Brief regering : Rapporten ter onderbouwing plafondbedragen Diergezondheidsfonds
36 410 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024
Nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2023
Op 26 april 2019 is de Kamer geïnformeerd over de evaluatie van het Diergezondheidsfonds
(Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 75). Uit het Diergezondheidsfonds worden uitgaven betaald die betrekking hebben op de
bestrijding, bewaking en preventie van en onderzoek naar aangewezen dierziekten, zoönosen,
ziekteverschijnselen en resistentie in brede zin (Wet dieren, artikel 9.2). Het fonds
wordt gevuld met bijdragen van veehouders (de diergezondheidsheffing), het Ministerie
van LNV en de Europese Unie. De bijdrage van veehouders is gemaximeerd tot een plafondbedrag
per sector (Wet dieren art. 9.22), welke voor vijf jaar is vastgelegd in het Besluit
diergezondheid. Het fonds wordt beheerd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en heeft een eigen begroting.
Voor de periode waarvoor de plafondbedragen zijn vastgesteld is er tevens een convenant
met sectorpartijen gesloten waarin afspraken zijn opgenomen over de financiering van
en de uitgaven uit het Diergezondheidsfonds. Het huidige «Convenant financiering bestrijding
besmettelijk dierziekten» loopt op 31 december 2024 af. In dit convenant is afgesproken
dat ondertekenende partijen in overleg treden over de opbouw van de toekomstige plafondbedragen
(periode 2025–2029), waarbij in elk geval de kans op insleep en verspreiding van een
dierziekte, zoönose of ziekteverschijnsel, ruimingskosten, draagkracht, draagvlak
en de verantwoordelijkheid van partijen een rol speelt (convenant; artikel 4, eerste
lid).
In het kader van die afspraak heb ik Wageningen University and Research (WUR) gevraagd
een analyse uit voeren naar de risico’s op, en de bestrijdingskosten van, een uitbraak
met een bestrijdingsplichtige dierziekte. Ik heb SEO Economisch Onderzoek (SEO) gevraagd
de gevolgen van een eventuele uitbraak op de draagkracht van betreffende sectoren
te analyseren. Hieronder geef ik een korte samenvatting van beide rapporten, voor
de volledige inhoud verwijs ik u naar beide rapporten die als bijlage toegevoegd zijn
aan deze brief.
Kans op insleep en verspreiding van een dierziekte, zoönose of ziekteverschijnsel,
ruimingskosten
In het rapport van WUR wordt, op basis van schattingen van de introductiekans en tussenbedrijfstransmissie,
een voorspelling gemaakt over mogelijke uitbraakscenario’s. Deze scenario’s worden
gebruikt voor het berekenen van de hoogte van de bestrijdingskosten voor de dierziektes
mond- en klauwzeer, klassieke varkenspest en hoog-pathogene aviaire influenza. Deze
kosten variëren van € 0 tot meer dan € 129 miljoen per diersoort gedurende de komende
convenantperiode. In het rapport wordt per diersoort ook de kans weergegeven dat bepaalde
bestrijdingskosten worden gemaakt. Zo schat, bijvoorbeeld, WUR de kans 77% dat de
bestrijdingskosten in de rundveehouderij nihil zullen zijn, 14% kans op bestrijdingskosten
tussen de € 0 en € 5 miljoen en 4% tussen de € 5 en € 10 miljoen, et cetera. In de
samenvatting van het rapport zijn bedragen opgenomen voor een een gewogen gemiddelde
van alle mogelijke scenario’s en bedragen waarvan de kans 95% of 99% is dat de bestrijdingskosten
onder dat bedrag blijven.
In het rapport wordt uitgegaan van een EU-bijdrage van 35% aan de bestrijdingskosten.
De bestrijdingskosten van uitbraken van andere ziektes, zoals bijvoorbeeld een uitbraak
met Afrikaanse varkenspest, Salmonella, rundertuberculose en nieuwe bedreigingen als
Rift Valley Fever en schapen- of geitenpokken zijn niet doorgerekend. De kosten voor
de bestrijding van Rundertuberculose en Salmonella zijn jaarlijks ongeveer gelijk
en zijn dus meer structurele kosten waarvoor een berekening zoals voor de andere ziekten
niet zinnig is. Voor een aantal andere ziekten zoals Afrikaanse varkenspest (AVP)
is geen model beschikbaar waarmee de tussenbedrijfstransmisie kan worden voorspeld.
Daardoor is een voorspelling van uitbraakscenario’s en kosten niet goed mogelijk.
De werkelijke bestrijdingskosten kunnen dus hoger uitvallen dan gerapporteerd.
In het WUR rapport wordt daarnaast een analyse gegeven van de financiering van diergezondheid
in Nederland in vergelijk met andere lidstaten en de invloed van de diergezondheidsheffing
op de kostprijs van dieren en producten. De DGF-heffing als aandeel van de toegerekende
kosten is zeer beperkt, ondanks dat het in absolute zin behoorlijke kosten per bedrijf
kunnen zijn, met name in de pluimveehouderij. Door het beperkte aandeel van de diergezondheidsheffing
in de kostprijs per product is de invloed van deze heffing op de concurrentiepositie
van de Nederlandse veehouderij gering.
Draagkracht
Voor de draagkrachtanalyse per sector heeft SEO gebruik gemaakt van de berekende bestrijdingskosten
uit het WUR-rapport, de kosten voor andere uitgaven uit het Diergezondheidsfonds (kosten
voor bewaking, crisisparaatheid en de diergeneesmiddelenautoriteit), brutobedrijfsresultaten
per veehouder (CBS microdata) en gevolgschade (in overleg met sectorvertegenwoordigers).
SEO spreekt van een stresstest: in het rapport wordt onderzocht wat een grote uitbraak
(hoge bestrijdingskosten en veel gevolgschade) doet met de draagkracht per sector.
SEO berekent in het rapport niet de gevolgen van de meest waarschijnlijke scenario’s,
maar rekent vooral de extreme scenario’s door met betrekking tot de draagkracht van
de sector voor de Diergezondheidsheffing.
Het rapport concludeert dat de financiële schade van een uitbraak voor individuele
veehouders aanzienlijk kan zijn. De hoogte van de diergezondheidsheffing na een grote
dierziekteuitbraak is echter niet significant bepalend voor het bedrijfsresultaat
van een sector. Het rapport geeft aan dat de schade door onder andere prijseffecten
op de markt en verlies van de afzet wel een aanzienlijke invloed kan hebben op de
financiële draagkracht van de sectoren.
Vervolg
Mede op basis van beide rapporten ben ik op 9 november in overleg getreden met sectorvertegenwoordigers.
Alle partijen hebben aangegeven dat er in de afgelopen vijfentwintig jaar veel is
bereikt in de dierziektebestrijding en dat het Diergezondheidsfonds daarin een belangrijk
instrument is gebleken. Met de partijen is afgeproken om de komende periode met elkaar
in gesprek te gaan over een nieuw convenant voor de periode 2025 tot en met 2029.
Ik streef er naar in het komende voorjaar het nieuwe Convenant financiering bestrijding
besmettelijk dierziekten samen met betrokken partijen te kunnen ondertekenen. Ik zal
u daar in een later stadium verder over informeren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit