe) technologie veranderen de huidige banen, verdwijnen banen en ontstaan
er nieuwe banen. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van kunstmatige intelligentie.
Dit brengt nieuwe producten en werkwijzen, maar ook ethische vraagstukken met zich
mee. Deze ontwikkelingen moeten snel worden vertaald naar het mbo, zodat de opleiding
de student optimaal voorbereidt op de veranderende maatschappij en arbeidsmarkt. Dat
vergt een adaptief onderwijssysteem dat snel in kan spelen op veranderingen, bijvoorbeeld
door een toekomstbestendige kwalificatiestructuur. Het is belangrijk de kwalificatiestructuur
door te ontwikkelen.
Acties uit de Werkagenda gericht op het verbeteren van de aansluiting tussen het mbo
en de arbeidsmarkt
De partners van de Werkagenda mbo delen de urgentie voor het verbeteren van de aansluiting
tussen het mbo en de arbeidsmarkt. Aan de hand van de verschillende fases die een
mbo student doorloopt deel ik op welke wijze er invulling wordt gegeven aan de afspraken
uit de Werkagenda. De student begint bij het oriënteren en kiezen van een opleiding
(of delen van een opleiding). Vervolgens volgt de student het onderwijs en doet nieuwe
kennis en vaardigheden op. Deze kennis en vaardigheden worden toegepast in het werk
of in de vervolgopleiding, waarna een student zich een leven lang kan blijven ontwikkelen.
Fase 1: Studenten maken een passende studiekeuze uit een kansrijk opleidingsaanbod.
Kansrijk opleiden begint bij een weloverwogen studiekeuze van de student uit een aanbod
dat bestaat uit opleidingen met arbeidsmarktperspectief.
Actie: studenten krijgen meer informatie en betere begeleiding bij studiekeuze
Goede loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) helpt studenten bij het oriënteren
en kiezen voor een opleiding die past bij hun talenten, interesses en capaciteiten.
Voorlichting over de perspectieven op de arbeidsmarkt, zoals kans op werk en een globaal
beeld van salarissen, draagt bij aan een bewustere studiekeuze. Daarom is er op KiesMBO
extra aandacht voor objectieve arbeidsmarktinformatie over opleidingen en sectoren.
Uit de evaluatie van KiesMBO, bijgevoegd bij deze brief, blijkt dat veel jongeren
en onderwijsprofessionals KiesMBO weten te vinden en positief zijn over de geboden
informatie. Ik heb dan ook besloten tot de structurele financiering van KiesMBO voor
onderhoud en beheer van de website. Voor om- en bijscholing is er naast KiesMBO het
Leeroverzicht, dat een zo compleet mogelijk beeld van de beschikbare opleidingen (op
alle mogelijke onderwijsniveaus) biedt.
De tweede bijlage die ik met uw Kamer deel is het laatste volume van de LOB-monitor.
De monitor geeft een beeld van LOB in de praktijk en van de ondersteuningsbehoefte
van vo-scholen en mbo-instellingen. Er is in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling
geweest. Zo neemt het aantal havo- en vwo-scholen dat in het eerste schooljaar al
begint met LOB toe. Op een aantal punten is echter weinig vooruitgang geboekt ten
aanzien van de vorige meting. Er is bijvoorbeeld een dalende trend in het aantal individuele
gesprekken gesignaleerd. Dit kan komen door de beperkingen vanwege de coronapandemie.
Het rapport bevat aanbevelingen om LOB in het vo en mbo verder te verbeteren. Prioriteiten
zijn daarbij de professionaliteit van medewerkers en kwaliteitsbewaking/-borging. Het belang van professionalisering komt al terug in de Werkagenda. Tot en
met 2027 heb ik jaarlijks € 32 miljoen beschikbaar gesteld voor het versterken van
LOB via de Tijdelijke regeling aanvullende bekostiging LOB mbo 2023.10 Daarnaast krijgt LOB in het voorgezet onderwijs een bestendige plek in het curriculum
van álle schoolsoorten en leerwegen.11
Ook stuur ik uw Kamer de evaluatie van het Expertisepunt LOB. Het Expertisepunt LOB
ondersteunt vo-, mbo-, en hbo-scholen bij het versterken van de loopbaan- oriëntatie
en -(studie) begeleiding van jongeren. Mede op basis van de evaluatie heb ik eind
2022 besloten tot een verlenging van de subsidie tot en met september 2027. In deze
subsidieperiode wordt een sector-overstijgende (vo, mbo en ho) visie en agenda voor
LOB ontwikkeld. Ook zet het expertisepunt zich de komende jaren in voor het versterken
van arbeidsmarktvoorlichting binnen LOB. Deze activiteiten moeten leiden tot de verankering
en versteviging van LOB in het onderwijs.
Ik benadruk dat deze acties zijn bedoeld om studenten in staat te stellen goed geïnformeerd
en weloverwogen hun eigen pad te kiezen. Mijn beleid is daarom al conform de motie van het lid De Hoop, die
de regering oproept rekening te houden met de keuzevrijheid van studenten bij studievoorlichting.12
Actie: oriëntatieprogramma’s voor studenten in het mbo
Sommige studenten kunnen bij instroom in het mbo nog geen gerichte studiekeuze maken.
Anderen hebben na een verkeerde studiekeuze behoefte aan heroriëntatie in het mbo.
Voor hen kan een oriëntatieprogramma een goede oplossing zijn. In de Werkagenda mbo
heb ik daarom afgesproken een experiment met oriëntatieprogramma’s te starten.
Ik heb besloten om oriëntatieprogramma’s in het mbo binnen de huidige wet- en regelgeving vorm te geven.13 Met een pilot wordt de effectiviteit van oriëntatieprogramma’s in het mbo onderzocht.
Ik streef ernaar begin 2024 een wetsinterpreterende beleidsregel te publiceren, waarin
de pilot en de wettelijke kaders worden toegelicht. Mbo-studenten die voorafgaand
aan de definitieve studiekeuze een oriëntatieprogramma in het mbo willen volgen, dienen
uiterlijk voor aanvang van het studiejaar 2024–2025 te worden ingeschreven in het
meest passende opleidingsdomein. Ook voor bestaande oriëntatieprogramma’s wordt het
op dat moment verplicht gebruik te maken van de opleidingsdomeininschrijving. Zo hebben
mbo-instellingen voldoende tijd om de kaders van de beleidsregel in de praktijk toe
te passen.
Mbo-instellingen krijgen veel ruimte om oriëntatieprogramma’s naar eigen inzicht inhoudelijk
vorm te geven. Het belang van kwalificerende elementen in een oriëntatieprogramma
wordt onderdeel van de beleidsregel. Dat sluit aan bij het advies van SBB over een
toekomstbestendige kwalificatiestructuur, waar ik later in deze brief verder op in
ga. Conform de motie van het lid El Yassini wordt bij de invulling van de pilot ook
het oriëntatieprogramma PitstopMBO meegenomen.14
Actie: de sector is aan de slag met de werkwijze kansrijk opleiden
Om ervoor te zorgen dat studenten een kansrijke keuze maken, is het van belang dat
aangeboden opleidingen voldoende arbeidsmarktperspectief bieden en doelmatig zijn.
De mbo-sector heeft hierin zelf een grote rol. Op verzoek van SBB heeft de Taskforce
Asscher, met leden vanuit het onderwijs en het bedrijfsleven, in oktober 2022 de werkwijze
kansrijk opleiden geadviseerd. In mijn Kamerbrief Kansrijk opleiden – macrodoelmatigheid
mbo heb ik hier op gereageerd, en mijn aanpak voor kansrijk opleiden uitgewerkt.15
Het afgelopen jaar is de sector aan de slag gegaan met het verder vormgeven van deze
werkwijze. In de sectoren Zorg, Techniek en Zakelijke dienstverlening werken onderwijs
en bedrijfsleven aan meerjarenagenda’s. Deze agenda’s bevatten bijvoorbeeld acties
over samenwerking, benodigde ontwikkelingen in de opleidingen, studentenaantallen,
doorstroom en stages. Ik kijk uit naar het verschijnen van deze agenda’s begin volgend
jaar, en het effect van de acties. Ik ben vooral nieuwsgierig of deze werkwijze leidt
tot scherpe keuzes door de sector in opleidingsaanbod, studentenaantallen en samenwerking.
Ook wordt er door de sector gewerkt aan een digitale Atlas, waarin feiten, cijfers
en onderzoeken over het onderwijs en de (regionale) arbeidsmarkt worden weergegeven.
De gegevens uit deze Atlas vormen input voor het goede (landelijke, regionale en sectorale)
gesprek tussen onderwijs en bedrijfsleven over het kansrijk opleiden van studenten.
Zo kunnen er passende afspraken worden gemaakt over het versterken van de aansluiting
tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De motie van de leden Peters en Van der Graaf vraagt
mbo-instellingen aan te moedigen alumnibeleid op te zetten en uit te voeren en vraagt
om het toevoegen van alumnigegevens in de Atlas.16 Ik geef uitvoering aan deze motie, doordat alumnigegevens uit data van het CBS zijn
verwerkt in de Atlas. Om de sector te ondersteunen heb ik de afgelopen jaren ook het
Kennispunt Alumni MBO gesubsidieerd. Het Kennispunt heeft mbo-instellingen aangemoedigd
en geholpen bij het opzetten van alumnibeleid, bijvoorbeeld door informatiedeling
en uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden tussen instellingen. Het Kennispunt
stopt eind 2023. De komende maanden wordt bezien op welke wijze de expertise van het
Kennispunt goed kan worden geborgd binnen de instellingen.
Fase 2: Studenten leren relevante vaardigheden en kennis voor de toekomstige beroepspraktijk
(en samenleving), op school en in de praktijk
Zodra studenten de opleiding van hun keuze volgen, is het belangrijk dat zij de juiste
vaardigheden en kennis opdoen. Het leren in de praktijk vormt het hart van het mbo.
Studenten doen tijdens hun stage in de bol of leerbaan in de bbl relevante kennis
en vaardigheden op in de beroepspraktijk. Daarnaast blijven opleidingen inhoudelijk
up-to-date door een flexibele kwalificatiestructuur en genoeg ruimte om in te spelen op uitdagingen.
Actie: stages en leerbanen met goede begeleiding en randvoorwaarden
In het Stagepact MBO 2023–2027 heb ik met partijen in het mbo afspraken gemaakt om
ervoor te zorgen dat alle studenten een stage of leerbaan krijgen met goede begeleiding
en randvoorwaarden, waaronder een passende vergoeding voor de stage. Stagediscriminatie
is daarbij onacceptabel.17 In mijn brief over de voortgang en monitoring van de Werkagenda mbo en het Stagepact
heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortvarende start van de uitvoering.18 Het meest recente wapenfeit is de aanbeveling van sociale partners in de Stichting
van de Arbeid aan de cao-partijen en ondernemingen waarin ze hen oproepen om cao-afspraken
te maken over passende stagevergoedingen voor de studenten.19
Actie: combinatie van leren en werken toegankelijker maken door bbl-offensief
De bbl, waarin leren en werken worden gecombineerd, is bij uitstek geschikt voor het
opdoen van relevante vaardigheden en kennis in de praktijk. Helaas is de bbl niet
altijd bekend bij jongeren of volwassen die zich willen omscholen. Ook zijn er sectoren
die geen traditie kennen van het opleiden in de bbl, zoals de ICT. De afgelopen maanden
ben ik het veld in gegaan en heb ik gesproken met studenten, scholen en bedrijfsleven.
Samen met hen werk ik aan het in de Werkagenda aangekondigde bbl-offensief langs de
volgende actielijnen:
• Betere bekendheid met de bbl bij studenten
• Een groter aanbod van bbl-opleidingen bij mbo-instellingen;
• Meer leerwerkplekken, ook in sectoren die nu geen bbl-traditie hebben;
• Betere begeleiding tijdens een bbl-opleiding om uitval te voorkomen.
Ik wil vanuit deze lijnen gezamenlijk acties formuleren en voortzetten om het aantal
bbl-studenten te vergroten. Een voorbeeld daarvan is het vervolg dat ik geef aan landelijke
afspraken over het opleiden van ongediplomeerde jonge werkenden via de bbl, zoals
aangekondigd in mijn kamerbrief over het actieplan voorkomen van voortijdig schoolverlaten
(vsv).20 In lijn met de motie El Yassini heeft het bbl-offensief de doelstelling dat 35% van
het totale aantal mbo-studenten een bbl-traject volgt.21 Ik benadruk wel dat de bbl niet voor iedereen passend is. Het is belangrijk dat studenten
kunnen kiezen voor een leerweg die past bij hun eigen leer- en ontwikkelwensen. Soms
is een student bijvoorbeeld gebaat bij een bol-traject met een meer schoolse structuur.
Actie: verlengen van de subsidieregeling praktijkleren, zodat bedrijven studenten
goed kunnen begeleiden
Goede begeleiding van studenten is één van de speerpunten in het Stagepact en het
bbl-offensief. Het opleiden van bbl-studenten vergt naast een inspanning van de school
vooral tijd en aandacht van werkgevers. Het doet mij daarom deugd om te delen dat
ik de Subsidieregeling praktijkleren voor een periode van vijf jaar heb verlengd.22 Hiermee kom ik werkgevers tegemoet in de investering die de begeleiding vraagt, met
als doel om hen te stimuleren om praktijkleerplaatsen aan te bieden. De regeling is
belangrijk voor het aantal leerplekken dat werkgevers kunnen bieden en de begeleiding
die ze kunnen geven aan bijvoorbeeld studenten met een ondersteuningsbehoefte. Met
name mkb-bedrijven in de techniek en werkgevers in de zorg gebruiken de subsidie.23 Met de verlenging geef ik uitvoering aan de motie van het lid El Yassini.24
Actie: focus op tekortsectoren in het Regionaal Investeringsfonds mbo
Het bieden van een relevante en up-to-date opleiding aan studenten vraagt om samenwerking.
Samenwerkingsverbanden van scholen, werkgevers en regionale overheden kunnen via de
subsidieregeling Regionaal Investeringsfonds mbo (RIF) aanvragen indienen om de aansluiting
van het mbo op de arbeidsmarkt te verbeteren. De subsidie kan worden gebruikt voor
bijvoorbeeld curriculumvernieuwing, state-of-the art leermiddelen of de professionalisering
van docenten. In de tweede ronde van 2023 is er een bedrag van € 8,5 miljoen toegekend
aan negen projecten. De meeste projecten richten zich op vraagstukken rond klimaat,
techniek en zorg.25 Zo stimuleert het project ZorgTechNext het gebruik van nieuwe technologieën in de
gezondheidszorg, waardoor cliënten meer gepersonaliseerde zorg ontvangen en hun zelfredzaamheid
groeit.
Ik heb besloten het RIF nog sterker te richten op de bijdrage van het mbo aan de maatschappelijk
opgaven rond klimaat, digitalisering en zorg. In de periode 2024–2027 is er via het
RIF in totaal een bedrag van € 120 miljoen beschikbaar. Samenwerkingsverbanden krijgen
meer ruimte om op basis van de eigen specifieke (regionale of sectorale) context een
invulling te kiezen. Ook zijn er wijzigingen doorgevoerd in de aanvraag- en beoordelingsprocedure
die de regeling gebruiksvriendelijker maken.26
Actie: een toekomstbestendige kwalificatiestructuur om opleidingen optimaal aan te
sluiten bij de arbeidsmarkt
Ontwikkelingen in de studentenpopulatie, veranderingen op de arbeidsmarkt, technologische
ontwikkelingen en sociaal-culturele veranderingen doen een groot beroep op de responsiviteit
van het onderwijsaanbod.27 De inhoud van het onderwijs dient flexibel mee te bewegen met deze ontwikkelingen,
bijvoorbeeld door aandacht voor brede vaardigheden. De kwalificaties vormen de basis
van de opleidingen in het mbo en zijn nu vastgelegd in de kwalificatiestructuur.
Ik heb SBB advies gevraagd over de doorontwikkeling van de kwalificatiestructuur om
bij te dragen aan een toekomstbestendig mbo. Ik deel dit advies in een bijlage met
uw Kamer. Ik beschrijf de belangrijkste aandachtspunten uit het advies en geef daarop
mijn reactie, inclusief acties. Met deze acties wordt het mogelijk gemaakt binnen
de bestaande kwalificatiestructuur de inhoud van het onderwijs nog beter aan te sluiten
op wat de arbeidsmarkt van mbo-studenten vraagt.
SBB concludeert in het advies dat de kwalificatiestructuur zichzelf heeft bewezen.
In de basis werkt de structuur. De structuur kan namelijk mee-ademen met nieuwe ontwikkelingen
op de arbeidsmarkt. Om toekomstbestendig te zijn en dynamisch leren te faciliteren,
moet de structuur flexibeler gebruikt kunnen worden. Daartoe benoemt SBB een aantal
zaken die aandacht vragen:
SBB geeft terecht aan dat de maatschappelijke transities zullen zorgen voor veranderende
kwalificatie-eisen, dwars door sectoren heen. Dit vraagt om meer flexibiliteit in
het proces van ontwikkelen, aanpassen en implementeren van kwalificaties. Ik verken
daarom met SBB, het bedrijfsleven en het onderwijsveld hoe we voor meer flexibiliteit
kunnen zorgen. De vaste cyclus van het jaarlijks aanpassen van kwalificaties nemen
we onder de loep. We kijken daarbij ook naar de rollen die het bedrijfsleven, de scholen,
SBB en OCW in de cyclus hebben.
SBB ziet de noodzaak om de kwalificatie-eisen duurzaam te beschrijven, zodat deze
voor langere tijd actueel blijven en ruimte bieden aan het onderwijs om nieuwe ontwikkelingen
toe te voegen aan de opleidingen. SBB geeft aan zich te blijven inzetten voor een
duurzame, herkenbare en actuele beschrijving van kwalificaties. Ik nodig SBB uit om
te zorgen voor breed beschreven kwalificaties en waar nodig te kiezen voor smal geformuleerde
kwalificaties. Bij een actueel onderwijsaanbod horen ook nieuwe combinaties over de
sectoren heen. Bijvoorbeeld op het snijvlak van zorg en techniek of een samengaan
van ICT en kunst. Ik vraag SBB en de mbo-instellingen om constante aandacht voor dit
soort gecombineerde vormen van opleiden, waarmee mogelijk een grotere groep studenten
met tekortsectoren in aanraking kan worden gebracht.
SBB benadrukt dat het nodig is om het gebruik van de ruimte die de kwalificatiestructuur
nu al biedt te stimuleren, omdat deze in de praktijk niet altijd voldoende wordt benut.
Ik moedig SBB aan om met onderwijs en bedrijfsleven een analyse te maken van de behoeften,
knelpunten en mogelijkheden. Ik ga vervolgens met SBB in gesprek over hoe het gebruik
van de ruimte van de kwalificatiestructuur gestimuleerd kan worden.
SBB zet zich er voor in om sectordoorsnijdende ontwikkelingen als verduurzaming en
digitalisering in de kwalificaties van alle sectoren zichtbaar te maken en waar mogelijk
op dezelfde manier te beschrijven. Hierdoor wordt bijvoorbeeld inzichtelijk welke
digitale vaardigheden een student opdoet in een opleiding en in hoeverre dat overeenkomt
met een digitale vaardigheid in een andere opleiding. Deze koers van SBB moedig ik
van harte aan. Door de structuur transparanter en toegankelijk te maken kan bijvoorbeeld
het onderwijs elementen makkelijker hergebruiken waar mogelijk en wenselijk. Net als
SBB zie ik hiervoor kansen in een gemeenschappelijke skillstaal (CompetentNL).
SBB doet verschillende voorstellen om de kwalificatiestructuur nog beter te benutten
voor de LLO doelgroepen. De inbreng van SBB is meegenomen bij de Onderwijsagenda LLO
(zie fase 4 van deze brief).
Actie: wetsvoorstel verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt
Het wetsvoorstel verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt is recentelijk in internetconsultatie geweest en wordt in het voorjaar van 2024 voor
advies naar de Raad van State verzonden. Met het wetsvoorstel wordt beoogd regelgeving
op verschillende punten aan te passen om scholen beter in staat te stellen onderwijsprogramma’s
vorm te geven die goed aansluiten op de arbeidsmarkt. Op dit moment kunnen scholen
kwalitatief goede programmaonderdelen die de aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt
verbeteren, niet altijd laten meetellen voor de urennorm. Er wordt daarom voorgesteld
de regels rondom onderwijstijd aan te passen. Daarnaast krijgen scholen in het wetsvoorstel
door het loslaten van de landelijke vastgelegde koppeling tussen keuzedelen en kwalificaties,
meer ruimte om zelf te bepalen welke keuzedelen zij aanbieden bij een kwalificatie.
Ook kunnen studenten in het voorstel gedurende hun opleiding hun keuze voor een keuzedeel
maken of aanpassen. Verder wordt voorgesteld dat scholen voortaan gemakkelijker de
opleiding aan kunnen laten sluiten op behoeften van studenten die al over relevante
leer- en werkervaring beschikken, zoals havisten en werkenden. Ten slotte wordt de
ruimte voor het volgen van arbeidsmarktrelevante onderdelen van opleidingen meer expliciet
verankerd in het wetsvoorstel. De huidige derde leerweg zou daartoe een nieuwe naam
krijgen: de loopbaanbegeleidende leerweg.
Fase 3: Studenten bereiden zich voor op de overstap van onderwijs naar arbeidsmarkt
of vervolgopleiding. Studenten die dat nodig hebben ontvangen extra ondersteuning
De overgang van school naar werk of vervolgopleiding is voor veel studenten een grote
stap. Daarom is het belangrijk dat studenten zich al tijdens hun studie voorbereiden
op de overstap, met waar nodig extra ondersteuning en begeleiding.
Actie: minder drempels voor studenten in aansluiting opleidingen tekortsectoren
Een goede aansluiting tussen opleidingen en de verschillende onderwijssoorten in het
beroepsonderwijs is belangrijk, zodat studenten die een vervolgopleiding willen volgen
goed kunnen doorstromen. De overgang en verschillen tussen de opleidingsvormen blijken
voor studenten vaak groter dan zij van tevoren dachten. Zo is de overgang tussen mbo
en hbo lang niet altijd succesvol: ongeveer de helft van de instromers vanuit het
mbo valt in het hbo uit.28 Ook geldt dat voor studenten die binnen het mbo doorstromen van niveau 2 naar niveau
4, slechts 50% na vier jaar een niveau 4 diploma heeft behaald.29 Het kan zorgen voor stress en onvrede en soms tot uitval die voorkomen had kunnen
worden. In de Werkagenda mbo heb ik daarom afgesproken de beroepsonderwijskolom te
versterken door doorstroom makkelijker te maken.
Dit jaar heb ik daartoe de subsidieregeling Versterking aansluiting beroepsonderwijskolom
gepubliceerd.30 Samenwerkingsverbanden van drie onderwijssectoren (vo/vavo–mbo en mbo–hbo) kunnen
subsidie aanvragen om de onderlinge aansluiting te verbeteren. Ze ontwikkelen samen
doorlopende opleidingsroutes, inclusief een doorlopende loopbaanoriëntatie en begeleidingslijn.
Het moet gaan om mbo- en hbo-opleidingen voor beroepen in tekortsectoren. De subsidie
loopt drie jaar. Dit jaar is er één aanvraagperiode geweest. Ik kijk uit naar de activiteiten
die instellingen gaan ondernemen.
Actie: een soepelere overstap naar de arbeidsmarkt
Met name vsv’ers en jongeren uit het praktijkonderwijs, het vso, mbo entree en bol-2
opleidingen komen minder makkelijk aan werk. Het in de Werkagenda aangekondigde wetsvoorstel
«van school naar duurzaam werk» moet bijdragen aan een soepelere overstap voor deze
jongeren. In het voorstel gaan mbo-scholen bijvoorbeeld extra loopbaanbegeleiding
bieden in de laatste fase van de opleiding tot een jaar na diplomering aan studenten
die dit nodig hebben en wordt de leeftijd van de doelgroep van de Doorstroompunten31 verhoogd van 23 naar 27 jaar. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in het tweede
kwartaal van 2024 aan uw Kamer aangeboden.32
De overstap naar de arbeidsmarkt kan ook versoepeld worden door baangaranties, waarbij
studenten al bij de start van hun opleiding een baan in het vooruitzicht hebben. De
motie van de leden El Yassini en Kwint vraagt te onderzoeken op welke wijze de AanDeBak-garantie,
opgezet vanuit het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid, breder kan worden ingezet door
mbo-instellingen.33
Ik heb SBB gevraagd de mogelijkheden en voordelen van AanDeBak-garanties te agenderen
in de sectorkamers. Bovendien brengt het expertisepunt LOB het praktijkvoorbeeld uit
Rotterdam-Zuid op mijn verzoek in hun netwerk onder de aandacht. Ook heb ik contact
opgenomen met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV). De 19 betrokken
burgermeesters hebben op 8 december jl. afgesproken aan de slag te gaan met de AanDeBak-garanties
in de 20 focusgebieden van het NPLV. Samen met VNO-NCW, de MBO Raad en de Ministeries
van BZK, SZW en OCW verkennen de 20 gebieden, met in totaal ongeveer 1,2 miljoen inwoners,
hoe de inzet op baangaranties voor jongeren, op maat gemaakt voor werkgelegenheid
in de regio, (versneld) kan worden uitgebreid of opgeschaald. Er zijn al concrete
plannen om AanDeBak-garanties of hiermee vergelijkbare initiatieven vorm te geven
in Leeuwarden, Roosendaal, Zaandam en Tilburg.
Na het kansrijk kiezen, het volgen van een opleiding en de overstap van de student
naar de arbeidsmarkt zie ik het voorkomen van (onnodige) weglek en uitval uit de sector
waarvoor de student is opgeleid kort na afstuderen als een belangrijke taak voor werkgevers.
Werkgevers horen starters niet in het diepe te gooien. Met begeleiding, een leercultuur
en goede arbeidsvoorwaarden kunnen gediplomeerden in bijvoorbeeld de zorg en techniek
voor de sector behouden blijven. Er zijn veel voorbeelden van bedrijven en organisaties
waar dit heel goed gaat, maar ik zie ook dat het op sommige plekken echt beter kan.
Ik roep werkgevers op extra in te zetten op de begeleiding van starters.
Fase 4: Studenten worden gestimuleerd zich een leven lang te ontwikkelen
Op een snel veranderende arbeidsmarkt is het voor iedereen belangrijk om zich te blijven
ontwikkelen. Dat moet vanzelfsprekend zijn. Het mbo kan hier een grote bijdrage aan
leveren, door jonge mensen de vaardigheden mee te geven voor een leven lang ontwikkelen
en door om- en bijscholing te bieden aan volwassenen.
Actie: vergroten passend scholingsaanbod LLO (o.a. door NGF-projecten)
De verschillende Nationaal Groeifonds (NGF)-projecten rond LLO zijn erop gericht om
een leven lang ontwikkelen in de praktijk van de grond te krijgen.34 Zo geven we om- en bijscholers via leeroverzicht.nl inzicht in alle mogelijke opleidingen,
cursussen en trainingen die ze kunnen volgen en welke financieringsmogelijkheden er
zijn. Met het programma Vaardig met vaardigheden ontwikkelen we een skillstaal om
hier gerichtere keuzes in te kunnen maken. Met het LLO collectief zetten we ons ervoor
in om mensen die laaggeletterd zijn te helpen naar een nieuw baan. En met de LLO katalysator
bieden we opleiders en werkgevers in de regio de mogelijkheid om LLO oplossingen te
ontwikkelen, een LLO infrastructuur in te richten en in te zetten op professionalisering
van docenten. De eerste twee subsidieregelingen die dit mogelijk maken zijn gepubliceerd
en richten zich op de energie- en grondstoffentransitie (met name voor het MKB).
Bovendien zijn er steeds meer mogelijkheden voor scholing via mbo-certificaten. Werkenden
en werkzoekenden kunnen een deel van een mbo-opleiding volgen dat eigenstandige waarde
op de arbeidsmarkt heeft. Zo’n deel van de opleiding wordt afgerond met een wettelijk
erkend mbo-certificaat, waarmee werkenden en werkzoekenden hun positie op de arbeidsmarkt
versterken. Steeds meer mbo-instellingen bieden certificaatgerichte trajecten aan
voor om- en bijscholing. In tekortsectoren als de gehandicaptenzorg en de kinderopvang
wordt scholing via mbo-certificaten al ingezet om zij-instromers aan te trekken en
sneller inzetbaar te maken.35 Een volledig diploma hoeft niet nodig te zijn om aan de slag te kunnen.
Actie: beter ontsluiten formeel onderwijs voor om- en bijscholing
Om het formele onderwijs beter te ontsluiten voor LLO, hebben de Ministers van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Economische Zaken, de Minister voor Primair
en Voortgezet Onderwijs en ik een onderwijsagenda LLO opgesteld. De onderwijsagenda
geeft aan wat we moeten verkennen en doen om kansen te benutten, knelpunten in beleid,
wet- en regelgeving op te lossen en publieke en private mbo, hbo- en wo-instellingen
toe te rusten voor om- en bijscholing van werkenden en werkzoekenden. In de Kamerbrieven
Vervolg Beleidslijnen LLO en Verkenning Onderwijsagenda LLO hebben wij u nader geïnformeerd.36 De besluitvorming over de dilemma’s en vervolgvragen die in deze onderwijsagenda
LLO staan is aan een volgend kabinet.
Monitoring: voortgangsrapportages Werkagenda mbo en Stagepact
Bij elk van de vier fases van de student door het mbo is vanuit de Werkagenda mbo
de afgelopen periode veel in gang gezet om de aansluiting tussen het mbo en de arbeidsmarkt
te verbeteren. Bovendien worden de doelen uit de Werkagenda mbo en het Stagepact door
mbo-instellingen uitgewerkt in hun kwaliteitsplannen. Dit doet de instelling niet
alleen, maar samen met studenten, docenten, gemeenten en het regionale bedrijfsleven.
Die samenwerking is cruciaal. Afspraken over bijvoorbeeld de aanpak van stagediscriminatie
en het verbeteren van LOB komen pas echt goed van de grond als onderwijsinstellingen
en het bedrijfsleven daar samen de schouders onder zetten.
Ik vind het belangrijk om te leren of de ingezette acties daadwerkelijk leiden tot
een verbetering van de aansluiting tussen het mbo en de arbeidsmarkt. Helpen de acties
meer mbo-studenten aan een kansrijkere toekomst? Ik zal uw Kamer jaarlijks over de
vorderingen van de Werkagenda en Stagepact informeren. Zoals ik heb gedeeld in de
Kamerbrief over de monitoring wordt de eerste rapportage (de startmeting) in het voorjaar
van 2024 aan u toegezonden.37 Deze rapportage bevat een schets van de kwaliteitsplannen en de startmeting van indicatoren
van de Werkagenda en het Stagepact.
In de toekomst: scherpere keuzes vanuit de Rijksoverheid?
In de aansluiting tussen het mbo en de arbeidsmarkt gaat veel goed. Om er in de toekomst
voor te zorgen dat alle mbo’ers kansrijk worden opgeleid én Nederland niet vastloopt, zie ik dat er nog meer
moet gebeuren vanuit de overheid, werkgevers en het onderwijs. Zonder goed opgeleide
vakmensen is het niet mogelijk om de transities waar we als samenleving voor staan
vorm te geven.
Ik erken dat de mbo-sector hard werkt aan kansrijk opleiden. Tegelijkertijd spelen
er bij kansrijk opleiden verschillende belangen tussen onderwijs en werkgevers. Het
blijkt complex om resultaat te boeken. De verdere uitwerking van kansrijk opleiden
in de regio’s moet bijvoorbeeld nog plaats vinden. Het vergt tijd voordat de resultaten
van de nieuwe werkwijze zichtbaar zijn, en om te zien of deze zelfregulering daadwerkelijk
leidt tot keuzes in en van de sector. Hoewel ik hier begrip voor heb, voel ik ongeduld.
Daarom laat ik het effect van meer sturende maatregelen vanuit de overheid onderzoeken.
Verschillende partijen roepen in aanloop naar de verkiezingen bijvoorbeeld op tot
het verlagen van les- en cursusgelden voor tekortsectoren. Ik vind het belangrijk
om te benadrukken dat de effectiviteit van dit soort kostbare maatregelen op dit moment
onbekend is. Ook erken ik de beperkte mate van de voorspelbaarheid van de arbeidsmarkt.
Daarom wordt in het onderzoek goed bekeken welke maatregelen wel en welke niet kunnen
werken. De maatregelen die ik laat onderzoeken zijn bijvoorbeeld het vergoeden van
schoolkosten in tekortsectoren, het instellen van een arbeidsmarkt gerelateerde numerus
fixus, het inzetten van baangaranties en het verlagen van lesgeld voor bepaalde opleidingen.
Ik wil benadrukken dat scherpere keuzes vanuit de overheid de inzet van de sector
zelf op kansrijk opleiden moet versterken – niet vervangen.
Met het onderzoek geef ik ook invulling aan de motie van de leden Bouchallikh en De
Hoop over het nagaan van de kosten van de leermiddelen en mogelijke oplossingen voor
belemmeringen, in het bijzonder voor tekortsectoren.38 De eerder benoemde motie van de leden El Yassini en Kwint over het onderzoeken van
het breder inzetten van de AanDeBak-garantie loopt ook mee in dit onderzoek. Ik verwacht
dat het onderzoek in de zomer van 2024 gereed is.
Het is aan een volgend kabinet om met de voortgang op de lopende trajecten en de uitkomsten
van dit onderzoek naar hun eigen inzicht aan de slag te gaan. Het is gezien de uitdagingen
in de toekomst van belang om fundamentele vragen over de organisatie van de aansluiting
tussen het mbo en de arbeidsmarkt niet uit de weg te gaan. De kernvraag blijft hoe
we (de inhoud van) het mbo zo inrichten dat studenten optimaal worden voorbereid op
de arbeidsmarkt van de toekomst. Voor een antwoord op deze vraag kan het behulpzaam
zijn om niet alleen te kijken naar bestaande structuren, maar ook te verkennen wat
er nog meer nodig is. De afwegingen die ik schets in mijn aanbiedingsbrief bij de
Toekomstverkenning op het thema onderwijs en arbeidsmarkt kunnen hierbij behulpzaam
zijn.39 Ook het Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Samen gericht opleiden voor wendbare vakmensen biedt met een analyse van de stand van het mbo, inzicht in trends en verschillende
beleidsopties handvatten om de aansluiting tussen het mbo en de arbeidsmarkt verder
te verbeteren.40 Het advies van SBB verschaft eveneens aanknopingspunten om de bijdrage van de kwalificatiestructuur
aan de aansluiting te versterken. Een nieuw kabinet heeft met de genoemde adviezen
en rapporten een goede uitgangssituatie om vraagstukken over rollen, verantwoordelijkheden
en sturing uit te diepen en eigen keuzes te maken.
Ik vind het van blijvend belang om de positie van mbo-studenten te versterken. Studenten
van nu zijn de werkenden van morgen. En de werkenden van nu worden steeds meer de
studenten van morgen. Met een uitstekende aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt
krijgen mbo-studenten de kansen die zij verdienen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap