Brief regering : Monitor Werking Omgevingswet, Evaluatie Omgevingswet, Regeringscommissaris Omgevingswet
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 278
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2023
Het is van belang goed zicht te houden op de werking van de nieuwe Omgevingswet (Ow).
In artikel 23.9 van de Omgevingswet staat dan ook dat deze wet binnen elke vijf jaar
wordt geëvalueerd op de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk.
Aan de Eerste Kamer zijn daarbovenop diverse toezeggingen gedaan over de monitoring
van deze wet. Ik ben als Minister van BZK als stelselverantwoordelijke voor de Ow
verantwoordelijk voor de inrichting van deze monitoring- en evaluatiefunctie. Er is
hiervoor een onafhankelijke evaluatiecommissie ingesteld die binnen 5 en binnen 10
jaar de wet zal evalueren. Als vinger aan de pols van de Ow zijn daarnaast diverse
monitors ingericht:
– Een monitor van het Digitaal stelsel DSO;
– Een financiële monitor gericht op de baten en lasten van verschillende overheden
– En een monitor over werking van de Ow;
– Voor de monitoring van de maatschappelijke doelen van de Ow aangesloten bij de Monitor
van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
Met de inrichting van de monitor Werking Ow en de instelling van een onafhankelijke
evaluatiecommissie wordt invulling gegeven aan de wettelijke evaluatie en aan de wens
van de Eerste Kamer om een jaarlijkse review van de werking van de Ow. Hierbij bied
ik u zowel het plan van aanpak van de Monitor Werking Ow aan als het plan van aanpak
van de evaluatie door de onafhankelijke evaluatiecommissie Ow.
Tot slot wil ik u nader informeren over de aanstelling van de regeringscommissaris
Ow. Met de instelling van een regeringscommissaris Ow wordt bijgedragen aan het bewaken
en borgen van de kwaliteit en eenheid van het stelsel.
Plan van aanpak Monitor Werking Ow
Het Plan van aanpak Monitor Werking Ow gaat over de inrichting van de monitor die
betrekking heeft op de werking van het stelsel van de Ow. Daarbij wordt gekeken in
hoeverre de verbeterdoelen van de Ow worden gerealiseerd, naar de werking van de kerninstrumenten,
hoe invulling wordt gegeven aan de belangrijkste uitvoeringsprincipes van de wet en
in hoeverre overheden zijn toegerust op de uitvoering. Het beantwoorden van deze vragen
levert informatie waarmee rijk, andere overheden en andere partijen kunnen oordelen
over de werking van de Ow. De Monitor Werking Ow richt zich hierbij op de vernieuwende
onderdelen van de Ow, met andere woorden op de onderdelen van de wet die het omgevingsrecht
veranderen. De Monitor Werking OW kent drie onderdelen. Het eerste onderdeel van de
monitor richt zich op het inzichtelijk maken hoe de kerninstrumenten uit de Ow worden
gebruikt. Het tweede onderdeel van de monitor richt zich op het inzichtelijk maken
in hoeverre de vier verbeterdoelen van de Ow worden behaald. Het derde onderdeel van
de monitor richt zich op de nieuwe manier van werken die de Ow vergt en de mate waarin
overheden zijn toegerust op deze nieuwe manier van werken.
Op basis van de monitor wordt jaarlijks een monitoringsrapportage opgesteld waarin
de in dat jaar opgehaalde informatie van de monitor wordt geanalyseerd en gepresenteerd.
In principe zullen de gegevens jaarlijks verzameld worden. Er wordt daarbij waar mogelijk
gebruik gemaakt van bestaande gegevens of bestaande structuren voor gegevensverzameling.
Niet alle gegevens zullen echter direct vanaf de start noodzakelijk zijn of beschikbaar
zijn. Sommige indicatoren vragen bijvoorbeeld enige doorwerktijd of vragen om kleinere
of grotere aanpassingen van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De uitvoerbaarheid
van de monitor vraagt daarnaast blijvend aandacht zodat deze geen onnodig werk oplevert
voor waterschappen, provincies en gemeenten. In het plan van aanpak wordt hieraan
tegemoetgekomen door niet te werken met generieke uitvragen maar te werken met informatie
uit het DSO, tekstanalyse en casestudies. Verder wordt gewerkt met een ontwikkelagenda
en een jaarlijkse programmering. Elk jaar wordt bekeken welke gegevens in het komende
jaar verzameld kunnen worden.
Door de inrichting en uitvoering van deze monitoring wordt invulling gegeven aan een
aantal toezeggingen van het kabinet aan de Eerste Kamer over de inrichting van de
monitor. Dit betreft de toezeggingen TO2887 en TO2857 aangaande het informeren van
de kamer over de inrichting van de jaarlijkse monitoring, TO2862 en TO2863 aangaande
de monitoring van ontwikkelingen op het gebied van participatie en de kwaliteit van
het participatieve proces en onderdelen van TO2863 aangaande het evalueren van het
risico op regelreflex met betrekking tot de monitoring van de benutting van afwegingsruimte.
Een aantal toezeggingen met betrekking tot de monitoring van de Ow zullen nader worden
uitgewerkt in meer verdiepende onderzoeken. Dit betreft onderwerpen die vooral eenmalig
een goede analyse vragen en waarbij jaarlijkse meting alleen onvoldoende inzicht geeft.
Voorbeelden hiervan zijn kostenverhaal1 en een nadere analyse van de balans tussen beschermen en benutten. Over deze aanvullende
onderzoekagenda zal ik u op korte termijn nader informeren.
Plan van aanpak Evaluatie Evaluatiecommissie Ow
In artikel 23.9 van de Omgevingswet staat dat deze wet binnen elke vijf jaar wordt
geëvalueerd op de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. In
vervolg daarop hebben leden van de Eerste Kamer in juni 2020 bij motie van het lid
Rietkerk c.s. (Kamerstuk 34 985, K) gevraagd om de evaluatie niet te beperken tot een rapportage na vijf jaar, maar
om jaarlijkse rapportages uit te brengen over de uitvoering van de wet. Dit omdat
een jaarlijkse rapportage kan bijdragen aan de optimale uitvoering en monitoring van
de Omgevingswet. In december 2022 is de onafhankelijke evaluatiecommissie ingesteld
en zijn de leden van de commissie benoemd. Hiermee werd invulling gegeven aan toezegging
TO2849 aangaande de instelling van een onafhankelijke evaluatiecommissie. De Evaluatiecommissie
Ow heeft tot taken gekregen om te reflecteren op de opzet van de Monitor Werking Ow,
jaarlijks te reflecteren op de jaarlijkse monitoringsrapportage en vorm te geven aan
wetsevaluatie binnen vijf jaar.
In bijlage 2 presenteert de commissie haar Plan van Aanpak voor de evaluatie van de
Ow voor de komende 5 jaar. Op 30 oktober jl. heeft de commissie dit plan van aanpak
aan mij aangeboden. Door toezending aan beide kamers wil ik u informeren over de wijze
waarop de onafhankelijke evaluatiecommissie de vragen zal oppakken die aan de commissie
zijn meegegeven. Hierbij is mijns inziens sprake van een gedegen en methodologisch
consistente aanpak. Met de werkwijze en de inrichting van het Plan van Aanpak wordt
vormgegeven aan de onafhankelijke borging van de evaluatie van de resultaten van de
monitoring.
De Monitor Werking Ow vormt een belangrijke bron van informatie voor de evaluaties
die binnen 5 en 10 jaar worden uitgevoerd door de evaluatiecommissie. Daarom heb ik
de commissie verzocht te reflecteren op de opzet en de bruikbaarheid van de monitor.
Dit advies is opgenomen als bijlage 3 bij deze brief. De Evaluatiecommissie Ow adviseert
per saldo positief over het Plan van Aanpak Monitor Werking Ow. De commissie vraagt
daarbij wel aandacht voor de beschikbaarheid van de kwantitatieve informatie afkomstig
uit het DSO. Voor de meerderheid van de indicatoren zal echter vanaf 2023 of 2024
de informatie jaarlijks beschikbaar komen. Een aantal indicatoren vraagt meer uitwerking
en volgt in de jaren daarna. De commissie geeft verder enkele methodologische aandachtspunten
bij de kwalitatieve indicatoren. Ze vraagt aandacht voor het onderscheid verdiepend
monitoringsonderzoek en evaluatieonderzoek. Over de onderzoekplanning zal jaarlijks
met de evaluatiecommissie afstemming plaatsvinden om onduidelijkheid over verantwoordelijkheid
en dubbelwerk te voorkomen. De commissie vraagt daarnaast om de inzet van enquêtes
te heroverwegen. Er is echter gekozen om zo min mogelijk gebruik van te maken van
generieke enquêtes om de betrokken overheden niet te veel te belasten. De overige
door de commissie genoemde punten, te weten benoemen van foutenmarges bij tekstanalyse,
verantwoording en frequentie van casestudies en aandacht voor nadere operationalisering
van begrippen, zullen worden meegenomen bij de uitwerking in concrete onderzoeksopdrachten
aan adviesbureaus. Conform het advies van de commissie zullen eerdere nulmetingen
uit 2017 en 2020 bij de jaarlijkse monitorings-rapportages worden betrokken.
Regeringscommissaris Omgevingswet
Tot slot meld ik u dat de ministerraad op 3 november jl. heeft ingestemd met de instelling
van de regeringscommissaris Omgevingswet. Ook is besloten prof. mr. K.J. (Kars) de
Graaf aan te stellen als regeringscommissaris Omgevingswet. Hij zal op 1 januari 2024
van start gaan, tegelijk met de inwerkingtreding van het nieuwe wettelijke stelsel.
De regeringscommissaris draagt bij aan het bewaken en borgen van de kwaliteit en eenheid
van het stelsel. Hij bevordert dat de potentie van het stelsel optimaal wordt benut
en doet voorstellen voor doorontwikkeling. Gelet daarop heeft de regeringscommissaris
ook de taak om gevraagd en ongevraagd te adviseren over belangrijke ontwikkelingen
rondom het stelsel. De instelling van de regeringscommissaris vloeit voort uit aanbevelingen
van de voormalige integrale Adviescommissie Omgevingswet2 en uit toezeggingen aan het parlement.3 De werving heeft plaatsgevonden in een openbare procedure op basis van een profielschets.
Kars de Graaf is verbonden aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit
Groningen als hoogleraar bestuursrecht en duurzaamheid. Hij is deskundig op het terrein
van het algemeen bestuursrecht en het omgevingsrecht, waaronder de Omgevingswet. Naast
zijn functie als regeringscommissaris Omgevingswet blijft hij verbonden aan de juridische
faculteit in Groningen.
Met de inrichting van de Monitor werking Ow, de instelling van de evaluatiecommissie
en de regeringscommissaris ontstaat een evenwichtig systeem van evaluatie en monitoring
van de Ow en de uitvoering van het juridisch stelsel. Daarmee wordt tegemoetgekomen
aan moties en toezeggingen op dit punt. Signalen over de uitvoering via de koepels
van medeoverheden en de analyses van de vragen uit het Informatiepunt Leefomgeving
(IPLO) zijn daarnaast van belang om snel te kunnen bijsturen en waar nodig extra te
ondersteunen bij de uitvoering.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.