Brief regering : Reactie op de motie van het lid Omtzigt over een energiestrategie om in Nederland gewonnen gas beschikbaar te stellen aan de Nederlandse consument (Kamerstuk 29023-422)
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
33 529
Gaswinning
Nr. 453
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2023
Met deze brief kom ik, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie, tegemoet aan
de motie van het lid Omtzigt (Kamerstuk 29 023, nr. 422) over in Nederland gewonnen gas. Deze motie verzoekt de regering om een strategie
waarmee ernaar gestreefd wordt dat in Nederland gewonnen gas beschikbaar is voor de
Nederlandse consument en tevens duidelijk gemaakt wordt wat de verhouding is tussen
Nederland als doorvoerland van gas en het van het gas afhalen van Nederlandse huishoudens.1
1. Kern en conclusie
De motie van het lid Omtzigt verzoekt de regering om een energiestrategie te presenteren
waarbij ernaar gestreefd wordt dat het in Nederland gewonnen gas beschikbaar is voor
de Nederlandse consument. De energiestrategie van het kabinet richting 2050 is vastgelegd
in het Nationaal Plan Energiesysteem (Kamerstuk 32 813, nr. 1280). Hierin staat een duurzame, betrouwbare, rechtvaardige en betaalbare energievoorziening
centraal. Naar aanleiding van de motie van de leden Segers en Marijnissen (Kamerstuk
36 200, nr. 31) heeft het kabinet daarnaast ook onderzoek laten doen door Strategy& naar maatregelen
waarmee publieke belangen in de Nederlandse energievoorziening beter geborgd kunnen
worden. De resultaten daarvan, samen met de kabinetsappreciatie en overzicht van maatregelen
die het kabinet heeft ingezet, zijn op 4 september jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk
29 023, nr. 446).
De motie beoogt specifiek dat het in Nederland gewonnen gas beschikbaar is voor de
Nederlandse consument. Ik concludeer in deze brief dat hier nu al sprake van is, binnen
de context van de Europese interne markt. Het exclusief bestemmen of reserveren van
Nederlands gas voor Nederlandse afnemers met uitsluiting van afnemers in andere lidstaten
is niet toegestaan, maar acht ik ook niet in het belang van de Nederlandse consument.
Hierbij is relevant dat Nederland als netto-importeur van gas in zeer grote mate afhankelijk
is van gas uit andere landen. Onze eigen productie is onvoldoende. Meer nog dan de
Nederlandse gasproductie is voldoende import naar Nederland daarom van doorslaggevend
belang om de leveringszekerheid en betaalbaarheid voor de consument te borgen. Daarvoor
is een ongehinderde werking van de Europese interne markt, die voor voldoende import
zorgt, cruciaal.
Bij de indiending van de motie heeft het lid Omtzigt ook gevraagd te onderzoeken of
de Nederlandse consument er baat bij zou hebben als in Nederland gewonnen gas – al
dan niet door middel van langetermijncontracten – rechtstreeks verkocht zou worden
aan partijen die gas leveren aan Nederlandse huishoudens, om te verkennen of dit een
gunstig effect zou kunnen hebben op de energieprijzen die consumenten betalen.
Op dit moment staat het marktpartijen (bijvoorbeeld Nederlandse producenten en leveranciers)
reeds vrij om rechtstreeks (langjarige) contracten te sluiten, zolang deze niet ingaan
tegen de Europese regels en de werking van de interne markt. Rechtstreekse (langjarige)
contracten hoeven echter geen gunstig effect te hebben op de betaalbaarheid en leveringszekerheid
voor de Nederlandse consument. Het kan ook leiden tot een verslechtering van de betaalbaarheid
en leveringszekerheid. Andere constructies, bijvoorbeeld waarbij Nederlandse consumenten
kunnen profiteren van inkoop bij producenten of importeurs elders in de EU, kunnen
namelijk net zo goed of zelfs gunstiger zijn.
Ik licht deze conclusies in deze brief toe. Om recht te toen aan de motie, die vraagt
om een gedegen onderbouwing, zet ik hierna achtereenvolgens uiteen: 1) hoe de Europese
interne gasmarkt werkt en wat de voordelen hiervan zijn voor Nederland; 2) hoe daarbinnen
in het bijzonder het in Nederland gewonnen aardgas wordt verkocht en 3) hoe dit de
belangen van de consument dient. Daarbij ga ik, conform de motie, ook in op de verhouding
tussen Nederland als doorvoerland van gas en het van het gas afhalen van Nederlandse
huishoudens. Ten slotte geef ik een appreciatie van het hiervoor genoemde idee van
het lid Omtzigt. Waar relevant zal ik hierbij ook toelichten in hoeverre de vergelijking
opgaat met voorbeelden van internationale langetermijncontracten die afgelopen jaar
het nieuws hebben gehaald en die door het lid Omtzigt bij de indiening van de motie
als voorbeeld zijn aangehaald.
2. Interne gasmarkt
Een centrale pijler van de Europese Unie is de interne markt met daarbinnen vrijheid
van verkeer van goederen en diensten en gemeenschappelijke regels voor mededinging.
Dit is vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).2 Specifiek voor energie geldt bovendien het beginsel van energiesolidariteit (artikel
194 VWEU). Voor gas betekent dit dat lidstaten een interne gasmarkt in stand moeten
houden, rekening moeten houden met belangen van alle lidstaten op gebied van voorzieningszekerheid
en elkaar bijstand moeten bieden in crisissituaties. De interne gasmarkt is ook nader
gereguleerd. Belangrijk zijn hier de Gasverordening en Gasrichtlijn met als centrale
uitgangspunten grensoverschrijdende en non-discriminatoire toegang tot gasinfrastructuur
en nadere waarborgen voor de eerlijke mededinging op de interne gasmarkt.3 Ten slotte ziet de Verordening gasleveringszekerheid in het bijzonder op het borgen
van leveringszekerheid.4 Deze verordening bepaalt onder meer dat lidstaten de gasstromen binnen de interne
markt niet onnodig mogen beperken en de gasleveringssituatie in een andere lidstaat
niet in gevaar mogen brengen5.
Er is dus sprake van één Europese interne gasmarkt. Het gas dat van, naar en via Nederland
stroomt, komt met name fysiek terecht op het noordwestelijk deel van de Europese interne
gasmarkt, bestaande uit in ieder geval Nederland, Duitsland, België, Luxemburg en
Denemarken. Het noordwestelijk deel van Europa is daarom de relevante geografische
markt, als onderdeel van de Europese interne markt, waar Nederland een integraal onderdeel
van uitmaakt.
Nederland is door de gestage afname van de gaswinning in Nederland al sinds 2018 netto-importeur.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft recent becijferd dat Nederland
in 2022 voor energie, gas daaronder begrepen, voor 77% afhankelijk was van import.6 Het goed functioneren van de Europese interne gasmarkt, die de toestroom van gas
naar Nederland borgt, is daarom voor Nederland van cruciaal belang. Andersom geldt
dat Nederland ook voor de andere landen op het noordwestelijk deel van de Europese
markt een centrale rol vervult, met name vanwege de gasinfrastructuur die essentieel
is voor de doorvoer van gas naar buurlanden. Hier ga ik in onderdeel 4 van de brief
verder op in. Voor nadere appreciatie van de motie is relevant dat de interne gasmarkt
niet alleen geografisch, maar ook in de aardgasketen uit verschillende deelmarkten
bestaat.7
Gas moet ten eerste op de interne gasmarkt worden gebracht door productie of door
import van buiten de EU. Dit deel van de markt, waarop producenten en importeurs actief
zijn, wordt ook wel de upstream groothandelsmarkt genoemd. Deze partijen voeren gas via pijpleidingen en LNG-terminals
aan naar Noordwest-Europa en verkopen het gas daar aan groothandelaren, leveranciers
en soms ook direct aan grote eindafnemers. De volgende schakel is de zogenoemde downstream groothandelsmarkt gas, waarmee wordt bedoeld de (door)verkoop door groothandelaren
van gas dat zich al in het Europese gassysteem bevindt aan regionale spelers zoals
energiebedrijven en fysiek rechtstreeks aan grote eindafnemers. Dit is ook het deel
van de markt waarop leveranciers aan kleinverbruikers hun inkoop voor hun klantenportfolio
verzorgen (zie hierna).
Op deze groothandelsmarkt (zowel het upstream als downstream deel) kan sprake zijn van bilaterale, soms langjarige, contracten of handel via handelsplaatsen.8 Partijen kunnen daarbij levering op een fysiek punt afspreken of, als het gaat om
gas in het Nederlandse gassysteem, op de virtuele Nederlandse Title Transfer Facility
(TTF) die in 2003 door Gasunie Transport Services (GTS) is opgezet.9 Handel via de TTF kan op verschillende manieren plaatsvinden. Zo kunnen koper en
verkoper rechtstreeks of via een makelaar met elkaar zaken doen en daarbij gebruik
maken van TTF. Een steeds groter deel van de handel vindt echter plaats via zogenaamde
gasbeurzen, die tevens van TTF gebruik maken, waar koper en verkoper elkaar niet kennen
en de handel dus anoniem plaatsvindt. Via de TTF wordt verder gehandeld in een groot
aantal producten die uiteenlopen van gas dat nog vandaag de dag moet worden geleverd
(de «spot markt») tot gas dat pas over drie tot vier jaar hoeft te worden geleverd
(de «futures markt»). In de afgelopen jaren is de TTF uitgegroeid tot veruit de grootste
gashandelsplaats van Europa. Zo was over de periode januari 2023 tot en met mei 2023
de hoeveelheid gas die via de TTF werd verhandeld vijfmaal groter dan de hoeveelheid
die via alle andere EU-handelsplaatsen werd verhandeld.10 Verder is de hoeveelheid gas die via de TTF wordt geleverd al enkele jaren groter
dan het totale Nederlandse binnenlandse verbruik. Dit betekent dat de TTF cruciaal
is voor het aantrekken van gas naar Europa en een essentiële rol vervult bij het borgen
van de leveringszekerheid. Op de TTF zijn momenteel meer dan 150 partijen afkomstig
uit binnen- en buitenland actief.
Ten slotte is er de retail markt, waarmee wordt bedoeld de verkoop van gas door energiebedrijven aan eindverbruikers.
Hieronder valt ook de levering aan kleinverbruikers, waaronder huishoudens. In Nederland
is voor de levering aan kleinverbruikers een vergunning nodig van de Autoriteit Consument
en Markt (ACM)11. Nederland kent een groot aantal vergunninghouders.12 Bij brief van 3 oktober jl. naar aanleiding van de motie van het lid Van Baarle (Kamerstuk
36 410, nr. 80) (Kamerstuk 36 410, nr. 48) bent u geïnformeerd over de actuele stand van de retailmarkt, in het bijzonder voor
wat betreft de mogelijkheid voor kleinverbruikers om weer vaste contracten te sluiten
met hun leverancier.
Voor alle spelers op de interne markt geldt dat zij klanten kunnen bedienen in de
hele EU. Partijen die in Nederland beschikken over een vergunning voor de levering
aan kleinverbruikers hebben in hun klantenportfolio’s mogelijk ook klanten in andere
EU lidstaten. De inkoop die zij op de groothandelsmarkt doen, dient dit gehele klantenportfolio.
Andersom geldt dat grote buitenlandse, bijvoorbeeld Duitse, energieleveranciers ook
Nederlandse kleinverbruikers kunnen beleveren (mits zij daarvoor een vergunning hebben).
In de praktijk komt dit veelvuldig voor. Het staat partijen verder ook vrij om hun
ingekochte gas binnen de EU door te verkopen, dit is ook het expliciete doel van de
Europese wet- en regelgeving die bijvoorbeeld zogenaamde bestemmingsclausules verbiedt.
Zo kan een Nederlandse speler die inkoopt op de groothandelsmarkt het gas doorverkopen
aan een andere Europese speler voordat het, ergens op de Europese retailmarkt, uiteindelijk
aan een eindafnemer wordt geleverd. Dit is ook de praktijk. Gas dat op het noordwestelijke
deel van de Europese markt wordt ingevoed, wordt zeer vaak verhandeld voordat het
uiteindelijk fysiek wordt geleverd aan een eindverbruiker.13 Hierdoor is doorgaans niet te traceren welk specifiek volume van een bepaalde herkomst
uiteindelijk door welke eindafnemers wordt verbruikt.
3. Productie van aardgas in Nederland en verkoop daarvan
In Nederland wordt momenteel gas gewonnen door verschillende gasproducenten, zogenoemde
operators. Het gaat daarbij om partijen zoals NAM, Vermilion, Neptune, Total, Wintershall.
Energie Beheer Nederland (EBN) neemt in de meeste gevallen voor 40% deel in de winning14.
In 2022 bedroeg de totale binnenlandse productie van aardgas 15,3 miljard Nm3. Dit was ongeveer de helft van het totale gasverbruik in Nederland in 2022 (31 miljard
Nm3). De gasvelden op land produceerden 7,8 miljard Nm3, waarvan 3,2 miljard Nm3 uit kleine velden en 4,6 miljard Nm3 uit het Groningen gasveld, dit laatste conform de besluiten zoals met uw Kamer gedeeld15. De gasvelden op zee produceerden 7,5 miljard Nm3.
De meeste operators die in Nederland gas winnen, verkopen hun gas zelfstandig op de
groothandelsmarkt aan partijen die op die markt actief zijn. Zoals hiervoor is toegelicht,
gebeurt dit op basis van bilaterale contracten of via de TTF. Het is meestal niet
bekend aan wie dit gas wordt verkocht, want dit betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Bovendien geldt, zoals ik hiervoor heb toegelicht, dat handel via de TTF (via gasbeurzen)
anoniem plaatsvindt. Dat wil zeggen dat niet bekend is met wie een transactie wordt
aangegaan en dus ook niet uit welk land een verhandeld volume afkomstig is.
NAM produceert ook gas uit kleine velden en verkoopt dat gas aan GasTerra. Ook EBN
verkoopt haar aandeel in het gas uit kleine velden aan GasTerra. GasTerra neemt het
van NAM en EBN ingekochte gas op in haar portfolio. Dit ingekochte gas wordt deels
gebruikt voor het nakomen van haar (langlopende) verplichtingen met buitenlandse afnemers
en deels op de TTF verkocht. Ik verwijs hier ook naar de beantwoording van de vragen
van het lid Omtzigt over gaswinning in Nederland op 20 september 2022.16 Ik verwijs ook naar de technische briefing die GasTerra op 7 december 2022 aan uw
Kamer heeft gegeven. Daarin heeft GasTerra onder meer een toelichting gegeven op de
prijsvorming in (langjarige) contracten, die vaak door middel van een prijsformule
is gekoppeld aan de actuele marktprijs (op basis van de TTF).
Zoals is toegelicht in de Kamerbrief van 26 juni 2023 (Kamerstuk 33 529, nr. 1153), worden de activiteiten van GasTerra afgebouwd en wordt GasTerra beëindigd vanwege
de versnelde afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld. De afgelopen jaren zijn
belangrijke stappen gezet in het verkleinen van de langetermijnverplichtingen van
GasTerra, maar het is vooralsnog niet gelukt alle lopende contracten versneld af te
bouwen. GasTerra bestaat nog tot 31 december 2026. De verplichtingen na 2026 zijn
zodanig klein dat het streven is om tot afspraken te komen met de koper om het contract
voortijdig te beëindigen en als dat niet lukt te laten overnemen door een andere partij.
De aandeelhouders blijven hierover in overleg met de directie van GasTerra. Vanwege
het eindigen van GasTerra in 2026 zal de inkoop van het gas uit kleine velden van
NAM en EBN door GasTerra uiterlijk in 2026 beëindigd worden.
EBN is voornemens om vanaf 1 januari 2025 haar gas zelf te gaan verkopen, primair
op de TTF. Het is aan NAM om te bepalen hoe NAM het gas uit kleine velden verkoopt
gelet op de beëindiging van GasTerra.
4. Belangen van de Nederlandse consument
Betaalbaarheid en leveringszekerheid
Voor een betaalbare en betrouwbare gasvoorziening in Nederland is een cruciale randvoorwaarde
dat er voldoende gas op de Noordwest-Europese gasmarkt wordt ingevoerd terwijl de
vraag door verduurzaming en de energietransitie wordt afgebouwd. Hoge gasprijzen worden
namelijk primair veroorzaakt door krapte op de markt, waarover hierna meer. Er moet
dus voldoende gas(aanbod) worden geborgd, niet alleen in Nederland maar op de hele
interne gasmarkt. Zowel de Nederlandse gasproductie – die bijdraagt aan aanbod van
gas op de Noordwest-Europese gasmarkt – als de werking van de Europese interne markt
– die borgt dat er aanvullend voldoende import naar en via Nederland plaatsvindt –
zijn hiervoor van groot belang17. Het kabinet hecht daarom aan een goed functionerende gasmarkt.
De hoge gasprijzen op de Noordwest-Europese gasmarkt die we vorig jaar zagen, die
vanuit de groothandelsmarkt doorwerkten op de retailmarkt, werden veroorzaakt door
een bijzondere combinatie van schaarste en beperkingen in het transportsysteem. De
schaarste ontstond als gevolg van het wegvallen van de aanvoer uit Rusland zonder
dat daar direct alternatieve aanvoer tegenover stond. Dat terwijl er wel veel vraag
was, bijvoorbeeld vanuit het doel om te komen tot goed gevulde opslagen voorafgaand
aan winter 2022–2023. De beperkingen in het transportsysteem ontstonden doordat de
richting van de gasstroom fundamenteel veranderde: van west naar oost, in plaats van
van oost naar west. Dit leidde tot congestie op het gastransportnet die een prijsopdrijvend
effect had en ervoor zorgde dat prijsverschillen tussen lidstaten niet konden worden
vereffend, bijvoorbeeld door de extra aanvoer van gas vanuit België naar Nederland
en Duitsland.
Uiteindelijk is de schaarste in 2022 in belangrijke mate door de markt zelf opgevangen
en is de leveringszekerheid niet in gevaar gekomen, uiteraard met de kanttekening
dat de hoge prijzen grote gevolgen hebben gehad, zowel voor consumenten als voor bedrijven
die hun productie stil moesten leggen.
De situatie deze winter is significant beter, onder meer omdat maatregelen zijn getroffen
om de LNG-importcapaciteit uit te breiden en de gasopslagen goed gevuld zijn gebleven.
Daarnaast hebben de netbeheerders in Noordwest-Europa maatregelen genomen om de congestieproblemen
te verminderen.
Dit neemt overigens niet weg dat het kabinet het van belang acht om maatregelen achter
de hand te houden mocht de leveringszekerheid toch in het geding komen, dit naast
reeds eerder genomen maatregelen zoals substantiële uitbreiding van de LNG-importcapaciteit.
Zo voorziet het kabinet in een rol voor EBN bij het vullen van de gasopslagen wanneer
dit onvoldoende door de markt zelf wordt opgepakt en wordt ingezet op gasbesparing.
Voor meer details zie reguliere updates aan uw Kamer over de gasleveringszekerheid
(meest recent Kamerstuk 29 023, nr. 449).
Nederland als doorvoerland in relatie tot het van het aardgas afhalen van Nederlandse
huishoudens
Conform de motie ga ik nader in op de relatie tussen Nederland als doorvoerland van
gas en het van het aardgas afhalen van Nederlandse huishoudens.
Nederland bouwt de inzet van aardgas als bron voor verwarming van huizen en gebouwen
in de komende decennia af vanwege de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen af
te bouwen en klimaatverandering tegen te gaan. Het kabinet heeft de doelen en maatregelen
tot 2030 hiervoor uitgewerkt in het Klimaatakkoord, het Klimaatplan 2020 en het Beleidsprogramma
Klimaat uit 2022 en specifieker in het Programma versnelling verduurzaming gebouwde
omgeving. Deze afbouw verloopt geleidelijk en is afhankelijk van de opbouw van alternatieven
richting 2050, zoals omschreven in het Nationaal plan energiesysteem (NPE) en het
hierin opgenomen transitiepad voor de gebouwde omgeving. Gedurende die tijd zet het
kabinet in op het borgen van publieke belangen van betaalbaarheid en leveringszekerheid
zoals hierboven beschreven. De rol van Nederland als doorvoerland en marktplaats voor
aardgas als onderdeel van de interne markt, draagt hierin bij aan het borgen van deze
publieke belangen.
In dezelfde periode zullen ook de buurlanden van Nederland overstappen op alternatieven
voor aardgas, omdat ook zij de uitstoot richting 2050 terugbrengen volgens Europese
afspraken. Hierdoor verandert de rol van Nederland als doorvoerland. Naarmate het
gebruik van aardgas afneemt, zullen de volumes dalen en zal de doorvoer van CO2-vrije alternatieven voor aardgas, zoals waterstof, waterstofdragers en elektriciteit
toenemen. Een deel van de infrastructuur voor aardgas kan hiervoor worden hergebruikt,
zoals importterminals en transportleidingen, zoals nu al gebeurt voor het aanleggen
van de «backbone» voor transport van waterstof. In het aardgasafbouwpad binnen het
NPE zijn enkele van de vraagstukken beschreven die het kabinet in deze periode van
afbouw, ombouw en opbouw voorziet. Vanuit de Europese ordening van de aardgasmarkt
zoals die hierboven staat weergegeven, zal Nederland hierbij steeds de goede werking
van de Europese interne markt voor aardgas borgen.
Europese wetgeving voor het halen van klimaatdoelen en in het bijzonder de uitwerking
hiervan via het emissiehandelsysteem (ETS), zorgt voor aanzienlijke consistentie in
het tempo waarin landen hun gebruik van aardgas terugbrengen, al kan dit per sector
en per land iets verschillen. Het huidige ETS18 voor de zware industrie en de elektriciteitssector kent nu een beoogd afbouwpad naar
netto nul emissies in 2040. Dit laat overigens gasgebruik in combinatie met afvang
en opslag van CO2 (CCS) nog wel toe. Binnen de uitwerking van ETS-219 voor de transportsector en de gebouwde omgeving zal ook het afbouwpad voor deze sectoren
Europees vastgesteld worden. Lidstaten kunnen er voor kiezen om ambitieuzer te zijn
bij het afbouwen van broeikasgasemissies dan Europese wet- en regelgeving voorschrijft,
waardoor verschillen tussen lidstaten kunnen optreden. Dit is voor het gasgebruik
van huishoudens in Nederland niet het geval.
5. Appreciatie gebruik rechtstreekse (langetermijn-) contracten voor in Nederland
gewonnen aardgas
Het lid Omtzigt heeft bij de indiening van de motie gevraagd te onderzoeken of de
Nederlandse consument er baat bij zou hebben als in Nederland gewonnen gas – al dan
niet door middel van langetermijncontracten – rechtstreeks verkocht zou worden aan
partijen die gas leveren aan Nederlandse huishoudens. Vraag hierbij is of dit een
gunstig effect zou kunnen hebben op de energieprijzen die huishoudens betalen.
Hier staat voorop dat het, binnen de hiervoor beschreven interne energiemarkt, aan
marktpartijen (zowel Nederlandse producenten enerzijds als partijen die gas leveren
aan Nederlandse huishoudens anderzijds) vrij staat om bilateraal of via de TTF gascontracten
te sluiten voor de duur die zij wensen. Voor zover de indruk bestaat dat al het in
Nederland geproduceerde gas geëxporteerd wordt, is dat onjuist. Hiervoor is toegelicht
dat dit gas beschikbaar komt op de Noordwest-Europese gasmarkt en daar door alle spelers
kan worden gekocht, ook door partijen die leveren aan Nederlandse huishoudens.
Daarbij is niet gezegd dat in Nederland geproduceerd gas in prijs voordeliger is dan
geïmporteerd gas. Partijen die gas leveren aan Nederlandse huishoudens kopen in voor
hun hele portfolio en maken daarbij de inschatting waar zij dat op enig moment het
gunstigst kunnen doen. Het is niet automatisch zo dat rechtstreekse inkoop bij operators
van Nederlandse kleine velden of EBN voordeliger is en bijdraagt aan een lagere prijs
voor de consument. Het is bijvoorbeeld ook goed denkbaar dat een leverancier aan Nederlandse
huishouders juist voordeliger kan inkopen bij producenten of importeurs elders in
de EU of juist op een gasbeurs. Langetermijncontracten zijn op zichzelf ook geen garantie
voor lage prijzen. Ten eerste wordt in dergelijke contracten veelal gewerkt met een
prijsformule waardoor de prijs meebeweegt met de actuele gasprijzen (en in de EU gaat
het dan veelal om een aan de TTF gekoppelde prijs). Ten tweede is er niet altijd een
daadwerkelijke garantie op levering. Zo zijn de langetermijncontracten die Duitse
energiebedrijven in het verleden met Russische partijen hebben gesloten door de oorlog
in Oekraïne geheel weggevallen en moesten de Duitse energiebedrijven het gas opnieuw
inkopen op de interne markt.
Hierbij moet ik er op wijzen dat het voor operators en EBN niet is toegestaan om contracten
te sluiten waarin is vastgelegd dat in Nederland gewonnen gas alleen geleverd mag
worden aan Nederlandse huishoudens (met uitsluiting van afnemers in andere lidstaten).
Zoals hiervoor onder 1 is toegelicht, is een dergelijke afspraak in strijd met het
VWEU20, de Gasrichtlijn, Gasverordening en de Verordening gasleveringszekerheid.21 Er mogen geen belemmeringen worden opgeworpen ten aanzien van het vrije verkeer van
gas en de mogelijkheid om dit door te verkopen binnen de EU, bijvoorbeeld aan huishoudens
in buurlanden. Ook kan er geen sprake zijn van niet marktconforme (prijs)afspraken
in strijd met de mededingingsregels. Zoals hiervoor is toegelicht, is het voor Nederland,
als netto-importeur, van groot belang dat al deze interne marktregels in de EU worden
nageleefd.
Voor zover het idee van rechtstreekse inkoop door leveranciers bij Nederlandse producenten
is gebaseerd op de aanname dat leveranciers hun inkoop niet goed geregeld zouden hebben
of onredelijke prijzen hanteren voor consumenten is het volgende relevant. De ACM
heeft, na onderzoek in het eerste kwartaal van 2023 bij de drie grootste energieleveranciers
Eneco, Essent en Vattenfall, geconcludeerd dat prijzen niet onredelijk waren en de
ingekochte energie met een redelijke nettomarge (0–5%) wordt doorgezet naar de consument.22 Naast het toezicht dat wordt uitgevoerd door de ACM, zal ook de extra margetoets
(door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in het kader van het prijsplafond)
een extra waarborg zijn tegen overwinsten in 2023.
Verschillen in consumententarieven met bijvoorbeeld Duitsland zijn te verklaren door
verschillende factoren. In Duitsland kunnen consumenten hun energiecontract niet tussentijds
opzeggen. Dit geeft de leverancier meer zekerheid, hierdoor hoeven zij minder risico-opslagen
door te rekenen in de prijzen. Ook kopen zij voor langere periode in, waardoor de
prijzen minder volatiel zijn. Dit werkt echter wel twee kanten op; in een dalende
markt dalen de contractprijzen van consumenten dan ook minder snel mee.
De volatiliteit van consumentenprijzen wordt ook verminderd door het afsluiten van
een vast leveringscontract. Dit biedt de consument immers garantie op een vaste prijs
voor een periode van minimaal een jaar. Tijdens de prijscrisis was het aanbod van
vaste contracten erg schaars. Op dit moment hebben minimaal 2,8 miljoen huishoudens
weer een vast contract afgesloten (met een duur van één jaar of langer).23 De verwachting is dat dit aantal in de komende periode blijft toenemen. Het aanpassen
van de regels voor opzegvergoedingen door de ACM heeft bijgedragen aan het aanbod
van vaste contracten.24
Ten slotte constateer ik dat het al dan niet toepassen van langetermijncontracten
in de verschillende marktsegmenten een terugkerend thema is. In dit verband wijs ik
erop dat, zoals benoemd in de Kamerbrief van 4 september jl. naar aanleiding van het
onderzoek van Strategy& (Kamerstuk 29 023, nr. 446), het kabinet laat onderzoeken in hoeverre de markt bediend wordt door langetermijncontracten,
of het wenselijk is dat dit aandeel wordt vergroot en wat de mogelijkheden zijn om
dit te bewerkstelligen. Dit onderzoek wordt dit najaar uitgezet. Uw Kamer wordt hierover
voor de zomer van 2024 naar aanleiding van de uitkomsten nader geïnformeerd.
6. Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de belangen van de Nederlandse consument centraal staan
in het kabinetsbeleid. Daarnaast concludeer is dat het in Nederland gewonnen gas nu
al de Nederlandse consument ten goede komt binnen de context van de Europese interne
markt. Voor Nederland als netto-importeur is een ongehinderde werking van deze interne
markt, conform de relevante Europese regels, meer nog dan de resterende gasproductie
in Nederland, van doorslaggevend belang om de leveringszekerheid en betaalbaarheid
voor de consument te borgen.
Binnen de interne markt is het niet mogelijk om in Nederland gewonnen gas rechtstreeks
en exclusief te laten toekomen aan Nederlandse consumenten met uitsluiting van afnemers
in andere lidstaten. Wél staat het partijen die actief zijn in Nederland vrij om met
elkaar rechtstreekse (langjarige) contracten te sluiten. Die contracten mogen echter
niet de Europese regels doorkruisen die de werking van de interne markt mogelijk maken.
Het is ten slotte niet gezegd dat dergelijke rechtstreekse contracten een gunstig
effect hebben op de betaalbaarheid en leveringszekerheid voor de Nederlandse consument.
Andere constructies kunnen namelijk net zo goed of zelfs gunstiger zijn.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat