Brief regering : Landenbeleid Turkije
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3177 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2023
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 31 augustus jl. een algemeen ambtsbericht
inzake Turkije gepubliceerd. De verslagperiode beslaat maart 2022 tot augustus 2023.
Dit ambtsbericht biedt aanleiding om het landenbeleid voor Turkije op enkele punten
te wijzigen.
Algemene ontwikkelingen
Gedurende de verslagperiode van het ambtsbericht stond de Turkse politiek grotendeels
in het teken van de presidents- en parlementsverkiezingen die in mei 2023 plaats hebben
gevonden en die zijn gewonnen door President Recep Tayyip Erdoğan. Gedurende de verslagperiode
was er bij het Constitutioneel Hof een aanklacht in behandeling om de Halkların Demokratik Partisi (Democratische Partij van de Volkeren, HDP) te verbieden. Tot tweemaal toe verzocht
de HDP het Constitutioneel Hof om de behandeling van de zaak te verzetten tot na de
verkiezingen. Dit verzoek werd echter beide keren afgewezen. Gelet op het risico dat
de HDP kort voor de verkiezingen verboden zou kunnen worden deed zij onder de vlag
van de Yeşil Sol Parti (Groen Links Partij, YSP) mee aan de verkiezingen. Naast de politieke ontwikkelingen
was het voornaamste aandachtspunt in de verslagperiode de natuurrampen die Zuidoost-Turkije
(en Noordwest-Syrië) hebben getroffen. In de nacht van 5 op 6 februari werd dit gebied
getroffen door zware aardbevingen, gevolgd door kleinere bevingen en naschokken. Op
14 maart werden de provincies Şanlıurfa en Adıyaman (beide in het aardbevingsgebied)
voorts getroffen door overstromingen.
Huidige beleid
In het huidige beleid staan de volgende groepen als risicogroep aangemerkt:
1. personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van mensenrechten
en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten; en
2. (toegedichte) Gülen-aanhangers; en
3. HDP-medewerkers, -leden, -activisten en -sympathisanten.
Ten aanzien van (toegedichte) Gülen-aanhangers geldt aanvullend dat indien van geringe
indicaties niet is gebleken, de IND de risico’s bij terugkeer beoordeelt in het licht
van de diffuse en slechte situatie die gekenmerkt wordt door willekeur jegens (toegedichte)
Gülen-aanhangers van de zijde van de Turkse autoriteiten.
Met betrekking tot dienstweigering en desertie geldt het algemene beleidskader. Specifiek
ten aanzien van dienstplichtige Koerden wordt in beginsel niet aangenomen dat zij
een gegronde vrees hebben om in een conflict te worden ingezet tegen eigen volk of
familie.
Ten slotte geldt in de context van Turkije dat er adequate opvangvoorzieningen voor
alleenstaande minderjarige vreemdelingen aanwezig zijn in de zin van paragraaf B8/6
Vc.
Het huidige beleid zal ongewijzigd blijven behalve op de punten die hieronder genoemd
staan.
Gülen-aanhangers
Uit het ambtsbericht blijkt dat ten aanzien van Gülen-aanhangers de strafrechtelijke
vervolging is afgenomen in intensiteit. Ook toetsen de rechters strenger of de overheid
de juiste criteria hanteert bij het beoordelen of iemand wordt aangemerkt als Gülenist.
Dit betrof onder andere het hebben (gehad) van een bankrekening bij Bank Asya en het
hebben gedownload van de ByLock-app waarmee Gülenisten volgens de Turkse autoriteiten
versleutelde berichten naar elkaar zouden sturen. Als gevolg van deze ontwikkelingen
kan worden gesteld dat de willekeur die voorheen prominent speelde bij de strafrechtelijke
vervolging van Gülenisten niet in dezelfde mate aan de orde is.
Indien een persoon behoort tot een risicogroep geldt er een verminderde bewijslast
in de zin dat de vreemdeling op basis van geringe indicaties zijn vrees aannemelijk
kan maken. De bewijslast in dezen ligt wel eerst bij de vreemdeling en de vreemdeling
zal op basis van zijn individuele omstandigheden zijn vrees aannemelijk moeten maken.
Om te kunnen leiden tot vergunningverlening dienen de gebeurtenissen die de vreemdeling
verwacht daarnaast ook voldoende zwaarwegend zijn om te worden aangemerkt als vervolging.
In het huidige beleid geldt, zoals reeds vermeld, aanvullend dat de beoordeling van
de vrees op vervolging plaats moet vinden tegen de achtergrond van het willekeurige
karakter van het optreden van de Turkse autoriteiten. Hiermee ligt er ruimer kader
om een vrees voor vervolging aannemelijk te achten dan gebruikelijk is in geval van
risicogroepen. In de praktijk leidt dit er toe dat in geloofwaardige zaken, ook indien
geen sprake is van geringe indicaties, al snel een risico op vervolging wordt aangenomen.
Er is gelet op de ontwikkelingen in de verslagperiode geen reden om, zoals in het
huidige beleid ten aanzien van Gülenisten het geval is, aanvullend uit te gaan van
een willekeurig karakter van het optreden van de Turkse autoriteiten tegen Gülenisten.
Om deze redenen komt de volgende passage bij de risicogroep «(toegedichte) Gülen-aanhangers»
te vervallen:
Ten aanzien van (toegedichte) Gülen-aanhangers geldt aanvullend dat indien van geringe
indicaties niet is gebleken, de IND de risico’s bij terugkeer beoordeelt in het licht
van de diffuse en slechte situatie die gekenmerkt wordt door willekeur jegens (toegedichte)
Gülen-aanhangers van de zijde van de Turkse autoriteiten.
De risicogroep (toegedichte) Gülen-aanhangers blijft behouden.
Met deze wijziging op basis van de landeninformatie wordt weer aangesloten bij het
gebruikelijke kader voor risicogroepen en wordt het beleid in lijn gebracht met de
praktijk zoals die in algemene zin geldt in ons omringende lidstaten waarbij het eerst
aan de vreemdeling is om zijn vrees aannemelijk te maken op basis van individuele
omstandigheden. Vervolgens wordt getoetst of de gebeurtenissen die de vreemdeling
verwacht, voldoende zwaarwegend zijn om te worden aangemerkt als vervolging.
HDP
Ten aanzien van de HDP geldt dat de situatie voor hen vergelijkbaar is met eerdere
jaren. De ruimte die er voor hen bestond was onverminderd beperkt in de huidige verslagperiode.
Dit blijkt onder andere uit de zaak die nog loopt bij het Constitutioneel Hof om de
HDP te verbieden en de constante stroom aan arrestaties van HDP-ers die ook in deze
verslagperiode doorgang bleef vinden. Hoewel er nog altijd sprake is van veel repressie
van de HDP is de risicogroep, zoals deze momenteel staat omschreven, onvoldoende scherp
geformuleerd. Zo zit er een grote overlap tussen de groep HDP-medewerkers en de groep
HDP-leden en HDP-activisten. Uit het huidige ambtsbericht is niet gebleken dat het
enkele sympathiseren met de HDP voldoende is om in de negatieve aandacht te staan
van de Turkse autoriteiten. Pas als er echt activiteiten worden ondernomen kan dit
tot negatieve aandacht leiden.
Om vorengaande redenen wordt de risicogroep «HDP-medewerkers, -leden, -activisten
en -sympathisanten» gewijzigd in «HDP-leden en -activisten».
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Indieners
-
Indiener
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid