Brief regering : Fiche: Herziening verordening opschortingsmechanisme voor visumvrije derde landen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3840
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Richtlijn Hoofdhuisbelasting voor mkb-ondernemingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3837)
Fiche: Herziening benchmarkverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 3838)
Fiche: Verordening voorkoming pelletverlies voor vermindering microplasticvervuiling
(Kamerstuk 22 112, nr. 3839)
Fiche: Herziening verordening opschortingsmechanisme voor visumvrije derde landen
Fiche: Mededeling Demografie Toolbox (Kamerstuk 22 112, nr. 3841)
Fiche: Mededeling EU-stappenplan ter bestrijding van drugshandel en georganiseerde
criminaliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3842)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Herziening verordening opschortingsmechanisme voor visumvrije derde landen
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijzigen van
Verordening (EU) 2018/1806 wat betreft de herziening van het opschortingsmechanisme
b) Datum ontvangst Commissiedocument
oktober 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023) 642
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52023PC0…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Buitenlandse Zaken, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Justitie
en Veiligheid
h) Rechtsbasis
Artikel 77, tweede lid, onder a van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 18 oktober publiceerde de Europese Commissie (hierna: Commissie) een voorstel tot
wijziging van Verordening (EU) 2018/18061 wat betreft de herziening van het opschortingsmechanisme voor visumvrije derde landen.
Het opschortingsmechanisme vormt een beschermingsinstrument tegen misbruik van visumvrij
reizen. Het huidige mechanisme voorziet in tijdelijke opschorting van visumvrijheid
in het geval van een substantiële toename in irreguliere migratie en in het geval
van veiligheidsrisico’s. Om de toenemende uitdagingen op het gebied van irreguliere
migratie en veiligheidsdreigingen naar de EU het hoofd te kunnen bieden stelt de Commissie
voor om het bestaande mechanisme verder te versterken en te verbeteren.
Dit voorstel volgt op de brief van de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula
von der Leyen, aan het Europees Parlement van 20 maart 2023.2 In de brief kondigde de Commissie aan om de harmonisatie van het visumbeleid van
visumvrije landen met dat van de EU nauwer te monitoren. In de brief werd ook een
rapport met een stappenplan voor de aanpassing van het opschortingsmechanisme aangekondigd.
Dit rapport (mededeling) publiceerde de Commissie op 30 mei 20233. De Commissie maakte in dit rapport een uitgebreide analyse over het functioneren
van de visumvrije regimes en identificeerde de voornaamste uitdagingen op het gebied
van irreguliere migratie en veiligheid. Het voorstel dat nu voorligt heeft tot doel
het opschortingsmechanisme beter uitgerust te maken op deze uitdagingen.
De voornaamste uitdagingen die de Commissie in voorbereiding van dit wetgevend voorstel
heeft geïdentificeerd zijn, ten eerste, het belang van visumharmonisatie (visa alignment). De aandacht voor visumharmonisatie is een direct gevolg van de toegenomen irreguliere
migratiestromen via de Westelijke Balkanroute. In 2022 bleek namelijk dat dit deels
wordt veroorzaakt door gebrekkige visumharmonisatie.4 Zo waren bepaalde nationaliteiten door Westelijke Balkanlanden (Servië, Montenegro,
Bosnië en Herzegovina, Noord-Macedonië en Albanië) van een visumplicht vrijgesteld,
terwijl zij voor de EU visumplichtig zijn.
De tweede uitdaging betreft de stijging van het aantal asielaanvragen van burgers
uit visumvrije landen. De Commissie constateert dat in 2022 circa 22% van het aantal
asielaanvragen in de EU is ingediend door asielzoekers met nationaliteiten die voor
de EU visumvrij zijn en dat dit ten opzichte van 2021 om bijna een verdubbeling gaat.
De derde uitdaging houdt verband met burgerschapsregelingen voor investeerders (zogenaamde
goudenpaspoortregelingen5) in visumvrije landen en de veiligheidsrisico’s die deze regelingen voor de EU met
zich meebrengen. Door deze regelingen kunnen individuen met bepaalde nationaliteiten
de Europese procedures voor visa voor kort verblijf omzeilen.
Deze drie uitdagingen zijn door de Commissie eerder toegelicht in het vijfde rapport
in het kader van het opschortingsmechanisme, dat op 5 december 2022 werd gepubliceerd6 en in het zesde rapport7 dat gelijktijdig met dit voorstel verscheen.
Om deze drie uitdagingen effectiever te kunnen adresseren, stelt de Commissie voor
om de huidige verordening te wijzigen op de volgende vier elementen: de gronden voor
opschorting (zogenaamde triggers), de drempelwaardes, de opschortingsprocedure zelf en de monitorings- en rapporteringsverplichtingen.
De Commissie doet hiervoor verschillende voorstellen. Het eerste voorstel betreft
het uitbreiden van bestaande gronden voor het activeren van het mechanisme met (gebrek
aan) visumharmonisatie dat kan leiden tot irreguliere migratie van migranten met nationaliteiten
die voor het Schengengebied visumplichtig zijn, goudenpaspoortregelingen en hybride
dreigingen, als deze leiden tot veiligheids- en/of irreguliere migratierisico’s voor
de Europese Unie. Ook verwijst het voorstel naar eventuele overige opschortingsgronden
die in reeds bestaande visumliberalisatie overeenkomsten tussen de EU en derde landen
staan.
Ten tweede, de Commissie kan in het voorstel onder bepaalde omstandigheden beslissen
dat hogere of lagere grenswaardes (triggers) voor opschortingsgronden van toepassing
zijn. Ten derde stelt de Commissie voor om de opschortingsprocedure, die bestaat uit
twee tijdelijke termijnen voordat in het uiterste geval over kan worden gegaan tot
permanente opschorting, efficiënter te maken. De twee (tijdelijke) opschortingsfases
worden verlengd met een aantal maanden (van 9 naar 12 en van 18 naar 24 maanden),
om derde landen de kans te geven de omstandigheden te verbeteren. Door middel van
het introduceren van een spoedprocedure kan de Commissie ook per direct een voorstel
tot opschorting indienen, als daar gerechtvaardigde en dwingende redenen voor zijn.
Zo noemt de Commissie het voorkomen van misbruik van visumvrij reizen dat leidt tot
een massale toestroom van onderdanen van derde landen die irregulier op het grondgebied
van de lidstaten aankomen, of tot ernstige schade voor de openbare orde of de binnenlandse
veiligheid van de lidstaten. Tot slot wordt vanaf 2023 het jaarlijks opschortingsmechanisme
rapport uitgebreid met een grotere geografische scope (niet uitsluitend de landen
die maximaal zeven jaar geleden visumvrij zijn geworden) en met een meer strategische
focus op de belangrijkste aandachtsgebieden. Dit laatste is reeds gebeurd met de publicatie
van het zesde rapport dat gelijktijdig met het herzieningsvoorstel werd gepubliceerd.
In dit rapport wordt o.a. aandacht besteed aan Oost-Caribische eilandstaten met goudenpaspoortregelingen.
Uw Kamer ontvangt nog een appreciatie van dit rapport.
b) Impact assessment Commissie
Er is geen impact assessment uitgevoerd. Wel heeft de Commissie voorafgaand aan de
publicatie van dit voorstel een rapport gepubliceerd met daarin een uitgebreide analyse
over het functioneren van de visumvrije regimes en de voornaamste uitdagingen op het
gebied van irreguliere migratie en veiligheid.8 De Commissie geeft in het wetsvoorstel aan dat de herziening van het opschortingsmechanisme
als zodanig geen directe economische, sociale of milieutechnische gevolgen heeft.
De gevolgen van een mogelijke opschorting van het visumvrij reizen voor inwoners van
een bepaald derde land zullen door de Commissie tot in detail geanalyseerd dienen
te worden in elk afzonderlijk geval. Dit dient onderzocht te worden op het moment
dat de Commissie een notificatie voor het mechanisme ontvangt van een lidstaat en
voordat wordt besloten of er in het voorliggende geval actie nodig is. Om deze reden
acht de Commissie een impact assessment voor dit voorstel niet noodzakelijk.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet beschouwt visumliberalisatie als een effectief instrument om hervormingen
aan te jagen in derde landen of samenwerking op belangrijke gebieden met deze landen
te bewerkstelligen.9 Daarnaast versterkt visumliberalisatie de handels- en intermenselijke contacten.
Visumliberalisatie is echter niet vrijblijvend. Randvoorwaarde is dat landen die in
aanmerking willen komen voor visumliberalisatie aan alle strenge eisen moeten voldoen10 en ook blijven voldoen. Tevens is het noodzakelijk dat deze landen zich ervoor blijven
inzetten om ongewenste effecten, zoals misbruik van asiel, irregulier verblijf en/of
grensoverschrijdende criminaliteit, tegen te gaan. Daar hoort bij dat de Commissie
erop toeziet dat landen ook na afschaffing van de visumplicht aan de voorwaarden blijven
voldoen. Nederland heeft herhaaldelijk gewezen op het belang van deze randvoorwaarden,
ziet hier blijvend op toe, en heeft gepleit voor verdere versterking van het opschortingsmechanisme.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet is voorstander van het Commissievoorstel om het opschortingsmechanisme
te herzien, in het bijzonder ten aanzien van de reikwijdte en effectiviteit van het
instrument. Het kabinet kan in grote lijnen het voorstel van de Commissie steunen
en deelt de analyse van de Commissie dat nieuwe en bestaande uitdagingen op het gebied
van irreguliere migratie en veiligheidsdreigingen vragen om een herzien opschortingsmechanisme.
Wat betreft de situatie in de Westelijke Balkan vindt het kabinet het een zorgelijke
ontwikkeling dat irreguliere migratie via de Westelijke Balkan route in 2022 sterk
toenam, mede als gevolg van de afwijkende visumregimes van deze landen, zoals Servië11. Van kandidaat-lidstaten verwacht het kabinet dat zij hun visumbeleid harmoniseren
met dat van de EU.
Mede in dat kader is het kabinet uitgesproken voorstander van de herziening van het
opschortingsmechanisme voor visumvrije landen. Het kabinet heeft de Commissie de afgelopen
periode opgeroepen om zo snel mogelijk een voorstel voor herziening van het opschortingsmechanisme
te presenteren.
Zoals ook toegelicht in het verslag van de JBZ-Raad van 8 en 9 juni 2023 zijn voor
het kabinet belangrijke prioriteiten van de herziening dat het opschortingsmechanisme
kan worden ingezet bij (het gebrek aan) visumharmonisatie en voor het tegengaan van
de risico’s van goudenpaspoortregelingen. Conform de nader gewijzigde motie van de
leden Van Wijngaarden en Jasper van Dijk12 heeft het kabinet in Europees verband dan ook herhaaldelijk het belang benadrukt
om bij de herziening van het opschortingsmechanisme een trigger toe te voegen op het
gebied van irreguliere instroom vanuit derde landen, bijvoorbeeld als gevolg van het
uitblijven van harmonisatie van het visumbeleid. Deze wens werd tijdens eerdere besprekingen
op Europees niveau breed gedeeld. Het voorstel van de Commissie op de ten aanzien
van de gronden voor opschorting en de risico's van goudenpaspoortregelingen sluiten
goed aan bij de kabinetsinzet.
Tijdens de JBZ-raad van 8 en 9 juni jl. heeft het kabinet een herziening dan ook verwelkomd.
Het kabinet heeft aangegeven voorstander te zijn van het verbreden van de opschortingsgronden
op het gebied van veiligheid en irreguliere migratie, in het bijzonder met aandacht
voor visumharmonisatie, goudenpaspoortregelingen en hybride dreigingen. De algehele
relaties tussen de EU en visumvrije derde landen, evenals de algehele politieke context,
blijven worden meegewogen in een beslissing tot inzet van het mechanisme. Ook is het
kabinet voorstander van een zogenaamde spoedprocedure, maar zal er in de onderhandelingen
op inzetten dat de mogelijkheid voor inzet hiervan nader wordt vastgelegd en dat in
de verordening wordt verduidelijkt bij welke naar behoren gemotiveerde redenen van
urgentie daar gebruik van kan worden gemaakt. Voor de monitoring van derde landen
is het kabinet er voorstander van om de geografische scope te verbreden om zo ook
visumvrije landen buiten de directe omgeving van de EU beter te monitoren op het blijvend
voldoen aan de voorwaarden voor visumvrijheid. Wel vindt het kabinet het van belang
dat verder wordt gesproken over hoe, en via welk proces, besloten wordt welke derde
landen extra gemonitord dienen te worden. Het kabinet ziet hierbij een actievere betrokkenheid
van de Europese agentschappen, zoals het Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA),
EUROPOL, het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het Europees Agentschap
voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid,
veiligheid en recht (eu-Lisa) in het duiden van trends en uitdagingen en zal zich
daarom tijdens de onderhandelingen inzetten om hier in de tekst van het voorstel naar
te verwijzen.
Verder zet het kabinet in op het krijgen van een nadere toelichting bij de nieuwe
bevoegdheden die de Commissie krijgt ten aanzien van het opschortingsproces en het
beoordelen van notificaties door lidstaten. Hierbij zal het kabinet het belang onderstrepen
dat de EU-lidstaten een adequaat handelingsperspectief hebben in het geval van ongewenste
gevolgen van visumvrijheid zoals bij irreguliere migratie of veiligheidsrisico’s.
Dit betreft zowel de mogelijkheid van lidstaten om de Commissie te kunnen notificeren
en de ruimte om ad rem te kunnen acteren op bestaande en toekomstige uitdagingen.
Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat de reikwijdte en effectiviteit van het opschortingsmechanisme
overeenkomstig zijn geborgd.
Het kabinet zal er in de onderhandelingen op inzetten om in het voorstel toe te voegen
dat informatie betrokken wordt uit toekomstige systemen zoals het entry-exit systeem
(EES) en het European Travel Information and Authorisation System (ETIAS). Informatie
uit deze systemen is van belang bij het monitoren en analyseren van relevante ontwikkelingen,
bijvoorbeeld op het gebied van overstay (te lang verblijf in het Schengengebied).
Dit komt op dit moment nog niet voldoende terug in de tekst van het voorstel. Tot
slot, sluit het kabinet zich aan bij de wens van een aantal lidstaten om in het voorstel
aanvullend aandacht te hebben voor de veiligheid van reisdocumenten en zal zich hier
tijdens de onderhandelingen voor inzetten. Het betreft hierbij de waarborg dat derde
landen reisdocumenten afgeven die voldoen aan de gestelde biometrische voorwaarden
voor visumvrijstelling.13
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is onder lidstaten brede steun voor het voorstel. Het voorstel komt tegemoet aan
de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 9 februari 2023, toen de Europese
Raad onderstreepte dat de buurlanden van de Europese Unie hun visumbeleid beter in
lijn moeten brengen met het visumbeleid van de Europese Unie, en dat dit visumbeleid
moet worden gemonitord. Met het voorstel komt de Commissie ook tegemoet aan de oproep
van de Schengenraad van 9 en 10 maart 2023. De lidstaten, ook Nederland, waren het
toen eens over de noodzaak van herziening van de criteria voor visumvrijstelling en
de criteria voor de opschorting daarvan, inclusief monitoring van visumvrijgestelde
landen. Tijdens de JBZ-raad van 8 en 9 juni jl. werd het actieplan waarin de kaders
voor herziening waren opgenomen (in een Commissie mededeling) breed verwelkomd. Ook
werd brede steun uitgesproken om op basis van deze kaders snel tot een herziening
van het mechanisme te komen.
Net als Nederland hebben andere lidstaten verzocht om extra toelichting bij de nieuwe
bevoegdheden die de Commissie krijgt ten aanzien van het opschortingsproces en het
beoordelen van notificaties door lidstaten. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland,
verzochten de Commissie om meer duidelijkheid over de spoedprocedure waar de Commissie
gebruik van kan maken, deze is slechts beperkt uitgewerkt in de tekst van het voorstel.
Verder zou een aantal lidstaten, waaronder Nederland, graag een aanvullende opschortingsgrond
willen toevoegen op het gebied van documentveiligheid.
De verwachting is dat er ook binnen het EP, net als bij de eerste herziening van het
opschortingsmechanisme, voldoende steun zal zijn voor het Commissievoorstel.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet voor wat betreft de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 77, lid 2, onder a, VWEU. Artikel 77, tweede lid, onder a,
van het VWEU geeft de Unie de bevoegdheid maatregelen vast te stellen voor het gemeenschappelijk
beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur. Het kabinet kan zich
vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht, is sprake van een gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten (artikel
4, tweede lid, onder j VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel is
positief. Het voorstel heeft tot doel om het opschortingsmechanisme voor visumvrije
derde landen beter uit te rusten om ad rem en besluitvaardig te kunnen reageren op
uitdagingen die zich aandienen op het gebied van irreguliere migratie en veiligheid
en om misbruik van visumvrij reizen tegen te gaan. Gezien de grensoverschrijdende
aard van deze uitdagingen kunnen de lidstaten dit doel onvoldoende op centraal, regionaal
of lokaal niveau verwezenlijken. Een EU-aanpak is daarom nodig. Het opschortingsmechanisme
is bovendien opgenomen in de huidige Verordening (EU) 2018/1806, dat een integraal
onderdeel vormt van het gemeenschappelijk EU-visumbeleid. De herziening en versterking
van het opschortingsmechanisme kan alleen worden bewerkstelligd door ingrijpen op
Europees niveau, namelijk door wijzigingen aan te brengen in deze Verordening. Daarom
is optreden op EU-niveau op zijn plaats.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel
is positief. Het voorstel heeft tot doel om het opschortingsmechanisme voor visumvrije
derde landen beter uit te rusten om ad rem en besluitvaardig te kunnen reageren op
uitdagingen die zich aandienen op het gebied van irreguliere migratie en veiligheid
en om misbruik van visumvrij reizen tegen te gaan. Het is tot op heden niet mogelijk
om het mechanisme in te zetten voor nieuwe uitdagingen waar de EU voor staat, bijvoorbeeld
irreguliere migratie als gevolg van het uitblijven van harmonisatie van het visumbeleid.
Met de voorgestelde wijzigingen wordt dat wel mogelijk. Deze zijn dan ook geschikt
om de doelstellingen van het voorstel te bereiken. De voorgestelde wijzigingen gaan
bovendien niet verder dan wat nodig is voor het behalen van deze doelstellingen, omdat
het opschortingsmechanisme, ook na de herziening, een instrument blijft dat dient
als laatste redmiddel en toepassing hiervan is aan voorwaarden verbonden.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Dit voorstel heeft geen consequenties voor de EU-begroting. Het kabinet is van mening
dat eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad
afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen
bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Dit voorstel heeft geen financiële consequenties voor de rijksoverheid en/ of medeoverheden.
Het betreft de aanpassing van een bestaand artikel binnen een EU-Verordening. Eventuele
budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De herziening van het opschortingsmechanisme heeft geen directe gevolgen voor het
bedrijfsleven en burger.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Dit voorstel heeft geen directe gevolgen voor de concurrentiekracht van de EU. Indirect,
in het uiterste geval dat de visumvrijheid van een derde land wordt opgeschort, zullen
de inwoners van het land in kwestie in veel gevallen weer een visum aan moeten vragen
om naar de EU te kunnen reizen. In dit geval blijft personenverkeer tussen het derde
land en de EU dus nog mogelijk maar wordt er wel een extra barrière ingesteld. Dit
heeft gevolgen voor de handels- en intermenselijke contacten, en daarmee mogelijk
indirect ook de concurrentiekracht van de EU.
De snel veranderende geopolitieke context heeft er mede toe geleid dat een herziening
van het opschortingsmechanisme op de Europese agenda kwam. De herziening heeft tot
doel om effectiever te kunnen handelen wanneer visumvrij reizen leidt tot uitdagingen
op het gebied van irreguliere migratie en veiligheid. De verwachting is dat het herziene
mechanisme de EU in staat zal stellen om dit in te zetten als drukmiddel op het moment
dat visumvrij reizen leidt tot problemen op het gebied van irreguliere migratie en
veiligheid. Door onder andere het toevoegen van aanvullende opschortingsgronden en
de monitoring van visumvrije landen te verbreden en intensiveren zal het mechanisme
in de toekomst op meer situaties mogelijk van toepassing kunnen zijn waardoor de EU
in meer gevallen derde landen kan aansporen om veranderingen door te voeren, bijvoorbeeld
op het gebied van harmonisatie van het visumbeleid en gouden paspoortregelingen. Tegelijkertijd
zal in de beoordeling tot het inzetten van het mechanisme in alle gevallen een weging
worden gemaakt om te beslissen of de inzet proportioneel is, onder andere tot de mogelijke
negatieve effecten op de betrekkingen met het derde land in kwestie.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Niet van toepassing.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel ziet op de reeds in de huidige Verordening 2018/1806 bestaande bevoegdheden
van de Commissie om in een uiterst geval de visumvrijheid van een derde land tijdelijk
op te schorten middels een uitvoeringshandeling voor de eerste opschortingstermijn
en een gedelegeerde handeling voor de tweede opschortingstermijn. Wel worden door
middel van dit voorstel de termijnen veranderd. De duur van de eerste opschortingstermijn
wordt verlengd van 9 naar 12 maanden en de tweede opschortingstermijn van 12 naar
24 maanden. Ook behoudt de Commissie in dit voorstel de bestaande bevoegdheid om na
het aflopen van de tweede opschortingstermijn het derde land permanent visumplichtig
te maken door het betreffende land te verplaatsen van Annex II (visumvrije landen)
naar Annex I (visumplichtige landen) door middel van een gedelegeerde handeling. Wanneer
een derde land tijdens een opschortingsperiode de gronden voor de opschorting heeft
verholpen kan de Commissie de visumvrijheid weer herstellen middels uitvoeringshandelingen
(tijdens de eerste termijn) of gedelegeerde handelingen (tijdens de tweede termijn).
Deze bestaande bevoegdheid wordt dus niet substantieel gewijzigd.
Het voorstel bevat in artikel 8 sexies, tweede lid wel een nieuwe mogelijkheid voor
de Commissie om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie direct toepasbare
uitvoeringshandelingen aan te nemen waarmee de visumvrijheid van een derde land tijdelijk
wordt opgeschort voor een periode van 12 maanden. Het gaat om de zogenoemde spoedprocedure,
zoals bedoeld in art 8 van de Comitologieverordening (verordening (EU) 182/2011).
Wanneer de Commissie gebruikmaakt van deze spoedprocedure zullen deze uitvoeringshandelingen
onmiddellijk van toepassing zijn zonder voorafgaande voorlegging aan een comité bestaande
uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De uitvoeringshandeling wordt achteraf aan
het comité voorgelegd en indien het comité een negatief advies uitbrengt via een gekwalificeerde
meerderheid van stemmen tegen, trekt de Commissie de uitvoeringshandeling onmiddellijk
in.
Door het toevoegen van een spoedprocedure kan er door de EU sneller worden opgetreden,
mochten de omstandigheden hierom vragen. Het kabinet steunt deze toevoeging. De spoedprocedure
dient nog wel verder te worden uitgewerkt in het voorstel zodat er meer duidelijkheid
komt over wanneer deze bevoegdheid precies kan worden ingezet. De dwingende redenen
van urgentie worden immers niet nader gespecificeerd. Het kabinet zal hierop inzetten
tijdens de onderhandelingen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In het voorstel zijn geen evaluatie- of horizonbepalingen opgenomen. Het kabinet kan
hiermee instemmen. Aangezien niet vooraf is vast te stellen of en wanneer het opschortingsmechanisme
zal worden ingezet, is het op voorhand niet mogelijk om relevante termijnen voor evaluatie
op te nemen.
e) Constitutionele toets
De opschorting van de vrijstelling van de visumplicht wordt van toepassing op bepaalde
categorieën onderdanen van het betrokken derde land, middels een verwijzing naar de
betreffende soorten reisdocumenten en, in voorkomend geval, aanvullende criteria.
Bij het vaststellen daarvan is het van belang dat er geen onevenredige inbreuk wordt
gemaakt op de grondrechten in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
zoals het non-discriminatie beginsel (artikel 21 van het Handvest). Om dat te borgen
bevat het voorstel een verplichting voor de Commissie om het evenredigheidsbeginsel
en het non-discriminatiebeginsel in acht te nemen (art. 8 sexies, eerste lid). Het
kabinet vindt dit positief en zal hier blijvend aandacht voor hebben.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Dit voorstel heeft geen implicaties voor nationale uitvoerings- of handhavingsinstanties.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het voorstel heeft geen specifieke implicaties voor ontwikkelingslanden anders dan
die voor andere derde landen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken