Brief regering : Stand van zaken en ontwikkelingen die betrekking hebben op het waterdomein
27 625 Waterbeleid
Nr. 659 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2023
Met deze brief wordt de Tweede Kamer voor het Wetgevingsoverleg (WGO) Water van 29 januari
2024 geïnformeerd over de stand van zaken en ontwikkelingen die betrekking hebben
op het waterdomein. Daarnaast wordt met deze brief invulling gegeven aan een aantal
moties en toezeggingen. In de brief komen de volgende onderwerpen aan bod:
1. Water en Bodem Sturend
2. Droogte en Zoetwater
3. Waterveiligheid en Integraal Riviermanagement
4. Waterkwaliteit
5. Grondwater
6. Drinkwater
7. Waterbewustzijn en waterbewust gedrag
8. Noordzee
9. Caribische delen van het Koninkrijk en Internationaal
10. Overig
De opgaven op het gebied van water worden beïnvloed door het veranderende klimaat.
De nieuwste KNMI’23 Klimaatscenario’s bevestigen voor zowel Nederland als voor Caribisch
Nederland de trend waarbij de gemiddelde temperatuur stijgt en droogte, maar ook extreme
neerslag, vaker voorkomen. Ook de zeespiegel blijft stijgen. Dit heeft gevolgen voor
onder andere waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid, de waterkwaliteit en de drinkwaterlevering.
Deze nieuwe Klimaatscenario’s zijn in oktober 2023 aan de Kamer aangeboden.1
In deze brief wordt een overzicht gegeven van actuele thema’s, op welke wijze met
deze opgaven wordt omgegaan, welke stappen daarin zijn gezet en de komende periode
nog zullen worden gezet.
1. Water en Bodem Sturend
Water en bodem zijn van invloed op het dagelijks leven. Tot duizend jaar geleden pasten
inwoners tussen Rijn, Maas en Noordzee zich aan de natuurlijke omstandigheden aan.
Sindsdien zijn mensen water en bodem gaan aanpassen. Maar de afgelopen decennia loopt
Nederland steeds vaker aan tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem. Bovendien
zet het veranderende klimaat alles op scherp. Op 25 november 2022 heeft het kabinet
de Tweede Kamer daarom een brief gestuurd over Water en Bodem Sturend.2 Daarin formuleert het kabinet de uitgangspunten voor het omgaan met de beperkingen
en uitdagingen die het water- en bodemsysteem bieden.
Door water en bodem sturend te maken in de ruimtelijke ordening kunnen we in Nederland
veilig blijven leven, wonen en werken. Het Ministerie van IenW geeft hiermee input
voor het oplossen van de soms ingewikkelde opgave van de ruimtelijke ordening in Nederland:
wat kan het beste waar? Daarbij zijn de kernwaarden: niet afwentelen op toekomstige
generaties; niet afwentelen naar andere gebieden of functies; niet afwentelen van
privaat naar publiek.
Veel van de ontwikkelingen die in deze brief worden genoemd, geven mede invulling
aan de doelstellingen van Water en Bodem Sturend. Zo geeft het Kennisprogramma Zeespiegelstijging
onderbouwing voor ruimtelijke reserveringen en inzicht in de invloed van zeespiegelstijging
op zoetwaterbeschikbaarheid en toename van verzilting. Het Programma Integraal Riviermanagement
(IRM) bereidt het riviersysteem voor op effecten van klimaatverandering. En met het
KRW-impulsprogramma wordt ingezet op een blijvend goede waterkwaliteit ten behoeve
van onder andere drinkwater.
Uitvoeringsstrategie en wettelijke borging Water en Bodem Sturend
Samen met provincies, waterschappen, gemeenten, deltacommissaris en tal van stakeholders
is na de publicatie van de brief gewerkt aan een uitvoeringsstrategie. In goed overleg
met de koepels van de decentrale overheden, te weten het Interprovinciaal Overleg
(IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG), is in de eerste helft van dit jaar de strategie opgesteld. In de bijlage bij
deze brief ontvangt de Kamer deze Landelijke Strategie met daarbij de Interbestuurlijke
Uitvoeringsagenda 2023–2024 Water en Bodem Sturend.3
In de uitvoeringsagenda staan de diverse onderdelen en acties om deze transitie concreter
te maken en tot uitvoering te brengen. Dit met behulp van onder meer een Water en
Bodem Sturend-narratief, een taskforce voor ondersteuning van decentrale overheden
en een dashboard waarmee de voortgang van maatregelen wordt gemonitord. Maar ook met
de aanpassing van beleid en regelgeving in uiterwaarden en in het IJsselmeergebied.
Naar verwachting wordt eind 2023 een borgingskalender aan de Kamer gestuurd waarin
wordt aangegeven hoe de 33 structurerende keuzes en de 55 maatregelen uit de brief
Water en Bodem Sturend in de komende jaren zullen worden verankerd.
Op vele plekken in het land wordt inmiddels gewerkt aan de uitwerking van Water en
Bodem Sturend. Dit is bijvoorbeeld te zien in de coalitieakkoorden van de provincies,
in de ruimtelijke provinciale puzzels in de NOVEX-gebieden en in de uitwerking van
het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Daarnaast hebben universiteiten en
onderzoeksinstellingen, en ook het College van Rijksadviseurs, onderzoeksprogramma’s
ingezet of aangevuld. Over de resultaten van die inspanningen wordt de Kamer komend
voorjaar via de toegezegde jaarlijkse voortgangsbrief Water en Bodem Sturend geïnformeerd.
Opvolging toezegging overleg Jonge Klimaatbeweging
In het Notaoverleg van 27 maart 2023 (Kamerstuk 27 625, nr. 623) is toegezegd aan het lid Tjeerd De Groot om de Kamer nader te informeren over de
betrokkenheid van jongeren.4 Met de Jonge Klimaatbeweging en JongRES heeft op 10 juli 2023 een workshop Water
en Bodem Sturend plaats gevonden. Daarnaast is ook in het voorjaar van 2023 overleg
met hen geweest. In juli is een gesprek gevoerd met de deelnemers van de Nationale
Traineeships Bodem en Water. Via de uitvoeringsagenda geven we samenwerking met jongeren
structureel vorm. Met hen wordt nog een startbijeenkomst georganiseerd. Hiermee is
invulling gegeven aan de toezegging aan het lid De Groot.
2. Droogte en Zoetwater
Vier van de afgelopen zes jaar waren droog, waarbij 2018 en 2022 extreem droog waren.
In zeer droge jaren is het voorzien van alle sectoren van voldoende zoetwater en het
doorspoelen van het watersysteem om verzilting tegen te gaan nu al een probleem. De
KNMI’23 Klimaatscenario’s tonen aan dat in alle scenario’s de temperatuur en de grilligheid
van het weer toenemen en droogte vaker voorkomt. Beperkte wateraanvoer vanuit de rivieren
en zeespiegelstijging maken het waterbeschikbaarheids- en verziltingsprobleem in de
kustregio’s nog groter. Met betrekking tot de rivieren wordt de dialoog met de buurlanden
over droogte sinds 2022 geïntensiveerd en in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging
wordt het effect op de verzilting mede onderzocht.
De inzichten uit de Klimaatscenario’s laten opnieuw zien dat het noodzakelijk is om
maatregelen te nemen ten behoeve van de zoetwaterbeschikbaarheid en dat alle watergebruikers
zich voorbereiden op frequentere periodes van watertekort.
Eind 2024 wordt een knelpuntenanalyse opgeleverd om aan te geven waar en in welke
mate de watertekorten en verzilting zich gaan voordoen. Eind 2025 is een voorzet voor
verschillende scenario’s voor de zoetwaterverdeling in de Nederlandse rivieren en
meren gereed. De strategische Deltabeslissing Zoetwater wordt in 2026 herijkt. Tegelijk
met die herijking wordt ook een nieuw maatregelenpakket samengesteld, dat als doel
heeft om Nederland weerbaar te maken tegen zoetwatertekort in 2050.
In de tussentijd worden de maatregelen, zoals opgenomen in het Deltaprogramma Zoetwater
Fase 1 en Fase 2, onverkort uitgevoerd. In fase 2 (2022–2027) werken Rijk en regio
samen aan de realisatie van zoetwatermaatregelen ter waarde van in totaal € 800 miljoen
(waarvan € 250 miljoen uit het Deltafonds).
Haringvlietsluizen in relatie tot zoetwatervoorziening
In het Kierbesluit (Besluit Beheer Haringvlietsluizen) is bepaald dat de Haringvlietsluizen
kunnen worden geopend bij vloed. Hierdoor kunnen vissen met de stroom mee van zee
het Haringvliet op zwemmen. Dit bevordert de internationale vismigratie. Vanaf 2018
voert Rijkswaterstaat het Kierbesluit stapsgewijs in. Waar mogelijk en verantwoord,
krijgen de vissen nu al de ruimte om ook bij vloed de sluizen te passeren.
Parallel doet Rijkswaterstaat onderzoek om tot grotere en langduriger openingen te
komen, waarbij de randvoorwaarde is dat de zoetwatervoorziening voor drinkwater en
landbouw geborgd wordt. De eerste conclusies uit het onderzoek «Lerend implementeren
kierbesluit» zijn dat de sluizen bij vloed minder lang en ver geopend kunnen worden
dan voorzien bij het Kierbesluit. Wel kunnen de sluizen wat vaker open.
Om de duur en de grootte van de sluisopening te vergroten, onderzoekt Rijkswaterstaat
twee mogelijkheden. Als eerste wordt gekeken naar de mogelijkheid om de bovenlaag
van het Haringvliet zoet te houden door ook bij droogte met een kleine opening te
blijven spuien bij de Haringvlietsluizen vanaf het Haringvliet naar zee. Naar verwachting
zijn de studieresultaten in 2025 gereed. Daarmee wordt duidelijk of dit wel of niet
gewenst is. Als tweede loopt er parallel een studie naar de effectiviteit van het
aanpassen van de bodem van het Haringvliet, om het binnen gekomen zout beter te beheersen,
ook deze resultaten zijn in 2025 gereed. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezegging
aan het lid Grinwis.5
3. Waterveiligheid en Integraal Riviermanagement
Nederland is als laaggelegen delta kwetsbaar voor overstromingen. Circa 8 miljoen
mensen worden beschermd door een primaire waterkering. Door klimaatverandering stijgt
de zeespiegel, treden vaker extreme afvoeren op en neemt de kans op wateroverlast
toe. Desondanks is Nederland de best beschermde delta ter wereld. Dit is mogelijk
doordat er continu en samen met de waterschappen en Rijkswaterstaat wordt gewerkt
aan de waterveiligheidsdoelen.
Procesvoortgang evaluatie Waterwet en subsidieregeling Hoogwaterbeschermings- programma
Eind 2024 worden de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de
evaluatie van de Waterwet en de subsidieregeling voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma
(HWBP). De evaluatie van de Waterwet gaat over de artikelen die ingrijpend zijn gewijzigd
op 1 januari 2014 en 1 januari 2017.6 Het betrof de wijziging van de Waterwet met betrekking tot «doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming» en «nieuwe normering primaire waterkeringen».7 Onderdeel van deze evaluatie is eveneens een verslag van het onderzoek of wezenlijke
veranderingen zijn opgetreden in de onderliggende aannames, die ten grondslag liggen
aan de normering van de primaire waterkeringen en, als dat het geval is, of de normering
moet worden gewijzigd.8
Daarnaast zal de evaluatie van de subsidieregeling HWBP worden uitgevoerd.9 In de evaluatie worden de uitkomsten van het onderzoek naar de doeltreffendheid,
de effecten en de doelmatigheid van de subsidieregeling weergegeven en wordt teruggeblikt
op de verbeteringen die sinds de vorige evaluatie in 2019 zijn opgepakt. Ook dit rapport
zal eind 2024, in samenhang met de uitkomsten van de evaluatie van de Waterwet, met
de Kamers worden gedeeld.
Natuurontwikkeling en rivierverruiming bij het HWBP
Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) heeft als primair doel het verbeteren van
de waterveiligheid. Aan de start van een project wordt bekeken of er een integrale
aanpak mogelijk is. In de huidige praktijk wordt dit waar mogelijk al gestimuleerd.
Als het meekoppelen met andere doelen gewenst is, worden beschikbare financieringsbronnen
gebundeld.
De motie van de leden Grinwis en Minhas verzoekt de regering bij dijkversterkingen
binnen het HWBP nadrukkelijk in te zetten op uiterwaardherinrichting en/of natuurontwikkeling
en de Kamer over haar inspanningen te rapporteren, met name in de voortgangsrapportages
van het HWBP.10
De voortgangsrapportages van het HWBP gaan over het hele programma en rapporteren
niet over de aanpak van individuele projecten. Elk jaar verschijnt een HWBP-projectenboek
waarin meer informatie per project te vinden is. Indien aan de orde, wordt daar ingegaan
op uiterwaardherinrichting en/of natuurontwikkeling. De HWBP-projecten worden uitgevoerd
in opdracht van het betreffende waterschap. Als er sprake is van uiterwaardherinrichting
en/of natuurontwikkeling, wordt dit gedeeld binnen de HWBP-community’s. In deze groepen wordt kennis en ervaring uitgewisseld door dijkwerkers die aan HWBP-projecten
werken. Het HWBP ziet dat het hierdoor toegankelijker is om mee te koppelen. In de
praktijk blijkt dat in diverse HWBP-projecten uiterwaard-herinrichting wordt meegenomen,
omdat er een natuuropgave ligt (zoals bij de Meanderende Maas), ten behoeve van rivierverruiming
(Noordelijke Maasvallei) of voor het realiseren van KRW-doelen (deelproject Salmsteke
van de Sterke Lekdijken).
Een HWBP-opgave kan in de toekomst ook opgenomen worden in het programma Integraal
Riviermanagement (IRM). Doel van IRM is om de opgaven voor waterveiligheid, waterkwaliteit,
bevaarbaarheid, zoetwaterbeschikbaarheid, natuur en ruimtelijke en economische kwaliteit
in beeld te brengen en deze in samenhang aan te pakken. Hiermee wordt invulling gegeven
aan de motie van de leden Grinwis en Minhas. Tevens wordt verwezen naar de recente
brief met de reactie op de motie van het lid Tjeerd De Groot inzake de kosten en baten
van een dubbele doelstelling (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 60).11
Voortgang uitvoering aanbevelingen Beleidstafel wateroverlast en hoogwater
Op 19 december 2022 is het eindadvies van de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater
naar de Kamer gestuurd (Bijlage bij Kamerstuk 32 698, nr. 74). De titel is: «Voorkomen kan niet, voorbereiden wel». Extreme neerslag door klimaatverandering zal vaker optreden en schade en overlast
kunnen niet altijd worden voorkomen. Wel kan Nederland zich beter voorbereiden door
het treffen van maatregelen door overheden en het vergroten van het waterbewustzijn
en het handelingsperspectief voor burgers en bedrijven. De aanbevelingen worden door
de verschillende partijen uitgevoerd. Halfjaarlijks zal de voortgang worden gemonitord
en aan de Kamer worden gerapporteerd in de waterbrief.12
In het Bestuurlijk Overleg (BO) Water van 11 oktober 2023 is de voortgang besproken.
Het algemene beeld is dat de aanbevelingen voortvarend zijn opgepakt. In de voortgangsrapportage
die als bijlage is toegevoegd bij deze brief wordt een beschrijving gegeven van de
voortgang op de verschillende onderdelen.13 In volgende voortgangsrapportages zal ook een meer inhoudelijke schets worden gegeven.
Programma Waterveiligheid en Ruimte Limburg
Om het regionaal watersysteem in Limburg (beekdalen) beter bestand te maken tegen
extreme neerslag is het programma Waterveiligheid en Ruimte Limburg (WRL) door het
Rijk en de regio opgezet. Rijk en regio hebben in de bestuursovereenkomst «Waterveiligheid
en Ruimte in Limburg» (BOK) van 14 juli 2022 afspraken gemaakt om gezamenlijk verdere
uitwerking te geven aan dit programma. Voor maatregelen in de beekdalen van zijrivieren
van de Maas en daarmee samenhangende klimaatadaptatie is eenmalig € 300 miljoen gereserveerd.
Het overgrote deel van de € 300 miljoen is bestemd voor Limburg. De regio heeft daarnaast
eveneens € 300 miljoen gereserveerd voor het aanpakken van de wateroverlast- en waterveiligheidsopgave
in de beekdalen. De looptijd van het programma is naar verwachting 15 jaar.
Bij de uitwerking sluit het programma WRL aan bij de essentie van het advies van de
Beleidstafel wateroverlast en hoogwater, zoals hierboven beschreven.
Onlangs zijn bij waterschap Limburg mobiele noodkeringen in gebruik genomen. Deze
kunnen, ook over de grens, snel geplaatst worden om kwetsbare locaties te beschermen
bij dreigende overstroming. Voor de zomer is de website «www.wachtnietopwater.nl» vernieuwd om het waterbewustzijn te vergroten. Hier kan men terecht voor alle informatie
over wateroverlast in Limburg. Bij «Risk Factory Limburg-Noord» is het scenario «Waterveiligheid»
geopend. Risk Factory is een belevingscentrum van de veiligheidsregio Noord-Limburg
waar basisschoolleerlingen van groep 8 en senioren uit Noord-Limburg risicosituaties
op het gebied van veiligheid en gezondheid kunnen beleven.
Grensoverschrijdende samenwerking krijgt binnen het programma WRL de nodige aandacht.
Voor het verbeteren van voorspellings- en waarschuwingssystemen voor hoogwater wordt
er in twee Interreg-projecten samengewerkt, namelijk in EMfloodResilience en Marhetak.14
Stand van zaken Integraal Riviermanagement (IRM)
Het streven is begin 2024 voor Integraal Riviermanagement (IRM) een Ontwerp Programma
onder de Omgevingswet vast te stellen, aan de Kamer aan te bieden en te publiceren
voor inspraak. In dit Ontwerp programma IRM maakt het Rijk beleidskeuzes voor rivierbodemligging
en sedimenthuishouding en voor afvoer- en bergingscapaciteit voor de Rijntakken en
de Maas. Deze keuzes zijn nodig voor een toekomstbestendig rivierengebied.
Aanpassingen van de rivieren in de afgelopen eeuwen (aanleg van dijken, kribben, stuwen
en sluizen) hebben in de afgelopen 100 jaar geleid tot rivierbodemerosie en doorgaande
bodemdaling van twee tot drie meter in sommige delen van de rivieren. In droge periodes
zijn er bijvoorbeeld nu al problemen voor de scheepvaart op onder andere de Waal,
onze belangrijkste vaarweg, terwijl er tegelijkertijd te weinig aanvoer van water
is via de IJssel naar het IJsselmeergebied als zoetwaterbuffer. Op de langere termijn
ontstaat door rivierbodemdaling verdroging in uiterwaarden en het achterland. De noodzaak
om keuzes te maken is de afgelopen jaren onderstreept door kennis over klimaatverandering
en door merkbare effecten: zeer warme, zeer natte en zeer droge perioden met als gevolg
extreem hoge of extreem lage waterstanden. Deze extremen zullen in de toekomst steeds
vaker voorkomen, waardoor zowel de huidige problemen als de waterveiligheidsopgave
steeds verder toenemen.
Om de effecten van deze ontwikkelingen zoveel mogelijk te beperken is een integrale
en adaptieve aanpak nodig voor de verschillende functies van het riviersysteem: voor
waterveiligheid, voor beschikbaarheid van zoetwater en drinkwater, voor natuur en
ecologische waterkwaliteit, voor bevaarbaarheid en voor economische ontwikkeling en
ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. Het Rijk (de Ministeries van IenW, LNV
en BZK), provincies en waterschappen werken samen bij de totstandkoming van het programma
IRM. Na afronding van de inspraakprocedure wordt het definitieve programma IRM vastgesteld
en aan de Kamer aangeboden.
Haalbaarheid, kosten en baten van de Hollandkering – motie Grinwis.
De motie van het lid Grinwis c.s. verzoekt de regering om de haalbaarheid en kosten
en baten van de Hollandkering op de waterveiligheid van Rijnmond-Drechtsteden en het
gebied daaromheen te onderzoeken.15 De Hollandkering is onderdeel van een plan dat bestaat uit het aanleggen van een
tweede stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg («de Hollandkering») gecombineerd met
aanvullende maatregelen om het gebied te beschermen tegen overstromingen.
Het behouden van de open verbinding met zee is positief voor bijvoorbeeld scheepvaart
en natuur. Om deze verbinding te behouden zijn aanvullende maatregelen nodig om (hoogwater)overlast
in het buitendijkse gebied te beheersen, zoals ook is geconstateerd in het Kennisprogramma
Zeespiegelstijging (KP ZSS).16 De gedachte achter een tweede stormvloedkering is dat deze voor een lagere faalkans
van de stormvloedkering(en) zorgt. Hierdoor zijn naar verwachting minder dijkversterkingen
nodig. Dit is met name in stedelijk gebied, waar dijkversterkingen complex zijn, interessant.
Ook is de hypothese dat dit zorgt voor een effectievere inzet van andere maatregelen
in het gebied, zogenaamde systeemmaatregelen. Dit is bijvoorbeeld het creëren van
extra berging in de Zuidwestelijke Delta en het inzetten van extra pompen om het waterpeil
tijdens hoogwater te verlagen.
In samenwerking met Rijkswaterstaat en het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden is,
in lijn met de aanpak van het KP ZSS, onderzoek uitgevoerd naar het effect van een
tweede stormvloedkering op het omliggende gebied. Dit rapport is als bijlage toegevoegd
aan deze brief.17 Uit dit onderzoek volgt dat een tweede stormvloedkering zorgt voor een waterstandsdaling
in de omgeving van Rotterdam, waardoor in de toekomst minder dijkversterkingen nodig
zijn. Echter, bij Dordrecht is bijna geen effect meer waarneembaar. Door bodemdaling
en verhoogde rivierafvoer zijn ook in de toekomst naar verwachting in het hele gebied
dijkversterkingen noodzakelijk om het gebied veilig te houden. Met name richting Dordrecht
heeft de rivierafvoer een grote invloed op dijkversterkingen van de toekomst. Een
tweede stormvloedkering heeft hier dus beperkt invloed op.
Uit het onderzoek volgt dat de contante waarde van de baten (vermeden dijkversterkingen)
voor het hele gebied naar verwachting € 100 miljoen is. De aanlegkosten zijn naar
verwachting € 1,7 miljard, gebaseerd op de huidige Maeslantkering. Dit levert op dit
moment dus een ongunstige kosten-baten-verhouding op.
Wel kan worden geconcludeerd dat aanvullende maatregelen toekomstige dijkversterkingen
waarschijnlijk verder kunnen beperken. Dit is financieel en ruimtelijk aantrekkelijk
in een dichtbevolkt gebied waar hogere en bredere dijken moeilijk ingepast kunnen
worden. Door de samenhang van stormvloed en rivierafvoer in het gebied en het feit
dat grote systeemingrepen meteen diverse functies raken, zijn analyses naar alternatieve
strategieën in dit gebied complex. In het KP ZSS wordt tevens onderzoek gedaan naar
het voortzetten van de huidige aanpak in Rijnmond-Drechtsteden.
Een van de deelonderzoeken bestaat uit een stormvloedkering met een verlaagde faalkans,
aanvullende waterberging in de Zuidwestelijke Delta en (extra) pompen om het waterpeil
te reguleren. Dit is in lijn met het principe van «de Hollandkering». Begin 2024 worden
de eerste resultaten verwacht. De onderzoeksresultaten naar aanleiding van deze motie
zijn daarvoor belangrijke input. In 2026 wordt deze informatie meegenomen bij de herijking
van het Deltaprogramma.
Visvriendelijk maken gemaal IJmuiden
Met de motie van het lid Van Esch c.s. van 6 juli 2023 is de regering verzocht om
te garanderen dat het gemaal IJmuiden bij de eerstvolgende renovatie volledig visvriendelijk
wordt gemaakt en om in tussentijd andere maatregelen in te zetten om zo veel mogelijk
dieren een veilige overtocht te bieden.18
In het desbetreffende tweeminutendebat Water is aangegeven dat deze motie door het
Ministerie van IenW uitgevoerd zal worden als een uiterste inspanningsverplichting
om vismigratie structureel te verbeteren bij Gemaal IJmuiden. De primaire functie
van het gemaal is om overtollig water weg te pompen ten behoeve van de waterveiligheid
in delen van Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland. In de vernieuwingsopgave van
het gemaal die momenteel loopt, wordt onderzocht op welke wijze het gemaal visvriendelijker
kan worden gemaakt.
Voor de korte termijn is een aantal maatregelen in beeld om de vissterfte bij het
gemaal te beperken. Een kansrijke maatregel is visvriendelijk pompen, waarbij het
af te voeren water over meerdere pompen wordt verdeeld om hoge – voor schieralen schadelijke
– toerentallen te vermijden. Hiervoor wordt momenteel de software van het adviesprogramma
voor het inzetten van het gemaal aangepast, wat naar verwachting voor de zomer van
2024 is voltooid. Daarnaast wordt een pilot voorbereid om het effect van een Paling
over de dijk-maatregel (POD) bij IJmuiden te onderzoeken. Hierbij wordt schieraal
voor het gemaal gevangen en overgezet naar de Buitenhaven, zodat deze het gemaal niet
hoeft te passeren. Tenslotte wordt sinds half september de sluiskolk van de Noordersluis
in IJmuiden bij schuttingen indien mogelijk langer opengezet, zodat schieralen nog
makkelijker via de (veilige) schutsluis naar zee kunnen zwemmen.
Regionale keringen in het beheer van het Rijk
Rijkswaterstaat beheert in totaal 507 km niet-primaire waterkeringen langs vijftien
rijkskanalen. Deze worden ook wel kanaaldijken of regionale keringen genoemd. De toetsing
van deze regionale keringen op veiligheid is door Rijkswaterstaat in de periode 2016
tot 2020 uitgevoerd. In 2021 zijn de resultaten van deze eerste toetsronde naar de
Kamer gestuurd.19 Voor een aantal delen kon destijds nog geen oordeel worden gegeven vanwege het ontbreken
van gegevens. Rijkswaterstaat heeft daarom de ontbrekende delen aanvullend getoetst.
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft de aanvullende toetsing van de regionale
keringen gecontroleerd op conformiteit met de wettelijke voorschriften. De resultaten
zijn beschreven in een aantal addenda bij de toetsrapportages van de betreffende regionale
keringen, het samenvattende rapport is als bijlage bij deze brief gevoegd.20
In totaal voldoet circa 69% (350 km) van de regionale rijkskeringen aan de norm en
ca. 31% (157 km) voldoet niet aan de norm. Voor de waterkerende kunstwerken (sluizen,
stuwen, duikers, etc.) geldt dat 83% (63 objecten) voldoet en 17% (13 objecten) niet
voldoet. Daarnaast zijn ook de niet-waterkerende objecten (NWO’s) getoetst. Dit zijn
bomen, gebouwen, kabels en leidingen in de nabijheid van de waterkering die een negatief
effect zouden kunnen hebben op de waterveiligheid.
• Van alle bomen op en langs regionale waterkeringen voldoet 95% en 5% voldoet niet.
• Alle gebouwen op en langs regionale waterkeringen voldoen aan de norm.
• Voor kabels en leidingen is het nog niet mogelijk gebleken om een volledig beeld te
geven.
Voor kabels en leidingen is het zeer tijdrovend om tot een oordeel te komen omdat
hiervoor gegevens van derde partijen benodigd zijn. Om deze kabels en leidingen toch
te kunnen toetsen, wordt een methodiek ontwikkeld. De uitkomsten worden meegenomen
in de lopende toetsronde (2020–2032).
Met het opleveren van deze addenda en de werkwijze voor kabels en leidingen is de
eerste toetsronde voor de regionale keringen in beheer bij het Rijk afgerond. Naar
aanleiding van de toetsing wordt het Betuwepand (Amsterdam-Rijnkanaal tussen Waal
en Lek) reeds versterkt en verdere verbeteracties worden voortrollend meerjarig geprogrammeerd
en uitgevoerd in het kader van het Programma Rijkskeringen. De voortgang van versterkingsmaatregelen
wordt jaarlijks gerapporteerd in het MIRT-overzicht.
4. Waterkwaliteit
Schoon en gezond water is van levensbelang. Voor de mens en de natuur. Het wordt gebruikt
voor drinkwater, recreatie, landbouw en industrie en het is leefgebied voor veel dieren
en planten. Schoon, voldoende en gezond water is het doel, de Kaderrichtlijn Water
(KRW) geeft hieraan een nadere uitwerking. Dit is een complexe opgave met ook in de
uitvoering nog risico’s en knelpunten. Daarom zijn Rijk en regio begin dit jaar gezamenlijk
een KRW-impulsprogramma gestart voor een versterkte inzet op het uitvoeren van de
benodigde verbeteracties voor de waterkwaliteit.21 De Kamer wordt via een separate brief over de voortgang van de KRW geïnformeerd.
Gewasbeschermingsmiddelen
In het Commissiedebat van 7 juni 2023 is toegezegd aan het lid Van Esch om de Kamer
nader te informeren over het gebruik van middelen op basis van giftige niet-toetsbare
stoffen.22 In gewasbeschermingsmiddelen komen zogeheten niet toetsbare stoffen voor. Dit zijn
stoffen met een lagere waterkwaliteitsnorm dan de analytische bepalingsgrens. Dit
betekent dat zodra deze stoffen gemeten kunnen worden, deze meteen ook de norm overschrijden.
Om in deze situatie verbetering te realiseren wordt er langs enkele sporen gewerkt
aan oplossingen:
• Aan de Europese Commissie zijn vragen voorgelegd door het Ministerie van LNV hoe de
te volgen procedure is bij de toepassing van artikel 44 van Verordening (EG) 1107/2009
over het intrekken of wijzigen van een toelating van gewasbeschermingsmiddelen op
de markt die stoffen bevatten die onvoldoende toetsbaar zijn.23
• Er wordt gewerkt aan de verbetering van analysetechnieken om deze niet toetsbare stoffen
toch meetbaar te maken.
• Het RIVM voert in opdracht van het Ministerie van IenW een studie uit naar enkele
niet toetsbare stoffen (synthetische pyrethroïden) in relatie tot waterkwaliteit over
de bronnen, de blootstellingswegen en effecten van deze stoffen.
• De NVWA voert een inventarisatie uit van beschikbare alternatieven voor enkele niet
toetsbare stoffen – zowel niet-chemisch als chemisch (voor toepassingen van de werkzame
stoffen deltamethrin, esfenvaleraat en lambda-cyhalothrin die door de EC als candidates for substitution zijn aangemerkt).
Op basis van de informatie en antwoorden die bovenstaande sporen opleveren, kan worden
bepaald hoe om te gaan met deze categorie stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. De
Kamer wordt hierover geïnformeerd voor het volgende Commissiedebat Water.
Afspraken op het gebied van PFAS
De afgelopen jaren is de samenwerking met Vlaanderen geïntensiveerd en zijn maatregelen
getroffen om de uitstoot van PFAS te verminderen. Zo wisselen Nederland en Vlaanderen
kennis en ervaringen uit over de aanpak van belangrijke grensoverschrijdende vergunningaanvragen.
Vanuit Nederland wordt kennis gedeeld met de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) met
betrekking tot concrete vergunningaanvragen die in Vlaanderen bij het bevoegd gezag
worden aangevraagd. De VMM kan vervolgens die informatie meenemen in hun beoordeling
van een specifieke vergunningaanvraag. Recent heeft deze inbreng bijgedragen aan de
afwijzing van een nieuwe vergunningsaanvraag van 3M door het Vlaamse bevoegd gezag.
Daarnaast is Vlaanderen intensief betrokken bij het PFAS-restrictievoorstel dat mede
door Nederland is ingediend bij het Europese Chemicaliën Agentschap (ECHA). Nederland
trekt gezamenlijk op met Vlaanderen via de Internationale Scheldecommissie om PFAS
terug te dringen in het Scheldestroomgebied. Met deze acties wordt invulling gegeven
aan de motie van de leden Van Esch en Hagen waarin is opgeroepen om afspraken te maken
om PFAS-vervuiling in de Westerschelde terug te dringen.24
Via de voortgangsrapportage PFAS Zeeland wordt de Kamer regelmatig op de hoogte gehouden
van de ontwikkelingen.
Nutriëntenreductie RWZI's
De waterschappen voeren voor 2027 de plannen uit voor nutriëntenreductie op Rioolwaterzuiveringsinstallaties
(RWZI’s) zoals die zijn opgenomen in de stroomgebiedheerplannen (SGBP). Daarnaast
starten de waterschappen onderzoek naar het gebruikte afwegingskader en het handelingsperspectief
voor verdere reductie van nutriënten in rioolwater zodat RWZI’s het behalen van de
KRW-doelen niet in de weg staan.25
Voortgang ketenaanpak medicijnresten uit water
Zoals toegezegd in de brief van 8 mei 2023 wordt de kamer geïnformeerd over de voortgang
van de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water.26 De evaluatie van de ketenaanpak medicijnresten heeft veel aanknopingspunten gegeven
om de ketenaanpak te verbeteren. Belangrijkste conclusie is dat de partijen de ketenaanpak
willen voortzetten.
Eind 2023 is een nieuw uitvoeringsprogramma Medicijnresten uit Water voor de periode
2024–2028 gereed. Daarnaast zijn er inmiddels met een bijdrage van het Rijk vijf vergaande
zuiveringen gerealiseerd voor de verwijdering van medicijnresten. Er zijn lokale samenwerkingsverbanden
actief tussen waterschappen, apothekers, ziekenhuizen, etc. in onder andere Noord-Nederland
en Brabant om de hoeveelheid medicijnresten in water te verminderen. In de Green Deal
Duurzame Zorg 3.0 is een aparte pijler opgenomen om de milieueffecten van medicijnresten
terug te dringen. Ten slotte heeft het RIVM een onderzoek uitgevoerd naar de milieu-impact
van verschillende pijnstillers. Dit moet aanknopingspunten gaan bieden voor het voorschrijfgedrag
van artsen en het al dan niet beschikbaar stellen van bepaalde producten voor de vrije
verkoop.
Traject bezien en herzien lozingsvergunningen
Met de Kamer is regelmatig gesproken over het traject van bezien en herzien van lozingsvergunningen.
Via de beantwoording van de vragen van het lid Dassen (Volt) is de Kamer geïnformeerd
over de actuele stand van zaken van dit traject.27
5. Grondwater
Grondwater is een onzichtbare bron, die veelal als vanzelfsprekend wordt beschouwd.
In delen van Nederland staat grondwater onder druk omdat het grondwater zouter wordt,
viezer door verontreiniging met chemische stoffen («vergrijzing» van het grondwater
genoemd) en op sommige plekken meer wordt gebruikt dan aangevuld, waardoor de grondwaterstand
daalt. De Studiegroep Grondwater heeft daarom eind 2022 in het advies «Grondwater: onzichtbaar en onmisbaar» tien aanbevelingen gedaan om een duurzaam grondwatersysteem (kwantitatief en kwalitatief)
ook voor de toekomst te borgen, waaronder het registreren van onttrekkingen en het
instellen van een early warning meetnet.28 De acties voor opvolging van het advies van de Studiegroep Grondwater zijn bijna
allemaal belegd of worden uitgevoerd binnen lopende programma’s. Daarnaast worden
er in het kader van Water en Bodem Sturend ook meerdere maatregelen opgenomen om de
grondwaterkwaliteit en -kwantiteit te verbeteren.
Opvolging vergunningen- en meldplicht grondwateronttrekkingen
Om invulling te geven aan de motie van het lid Van Ginneken is een onderzoek met twee
fasen gestart.29 Hierbij wordt eerst de bestaande regelgeving van waterschappen voor kleinere onttrekkingen
onderzocht en vervolgens de mogelijkheid en uitvoerbaarheid van landelijke regels
voor een vergunning- of meldplicht voor alle grondwateronttrekkingen. De resultaten
van dit onderzoek worden begin 2024 opgeleverd en de Kamer zal in aanloop naar het
Commissiedebat Water in 2024 op de hoogte worden gebracht van de uitkomsten van dit
onderzoek.
Overzicht bekende grondwateronttrekkingen
Het geanonimiseerde overzicht van de bekende grondwateronttrekkingen is te vinden
via de Basis Registratie Ondergrond (BRO).30 Hierin worden alle onttrekkingen die zijn geregistreerd opgenomen. Hiermee is invulling
gegeven aan de toezegging aan het lid Bromet.31
Early warning meetnet
De Studiegroep Grondwater heeft in december 2022 geadviseerd om een early warning meetnet in te stellen.32 Met een early warning meetnet wordt het bovenste grondwater bemonsterd. Hierdoor kan verontreiniging van
grondwater eerder worden vastgesteld en vervolgens voorkomen worden dat deze verontreiniging
zich verder uitbreidt naar het diepere grondwater. De ontwikkeling van dit meetnet
vindt onder andere plaats in overleg met de grondwaterbeheerders, provincies en waterschappen,
en de vereniging van drinkwaterbedrijven, de Vewin. De Kamer wordt voor het Commissiedebat
Water van 2024 geïnformeerd over de voortgang.33
In de antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Koekkoek is aangegeven dat gebruik
van bentazonhoudende middelen sinds 1 januari 2023 niet meer is toegestaan in grondwaterbeschermingsgebieden.34 Momenteel wordt samen met de Vewin en provincies aan de hand van deze monitoringsresultaten
vastgesteld of het verbod op toepassing van bentazonhoudende middelen al effectief
is gebleken om normoverschrijdingen in het bovenste grondwater te voorkomen. De Kamer
wordt hierover eind 2024 geïnformeerd.
6. Drinkwater
Het realiseren van voldoende drinkwater van goede kwaliteit, voor iedereen in Europees
en Caribisch Nederland, voor nu en in de toekomst is cruciaal voor Nederland. Daarbij
gaat het om bewust en zuinig drinkwatergebruik, voldoende drinkwaterbronnen, drinkwaterinfrastructuur
op orde, goede kwaliteit van drinkwaterbronnen en algemene (inter)nationale kaders
voor drinkwater. Op basis van de Beleidsnota Drinkwater 2021–2026 en de bijbehorende
Implementatie- en Uitvoeringsagenda Drinkwater werkt het Ministerie van IenW hieraan,
samen met de betrokken partners.35
Drinkwaterbesparing
Met de brief Water en Bodem Sturend zijn ook voor drinkwater enkele structurerende
keuzes gemaakt.36 Samen met de partners werkt het Ministerie van IenW aan een nationaal plan van aanpak
voor drinkwaterbesparing (een maatregel onder «Zuinig met water» uit Water en Bodem
Sturend) om uiteindelijk te komen tot een reductie van drinkwatergebruik van 20% in
2035 (structurerende keuze 4 uit de brief Water en Bodem Sturend).
Het wordt een gezamenlijk plan van de koepels (IPO, VNG, UvW, Vewin), drinkwaterbedrijven,
drinkwatergebruikers vertegenwoordigd door onder andere de Vereniging voor Energie,
Milieu en Water (VEMW), Vereniging Eigen Huis (VEH), Land- en tuinbouw Organisatie
Nederland (LTO), Hiswa-Recron, en andere stakeholders zoals Milieu Centraal. Ieder
van deze partijen was al langer bezig met drinkwaterbesparing. Het plan brengt daarom
eerst in beeld wat er al wordt gedaan aan drinkwaterbesparing, wat er extra kan worden
gedaan en wat er nog moet worden uitgezocht.
In het plan van aanpak wordt gekeken naar drinkwaterbesparing bij zowel consument
als industrie. Dat laatste betekent het verminderen – en bij voorkeur het voorkomen
– van laagwaardig gebruik van (drink)water. Dat gebeurt ook in afstemming met het
Ministerie van EZK voor de verdere uitwerking van het industriebeleid. Hiermee is
invulling gegeven aan de motie van de leden Grinwis en Tjeerd De Groot.37
De eerste versie van het plan zal in het Bestuurlijk Overleg Water van 13 december
2023 worden besproken.
Werken aan de beschikbaarheid van drinkwaterbronnen
Naar aanleiding van het RIVM-rapport «Waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater
tot 2030 – knelpunten en oplossingsrichtingen» werken Vewin en IPO in samenwerking
met het Ministerie van IenW aan het «Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen
2023–2030» om de waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater voor de periode
tot en met 2030 te borgen. Een eerste concept wordt besproken in het Bestuurlijk Overleg
Water van 13 december 2023.38 Zoals aangegeven in de Kamerbrief Water en Bodem Sturend krijgt het drinkwaterbelang
daar waar nodig en onder strikte voorwaarden, voor de korte termijn, prioriteit boven
andere belangen. Dit geldt bijvoorbeeld bij grondwaterwinningen, vanwege de leveringsplicht
van drinkwaterbedrijven en de zorgplicht van overheden.
Bij de uitvraag van de startpakketten fysieke leefomgeving is door het Rijk als opdracht
aan de provincies meegegeven om bij de locatiekeuze voor woningbouw de risico's van
onder andere drinkwaterbeschikbaarheid mee te wegen. Dit is in lijn met de motie van
het lid Van der Plas.39 In het kader van het NOVEX programma doen provincies ruimtelijke voorstellen die
de opmaat zijn voor het ruimtelijke arrangement waarin bestuurlijke afspraken worden
gemaakt. Eind dit jaar worden door de provincies de NOVEX-voorstellen opgeleverd en
is het aan het nieuwe kabinet om bestuurlijke afspraken over het ruimtelijke arrangement
te sluiten.
In lijn met de motie van het lid Krul c.s. wordt voor de periode na 2030 gekeken wat
nodig is om ook dan de waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater te waarborgen.40 Daarbij is onder andere vergunningverlening voor het aanwijzen en het beschermen
van bestaande en nieuwe drinkwaterbronnen aan de orde en wordt gekeken naar mogelijke
aanvullende bronnen zoals onder andere brak grondwater, zeewater of RWZI–effluent.
Daarmee wordt toegewerkt naar nieuwe en diverse drinkwaterbronnen (structurerende
keuze 3 uit de eerder aangehaalde Kamerbrief Water en Bodem Sturend). Medio 2024 worden
de eerste resultaten verwacht.
Financiële gezondheid van de drinkwaterbedrijven
Financieel gezonde drinkwaterbedrijven zijn een belangrijke voorwaarde voor de continuïteit
en kwaliteit van de openbare drinkwatervoorziening en om aan de investeringsopgave
te kunnen voldoen. Naar aanleiding van het rapport van Rebel, over de financierbaarheid
van de drinkwatersector en de aanbevelingen daarbij, werken we aan twee sporen. Voor
de korte termijn worden de aanbevelingen uitgewerkt die kunnen worden opgevolgd met
een wijziging van de Drinkwaterregeling, zodat deze hun effect al kunnen hebben op
komende vaststelling van de vermogenskostenvoet, die per 2025 zal gelden. De drinkwatersector
kent een systeem van regulering waarbij er een wettelijke begrenzing aan de winst
is gesteld, in de vorm van een maximale gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet, oftewel
Weighted Average Cost of Capital (WACC). Parallel worden de andere aanbevelingen uitgewerkt, waarvoor wijzigingen
op het niveau van de Drinkwaterwet of het Drinkwaterbesluit nodig zijn. Wijzigingen
van een wet of een AMvB hebben langere doorlooptijden.41
Gebruiksbeperkingen in crisissituaties
Hoewel de inzet is gericht op drinkwatersparing en het vergroten van de beschikbaarheid
is het niet uit te sluiten dat Nederland, bijvoorbeeld bij een calamiteit of in periodes
van langdurige droogte, te maken krijgt met een tekort aan drinkwater. In dergelijke
crisissituaties kan het tijdelijk opleggen van drinkwaterrestricties (bijvoorbeeld
een verbod op het sproeien van tuinen en het wassen van de auto) een uiterste noodmaatregel
zijn om de continuïteit van de drinkwatervoorziening in stand te houden.
Zoals in de brief voor het Commissiedebat Water van 7 juni 2023 is opgenomen, wordt
daarom overleg gevoerd met de drinkwaterbedrijven, VNG en de partners uit de interdepartementale
overleggen crisisbeheersing (IOCB/DOCB) over de mogelijkheden en randvoorwaarden voor
een uitvoerbaar en handhaafbaar systeem van drinkwaterrestricties.42 De VNG heeft inmiddels aangegeven nut en noodzaak van een dergelijk systeem te onderkennen,
maar vraagt aandacht voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van drinkwaterrestricties.
Samen met de VNG wordt dit uitgewerkt voordat de Kamer een voornemen voor een mogelijke
wijziging van de Drinkwaterwet- en regelgeving kan worden voorgelegd.43
7. Waterbewustzijn en waterbewust gedrag
De gevolgen van het veranderende klimaat zijn nu al merkbaar en overlast van bijvoorbeeld
hitte, langdurige droogte of hevige neerslag kan niet altijd worden voorkomen. Maar
er kan veel worden gedaan om overlast te beperken. Dat vraagt, naast inzet van de
overheid, ook een bijdrage van Nederlanders zelf.
Plan van aanpak waterbewust gedrag
In navolging van de adviezen van de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater en de
motie van het lid Tjeerd De Groot om een publiekscampagne te beginnen om het waterbewustzijn
onder Nederlanders te vergroten, is een plan opgesteld om het waterbewust gedrag van
Nederlanders te vergroten en aan te zetten tot anders handelen.44 Voor het bepalen van prioritaire handelingsperspectieven is een bijeenkomst georganiseerd
met een brede groep experts met verschillende achtergronden: beleidsmakers bij overheden
(Rijk, waterschappen, deltacommissaris), wetenschappelijk onderzoekers en gedragswetenschappers
van universiteiten en hogescholen, professionals uit het bank- en verzekeringswezen,
Tuinbranche Nederland, Milieu Centraal, de drinkwaterbedrijven en het RIVM.
Bepalende factoren voor het stellen van prioriteiten waren:
• Hoe groot is de bijdrage van het gedrag aan de opgave (zet het zoden aan de dijk?).
• Hoe kansrijk is het gedrag voor gedragsverandering (zijn mensen ertoe te bewegen?).
• Deze bijeenkomst, in combinatie met reeds bestaande beleidsdoelstellingen gericht
op inwoners, heeft de volgende drie prioriteiten opgeleverd:
• Drinkwaterbesparing:
• Uitwerking van de prioriteit drinkwaterbesparing krijgt een plek in het Nationaal
plan van aanpak drinkwaterbesparing dat dit najaar samen met stakeholders wordt opgesteld,
zoals vermeld bij het onderwerp drinkwater.
• Vergroenen van tuinen:
• Voor het vergroenen van tuinen wordt een deel van de activiteiten van de coalitie
van samenwerkende organisaties onder «een groener Nederland begint in je eigen tuin»
verder geïntensiveerd.
• Voorbereid zijn op wateroverlast:
• Hiervoor wordt een aanpak ontwikkeld. Dit plan van aanpak richt zich op de inwoners
van Nederland zodat zij weten wat ze moeten doen wanneer ze worden geconfronteerd
met wateroverlast om daarmee zoveel mogelijk gevaarlijke situaties te voorkomen en
schade te beperken.
Voor alle drie de prioriteiten is aanvullend gedragsonderzoek nodig om mensen zo effectief
mogelijk te ondersteunen, zodat ze bijdragen aan een klimaatbestendiger Nederland.
NK Tegelwippen
Eind oktober is een wederom succesvol seizoen van het NK Tegelwippen afgesloten. Het
NK Tegelwippen is een van de activiteiten van de samenwerkende organisaties onder
de noemer «een groener Nederland begint in je eigen tuin». Op 15 november 2023 vond
de prijsuitreiking van het NK Tegelwippen plaats. In totaal zijn in 2023 ruim 4,5 miljoen
tegels vervangen door groen (in 2022 waren dat er 2,8 miljoen). In de categorieën
kleine, middelgrote en grote gemeenten hebben respectievelijk Halderberge, Vlaardingen
en Arnhem de gouden schep gewonnen, op basis van de meeste tegels per inwoner. De
gemeente Arnhem heeft ook in absolute zin de meeste tegels verwijderd en heeft daarmee
de gouden tegel gewonnen.
Het NK Tegelwippen is een ludieke competitie met een serieuze ondertoon tussen gemeenten
om zoveel mogelijk tegels te verruilen voor groen. Met het vergroenen van hun tuin
kunnen mensen zelf bijdragen aan het verminderen van wateroverlast, tegengaan van
hittestress, het vasthouden van water in de bodem voor droge tijden en het vergroten
van de biodiversiteit. Bovendien tonen steeds meer onderzoeken aan dat het hebben
van een groene tuin ook bijdraagt aan de fysieke en mentale gezondheid van mensen.
Het Ministerie van IenW is van plan het NK Tegelwippen de komende 3 jaar voort te
zetten, waarbij deelnemende gemeenten intensiever zullen worden ondersteund om zo
nog meer inwoners te kunnen bereiken.
8. Noordzee
Het Noordzeebeleid centreert zich rondom het uitvoeren van het Noordzee Akkoord en
internationale en Europeesrechtelijke verplichtingen, zoals bijvoorbeeld die van de
Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) en de Kaderrichtlijn Maritieme Ruimtelijke
Planning. Het Noordzee Akkoord heeft als doel de energietransitie, de voedseltransitie
en het herstel van het mariene ecosysteem in balans te houden. De nationale aanpak
van het akkoord en de internationale en EU kaders komen samen in het Programma Noordzee,
dat integraal deel uitmaakt van het Nationaal Waterprogramma. Het huidige programma
loopt van 2022–2027 en ondergaat momenteel een zogenaamde partiële herziening in het
licht van de klimaatambities van het kabinet, onder borging van de scheepvaartveiligheid.
In de brief van 17 mei 2023 is de scope hiervan aangeduid45 en in de brief van 8 juni 2023 is het beleid inzake medegebruik van windparken uiteengezet.46
Voortgangsrapportage Noordzeeoverleg (NZO)
In lijn met de motie van de leden Remco Dijkstra en De Groot, is de voortgangsrapportage
van de voorzitter van het Noordzeeoverleg als bijlage bij deze brief gevoegd.47 Hierin rapporteert de voorzitter onder andere over de implementatie van het Noordzeeakkoord,
de balans in belangen en uitvoering van de voedsel-, natuur- en energietransitie,
en over de Partiële Herziening van het Programma Noordzee 2022–2027.48
Greater North Sea Basin Initiative
Zoals opgenomen in het Programma Noordzee 2022–2027, is Nederland in 2021 een verkenning
gestart naar een versterkte integrale samenwerking tussen Noordzeelanden: het Greater North Sea Basin Inititiave (GNSBI). Het doel is om een balans te vinden tussen de uiteenlopende opgaven, zoals
de energietransitie, natuurbescherming, duurzame voedselproductie en schone en veilige
scheepvaart op een steeds drukker wordende internationale Noordzee. Afzonderlijke
sectorale besluiten over de Noordzee, hebben grensoverschrijdende effecten op elkaar.
Daarmee is deze samenwerking ook gericht op het behalen van gezamenlijke internationale
en nationale doelen, zoals de met de zee samenhangende VN-Duurzaamheidsdoelen voor
2030 en de doelen van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.
Nederland heeft in nauwe samenwerking met Frankrijk eind mei 2023 een hoogambtelijke
bijeenkomst georganiseerd met deelnemers uit alle Noordzeelanden en van alle relevante
beleidsgebieden (visserij, natuur, energie en maritieme ruimtelijke planning). Om
de resultaten van deze verkennende bijeenkomst te bekrachtigen en het initiatief verder
te brengen, is door Nederland en Frankrijk op 21 november dit jaar een ministeriële
bijeenkomst georganiseerd over maritieme ruimtelijke planning van de Noordzee. Deze
bijeenkomst is verbonden met de verschillende genoemde beleidsgebieden, zoals de North
Sea Energy Ministeriële Top op 20 november. Vertegenwoordigers van de Europese Commissie
zijn eveneens uitgenodigd. Doel is om in het 2024 in samenwerking met België een brede
ministeriële bijeenkomst te organiseren met alle bewindspersonen voor visserij, natuur,
energie en maritieme ruimtelijke planning. De Kamer wordt in 2024 nader geïnformeerd
over nieuwe ontwikkelingen in dit initiatief.
9. Caribische delen van het Koninkrijk en Internationaal
De Caribische eilanden Bonaire, Saba en Sint-Eustatius hebben eigen specifieke uitdagingen
op het gebied van water die zowel invloed hebben op de unieke natuur van de eilanden
als de inwoners hiervan. Het Rijk ondersteunt de openbare lichamen om deze uitdagingen
het hoofd te bieden. Daarnaast zet Nederland zich internationaal in voor het verbeteren
van de waterzekerheid in de wereld.
Klimaatadapatie Bonaire, St. Eustatius en Saba (BES)
In de kabinetsreactie op het adviesrapport klimaattafel Bonaire geeft het kabinet
aan welke acties in gang worden gezet in relatie tot klimaatverandering in Caribisch
Nederland.49 Hierin is als belangrijkste richtpunt de totstandkoming van een klimaataanpak voor
elk van de BES-eilanden in 2024 aangegeven, waarin zowel klimaatmitigatie als -adaptatie
een rol spelen. De plannen zullen ook de gevolgen meenemen voor de cultuur, het cultureel
erfgoed, de volksgezondheid, de leefomgevingen en de economie op de eilanden. In de
brief wordt ook gerefereerd aan de ondersteuning die het Rijk hiervoor beschikbaar
stelt en de procesvoorwaarden die hierbij horen, zoals goede informatievoorziening,
communicatie en participatieprocessen. De realisatie van deze klimaatplannen zal ook
invulling geven aan de motie van de leden Ceder en Wuite.50 De kabinetsreactie vormt deels ook het antwoord op de eisen gesteld in de sommatiebrief
van Greenpeace en zeven inwoners van Bonaire met betrekking tot klimaatadaptatie op
Bonaire. De Kamer is recent geïnformeerd over de volledige schriftelijke reactie zoals
uitgegaan naar de eisers.51
Onlangs zijn op Bonaire ook presentaties en workshops gehouden over de KNMI’23 klimaatscenario’s
voor Caribisch Nederland en is een eerste versie van het klimaateffectatlas BES gepresenteerd.52 Deze atlas geeft ruimtelijk weer hoe de verwachte effecten van klimaatverandering
zich zullen voordoen. Met ondersteuning van het IPDC (International Panel for Deltas
and Coastal Areas) zal binnen het Koninkrijk ook in de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten
worden gestart met een klimaateffectatlas. Hiermee is invulling gegeven aan de motie
van het lid Sylvana Simons.53
Meenemen National Focal Points in de Small Island Developing States bij ondersteunen
Aruba, Curaçao en Sint-Maarten
Tijdens de VN Water Conferentie in New York van maart 2023 is het flagship programma
International Panel for Deltas and Coastal Areas (IPDC) in het leven geroepen om deltalanden
en eilanden actief te ondersteunen in het uitwerken van een (nationale) klimaatadaptatiestrategie.
Bij het IPDC zijn de landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten aangesloten (evenals eilandstaat
Barbados). Ook de openbare lichamen Bonaire, St. Eustatius en Saba zijn aangesloten,
zodat de zes eilanden gezamenlijk kunnen optrekken in hun adaptatiestrategie. Het
IPDC werkt nauw samen met de national focal points om zo goed aan te sluiten op vigerend beleid en lokale prioriteiten. Ook werkt het
IPDC samen met het KNMI en stichting Climate Adaptation Services (CAS) voor het in
beeld brengen van klimaatrisico’s en klimaatscenario’s die als basis fungeren voor
toekomstig beleid. Er zal door het IPDC-consortium aanvullend onderzoek worden uitgevoerd
indien informatie ontbreekt.
Het IPDC ondersteunt in capaciteitsopbouw, het uitvoeren van onderzoek, het geven
van advies m.b.t. (adaptatie)beleid en verbindt met andere eilanden voor zuid-zuid
samenwerking. Het programma richt zich op drie niveaus:
i. Politieke samenwerking voor het zekeren van beleidsmatige en financiële commitment.
ii. Wetenschappelijke samenwerking voor onderzoek en stevig kennisfundament.
iii. Een uitvoerende component waar de concrete adaptatie strategie wordt opgesteld. Deltares
(penvoerder consortium), het Global Center on Adaptation (GCA) en Stichting CAS zijn
de uitvoerende organisaties van het IPDC.54
Hiermee is invulling gegeven aan de toezegging aan het lid Wuite om de Kamer te informeren
over hoe de national focal points in de Small Island Developing States worden meegenomen in het verzoek aan de regering
om te onderzoeken hoe Nederland Aruba, Curaçao en Sint-Maarten kan ondersteunen bij
onderzoeken en beleid rondom het thema van klimaat.55
Stand van zaken drinkwater Caribisch Nederland
Vanuit het koopkrachtpakket Caribisch Nederland is € 1,2 miljoen extra beschikbaar
gekomen om in 2024 de vaste drinkwatertarieven op Bonaire en Sint-Eustatius en de
tarieven van het gebottelde water en het reverse osmosis (ontzilten) water op Saba verder te verlagen. De precieze verdeling en de hoogte
van de tarieven wordt in overleg met de nutsbedrijven en het Openbaar Lichaam Saba
bepaald zodra de ACM de tarieven voor 2024 heeft vastgesteld.
Op Sint-Eustatius loopt het meerjarige investeringstraject (€ 4,5 miljoen) over het
verbeteren en uitbreiden van het drinkwaternet nog steeds op schema. Het probleem
van lekverliezen behoeft echter nog extra investeringen die niet eerder waren voorzien.
Nog dit jaar wordt er een extra subsidie van ongeveer € 2,1 miljoen aan het nutsbedrijf
STUCO beschikbaar gesteld om vier leidingen te vervangen.
Op Bonaire is nutsbedrijf WEB van plan een tweede drinkwaterfabriek op een nieuwe
locatie te gaan bouwen, vanwege beperkingen op de huidige locatie en de behoefte om
meer klimaatrobuust te worden. Momenteel worden de mogelijkheden hiervoor onderzocht.
Afvalwatervisie Sint-Eustatius en Saba
Zoals toegezegd in de brief voor het Commissiedebat Water van 7 juni 2023 wordt de
Kamer geïnformeerd over de voortgang van de afvalwatervisie op Sint Eustatius en Saba.56 De afvalwatervisie voor Bonaire is eind juni opgeleverd aan het Openbaar Lichaam
Bonaire (OLB). Deze is echter nog niet door het Bestuurscollege Bonaire vastgesteld
en er is nog geen aanvang gemaakt met de prioritering en uitvoering van de genoemde
projecten. Voor de uitvoering van een deel van de projecten is budget beschikbaar
vanuit het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP).
Sint-Eustatius en Saba zijn begonnen met het opstellen van een afvalwatervisie. Voor
Sint-Eustatius is een eerste concept visie gereed. De visies voor beide eilanden worden
naar verwachting eind dit jaar opgeleverd.
Zoals eerder aan de Kamer gemeld is op 1 januari 2023 een wijziging van de Wet Vrom
BES en Wet Fin BES in werking getreden, waarmee de weg vrij is gemaakt voor het instellen
van een afvalwaterheffing op Bonaire. Echter, de restaurant- en hotelbranche had een
gerechtelijke procedure ingesteld tegen de door het Bestuurscollege van Bonaire ingevoerde
heffing en is in het gelijk gesteld. Het Bestuurscollege heeft besloten niet in beroep
te gaan en werkt aan een nieuwe systematiek van de afvalwaterheffing. De invoering
is noodzakelijk omdat de afvalwaterheffing een voorwaarde was voor de EU-subsidie
voor de riolering en essentieel is voor een sluitende exploitatie van de rioolwaterzuiveringsinstallatie
(RWZI) die van groot belang is voor de volksgezondheid en het beschermen van het (mariene)
milieu.
Internationale inspanningen Nederland in relatie tot de VN en COP
Nederland blijft zich inzetten voor mondiale waterzekerheid en waterveiligheid. Op
1 september 2023 is er een mede door Nederland geïnitieerde resolutie aangenomen tijdens
de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN), waarin onder andere is besloten
dat de volgende VN-waterconferentie in 2026 zal zijn. Deze zal worden georganiseerd
door twee andere VN-lidstaten. Tijdens het slot van de VN 2023 Waterconferentie omarmde
de Secretaris-Generaal van de VN de oproep van het aanstellen van een VN-watergezant.
Over de aanstelling, taken en financiering van deze VN-Watergezant zal in de komende
maanden meer duidelijkheid komen vanuit de VN. De Directie voor Economische en Sociale
Zaken (DESA) van de VN heeft een voorzichtig begin gemaakt met het monitoren van de
Water Actie Agenda, de output van de VN-waterconferentie. Nederland zal actief het
gesprek blijven voeren met de Verenigde Naties en lidstaten over de opvolging van
de 2023 VN waterconferentie.
De Nederlandse toezeggingen in de Water Actie Agenda worden geïmplementeerd. Zo is
bijvoorbeeld recent programma «Water at the Heart of Climate Action» gestart. Nederland draagt hier € 55 miljoen aan bij. Het programma wordt uitgevoerd
door United Nations Office for Disaster Risk Reduction (UNDRR), World Meteorological
Organization (WMO), International Federation of Red Cross Network (IFRC) en Systematic
Observations Financing Facility (SOFF).
Water is een bepalende factor bij klimaatadaptatie. Water is een van de meest acute
manieren waarop mensen de gevolgen van klimaatverandering ervaren. Droogte veroorzaakt
honger. En het houdt boeren in armoede, omdat 80% van het gecultiveerde land niet
wordt geïrrigeerd en dus van regen afhankelijk is. Overstromingen veroorzaken grote
schade. Net als bij COP26 en COP27 is Nederland gecommitteerd om water centraal te
plaatsen in de internationale klimaataanpak. Nederland heeft een heldere boodschap
met actieve meerjarige inzet bij de klimaatonderhandelingen (COP’s) om water neer
te zetten als motor voor klimaatadaptatie. Het belang van natuurlijke waterbuffers
(zoals wetlands en grondwater) en de sturende rol van water en bodem in ruimtelijke ordening zijn
belangrijke elementen in deze boodschap. Als co-host van de VN Waterconferentie afgelopen
maart, zijn Nederland en Tadzjikistan gevraagd door de voorzitter van de COP28 (Verenigde
Arabische Emiraten) om water champions te zijn bij de COP28. Dit stelt Nederland in staat om, naast de formele onderhandelingen,
coalities te bouwen om water te verankeren in toekomstige COPs via water gerelateerde
themadagen en het mede door Nederland geïnitieerde waterpaviljoen.
10. Overig
Voortzetting programma versterken cyberweerbaarheid in de watersector
In het Bestuurlijk Overleg Water van 12 juli 2023 zijn door de waterpartners bestuurlijke
afspraken gemaakt om richting te gegeven aan de voortzetting van de samenwerking op
het thema cyberweerbaarheid. Eerder is met het Programma Versterken Cyberweerbaarheid
in de Watersector met de waterpartners invulling gegeven aan de aanvullende afspraken
uit het Bestuursakkoord Water.57 Tijdens het bestuurlijk overleg is onder meer afgesproken om de samenwerking binnen
het Programma voort te zetten en om instrumenten te ontwikkelen die de waterpartners
ondersteunen en helpen bij de implementatie van de wettelijke eisen die volgen uit
de nieuwe Netwerk en Informatiesystemen (NIS2) richtlijn. Verder is afgesproken om,
waar gewenst, de scope van ketenanalyses verder uit te breiden en om met een voorstel
te komen hoe de geïdentificeerde risico’s en aandachtspunten uit de ketenanalyses
in de waterketen op te pakken.
Besluitvorming art. III Deltawet
Op 9 november 2021 is de Kamer per brief geïnformeerd over de evaluatie van de experimenteerbepaling
(artikel III) uit de Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening.58 Daarbij is toegezegd u nader te informeren over het al dan niet in gewijzigde vorm
laten voortbestaan van artikel III Deltawet. In overleg met de partijen die betrokken
waren bij de evaluatie is besloten om het artikel ongewijzigd voort te laten bestaan.
Ter afsluiting
Elke inwoner van Europees Nederland of Caribisch Nederland heeft dagelijks te maken
met water, of het nu uit de kraan komt, uit de lucht of vanuit de rivieren, meren
en zee. Zoals de hoeveelheid onderwerpen en activiteiten in deze brief laat zien,
kent ons waterland dan ook veel verschillende uitdagingen op het onderwerp. Samen
met partners vanuit onder andere decentrale overheden, kennis- en onderzoeksinstituten,
bedrijven en drinkwaterbedrijven werken we aan die uitdagingen. Zodat ons water schoner
wordt, we ons wapenen tegen watertekorten en we het land veilig houden voor grote
hoeveelheden water.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat