Brief regering : Tolken in de zorg
36 410 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024
Nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR LANGDURIGE ZORG
EN SPORT EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2023
Om goede en passende zorg te bieden is heldere communicatie tussen zorgverleners en
patiënten en/of cliënten essentieel. Anderstalige inwoners in Nederland ervaren moeilijkheden
in communicatie met zorgverleners. Op dit moment kan deze doelgroep gebruik maken
van hulpmiddelen zoals informele- en formele tolken. Er zijn echter aanwijzingen dat
zorgverleners problemen ervaren bij het inschakelen van professionele tolken. Redenen
hiervoor liggen in de beschikbaarheid, informatievoorziening en bekostiging. Het blijft
daarom punt van aandacht om zorg te dragen voor goede communicatie tussen anderstaligen
en zorgverleners.
Via de motie van de leden Paulusma (D66) en Bikker (CU)1 is de regering eind 2021 verzocht om de voor- en nadelen en praktische uitvoerbaarheid
van de verschillende vormen van bekostiging van tolken in kaart te brengen. Middels
deze brief geven wij invulling aan deze motie. Uw Kamer is eind 2022 geïnformeerd
over de beleidsreactie op het rapport «Tolken in de zorg: een overzicht van huidige
inzet, financiering en knelpunten» dat Berenschot in opdracht van het Ministerie van
VWS heeft opgesteld.2 Uit het rapport van Berenschot zijn drie verschillende vraagstukken gekomen: het
beschikbaarheidsvraagstuk, het informatievraagstuk, en het bekostigingsvraagstuk.
De afgelopen periode zijn deze drie vraagstukken nader geanalyseerd, zodat we weloverwogen
voorstellen kunnen doen aan uw Kamer voor het oplossen van knelpunten. Dit is in lijn
met de gewijzigde motie van het lid Van der Plas (BBB)3 die de regering verzoekt om de resultaten van de verschillende analyses die momenteel
uitgevoerd worden af te wachten, voordat voorstellen naar de Kamer worden gezonden.
In deze brief gaan we in op de aanpak voor de drie verschillende vraagstukken. Eerst
beschrijven we de (voorgenomen) stappen op het beschikbaarheidsvraagstuk en het informatievraagstuk.
Daarna beschrijven we uitgebreid de huidige bekostiging van tolken binnen de verschillende
stelselwetten en de mogelijkheid van een centrale oplossing. Via deze brief informeren
we uw Kamer over de voortgang.
Beschikbaarheid
Het kan lastig zijn om een tolk in de zorg te vinden. Net als in veel andere sectoren
is er sprake van schaarste. In bepaalde talen is het tekort extra groot. Op 26 juni
jongstleden is door de Minister van Justitie en Veiligheid een brief naar de Kamer
gestuurd over de monitoring van tolk- en vertaaldiensten.4 In deze brief wijst de Minister van Justitie en Veiligheid op een stijgende vraag
naar tolkendiensten, terwijl het aanbod in tolk- en vertaaldiensten niet meegroeit.
De laatste tijd hebben zich veel technologische ontwikkelingen voorgedaan die behulpzaam
zijn bij het overwinnen van taalbarrières in de zorg, zodat de vraag naar professionele
tolken beperkt kan blijven. Om beter inzicht te krijgen in welke mogelijkheden momenteel
beschikbaar zijn en voor welke zorgvragen deze geschikt zijn, is recent een onderzoek
uitgezet in opdracht van VWS. Het doel van het onderzoek is:
1) Het in kaart te brengen van de huidige digitale hulpmiddelen die beschikbaar zijn
voor het overwinnen van taalbarrières in de verschillende onderdelen van de zorg en
het sociaal domein.
2) Het verzamelen van de ervaringen van zorgverleners met betrekking tot deze digitale
hulpmiddelen.
3) Het identificeren van zorgvragen waarin deze digitale hulpmiddelen mogelijk nuttig
kunnen zijn.
4) Het inzichtelijk maken van de kansen die zorgaanbieders en zorgverleners nog kunnen
benutten om digitale hulpmiddelen effectiever in te zetten.
We informeren uw Kamer eind dit jaar over de uitkomsten van dit onderzoek naar digitale
hulpmiddelen.
Informatie
Zorgverleners, patiënten en naasten moeten een goede inschatting maken wanneer de
inzet van een tolk noodzakelijk is om een taalbarrière te overbruggen. Om deze inschatting
goed te kunnen maken is het belangrijk om duidelijke richtlijnen te hebben voor de
inzet van tolken binnen de zorg en het sociaal domein.
Een belangrijke stap die hierin wordt gezet is de ontwikkeling van een generieke richtlijnmodule.
Deze richtlijnmodule helpt professionals en patiënten om te bepalen in hoeverre een
taalbarrière belemmert in het bieden van goede zorg. De generieke module wordt ontwikkeld
door de Patiëntenfederatie Nederland (PFN) in samenwerking met stakeholders, waaronder
vertegenwoordigers van beroepsorganisaties, professionals in de zorg, het sociaal
domein, patiënten, cliënten, naasten, tolken en expertisecentrum gezondheidsverschillen
Pharos. De richtlijnmodule is naar verwachting in het najaar van 2024 afgerond. Deze
ontwikkeling wordt gesubsidieerd vanuit ZonMW.
Ook de samenwerking tussen zorgverleners en tolken is belangrijk voor goede zorgverlening.
Momenteel wordt in samenwerking met de PFN aanvullende mogelijkheden onderzocht voor
praktische handvatten aan zorgverleners voor de samenwerking met tolken in de spreekkamer.
In aanvulling op het verstrekken van informatie over de huidige kwaliteitsnorm5 en de eerdergenoemde generieke richtlijnmodule. Tot slot vinden wij ook het vergroten
van bewustwording belangrijk rondom de impact van taalbarrières en culturele aspecten
op gezondheid, zorg en gezondheidsverschillen.
Bekostiging
Per 2012 is de landelijke subsidie voor de inzet van tolken in de zorg grotendeels
komen te vervallen. Daardoor verschilt momenteel per zorgsector of zorgdomein hoe
de bekostiging van tolken is georganiseerd. Uit het rapport van Berenschot6 blijkt dat in sommige zorgsectoren in Nederland knelpunten worden ervaren bij (de
bekostiging van) de inzet van professionele tolken door zorgaanbieders.
In de motie van de leden Paulusma (D66) en Bikker (CU)7 is gevraagd de voor- en nadelen en praktische uitvoerbaarheid voor zorgverleners
en zorgaanbieders van de verschillende vormen van bekostiging in kaart te brengen
voor de inzet van tolken.
Vanuit verschillende partijen uit het veld is de wens om één centrale vorm van financiering
of bekostiging aan te bieden voor de gehele zorg en het sociaal domein, zoals een
landelijke tolkensubsidie. Echter heeft een subsidie niet onze voorkeur. Redenen hiervoor
zijn dat het uitgangspunt is dat zorg en de bijbehorende diensten worden bekostigd
via de betreffende stelselwetten. Voor veel sectoren is de bekostiging van tolken
in de zorg namelijk geregeld via de stelselwetten. Daarnaast is een subsidie voor
de inzet van tolken in principe tijdelijk en streven wij naar een structurele oplossing.
Tot slot heeft een subsidie hoge uitvoeringslasten (voor de verstrekker en uitvoerder)
en brengt mogelijke staatssteunrisico’s met zich mee.
Naast de verschillen in knelpunten bij de bekostiging van tolken in de zorgsectoren,
verschillen ook de behoeften voor de inzet van tolken per stelselwet, en per zorgsector,
zoals blijkt uit het rapport van Berenschot.6 Bijvoorbeeld in de Wet langdurige zorg (Wlz) kunnen taalbarrières vaak worden overwonnen
met behulp van informele tolken en digitale hulpmiddelen. In de Zorgverzekeringswet
(Zvw) vinden vaak complexere gesprekken plaats, wat de vraag naar professionele tolken
vergroot.
Wij streven naar een passende en blijvende oplossing, waarbij de kosten (waaronder
administratieve lasten) in verhouding staan tot de baten.
Hieronder beschrijven we de inzet en (huidige) bekostiging van tolken per stelselwet:
de Zvw, de Wlz, de Wet publieke gezondheid (Wpg), Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo) en de Jeugdwet.
Zorgverzekeringswet
De onderzoeken van Nivel8 en Berenschot7 hebben een gemeenschappelijk beeld geschetst, namelijk dat vooral in de curatieve
ggz, geboortezorg (kraamzorg en verloskundige zorg) en huisartsenzorg signalen zijn
dat de bekostigingssystematiek voor de inzet van tolken niet toereikend is. Inmiddels
is de bekostiging aangepast van zowel de curatieve ggz als de verloskundige zorg en
kraamzorg. Hieronder zullen we de huidige situatie voor elke sector binnen de Zvw
bespreken en aangeven of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Ggz
In de curatieve ggz is sinds 2022 een prestatiebeschrijving «Toeslag inzet tolk» opgenomen
in het zorgprestatiemodel. Deze beleidsregel voorziet in toeslagen op consulten en
groepsconsulten, en hanteert dezelfde minutenindeling als de consulten. De «Toeslag
inzet tolk» kan worden ingezet wanneer er sprake is van een aanzienlijke taalbarrière,
waarbij het inzetten van een professionele tolk noodzakelijk is, conform het «inzetkader
talen tolk» en in lijn met de «kwaliteitsstandaard professioneel tolk».
Geboortezorg
In de geboortezorg (de kraamzorg en de verloskundige zorg) is er sinds 2023 een (tijdelijke)
toeslag ingevoerd, die in vorm vergelijkbaar is met de betaaltitel in de curatieve
ggz. Deze toeslag is bedoeld voor situaties waarin een aanzienlijke taalbarrière bestaat
en het gebruik van een professionele tolk noodzakelijk is, in lijn met het «Inhoudelijk
kader inzet tolken anderstaligen» en conform de «kwaliteitsstandaard professioneel
tolk». Momenteel onderzoeken we, in overleg met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa),
onder welke condities de tijdelijke toeslag voor de geboortezorg structureel kan worden
gemaakt.
Huisartsenzorg
Binnen de Zvw wordt bij de huisartsenzorg de bekostiging nog als ontoereikend ervaren.
Op dit moment zijn er verschillende financieringsmogelijkheden voor tolken in de huisartsenzorg.
Ten eerste verwerkt de NZa de gemiddelde tolkenkosten in de (maximum)tarieven op de
basis van historisch kostprijsonderzoek, voor zover de NZa deze tarieven vaststelt.
Dit betekent dat huisartsen een vergoeding krijgen voor het inschakelen van tolken,
ongeacht hoe vaak ze dit daadwerkelijk doen. Huisartsen ervaren dit als een drempel
om een tolk in te zetten. In toekomstige kostenonderzoeken, die dienen als basis voor
de herijking van de huisartsentarieven, zullen de daadwerkelijk gemeten tolkenkosten
ook worden meegenomen. Maar als huisartsen terughoudend zijn om tolken in te zetten
vanwege de ervaren drempels, zal het herziene tarief ook geen vergoeding omvatten
van het gewenste inzetniveau en hen niet aanmoedigen om vaker tolken te gebruiken.
Ten tweede kunnen zorgverzekeraars en huisartsen lokale contractafspraken maken over
het vergoeden van tolkenkosten via segment 3.
Ten derde bieden Achterstandsfondsen9 een vergoeding voor de inzet van tolken aan huisartsen die werkzaam zijn in achterstandswijken.
Het fonds ondersteunt huisartsenpraktijken in achterstandswijken, waar door complexe
zorgvragen en hoge werklast de beschikbaarheid van huisartsen soms onder druk komt
te staan. Het Achterstandsfonds is echter voor een beperkt aantal postcodes beschikbaar
en de middelen zijn bestemd voor meer dan de inzet van een professionele tolk bij
taalbarrières.
Momenteel verkennen we de aanvullende mogelijkheden met belanghebbenden (onder andere
de Landelijke Huisartsen Vereniging, InEen, het Achterstandsfonds, de NZa, het Zorginstituut
en Zorgverzekeraars Nederland), zoals het creëren van een aparte prestatie voor de
inzet van tolken in de huisartsenzorg en breder benutten van het Achterstandsfonds.
Dit is in lijn met de motie10 van de leden Paulusma (D66), Ceder (CU), en Westerveld (GL).
Een aanvullende bekostigingsvorm moet voldoen aan een aantal randvoorwaarden. De oplossing
moet passen binnen het zorgstelsel (Zvw en Wet marktordening gezondheidszorg) en eventuele
extra uitgaven worden opgevangen binnen het macrokader van de huisartsenzorg. Een
oplossing moet doeltreffend zijn en de voordelen moeten in verhouding staan tot de
kosten. Daarbij kijken we specifiek naar de administratieve lasten die een voorgestelde
oplossing met zich meebrengt. De lessen van de (tijdelijke) toeslagen in de curatieve
ggz en geboortezorg worden hierbij betrokken. Wij informeren uw Kamer voor het einde
van dit jaar over de voortgang.
Overige eerstelijnszorgsectoren
Wat betreft andere eerstelijnszorgsectoren (mondzorg, wijkverpleging, paramedische
zorg, eerstelijnsverblijf, geriatrische revalidatiezorg, apotheken, en geneeskundige
zorg voor specifieke patiëntgroepen) zijn weinig signalen van knelpunten die niet
opgelost kunnen worden met digitale hulpmiddelen of een informele tolk. Dit betekent
natuurlijk niet per se dat er geen knelpunten zijn. Mocht in de toekomst blijken dat
er toch grote knelpunten ontstaan, moeten we per sector bekijken wat de aard van het
probleem is en wat eventuele oplossingsmogelijkheden zijn.
Medisch specialistische zorg
De dbc-systematiek, die voor de medisch specialistische zorg (msz) is ontwikkeld,
geeft in principe al ruimte voor de inzet van tolken. In het B-segment, waar vrije
tarieven gelden, kunnen zorgaanbieders momenteel al afspraken maken met verzekeraars
over tolken. In het A-segment, waar maximumtarieven gelden, kunnen zorgaanbieders
via de maxmax-tarieven ook afspraken maken met zorgverzekeraars over de vergoeding
voor de inzet van tolken.
De NZa geeft aan dat de bekostigingsmogelijkheden nog niet in alle gevallen (goed)
worden benut door msz-aanbieders, dus zorgaanbieders kunnen hierin ook zelf nog een
stap zetten. Een optie hiervoor is dat zorgaanbieders allereerst duidelijk inzicht
in de inzet van tolken creëren, zodat ze hierover goede afspraken kunnen maken met
de verzekeraars.
Langere termijn in de Zvw
De motie van de leden Paulusma (D66) en Ceder (CU), verzoekt de regering om voor de
langere termijn te bezien óf en zo ja hoe een algehele prestatie binnen de Zvw-zorg
voor de inzet van tolken mogelijk is. In lijn met deze motie onderzoeken we, in overleg
met de NZa, wat de mogelijkheden zijn van een universele prestatie voor de inzet van
tolken binnen de Zvw voor de langere termijn. Uw Kamer wordt – zoals gevraagd in de
motie – geïnformeerd over de voortgang van deze motie voorafgaand aan de begrotingsbehandeling
van VWS.
Wet langdurige zorg
Het rapport van Berenschot laat zien dat binnen de Wlz, in vergelijking met andere
zorgwetten, over het algemeen minder behoefte is aan de inzet van een tolk. Dit komt
vooral door de aard van de zorgverlening, die vaak langdurig is en veel eenvoudige
dagelijkse communicatie bevat. Deze zorg kan vaak met behulp van informele tolken
en digitale hulpmiddelen worden opgevangen. Alleen op specifieke momenten, zoals bij
intakegesprekken, kan behoefte zijn aan een formele tolk.
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) beoordeelt op basis van de zorgbehoefte of
iemand in aanmerking komt voor Wlz-zorg. Voor mensen die geen Nederlands (of Engels)
spreken, schakelt het CIZ een tolkendienst in, zodat er geen belemmeringen zijn bij
de toegang tot de Wlz.
Een aandachtspunt binnen de langdurige zorg is dat naar verwachting meer mensen in
de Wlz zullen komen die de Nederlandse taal niet (goed) beheersen. Met name bij dementie
en onbegrepen gedrag bij cliënten met een migratieachtergrond kan een taalbarrière
voor handelingsverlegenheid zorgen bij zorgverleners. Momenteel wordt geprobeerd naasten
te betrekken die de taal spreken. Het is van belang om een vinger aan de pols te houden
en mogelijke toekomstige knelpunten tijdig te identificeren. Dit sluit aan bij de
bevindingen in het onderzoek van Berenschot.
Wet publieke gezondheid
Binnen de publieke gezondheid is vaak behoefte aan communicatie met anderstaligen.
Dit wordt voornamelijk gedaan door informatie beschikbaar te stellen in verschillende
talen (i.e. brieven, folders, posters en online materiaal). Dat werkt goed omdat het
vaak gaat om standaardprocedures die voor iedereen op dezelfde manier kunnen worden
uitgelegd.
De verantwoordelijkheid voor het regelen van tolken bij preventie en zorg in het kader
van de Wpg ligt bij de rijksoverheid, gemeenten en de Centra voor Seksuele Gezondheid
(CSG). Hieronder valt ook het inhuren van tolken(telefoons) om goede zorg en voorlichting
te kunnen verlenen. De manier waarop dit per GGD of jeugdgezondheidszorgorganisatie
geregeld is, hangt af van de afspraken die hierover zijn gemaakt met de gemeenten.
Daardoor kan het verschillen tussen gemeenten of het gemakkelijk is om tolken in te
zetten en welke administratieve lasten hiermee gepaard gaan. De financiering is gekoppeld
aan de manier waarop deze programma’s zijn geregeld. Gemeenten krijgen voor de uitvoering
van deze taken budget via het Gemeentefonds. De coördinerende CSG’s krijgen subsidie
voor de uitvoering van de regeling Aanvullende Seksuele Gezondheidszorg (ASG). De
financiering van de bevolkingsonderzoeken gebeurt door de rijksoverheid. Er is geen
reden om deze financieringsroutes te veranderen.
Het gebruik van tolken varieert per uitvoerende organisatie, maar over het algemeen
komt dit niet vaak voor door de beschikbaarheid van materiaal in andere talen. Bij
screeningsprogramma’s wisselt het gebruik van tolken sterk, waarbij de neonatale en
prenatale screening soms een tolkentelefoon gebruiken. Bevolkingsonderzoeken naar
kanker maken vooral gebruik van schriftelijke communicatie in verschillende talen.
Uit een inventarisatie van het RIVM blijkt dat er geen sprake is van echte knelpunten.
Binnen de tuberculose(tbc)-bestrijding is de inzet van tolken frequenter en belangrijk
voor goede communicatie. Over het algemeen verloopt de inzet van tolken hier redelijk,
maar soms kan dit leiden tot extra wachttijd, wat flexibiliteit vereist volgens een
uitvraag bij betrokkenen uit het werkveld van tbc-bestrijding bij RIVM en GGD. Ook
is hier sprake van schaarste bij de inzet van professionele tolken. Bij een specifieke
taal (of dialect) is de beschikbaarheid van tolken lastiger en worden noodgedwongen
soms andere manieren gebruikt waardoor de vertaling dan niet altijd adequaat is. Dit
doet tekort aan het uitgangspunt van een gelijkwaardige, adequate en kwalitatief goede
tbc-dienstverlening aan specifieke groepen.11 De kosten van tolken voor GGD’en kunnen aanzienlijk zijn, vooral nu veel recent gearriveerde
immigranten en asielzoekers voor deze (door de overheid opgelegde) screening op tbc-infectie
worden onderzocht en zij niet (meer) in de Centraal Orgaan Asielzoekers (COA)-opvang
verblijven.11 Hierover gaan we in nader overleg met de GGD’en.
Voor asielzoekers en vergunninghouders in de asielopvang geldt een andere regeling.
Het COA heeft een contract afgesloten voor de uitvoering van verschillende taken in
het publieke gezondheidsdomein. Het COA vergoedt de tolkenkosten voor deze publieke
gezondheidszorg voor bewoners van de COA-opvang. De inzet van tolken voor doelgroepen
Oekraïense ontheemden en asielzoekers wordt gefinancierd door het Ministerie van Justitie
en Veiligheid.
Wet maatschappelijke ondersteuning
In het rapport van Berenschot staat dat binnen de Wmo sprake is van (relatief) weinig
anderstalige cliënten in vergelijking met het aantal anderstalige cliënten binnen
de andere zorgwetten. Ook is er relatief weinig behoefte aan de inzet van een tolk;
78% van de geënquêteerde zorgverleners geeft aan zelden tot nooit behoefte te hebben
aan een tolk. Dit komt omdat binnen de Wmo sprake is van lichtere vormen van ondersteuning,
waarbij communicatie (vaak) over het algemeen een minder grote rol speelt dan bijvoorbeeld
in de curatieve zorg. We verwachten dat de behoefte aan tolken vooral een rol speelt
bij de toegang tot de Wmo en bij individueel maatwerk, zoals begeleiding thuis. Binnen
deze vormen van Wmo ondersteuning is de inzet erop gericht dat mensen zo zelfstandig
mogelijk te laten deelnemen aan de samenleving. Duidelijke en consistente communicatie
is daarbij van groot belang.
De afgelopen jaren zijn bij het Ministerie van VWS weinig tot geen signalen binnengekomen
over de inzet en financiering van tolken binnen de Wmo en eventuele ervaren knelpunten
hierbij. Dit wil echter niet zeggen dat er momenteel in de praktijk geen knelpunten
zijn. Hierover zijn we in gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
en cliëntorganisaties.
Jeugdwet
De Jeugdwet heeft als doel de eigen kracht van de jongere te vergroten én het zorgend
en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken. Soms is het nodig om een
tolk in te schakelen om dit te bereiken.
Het rapport van Berenschot geeft aan dat binnen de Jeugdwet het aantal anderstaligen
in vergelijking tot andere zorgwetten het hoogst is. Ondanks dit hogere aantal zijn
er relatief weinig problemen met taalbarrières. Dit kan volgens Berenschot deels worden
verklaard door de hogere inzet van tolken binnen de Jeugdwet dan in andere zorgwetten.
Het is positief dat veel jeugdzorgaanbieders en gemeenten erin slagen om de inzet
van tolken mee te nemen in de contractering.
Toch geeft 8% van de ondervraagden aan soms een tolk te willen inzetten, maar dit
niet doen. Dit kan komen doordat de inzet van een tolk niet is meegenomen in de contractering
van zorg, omdat er sprake is van onduidelijke contractafspraken of omdat de afspraken
wel gemaakt zijn maar onvoldoende bekend zijn bij professionals. Het is belangrijk
dat aanbieders en gemeenten met elkaar over dit onderwerp in gesprek blijven en professionals
actief informeren over de mogelijkheden. Dit is ook recentelijk besproken met de VNG.
Dit sluit ook aan bij de motie van het lid Ceder (CU).12
Ook met de PFN is overleg geweest. Hieruit kwam naar voren dat zij zich vooral zorgen
maken over de toegang van jeugdhulp voor gezinnen met een verblijfsstatus. In de Hervormingsagenda
jeugd is toegang een apart thema. Taal kan hier onderdeel van zijn. Een landelijke
regeling apart voor de jeugdhulp zoals voorgesteld in een motie van de leden Bushoff
(PvdA) en Westerveld (GL)13 lijkt vooralsnog niet nodig. De inzet van tolken in de Jeugdzorg is besproken met
de VNG en zal onderwerp van gesprek blijven als de situatie daarom vraagt.
Tot slot
Goede en passende zorg begint met duidelijke communicatie. Daarom is het belangrijk
om de inzet van professionele tolken voor situaties waar dit noodzakelijk is, structureel
te regelen. De signalen van problemen met de inzet van tolken in de zorg variëren
echter per zorgsector, en per stelselwet. Daarom streven we naar maatwerkoplossingen
voor de sectoren waar dit echt nodig is, zoals voor de huisartsenzorg. Daarnaast verkennen
we of voor de langere termijn een universele prestatie binnen de Zvw mogelijk is.
We blijven alert op signalen van problemen of minder goede zorg door taalbarrières
binnen alle onderdelen van de zorg en het sociaal domein en zullen passende oplossingen
blijven zoeken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport