Brief regering : Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 8 en 9 november 2023
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1988
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2023
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 8 en 9 november 2023.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Verslag Eurogroep en Ecofinraad van 8 en 9 november 2023
Eurogroep regulier
Macro-economische ontwikkelingen inclusief inflatie en de stand van zaken van de coördinatie
van het begrotingsbeleid in de eurozone
De Ministers hebben van gedachten gewisseld over de macro-economische ontwikkelingen
in de eurozone waaronder de huidige ontwikkelingen van de inflatie en de stand van
zaken van de coördinatie van het begrotingsbeleid in de eurozone.
De Europese Commissie (de Commissie) gaf aan dat op 15 november jl. de herfstraming
gepubliceerd zou worden.1 De Commissie lichtte toe dat de inflatie in oktober 2023 2,9% was. Dit is een flinke
daling ten opzichte van afgelopen maanden. Zorgelijk is wel dat de inflatie voor voedingsmiddelen
nog steeds hoog is met 7,5%. Positief is dat er voldoende signalen zijn waaruit blijkt
dat de arbeidsmarkt sterk presteert. De werkloosheid is op zijn laagst sinds de metingen
in 2000: 5,9% in EU en 6,4% in eurozone. Vervolgens ging de Commissie nader in op
de coördinatie van het begrotingsbeleid en de ontwerpbegroting van de diverse lidstaten
voor 2024. Hierbij werd de nadruk gelegd op het belang van een terugkeer naar een
regulier proces voor de implementatie van de Europese begrotingsregels.
De president van de Europese Centrale Bank (ECB), Christine Lagarde, vestigde net
als de Commissie de aandacht op het dalende inflatiecijfer voor oktober 2023. Zij
wees daarbij ook op toenemend consumentenvertrouwen. Tegelijkertijd was Lagarde nog
voorzichtig over de vooruitzichten voor de komende maanden.
Verschillende lidstaten uitten zich in hun bijdrage positief over de daling van de
inflatie zoals geschetst door de Commissie en de ECB. Lidstaten concludeerden hieruit
dat de gemeenschappelijke inspanningen vruchten afwerpen. Tegelijkertijd waren lidstaten
voorzichtig om nu al uitspraken te doen over de toekomst. Een aantal lidstaten sloot
zich aan bij de oproep van de Commissie dat het van belang is terug te keren naar
een regulier proces voor de Europese begrotingsregels. Wel waren er verschillende
geluiden te horen over de afbouw van diverse getroffen steunmaatregelen. Hoewel enkele
aanwezigen het belang van afbouw hiervan onderstreepten, gaven anderen aan hier ook
grote uitdagingen te zien gezien de mogelijke consequenties.
Concurrentievermogen van de eurozone: stand van zaken, uitdagingen, en beleidsafwegingen
De Eurogroep voerde een discussie over het concurrentievermogen van de eurozone, in
het bijzonder in relatie tot andere economische blokken en in de context van de groene
en digitale transities, de energiecrisis en gestegen geopolitieke spanningen. De basis
voor deze discussie was een steering note van de Commissie.2 Tijdens de discussie in de Eurogroep gaf de Europese Commissie (de Commissie) hier
een toelichting op.
De Commissie stelde dat het concurrentievermogen de motor van de economie is. Het
is het middel om voorspoed op de lange termijn te bewerkstelligen. De Commissie wees
op een aantal structurele zwakheden van de eurozone waar verbetering mogelijk is voor
het concurrentievermogen. Zo is het zorgelijk dat de arbeidsproductiviteit in de eurozone
structureel lager ligt dan in de Verenigde Staten (VS). Zoals gemeld aan de Tweede
Kamer in het verslag van een schriftelijk overleg worden de cijfers over de verschillen
in de arbeidsproductiviteit tussen de EU en de VS op dit moment bekeken en wordt u
daar op nader moment over geïnformeerd.3 Een ander zorgelijk punt waar de Commissie op wees is de structureel lagere investeringen
in R&D in de eurozone ten opzichte van de VS. Aanpak van de door de Commissie genoemde
structurele vraagstukken vraagt om beleidskeuzes waarbij sprake is van «trade-offs»,
bijvoorbeeld tussen de welvaartsvoordelen van handel en de risico’s van strategische
afhankelijkheden of tussen het voeren van actiever industriebeleid en het belang van
de juiste marktprikkels.
In de bijdragen van de lidstaten aan de discussie was een aantal rode draden te herkennen.
Ten eerste wezen lidstaten op de huidige geopolitieke spanningen waardoor het concurrentievermogen
van de EU onder druk staat. Ten tweede benadrukten lidstaten het belang van voortgang
op de bankenunie en de kapitaalmarktunie. Ten derde gaven lidstaten aan zich zorgen
te maken over de regeldruk voor bedrijven in de EU en de noodzaak om dit te verminderen.
Tot slot brachten lidstaten de versterking van de interne markt onder de aandacht,
inclusief de voorwaarde van een gelijk speelveld.
Deze punten sluiten aan bij de inzet van Nederland op dit thema. Nederland is tevens
van mening dat de Eurogroep een belangrijke rol kan spelen door een visie te ontwikkelen
op de aanpak van deze structurele barrières voor de kapitaalmarktunie onder de volgende
Europese Commissie.
Overig – Nieuwe Minister van Financiën van Slowakije
De nieuwe Minister van Financiën van Slowakije, Ladislav Kamenický, heeft de beleidsprioriteiten
van de nieuwe regering in Slowakije gepresenteerd. Dit gebeurt standaard in de Eurogroep
bij het aantreden van nieuwe regeringen.
Eurogroep in Bankenunie-format
Rapportage over de operationele aspecten van de Bankenunie door voorzitters van het
Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad
Op grond van een memorandum van overeenstemming tussen de Ecofinraad en de Europese
Centrale Bank (ECB) neemt de voorzitter van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme
(Single Supervisory Mechanism; SSM) twee keer per jaar deel aan de Eurogroep om van gedachten te wisselen. Daarnaast
is tijdens de Eurogroep van november 2016 afgesproken dat ook de voorzitter van de
Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (Single Resolution Board; SRB) elk halfjaar een toelichting geeft over de werkzaamheden van de SRB, waaronder
de resolutieplanning en de opbouw van het SRF.
De Ministers van de lidstaten die deel uitmaken van de Bankenunie hoorden de presentaties
aan van de voorzitters van het SSM en van de SRB over de halfjaarlijkse rapporten.In
algemene zin ging de aandacht uit naar de gezondheid van het banksysteem en wat er
nog moet gebeuren om de veerkracht van ons systeem te behouden en de toekomstige uitdagingen
aan te pakken. In de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 8 en
9 november 2023 kunt u een toelichting vinden op de reporting note die de SRB vooraf
had verspreid en die na afloop van de Eurogroep openbaar is gemaakt.4
In de presentaties werd nadruk gelegd op het belang van ratificatie door alle lidstaten
van de wijzigingen in het verdrag waarmee het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM)
is opgericht. Deze wijzigingen maken een gemeenschappelijke achtervang voor het bankenresolutiefonds
(Single Resolution Fund, SFR) mogelijk. Ook het ESM zelf, eveneens aanwezig bij de bespreking, vroeg hier
aandacht voor. Op dit moment is Italië het enige land dat de overeengekomen wijzigingen
in het ESM-verdrag nog niet heeft geratificeerd. Naar verwachting stemt het Italiaanse
parlement eind november over ratificatie van het ESM.
In de gedachtewisseling ging ook aandacht uit naar de voorstellen en lopende onderhandelingen
over het crisisraamwerk voor banken (CMDI). In algemene zin is Nederland gematigd
positief over de Europese voorstellen aangaande het crisisraamwerk voor banken, maar
kritisch op verschillende elementen daarbinnen, zoals de aanpassingen aan de crediteurenhiërarchie.
Eurogroep in inclusief format
De toekomst van de Europese kapitaal- en financiële markten
Het laatste agendapunt van de Eurogroep was een gesprek in inclusieve samenstelling
over de ontwikkeling van de kapitaalmarkten. In eerdere vergaderingen van de Eurogroep
hebben verschillende internationale instellingen en de Ministers hun opvattingen hierover
naar voren gebracht en hebben private stakeholders presentaties gegeven over de uitdagingen
op de financieringsmarkt voor bedrijven.
Voor deze bijeenkomst waren twee institutionele beleggers uitgenodigd. Ten eerste
Trond Grande, plv. bestuursvoorzitter van de Norges Bank of Investment. Deze divisie
van de Noorse centrale bank beheert het Noorse pensioenfonds, ook wel bekend als het
Noorse olie- en gasfonds. De tweede spreker was Ronald Wuijster, CEO van APG asset
management en lid van de Raad van Bestuur van APG Groep. In de presentaties werd aandacht
gevraagd voor transparantie, harmonisatie van wetgeving en toegankelijkheid van de
kapitaalmarkt. Ook werd ingegaan op het belang dat burgers sparen voor hun pensioen
en welke aanpak en beleidsmaatregelen daarbij behulpzaam zijn. Voorbeelden daarvan
zijn verplichte deelname, belastingvoordelen, financiële geletterdheid en collectieve
arbeidsovereenkomsten.
Vervolgens ging de Eurogroep in gesprek met de twee gasten over de manier waarop de
bijdrage van institutionele beleggers aan de Europese kapitaalmarkten kan worden versterkt,
met nadruk op investeringsstrategieën en op het aanpakken van de fragmentatie van
de Europese kapitaalmarkten. Desgevraagd gaven de vertegenwoordigers van de Norges
Bank of Investment en APG aan dat veel vooruitgang kan worden geboekt door harmonisatie
en standaardisatie. Daarbij onderstreepten ze dat het cruciaal is dat het vooral makkelijker
wordt gemaakt om te investeren, zowel voor particulieren als institutionele beleggers.
Naar verwachting zal ook tijdens de volgende Eurogroep een gedachtewisseling plaatsvinden
over de toekomst van de Europese kapitaal- en financiële markten, wederom met externe
sprekers. Het streven van de Eurogroep-voorzitter is om in maart 2024 een strategische
visie overeen te komen en daarin prioriteiten te identificeren om de kapitaalmarktunie
verder te ontwikkelen, naast de voorstellen volgend uit het tweede actieplan waarover
momenteel onderhandelingen lopen. De strategische visie kan als input dienen voor
de (nieuwe) Europese Commissie.
Bijeenkomst van Ministers van Financiën van EU-lidstaten en EFTA-landen
Voorafgaand aan de Ecofinraad vond de jaarlijkse bijeenkomst plaats van de Ministers
van Financiën van de European Free Trade Association (EFTA) en de EU-lidstaten. Liechtenstein,
Noorwegen, IJsland en Zwitserland zijn allen lid van de EFTA. Tijdens de bijeenkomst
stonden de volgende thema’s centraal: de uitdagingen en beleidsrespons als gevolg
van klimaatverandering, risico's in de toeleveringsketens en de geopolitieke ontwikkelingen.
De vier Ministers van de EFTA-landen gaven een korte toelichting op hun visie en aanpak
op de genoemde thema’s. Ook gaven ze ieder inzicht in de economische ontwikkelingen
in hun land.
Allen gaven ze aan graag in gesprek te blijven met de EU over de beleidsreacties om
deze uitdagingen aan te pakken, niet in de laatste plaats gezien de waarschijnlijke
«spill-over» effecten. De vier Ministers onderstreepten dat internationale handel
en naleving van het liberale, op regels gebaseerde systeem cruciaal is voor het aanpakken
van de huidige uitdagingen. Tot slot wezen ze op grotere transparantie en uitwisseling
van informatie over nieuw beleid om misvattingen en ongunstige beleidsreacties te
helpen voorkomen.
Ecofinraad
Ecofinraad-ontbijt
Tijdens het Ecofinraad-ontbijt gaf de voorzitter van de Eurogroep een terugkoppeling
van de besprekingen in de Eurogroep. Ook gaf de Europese Commissie (de Commissie)
een update over de economische situatie. Net als in de Eurogroep een dag eerder was
er aandacht voor de dalende inflatie, al ligt deze nog steeds boven de doelstelling
van de ECB (2%). Ook kreeg de nieuwe Minister van Financiën van Slowakije wederom
de gelegenheid voor een toelichting op de beleidsprioriteiten van de nieuwe regering
in Slowakije.
Herziening Europees begrotingsraamwerk
Vervolgens werd van gedachten gewisseld over de herziening van het Europese begrotingsraamwerk
(Economic Governance Review; EGR). Het Spaanse voorzitterschap schetste de stand van
zaken ten aanzien van de vier geïdentificeerde hoofdthema’s in de onderhandelingen
in de Raad, namelijk 1. Waarborgen voor schuldafbouw, 2. Ruimte voor investeringen
en prikkels voor hervormingen, 3. Institutionele verhoudingen, 4. Effectieve handhaving
en nationaal eigenaarschap. Het voorzitterschap benadrukte het belang om dit jaar
nog overeenstemming te bereiken. Lidstaten toonden zich constructief en erkenden het
belang om een compromis te bereiken.
Ten aanzien van waarborgen voor schuldafbouw spraken veel lidstaten, waaronder Nederland,
wederom steun uit voor een ex-ante waarborg voor voldoende schuldafbouw binnen de
anticyclische benadering van het nieuwe raamwerk. Lidstaten gaven aan open te staan
voor invulling van de waarborg met een minimum voor de gemiddelde jaarlijkse voorspelde
schuldreductie in de jaren na de aanpassingsperiode. Er is nog niet concreet gesproken
over de kwantitatieve invulling van deze waarborg. Daarnaast sprak een deel van de
lidstaten zich ook uit voor een additionele ex-ante tekortwaarborg, hoewel ook hier
nog niet over de kwantitatieve invulling is gesproken. Nederland gaf aan begrip te
hebben voor de wens om een tekortwaarborg, met name wanneer deze toegepast wordt op
lidstaten met een schuld boven de 60%. Veel lidstaten vroegen om berekeningen van
de Commissie om de gevolgen van deze waarborgen voor de vereiste begrotingsinspanning
goed te begrijpen.
Ten aanzien van investeringen richtte de discussie zich op zogenoemde overgangsbepalingen
waarbij tijdelijk ruimte wordt geboden voor specifieke investeringen. Lidstaten verschilden
van mening over de invulling van die bepalingen. Het betrof ten eerste een voorstel
van het voorzitterschap om een uitzondering te maken in de eis dat de begrotingsinspanning
proportioneel moet plaatsvinden (de lineaire no-backloading clausule). Die uitzondering zou gelden voor uitgaven die gefinancierd worden door
leningen uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF) in 2025 en 2026 en voor cofinanciering
uit Europese fondsen. Een aantal lidstaten verwelkomden dit voorstel, omdat het de
mogelijkheid biedt rekening te houden met een piek in uitgaven gerelateerd aan het
HVF en Europese fondsen. Tegelijkertijd waren andere lidstaten terughoudend en benadrukten
zij ook het belang dat een dergelijke uitzondering voldoende ingekaderd moet zijn.
Een tweede overgangsbepaling was het voorstel om hervormingen en investeringen onder
de HVF als voldoende te beschouwen voor een verlenging van de aanpassingsperiode van
vier naar zeven jaar. Een paar lidstaten benadrukten dat een verlengde periode hoe
dan ook nodig is omdat een aanpassingsperiode van vier jaar zou leiden tot een voor
hen moeilijk haalbare begrotingsinspanning. Tegelijkertijd waren andere lidstaten,
waaronder Nederland, zeer kritisch op dit voorstel omdat het de prikkel voor additionele
hervormingen en investeringen mogelijk ondermijnt. Verder spraken meerdere lidstaten
wederom steun uit voor een relevante factor voor de toename van defensie-uitgaven
bij het beoordelen door de Commissie en de Raad of sprake is van een buitensporig
tekort (ook wel het «openen van een buitensporigtekortprocedure» genoemd). Deze lidstaten
wezen erop dat er een goede formulering moet worden gevonden om ook voldoende ruimte
te bieden aan landen die reeds hun defensie-uitgaven hebben verhoogd, in plaats van
alleen een nieuwe toename van defensie-uitgaven mee te wegen.
Ten aanzien van institutionele verhoudingen was er wederom steun voor de oprichting
van een nieuwe werkgroep over de methodologie van de schuldhoudbaarheidsanalyse. Een
aantal lidstaten is voorstander van een rol voor het ESM in deze werkgroep. Daarnaast
was er brede steun voor normale besluitvormingsprocedure met gekwalificeerde meerderheid
van de Raad bij activatie van de algemene ontsnappingsclausule. Nederland pleitte
voor een voldoende open mandaat voor de European Fiscal Board (EFB) in de advisering aan Commissie en Raad tijdens de implementatie van de regels,
met behoud van de institutionele rolverdeling voor Commissie en Raad uit het Verdrag.
Dit werd gesteund door enkele lidstaten.
Een deel van de lidstaten benadrukte dat versterking van handhaving een essentieel
onderdeel is van de herziening. In dat kader onderstreepte een aantal lidstaten, waaronder
Nederland, het belang van een leidende relevante factor voor schulduitdaging bij de
beoordeling van een buitensporig tekort. Daarnaast vroegen lidstaten, inclusief Nederland,
wederom aandacht voor het belang van een effectieve controlerekening om afwijkingen
van het uitgavenpad te monitoren en te corrigeren. Daarbij gaven deze lidstaten aan
dat een voldoende lage drempelwaarde op de controlerekening belangrijk is. Verder
noemden een aantal lidstaten, waaronder Nederland, het belang van een voldoende snelle
aanpassing richting de 3%-tekortnorm voor landen in een buitensporigtekortprocedure
die deze norm overschrijden. Deze lidstaten betoogden dat de in een buitensporigtekortprocedure
de begrotingsinspanning dient te leiden tot voldoende tekortverbetering. Daarbij uitten
deze lidstaten zich kritisch als de vereiste tekortverbetering zou worden geschoond
voor de rentelasten. Meerdere lidstaten brachten daar tegenin dat het uitgavenpad
ook geschoond wordt voor rentelasten en dat een tekortverbetering in de buitensporigtekortprocedure
daarmee consistent dient te zijn.
Nederland noemde verder nog het belang van een transparante en duidelijke terugvaloptie
wanneer een lidstaat en de Commissie er niet in slagen om een uitgavenpad overeen
te komen. Het Commissiepad zou dan leidend moeten zijn, conform het Commissievoorstel.
Ook sprak Nederland zich ten aanzien van handhaving uit voor het belang van een grotere
rol van het EFB gedurende de toepassing van het begrotingsraamwerk.
Het Spaans voorzitterschap kondigde aan dat er mogelijk een extra Ecofinraad nodig
zal zijn om dit jaar tot overeenstemming te kunnen komen in de Raad. De planning hiervoor
is nog onbekend. Het parlement wordt, zoals gebruikelijk, vooraf via een geannoteerde
agenda geïnformeerd over de bespreking en de inzet van het kabinet bij deze mogelijke
extra Ecofinraad.
A-punt – Verklaring van de Raad over verhouding Pijler2-richtlijn en de OESO Administrative
Guidance
De Ecofinraad nam een verklaring aan waarin wordt bevestigd dat de bepalingen uit
de Administrative Guidances (AG) van het OESO/G20 Inclusive Framework verenigbaar zijn met de Pijler 2-richtlijn.5 In de verklaring worden de AG’s van het Inclusive Framework verwelkomd. Tevens wordt
herhaald dat EU-lidstaten de AG’s zo veel mogelijk dienen te volgen bij de implementatie
van de Pijler 2-richtlijn in hun nationale wetgeving om te voorkomen dat er verschillen
ontstaan in de uitleg van de Pijler 2-richtlijn. Ook is in de verklaring de voortgang
verwelkomd die in het OESO/G20 Inclusive Framework is bereikt ten aanzien van Pijler
1. De Ecofinraad herhaalt de steun voor het OESO/G20 Inclusive Framework in het verdere
werk op dit gebied.
Lopende wetgevingsvoorstellen over financiële diensten
Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd
over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.6
Economische en financiële impact van de Russische agressie jegens Oekraïne
De Ecofinraad besprak de economische en financiële impact van de Russische agressie
tegen Oekraïne en de Europese steunmaatregelen aan Oekraïne. De Russische invasie
heeft in Oekraïne o.a. aanzienlijke financiële noden gecreëerd. De Europese Commissie
(de Commissie) gaf inzicht in die financiële noden van Oekraïne voor 2024 en verder.
Daarbij werd nadruk gelegd op het belang van samenwerking met internationale partners
en organisaties voor steun aan Oekraïne, inclusief een eerlijke lastenverdeling tussen
de verschillende internationale partners. Ook gaf de Commissie op hoofdlijnen een
toelichting over de implementatie en uitvoering van de diverse sanctiepakketten. De
Commissie gaf aan dat een van de effectiefste maatregelen is om nationaal de uitvoering
van sancties te coördineren. Zij riep daarbij lidstaten op om dit, waar dit nog niet
het geval is, een dergelijke coördinatie in te richten. In Nederland is de coördinatie
van sancties belegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het kabinet herkent
hierbij ook in Nederland het belang van coördinatie in de uitvoering en betrekt dit
bij de modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel.
In de gedachtewisseling die volgde stond de economische en begrotingssituatie in Oekraïne
centraal. Veel lidstaten verwelkomden het voorstel voor oprichting van een Oekraïne-faciliteit
in het kader van de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK
2021–2027). Andere gemene delers in de bijdrages van lidstaten waren, ten eerste,
dat blijvende solidariteit met Oekraïne essentieel is en blijft, en ten tweede dat
men uitkijkt naar voorstellen van de Commissie voor benutting van opbrengsten uit
geïmmobiliseerde Russische centrale banktegoeden voor de wederopbouw van Oekraïne.
Ten aanzien van het laatste punt markeerden diverse aanwezigen dat een eventuele aanpak
hiertoe in lijn moet zijn met het internationaal recht. De Commissie gaf op haar beurt
inzicht in de stapsgewijze aanpak die zij voorstaat, waarbij eerst moet worden verduidelijkt
dat beheer van extra opbrengsten uit Russische centralebanktegoeden is toegestaan
en vervolgens hoe de opbrengsten uit dit beheer kunnen worden gebruikt voor de wederopbouw
van Oekraïne.
Economisch herstel in Europa: thematische discussie over de herstel- en veerkrachtfaciliteit
(HVF) en aanpassing van het uitvoeringsbesluit ter goedkeuring van de Herstel en Veerkrachtplannen
(HVP) van Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Litouwen
De Ecofinraad heeft een aanpassing van het uitvoeringsbesluit ter goedkeuring van
het herstel- en veerkrachtplan (HVP) van Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Litouwen
aangenomen.7
De Europese Commissie gaf een korte toelichting op de gewijzigde HVP’s van de vier
genoemde lidstaten. Vervolgens kregen deze lidstaten de kans om aanvullend nog enkele
aspecten van hun gewijzigd HVP onder de aandacht te brengen. Een inhoudelijke toelichting
op de gewijzigde HVP’s kunt u vinden in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en
Ecofinraad van 8 en 9 november 2023.8
Jaarrapport 2023 van de Europese Begrotingsraad
De voorzitter van de Europese Begrotingsraad (European Fiscal Board; EFB), prof. Niels Thysegen, gaf de leden van de Ecofinraad een presentatie van het
jaarrapport 2023, dat op 4 oktober jl. is gepubliceerd.9 In die presentatie was aandacht voor het sterke herstel van de EU in 2022 ondanks
de vele uitdagingen, met name de energiecrisis. De EFB gaf wel aan van mening te zijn
dat met doelgerichtere energiesteunmaatregelen en prudenter uitgavenbeleid het tekort
in veel EU-lidstaten aanzienlijk verder had kunnen worden teruggedrongen, vooral in
de landen met hoge tot zeer hoge schulden. Voorts ging de voorzitter van de EFB in
op de herziening van de begrotingsregels. Hoofdzakelijk ondersteunt en verwelkomt
de EFB de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie (de Commissie), al heeft
de EFB enkele aandachtspunten. Een uitgebreidere toelichting op het jaarrapport van
de EFB kunt u vinden in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van
8 en 9 november 2023.10
In reactie gaf de Commissie aan de EFB zeer erkentelijk te zijn voor haar bevindingen
én voor de steun voor de wetgevende voorstellen voor herziening van de begrotingsregels.
Hoewel de Commissie erkende dat het economisch herstel in 2022 inderdaad beter had
kunnen zijn door meer gerichte steunmaatregelen, gaf zij ook aan dat de uitdagingen
en onzekerheid van dat moment de steunmaatregelen rechtvaardigden.
Europees Semester: geleerde lessen en de weg voorwaarts
Een gedachtewisseling vond plaats over de geleerde lessen in het kader van het Europees
Semester en de tijdlijn voor het Semester in 2024. Vooruitkijkend naar 2024 gaf de
Europese Commissie (de Commissie) aan dat door de verkiezingen van het Europees Parlement
de publicatie van het lentepakket in 2024 pas op 19 juni zal plaatsvinden, ongeveer
drie weken later dan gebruikelijk. Dit lentepakket bestaat onder meer uit landenrapporten,
een voorstel voor landenspecifieke aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie
aan de lidstaten, en een rapport over de naleving van het Stabiliteits- en Groeipact.
De aangepaste tijdlijn zoals medegedeeld door de Commissie zorgt ervoor dat lidstaten
zeer beperkt de tijd hebben om de voorgestelde landenspecifieke aanbevelingen te bestuderen.
De consequentie daarvan is dat deze mogelijk pas in oktober 2024 formeel worden aangenomen.
Raadsconclusies over EU-statistieken
De Ecofinraad stemde in met de Raadsconclusies over EU-statistieken.11 Gezien het belang van hoogwaardige, vergelijkbare en betrouwbare statistieken voor
de economische beleidsvorming van de EU, en vooral voor de coördinatie van het economisch
beleid, keurt de Raad ieder jaar in de herfst conclusies over EU-statistieken goed.
In zijn conclusies beoordeelt de Raad de vooruitgang die is geboekt met betrekking
tot de statistische prioriteiten die het afgelopen jaar door de Ecofinraad zijn vastgesteld.
Daarnaast geeft de Raad in zijn conclusies ook richtsnoeren voor verdere werkzaamheden.
De Raad is positief over de gezette stappen voor de informatieverplichtingen in de
Economische en Monetaire Unie en de kwaliteit van de statistieken voor de procedure
bij macro-economische onevenwichtigheden en het Stabiliteits- en Groeipact. De conclusies
vermelden ook de bereikte resultaten betreffende het aanleveren van statistische indicatoren
voor de uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelen, bedrijfsstatistieken en statistieken
in tijden van crisis. Ook is de Raad verheugd dat Eurostat en de lidstaten richtsnoeren
hebben ontwikkeld over de statistische verwerking van nieuwe beleidsmaatregelen ter
bestrijding van de covidpandemie. Eveneens verwelkomt de Raad de inspanningen van
Eurostat en lidstaten voor nieuwe en actuelere statistieken als gevolg van de Russische
agressie in tegen Oekraïne, onder meer over migratie, arbeidsmarkt en energie.
Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de EU-begroting 2022
De voorzitter van de Europese Rekenkamer (ERK), Tony Murphy, gaf aan de leden van
de Ecofinraad een presentatie van het jaarverslag over de EU-begroting 2022, dat op
5 oktober jl. is gepubliceerd.12 De presentatie van het jaarverslag is voor de Raad het startpunt van de jaarlijkse
dechargeprocedure. Op basis van het jaarverslag stelt de Raad ieder jaar Raadsaanbevelingen
op voor het Europees Parlement, dat decharge verleent aan de Europese Commissie (de
Commissie) over de uitvoering van de Europese begroting. In januari 2024 starten de
inhoudelijke en technische besprekingen in het ambtelijke Begrotingscomité, die resulteren
in een dechargeadvies van de Raad aan het Europees Parlement. De Ecofinraad beslist,
waarschijnlijk in maart 2024, met gekwalificeerde meerderheid over het dechargeadvies.
In de presentatie en tijdens de gedachtewisseling die volgde ging veel aandacht uit
naar de flinke toename van het gemiddelde foutenpercentage (onrechtmatigheden). De
ERK schat dat dit voor 2022 op 4,2% ligt, waar dit in 2021 nog 3,0% was. De tolerantiegrens
is 2%. Met name de uitgaven met een hoog risico, waarbij sprake is van vergoedingen
op basis van declaraties (ten opzichte van bijvoorbeeld het toekennen van subsidies),
kennen een relatief hoog foutenpercentage van 6,0% (2021: 4,7%). Zowel de Commissie
als de ERK markeerden dat fouten niet betekent dat er sprake is van fraude. Veel fouten
komen ook voort uit het feit dat regels niet goed worden begrepen. In dat licht bezien
ligt er dus een opgave om deze regels te vereenvoudigen.
Desalniettemin gaf een aantal lidstaten, waaronder Nederland, aan de flinke toename
van het foutenpercentage zeer zorgelijk te vinden. Nederland bracht daarbij nog in
dat de toename van het aantal fouten zou kunnen samenhangen met de toename van de
flexibiliteit bij de besteding van EU-middelen zoals in het kader van de COVID-19-pandemie.
Hierbij benoemde Nederland in het bijzonder dat hier sprake van lijkt te zijn wanneer
nationale cofinanciering ontbreekt. De ERK gaf in reactie daarop aan voorstander te
zijn van flexibiliteit bij de besteding van EU-middelen, maar erkende daarbij dat
de consequentie inderdaad is dat het aantal fouten toeneemt.
Voor Nederland vormen het oordeel en de bevindingen van de ERK een belangrijke bijdrage
in de standpuntbepaling ten aanzien van de aanname van Raadsaanbevelingen voor decharge.
Nederland zet zich net als voorgaande jaren in voor Raadsaanbevelingen die de conclusies
van de ERK voldoende reflecteren. Uw Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over
de inhoud van de Raadsaanbevelingen over de decharge en het uiteindelijke oordeel
van het kabinet hierover.
Overig
Digitale euro
Bij brief van 23 juni 2023 heeft de Tweede Kamer mij gevraagd om, zo lang de onderhandelingen
over de wetsvoorstellen over een digitale euro lopen en indien er ontwikkelingen zijn
op dit dossier, daarover te rapporteren in de reguliere geannoteerde agenda's bij
of verslagen van de Eurogroep en Ecofinraad.
De digitale euro stond niet op de agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van 8 en 9 november
jl. Wel zijn de wetsvoorstellen op ambtelijk niveau behandeld in de Raad, waarbij
een eerste inhoudelijke discussie op diverse onderdelen van de wetsvoorstellen plaatsvond.
In het Commissiedebat op 13 september jl. heb ik met de Tweede Kamer de kabinetsinzet
zoals geformuleerd in het BNC-fiche besproken. De inhoud van dit BNC-fiche dient als
basis voor deze onderhandelingen. Het Spaanse voorzitterschap zal een voortgangsrapport
voorbereiden over de behandeling van de wetsvoorstellen. Dit voortgangsrapport staat
geagendeerd op de vergadering van de Ecofinraad op 8 december 2023.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën