Brief regering : Fiche: Aanbeveling energiearmoede
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3844 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Europees windpakket (Kamerstuk 22 112, nr. 3843)
Fiche: Aanbeveling energiearmoede
Fiche: Mededeling Versterking van de Europese Bestuurlijke Ruimte (ComPAct) (Kamerstuk
22 112, nr. 3845)
Fiche: Commissiemededeling aanpak medicijntekorten in de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3846)
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Aanbeveling energiearmoede
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Aanbeveling (EU) 2023/2407 van de Commissie van 20 oktober 2023 over energiearmoede
b) Datum ontvangst Commissiedocument
20 oktober 2023
c) Nr. Commissiedocument
C/2023/2407
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=OJ:L_202302407
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie (Energie)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
2. Essentie voorstel
Op 20 oktober 2023 heeft de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een aanbeveling
aan de lidstaten gepubliceerd over energiearmoede (hierna: de aanbeveling). De bijbehorende
bijlage bevat een meer gedetailleerde analyse van de aanbevolen maatregelen. De Commissie
stelt dat de hoge energieprijzen in 2022 in combinatie met de dalende koopkracht ervoor
zorgden dat naar schatting 9,3% van de Europeanen hun huizen niet voldoende warm konden
houden, vergeleken met 6,9% in 2021. De Commissie constateert dat er meer gecoördineerde
actie nodig is om deze stijgende trend tegen te gaan. In de aanbeveling heeft de Commissie
daarom maatregelen opgenomen die de lidstaten kunnen nemen om energiearmoede te verminderen.
Er is geen sprake van nieuwe verplichtingen. De aanbeveling bestaat uit acht onderdelen,
die hierna genummerd zijn.
Ten aanzien van tenuitvoerlegging van het Europese rechtskader ten aanzien van energiearmoede (1),
structurele maatregelen (2) en governance (3), beveelt de Commissie een alomvattende aanpak aan waarbij duidelijk onderscheid
wordt gemaakt tussen structurele maatregelen voor de aanpak van energiearmoede en
maatregelen ter verbetering van de betaalbaarheid van energie. Daarbij zou prioriteit
gegeven moeten worden aan doelgerichte structurele maatregelen om de onderliggende
oorzaken van energiearmoede aan te pakken. Concreet wordt aanbevolen om de definitie
van energiearmoede uit de energie-efficiëntierichtlijn (EED)1 om te zetten en uit te voeren in nationaal recht. Er zou onderscheid gemaakt moeten
worden tussen de begrippen «energiearmoede» en «kwetsbare afnemers» in beleidslijnen
en maatregelen op nationaal niveau. Daarnaast zouden de lidstaten maatregelen moeten
nemen ten aanzien van afsluiten van het net en moeten voorzien in een noodleverancier
van energie. Ook doet de Commissie de concrete aanbeveling om te overwegen om nationale
waarnemingsposten en verantwoordelijke organisaties voor energiearmoede aan te wijzen
en verantwoordelijkheid te geven.
Bij het ontwerpen van maatregelen en acties ter bestrijding van energiearmoede is
aandacht voor gerichte en op maat gesneden communicatie van belang, zo stelt de Commissie
onder het onderdeel vertrouwen, betrokkenheid en communicatie (4). Er zouden meer
voorlichtingscampagnes over energie-efficiëntie moeten komen die gericht zijn op huishoudens
met energiearmoede. Ten aanzien van energie-efficiëntie (5) beveelt de Commissie aan
om maatregelen te nemen om het tempo van renovatie van gebouwen met de slechtste energieprestaties
te versnellen, waarbij moet worden voorkomen dat huiseigenaren en huurders die in
energiearmoede verkeren worden uitgesloten van steunmaatregelen. De kosten voor huisvesting
na verbeteren van de energie-efficiëntie of renovatie zouden niet mogen leiden tot
buitensporige huur- en woonkosten en hiervoor zouden wettelijke en sociale waarborgen
vastgesteld moeten worden. Ook beveelt de Commissie aan om regelingen op te zetten
waardoor huishoudens met energiearmoede toegang krijgen tot energie-efficiënte huishoudelijke
apparaten. Wat betreft toegang tot hernieuwbare bronnen (6) beveelt de Commissie aan
om ervoor te zorgen dat huishoudens met energiearmoede in staat worden gesteld om
deel te nemen aan de energietransitie door deze huishoudens toegang te verlenen tot
regelingen voor het delen van energie.
Op het gebied van vaardigheden (7) beveelt de Commissie aan om beleidsmakers op alle
bestuursniveaus, alsook beroepskrachten en adviseurs op het gebied van energie op
te leiden over onderwerpen die verband houden met energiearmoede en de energietransitie.
Bovendien beveelt de Commissie aan om programma's uit te rollen voor de opleiding
van eerstelijnswerkers op het gebied van energiearmoede en oplossingen voor groene
energie. De lidstaten zouden eveneens moeten zorgen voor een aanbod van gerichte opleidingen
voor energiearme huishoudens om bewustzijn van energie en digitale geletterdheid te
vergroten, energierekeningen beter te kunnen begrijpen en actief deel te nemen aan
de energietransitie.
Tot slot beveelt de Commissie ten aanzien van het onderwerp financiering (8) aan om
gebruik te maken van de beschikbare Uniefinanciering om energiearmoede verder aan
te pakken, door middel van inkomensafhankelijke en op maat gesneden steunregelingen
voor energie-efficiëntie en regelingen waarmee huishoudens met energiearmoede toegang
kunnen krijgen tot collectieve regelingen voor zelfconsumptie. De lidstaten zouden
de voorwaarden voor het aanvragen van middelen zoveel mogelijk moeten vereenvoudigen
en zouden rekening moeten houden met het gegeven dat energiearme huishoudens vaak
geen kosten van renovatie vooraf kunnen betalen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van de aanbeveling
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinetsbeleid ten aanzien van energiearmoede is gericht op het in kaart brengen
van energiearmoede en het inzetten op structurele oplossingen voor de lange termijn.
Hierdoor neemt energiearmoede af en wordt voorkomen dat nieuwe huishoudens in de problemen
komen. De genomen prijsmaatregelen tijdens de energiecrisis hebben ervoor gezorgd
dat het aantal Nederlanders met een inkomen onder de lage-inkomensgrens in een jaar
tijd is gedaald van 5 procent in 2021 naar 3,8 procent vorig jaar. Alhoewel de energierekening
nog steeds hoger is dan vóór de energiecrisis, is ook zichtbaar dat er inmiddels sprake
is van een brede inflatieproblematiek. Het kabinet heeft daarom voor de begroting
van 2024 primair gekozen voor een pakket met gerichte koopkrachtmaatregelen voor de
aanpak van bredere armoedeproblematiek door middel van inkomensafhankelijke toeslagen
en belastingen. De tijdelijke generieke crisismaatregelen in verband met de hoge energieprijzen
worden daarmee beëindigd. De uitzondering hierop is het Noodfonds waarvoor opnieuw
een bijdrage wordt verleend. Vanwege het feit dat de energieprijzen nog steeds hoger
liggen dan voor 2021 heeft het kabinet besloten om opnieuw deze bijdrage beschikbaar
te stellen, zodat er voor huishoudens met een laag en middenlaag inkomen en een hoge
energierekening in 2024 een vangnet beschikbaar is.
Het kabinet pakt de problematiek rondom energiearmoede structureel aan door in te
zetten op het energiezuiniger maken van woningen en het helpen van huurders en huiseigenaren
bij energiezuinig gedrag Dit gebeurt onder andere via het Programma Versnelling Gebouwde
Omgeving (PVGO), het Nationaal Isolatieprogramma (NIP), en de aanpak zoals beschreven
in de Kamerbrief Versnelling aanpak energiearmoede gebouwde omgeving.2
Het kabinet heeft middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten voor de aanpak van energiearmoede
van huishoudens. Deze middelen worden ingezet voor gedragsadvies, het nemen van kleine
en middelgrote maatregelen, witgoedregelingen en verduurzamingsadvies op grote maatregelen.
Ook werkt het kabinet onder andere met het Nationaal plan energiesysteem (NPE)3 aan het handelingsperspectief dat burgers hebben binnen het energiesysteem.
Om zicht te hebben op het aantal huishoudens dat met energiearmoede kampt, monitort
het CBS in opdracht van het kabinet jaarlijks de energiearmoede onder huishouden in
het jaar T-2, waarmee naast inkomen en koopkracht ook wordt gekeken naar 1) de betaalbaarheid
van energie, 2) de energetische kwaliteit van een woning en 3) de mogelijkheden om
te investeren in duurzame verbeteringen van de woning. Daarnaast publiceert TNO op
basis van de CBS cijfers een jaarlijkse inschatting over het voorgaande jaar (T-1).
Zij combineren hiervoor gegevens over inkomen, vermogen en energieverbruik met recente
energieprijzen en beleidsmaatregelen.
Vanaf 2024 wordt er jaarlijks een monitor energiesysteem uitgebracht, evenals een
reflectie hierop in de Energienota. In de monitor worden ook indicatoren rondom betaalbaarheid
en energiearmoede opgenomen, en in de Energienota wordt het mogelijk eventuele bijsturende
maatregelen aan te kondigen wanneer de monitor ongewenste ontwikkelingen laat zien.
In het Nationaal Plan Energiesysteem, waarin de visie voor het energiesysteem van
2050 wordt beschreven, wordt tevens meegewogen wat voor impact de keuzes hebben voor
de betaalbaarheid van het energiesysteem (zowel in zijn geheel als voor de eindgebruiker).
Ook zijn extra middelen vrijgemaakt voor het Centraal Planbureau (CPB) voor additioneel
klimaatonderzoek naar de lastenontwikkeling voor huishoudens als gevolg van afzonderlijke
klimaatregelingen. Hierbij zal waar mogelijk en relevant gekeken worden naar de samenstelling
van huishoudens.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt op hoofdlijnen de aanbeveling en de voorgestelde maatregelen.
Het kabinet onderschrijft de problematiek die de Commissie in de aanbeveling schetst
en de inzet om prioriteit te geven aan structurele maatregelen om de onderliggende
oorzaken van energiearmoede aan te pakken. In Europees verband loopt een discussie
over het verlengen van het kader rond tijdelijke crisismaatregelen. Laatstgenoemde
discussie komt niet terug in de aanbeveling van de Commissie over energiearmoede,
maar hangt hier wel mee samen omdat het gaat over de vraag in welke mate de overheid
moet blijven kunnen ingrijpen op de (Europese en nationale) energiemarkt om indien
nodig de consument te kunnen beschermen bij zeer sterke prijsstijgingen. Inzet vanuit
Nederland is dat eventuele steun gericht en tijdelijk is, aangezien dit een negatieve
invloed kan hebben op de prikkels om te verduurzamen. Daarbij dient wel in ogenschouw
te worden genomen dat energie een primaire levensbehoefte is en onderdeel van de bestaanszekerheid
van huishoudens moet zijn. Er moet daarom rekening worden gehouden met het feit dat
niet iedereen de (financiële) ruimte heeft om verder te verduurzamen of te besparen.
Het kabinet onderschrijft ook de inzet van de Commissie om een holistische aanpak
te hanteren bij het tegengaan van energiearmoede. Energiearmoede is namelijk een multidimensionaal
probleem. Het raakt aan de betaalbaarheid van de energierekening, handelingsperspectief
bij verduurzaming van de woning en inkomen. Het kabinet acht het wel van groot belang
dat er ruimte blijft voor lidstaten om qua definitie en maatregelen in te spelen op
de nationale situatie en behoefte, specifiek ten aanzien van details waarbij rekening
gehouden moet worden tussen de verschillende stelsels en sociaaleconomische omstandigheden
tussen lidstaten. Ook moet er wat het kabinet betreft geen automatisme zijn dat de
betaalbaarheid via het energiedomein wordt geborgd. Hiervoor kan ook worden gekeken
naar het algemene inkomensbeleid.
Het kabinet beoordeelt de aanbeveling om onderscheid te maken tussen de begrippen
«energiearmoede» en «kwetsbare afnemers» in beleidslijnen en maatregelen op nationaal
niveau (eerste aanbeveling) positief, gezien dit in Nederland reeds, al dan niet beperkt,
toegepast wordt. Ook in dit kader benadrukt het kabinet het belang van ruimte voor
lidstaten om qua definitie en maatregelen in te spelen op de nationale situatie en
behoefte. De regeling afsluitbeleid voor elektriciteit en gas kent een afsluitverbod
voor kwetsbare consumenten, naast bredere bescherming voor alle consumenten. Bovendien
kent de regeling meer vergaande ondersteuning vanuit de schuldhulpverlening, hierbij
is de insteek om alle (dus ook energiearme) afnemers met betalingsproblemen in vergaande
mate te ondersteunen bij betalingsproblemen met de energierekening om afsluiting te
voorkomen.
Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de aanbeveling dat lidstaten maatregelen
moeten nemen ten aanzien van het afsluiten van het net, zoals genoemd in de tweede
aanbeveling. Tijdens de afgelopen winter gold een aangescherpt afsluitregime en in
april 2023 is de Regeling Afsluitbeleid structureel gewijzigd om alle consumenten
structureel beter te beschermen tegen afsluiten van energie. Hier is ingezet op het
tijdig oplossen van de betalingsproblematiek. Een absoluut afsluitverbod, zoals mogelijk
bedoeld in de tweede aanbeveling, zou dit doorkruisen en de prikkel ontnemen om afspraken
te maken over de betalingsachterstanden. De aangescherpte bescherming heeft laten
zien dat het aansturen op het oplossen van betalingsproblemen aan de voorkant het
effect heeft gehad dat er, ondanks een toename in betalingsproblemen, minder mensen
afgesloten zijn. Indien de tweede aanbeveling het doel heeft om een absoluut afsluitverbod
te bewerkstelligen, dan acht het kabinet deze aanbeveling onwenselijk.
Ten aanzien van de aanbeveling van de Commissie dat elke lidstaat zou moeten voorzien
in een noodleverancier (tweede aanbeveling) geldt dat het kabinet in het kader van
leveringszekerheid een zogeheten Supplier of Last Resort regime kent, waardoor een consument toegewezen wordt aan een nieuwe energieleverancier
indien de huidige energieleverancier niet meer in staat is om te leveren en er geen
overnemende partij is. Dit is strikt genomen geen aanwijzing van een enkele supplier of last resort, zoals waarschijnlijk bedoeld door de Commissie. Het kabinet staat positief tegenover
deze aanbeveling, mits de ruimte behouden blijft om het huidige Supplier of Last Resort regime uit te blijven voeren. De derde aanbeveling, waarin de Commissie de concrete
aanbeveling doet om te overwegen om nationale waarnemingsposten en verantwoordelijke
organisaties voor energiearmoede aan te wijzen en verantwoordelijkheid te geven, wordt
positief beoordeeld. Het kabinet zet reeds in op een interbestuurlijke aanpak. Vanuit
het Landelijk onderzoeksprogramma Energiearmoede werkt het kabinet met verschillende
medeoverheden en TNO samen aan een strategie op energiearmoede.
Aandacht voor gerichte en op maat gesneden communicatie bij het ontwerpen van maatregelen
en acties ter bestrijding van energiearmoede zijn volgens het kabinet van belang.
De vierde aanbeveling wordt daarom positief beoordeeld. Het kabinet heeft middelen
beschikbaar gesteld aan gemeenten voor de aanpak van energiearmoede van huishoudens
die onder meer worden ingezet voor het adviseren van huishoudens over verduurzaming.
Het kabinetsbeleid is er bovendien op gericht om het besparingsbewustzijn van consumenten
te vergroten en hen te laten zien welke maatregelen ze zelf kunnen nemen om energiezuiniger
te leven. Zo loopt de campagne «Zet Ook de Knop Om». De bijhorende website biedt gemakkelijke
tips om energie te besparen en biedt tegelijk informatie over de loketten waar de
gebruiker terecht kan wanneer die de energierekening niet meer kan betalen en dus
met energiearmoede te maken heeft als huishouden. Daarnaast bieden gemeentes op maat
advies aan huishoudens middels energiefixers- en coaches. Energiefixteams gaan huis-aan-huis
langs in buurten of complexen met woningen die slecht geïsoleerd zijn en waar huishoudens
met lage inkomens wonen om ervoor te zorgen dat ook deze groep huishoudens actief
kunnen deelnemen aan de energietransitie.
Met betrekking tot de vijfde aanbeveling over de renovatie van gebouwen met de slechtste
energieprestaties heeft het kabinet, onder andere met het PVGO, verschillende maatregelen
aangekondigd en genomen om gebouwen met de slechtste energieprestaties te verbeteren.
Voor bijvoorbeeld de huursector betreft het normering voor de verhuur per 2030 en
nationale prestatieafspraken met de woningcoöperaties over vergaande verduurzaming
van meer dan 675.000 woningen, inclusief de afspraak dat huurders geen huurverhoging
krijgen na isolatiemaatregelen die leiden tot een beter energielabel.
Ten aanzien van de zesde aanbeveling van de Commissie inzake toegang tot hernieuwbare
bronnen en in het bijzonder toegang tot regelingen voor het delen van energie volgt
het kabinet de Europese regelgeving op dit gebied, namelijk de verordeningen en richtlijnen
omtrent de interne elektriciteitsmarkt4 om de opzet van de elektriciteitsmarkt van de Unie te verbeteren.5 Ook hierbij geldt dat het belang van ruimte voor lidstaten om qua definitie en maatregelen
in te spelen op de nationale situatie en behoefte benadrukt moet worden.
Ten aanzien van de voorstellen op het gebied van vaardigheden (zevende aanbeveling)
geldt dat het kabinet kritisch is en de Commissie op enkele punten om verduidelijking
zal vragen, bijvoorbeeld waar het gaat om het aanbieden van opleidingen voor energiearme
huishoudens.
Bij de laatste aanbeveling, financiering, is een belangrijk uitgangspunt dat het gebruik
van EU-fondsen gebaseerd blijft op vrijwilligheid.
Gevolgen voor de brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de motie van het lid Van Raan6 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit
van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de verdeling van kosten en baten. Het kabinet beoordeelt al deze aspecten
als positief. De maatregelen in de aanbeveling dragen bij aan het verbeteren van het
milieu, het verminderen van het gebruik van (fossiele) brandstoffen en het tegengaan
van wereldwijde klimaatverandering. In de aanbeveling wordt ten aanzien van de kosten
en baten, rekening gehouden met de draagkracht en draaglast van huishoudens die in
energiearmoede leven, wat van belang is in het kader van klimaatrechtvaardigheid.
Voor een succesvolle energietransitie is het belangrijk dat er breed draagvlak is
voor klimaatbeleid. Uit onderzoek blijkt dat het rechtvaardig verdelen van klimaatkosten
(en -baten) belangrijk is voor het creëren en behouden van draagvlak voor klimaatbeleid.7 Ook voor huishoudens met een laag inkomen zou bijvoorbeeld het verduurzamen van een
woning of de toegang tot hernieuwbare energiebronnen betaalbaar moeten zijn om zodoende
mee te kunnen komen in de transitie.
b) Eerste inschatting van krachtenveld
In het kader van de EED-onderhandelingen is er in Europees verband veel gesproken
over energiearmoede. De lidstaten waren met name kritisch over het stellen van een
definitie op Europees niveau, die er uiteindelijk toch is gekomen. Ook willen de lidstaten
graag de ruimte behouden om energiearmoede via het sociale beleid vorm te geven. De
wens om deze ruimte te behouden herkent Nederland, zoals uit de beoordeling van de
aanbeveling van de Commissie blijkt. Het Europese Parlement heeft in 2022 in een resolutie
over de Europese reactie op de gestegen energieprijzen in Europa ook aandacht besteed
aan energiearmoede.8 Zij riepen daarin de lidstaten op om onmiddellijk actie te ondernemen om energiearmoede
aan te pakken en gaven aan toegang tot energie als een fundamenteel basisrecht te
zien.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De aanbeveling
is gebaseerd op artikel 292 VWEU. Op grond van deze bepaling is de Commissie bevoegd
om aanbevelingen vast te stellen op de gebieden waarvoor de Unie bevoegd is. De aanbeveling
heeft betrekking op energiebeleid. Op het gebied van energie hebben de EU en de lidstaten
een gedeelde bevoegdheid (artikel 4, tweede lid, sub i, VWEU).
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De
aanbeveling heeft tot doel energiearmoede tegen te gaan en daarbij concrete handvatten
te geven. Het kabinetsbeleid ten aanzien van energiearmoede is gericht op het in kaart
brengen van energiearmoede en het inzetten op structurele oplossingen voor de lange
termijn. Een bredere EU-aanpak die hierop aansluit, zoals geschetst in de aanbeveling
van de Commissie, kan de nationale strategie ten aanzien van energiearmoede ondersteunen.
Daarbij is wel van belang dat de details van energiearmoedebeleid vooral op nationaal
niveau ingevuld worden, vanwege de verschillende sociale stelsels en sociaaleconomische
omstandigheden tussen lidstaten. Om bovenstaande redenen is optreden op het niveau
van de EU in de vorm van een aanbeveling gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief.
De aanbeveling heeft tot doel energiearmoede tegen te gaan en daarbij concrete handvatten
te geven. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken,
omdat in de aanbeveling aandacht is voor het multidimensionale karakter van het energiearmoede-probleem
en de inzet ziet op het in kaart brengen van energiearmoede en structurele oplossingen
hiervoor. Het voorgestelde optreden gaat niet verder dan noodzakelijk, omdat het om
een aanbeveling gaat die handvatten geeft en er ruimte blijft voor nationale invulling
van energiearmoede beleid.
d) Financiële gevolgen
Uit de aanbeveling volgen geen directe financiële gevolgen voor zowel de EU-begroting
als de nationale begrotingen van lidstaten. Alleen indien lidstaten besluiten de aanbevelingen
vast te leggen in nationale wet- en regelgeving, kunnen er financiële gevolgen zijn.
Indien er toch gevolgen zijn voor de EU-begroting, is het kabinet van mening dat de
benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting
van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De aanbeveling bevat op dit moment geen nieuwe wetgevende voorstellen waarbij gevolgen
te verwachten zijn voor de regeldruk en administratieve lasten, voor de overheid,
bedrijfsleven of burgers. Uiteraard dient er wel goed gekeken te worden naar de mogelijke
regeldrukeffecten op het moment dat de voorgestelde maatregelen worden uitgewerkt.
Bij de uitvoering van maatregelen zal het kabinet zich ervoor inzetten dit zo lastenluw
mogelijk vorm te geven.
De aanbeveling kent geen geopolitieke aspecten en heeft geen directe gevolgen voor
de concurrentiekracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken