Brief regering : Vervolg Beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen (LLO)
30 012 Leven Lang Leren
Nr. 156 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET
               ONDERWIJS, VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2023
In de Kamerbrief Beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen (LLO) van 23 september 2022
                  hebben we aangegeven hoe we mensen, bedrijven en opleiders stimuleren in ontwikkeling
                  te blijven en zo de leer- en ontwikkelcultuur versterken.1 De urgentie om stappen te zetten op het gebied van LLO is hoog en is een verantwoordelijkheid
                  van ons allemaal. Leren en ontwikkelen dragen bij aan de brede welvaart. Een goed
                  opgeleide beroepsbevolking is een voorwaarde voor een sterke economie, innovatie en
                  een goed werkende arbeidsmarkt. Ook kan LLO het aanpassingsvermogen van individuen
                  en bedrijven vergroten. Dit is relevant voor de energie- en klimaattransitie, de digitalisering
                  en de veranderende opbouw van de beroepsbevolking, die allen zorgen voor grote veranderingen
                  op de arbeidsmarkt. Of met het oog op de krapte in (semi-)publieke sectoren, waarbij
                  LLO bij- en omscholing en daarmee de overstap kan bevorderen.
               
We werken met veel ambitie en overtuiging aan de uitvoering van onze maatregelen.
                  Vanwege het blijvend belang van leren en ontwikkelen voor de arbeidsmarkt geven wij,
                  de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Primair en Voortgezet
                  Onderwijs, samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister
                  van Economische Zaken en Klimaat, uitwerking aan eerder aangekondigde maatregelen.
                  Gezien de demissionaire status van dit kabinet is verdere besluitvorming aan een nieuw
                  kabinet.
               
We starten in de eerste plaats een programmatische aanpak om bedrijven en organisaties
                  actief te stimuleren en faciliteren om de leercultuur in hun organisatie te verbeteren.2 In de tweede plaats komen we met een verkenning van leerrechten met beleidsopties
                  voor een volgend kabinet. Tot slot hebben wij een toekomstverkenning binnen het onderwijs
                  uitgevoerd gericht op LLO, waaruit een onderwijsagenda LLO is voortgekomen. Die onderwijsagenda
                  bespreken we kort in deze brief en meer in detail in een aparte brief aan uw Kamer.
               
Leeswijzer
In deze brief schetsen we eerst kort de noodzaak voor inzet op LLO gezien de dynamiek
                  op de arbeidsmarkt en de grote behoefte aan een goed opgeleide beroepsbevolking. Daarbij
                  volgt de stand van zaken over de deelname aan LLO en de huidige inzet van het kabinet.
                  Vervolgens werken we in de daarop volgende paragrafen uit wat we verder nodig achten,
                  te weten:
               
• werkenden en werkzoekenden krijgen meer grip op hun ontwikkeling, met gerichte informatie
                        en waar mogelijk mogelijkheden in tijd en geld (paragraaf 1).
                     
• organisaties worden gestimuleerd tot een positieve leercultuur, zodat het overal vanzelfsprekend
                        wordt om op de werkvloer te blijven leren en jezelf verder te ontwikkelen (paragraaf
                        2).
                     
• opleiders worden geholpen om te komen tot betere mogelijkheden binnen het formele
                        vervolgonderwijs om hun rol te pakken bij LLO (paragraaf 3).
                     
Groeiende noodzaak
Met het beleid voor LLO willen we eraan bijdragen dat leren en ontwikkelen voor iedereen
                  vanzelfsprekend wordt, waarbij iedereen de kans en stimulans krijgt zich te blijven
                  ontwikkelen voor hun participatie en blijvende inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. LLO
                  draagt bij aan een beter functionerende arbeidsmarkt en het terugdringen en voorkomen
                  van arbeidstekorten. Goed opgeleide mensen zijn onmisbaar om ambities op het gebied
                  van innovatie, transities en groei te realiseren. Juist nu werk en werktaken sneller
                  veranderen door onder meer technologische ontwikkelingen, de energie- en klimaattransitie
                  en digitalisering, is het des te urgenter dat mensen zich een leven lang blijven ontwikkelen.
               
Van vanzelfsprekendheid is echter op dit moment nog geen sprake. Hoewel de deelname
                  aan LLO in Nederland in internationaal perspectief, met een positie net achter de
                  Scandinavische landen, positief afsteekt tegen de deelname in veel andere landen,
                  is het zorgelijk dat de deelname aan alle vormen van leren stagneert of zelfs terugloopt.3 Er zijn verschillende vormen van leren, zoals informeel leren op het werk, non-formele
                  scholing in de vorm van een training of cursus, en formeel mbo-, hbo- en wetenschappelijk
                  onderwijs4. Het stimuleren van deelname aan al deze vormen van leren en ontwikkelen is belangrijk,
                  evenals het zorgen voor goede verbindingen tussen informeel leren, non-formele en
                  formele scholing.
               
Had in 2012 54 procent van de werknemers de afgelopen 2 jaar een opleiding of cursus
                     gevolgd, in 2021 is dat percentage gedaald naar 49 procent. Daarnaast blijft de deelname
                     aan formeel onderwijs door werkenden internationaal gezien achter. Zo constateert
                     de OESO dat de deelname van 25-plussers aan het hoger onderwijs in Nederland tot de
                     laagste van alle OESO-landen behoort.5 Ook geven werknemers aan minder behoefte aan scholing te hebben. Waar in 2012 bijna
                     de helft (49 procent) van de werknemers behoefte had aan een cursus, is dit in 2021
                     gedaald naar iets meer dan 4 op de 10 (42 procent).6 De deelname aan het informeel leren van taken op het werk daalt zelfs significant.
                     Zo nam tussen 2004 en 2020 in Nederland het percentage van de werktijd dat men besteedt
                     aan taken waarvan men kan leren af: van 31 naar 20 procent.7 In Europees perspectief scoort Nederland op het gebied van informeel leren gemiddeld.
                  
De oorzaken van deze dalende trend bij leren en ontwikkelen zijn nog niet onderzocht.
                     Mogelijk is de coronacrisis van invloed. Sinds de periode daarna zien we lichte verbetering,
                     maar nog geen duurzame stijgende trend over meerdere jaren. Een mogelijke verklaring
                     is de veranderde samenstelling van de beroepsbevolking: flexkrachten en ouderen maken
                     een steeds groter deel uit van de beroepsbevolking, maar nemen over het algemeen minder
                     deel aan scholing. Ook is denkbaar dat door de krapte op de arbeidsmarkt minder tijd
                     beschikbaar is voor het leren en ontwikkelen.
                  
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Leren en ontwikkelen doen we in belangrijke mate op ons werk. Werkgevers en werknemers
                  hebben een grote en gezamenlijke verantwoordelijkheid èn belang om te investeren in
                  scholing en ontwikkeling, opdat mensen en bedrijven wendbaar zijn, innoveren en kunnen
                  meebewegen met wat de (arbeids-)markt vraagt. Werkgevers en sociale partners in sectoren
                  zijn dan ook een drijvende kracht achter LLO, met jaarlijks circa € 3,6 miljard aan
                  investeringen door deze private partijen. Werkenden en werkzoekenden investeren zelf
                  ook tijd en geld en van hen mag ook gevraagd worden dat zij kansen die zij krijgen
                  aangrijpen. De overheid heeft een faciliterende en stimulerende rol bij LLO, aanvullend
                  op de eigen verantwoordelijkheid van werkenden, werkzoekenden en werkgevers die daarbij
                  ondersteund worden door sociale partners en hun organisaties. In het kader hieronder
                  staat ter illustratie een aantal beleidsinstrumenten van de Rijksoverheid. Publieke
                  en private opleiders dragen zorg voor een aanbod dat past bij leerbehoeften en mogelijkheden
                  van volwassen deelnemers. Het initieel onderwijs heeft de opdracht leerlingen en studenten
                  zodanig voor te bereiden dat zij zich een leven lang kunnen blijven ontwikkelen. Gemeenten
                  en UWV dragen zorg voor de inzet van scholing van uitkeringsgerechtigden in het kader
                  van re-integratie. Gemeenten zijn daarnaast ook verantwoordelijk voor niet-werkenden.
               
Beleidsinstrumenten en NGF-projecten LLO van de Rijksoverheid
– Leeroverzicht, waarop iedereen opleidingsmogelijkheden kan zoeken, inclusief financieringsmogelijkheden.
– Levenlanglerenkrediet, biedt een studielening tegen gunstige voorwaarden voor erkende
                           voltijd-, deeltijd- of duale opleidingen aan hbo of universiteit en voltijdse bol-opleidingen
                           aan het mbo.
                        
– STAP-budget (tot 1 januari 2024), tegemoetkoming in scholingskosten van OCW erkende
                           opleidingen, voor iedereen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt, ongeacht
                           arbeidsmarktpositie.
                        
– SLIM-regeling, om leren en ontwikkelen in het mkb vanzelfsprekend te maken, waardoor
                           er aandacht is voor de ontwikkeling van het bedrijf en de medewerkers. Bedrijven en
                           samenwerkingsverbanden kunnen bijvoorbeeld subsidie aanvragen voor een doorlichting
                           van het bedrijf en het opstellen van een toekomstgericht opleidingsplan, voor loopbaan-
                           en ontwikkeladviezen van de medewerkers of om een methode zoals een leerrijke werkomgeving
                           of een bedrijfsschool op te zetten.
                        
– Expeditie-regeling om een maatschappelijke beweging te stimuleren waarin interventies,
                           werkwijzen en methodieken op het gebied van duurzame inzetbaarheid en LLO vaker, beter
                           en sneller worden toegepast in bedrijven en organisaties.
                        
– NGF project LLO-Katalysator stimuleert de vraagarticulatie van werkgevers, de ontwikkeling
                           van leer- en scholingsprogramma’s voor de energie- en grondstoffentransitie, de totstandkoming
                           van hybride leeromgevingen waarin bedrijfsleven en onderwijs samen vormgeven aan leren
                           en ontwikkelen op de werkvloer; en het werkt aan een LLO-Radar om skills-behoeften
                           in kaart te brengen en aan het versterken van de leercultuur.
                        
– NGF project Opschaling publiek-private samenwerking, waarin opschaling plaatsvindt
                           van succesvolle publiek-private samenwerking in regio’s.
                        
– NGF project Vaardig met vaardigheden, waarmee een gemeenschappelijke skillstaal CompetentNL
                           wordt ontwikkeld die nodig is om een skillsgerichte arbeidsmarkt te realiseren.
                        
– Beleid voor basisvaardigheden en programma tel mee met Taal.8
Praktische werkwijze
Om leren en ontwikkelen vanzelfsprekend te maken zijn goede publieke en private voorzieningen
                  nodig die op elkaar aansluiten, elkaar versterken en goed op de doelgroep zijn afgestemd.
                  Daarom is het belangrijk het beleid voor LLO samen met alle betrokkenen te ontwikkelen,
                  met veel ruimte voor inbreng vanuit de praktijk. In de (regionale) praktijk komen
                  alle betrokkenen rondom LLO elkaar tegen. Werkenden, werkzoekenden, werkgevers, publieke
                  dienstverleners, publieke en private opleiders, vakbonden en brancheverenigingen geven
                  dagelijks vorm aan LLO en stemmen vraag en aanbod op elkaar af. Knelpunten en vraagstukken
                  worden waar mogelijk opgepakt en opgelost. Door nauw samen te werken met de praktijk
                  krijgen we goed zicht op de vraagstukken die spelen en waar nieuw beleid, wet- en
                  regelgeving een oplossing voor kunnen bieden. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot de
                  ontwikkeling van ontwikkelpaden en meer inzicht in vraagstukken en behoeften op de
                  arbeidsmarkt bij de LLO-Katalysator (zie voorbeelden).
               
Voorbeelden praktische werkwijze
Ontwikkelpaden
SZW, EZK en OCW werken samen met sectoren en arbeidsmarktregio’s aan het opzetten
                     en implementeren van ontwikkelpaden om de (zij-/)instroom van werkzoekenden en de
                     doorontwikkeling van werkenden in kraptesectoren te bevorderen. In een ontwikkelpad
                     staat beschreven hoe een (beoogd) werknemer zich stapsgewijs via verschillende functies
                     kan ontwikkelen tot een volledig gekwalificeerde beroepskracht. Het ontwikkelpad kan
                     bestaande functies bevatten en tevens nog te creëren instap- of opstapfuncties, die
                     deze kraptesectoren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt toegankelijker
                     maken. Aan elke functie wordt een (deel van een) mbo-opleiding gekoppeld, die geheel
                     of grotendeels in de praktijk kan worden gedaan. Zo ontstaat een sectorale leerlijn
                     praktijkleren in het mbo, die desgewenst uitgebreid kan worden naar het hbo of aangevuld
                     kan worden met branche-opleidingen. Het eerste ontwikkelpad start in de kinderopvang
                     en de intentie is daarna ontwikkelpaden te maken voor andere tekortsectoren te beginnen
                     in de techniek/bouw/energie.
                  
NGF project de LLO-Katalysator
Dit is een initiatief van het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs,
                        die dit samen ontwikkelen en uitvoeren om een noodzakelijke impuls te geven aan LLO,
                        zowel in de regio’s als landelijk. De LLO-Katalysator richt zich op het initiëren
                        en coördineren van regionale en sectorale samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven/organisaties
                        en andere betrokkenen om te komen tot duurzame ecosystemen. Door een goede onderlinge
                        samenwerking, waarbij OCW meedoet als partner, krijgen we inzicht in de knelpunten
                        en vraagstukken in de praktijk.
                     
Er zijn in juli jl. twee subsidieregelingen gestart die in afstemming met het veld
                        tot stand zijn gekomen. Samenwerkingsverbanden kunnen een tegemoetkoming krijgen voor
                        het stimuleren van vraagarticulatie van werkgevers, het ontwikkelen van leer- en scholingsoplossingen
                        voor de energie- en grondstoffentransitie of voor het versterken van het vraaggericht
                        en samen opleiden door bedrijfsleven en onderwijs. De komende periode gaat aandacht
                        uit naar het stimuleren van leercultuur, in afstemming met het programma leercultuur.
                        Met dit programma is (deels voorwaardelijk) € 391 miljoen gemoeid.
                     
Ook andere vraagstukken kunnen zijn gebaat bij een werkwijze waarbij nauw wordt samengewerkt
                  met de praktijk. Dat draagt ook bij aan het oplossen van concrete vraagstukken van
                  werkenden, werkzoekenden en werkgevers. In de drie volgende paragrafen werken we uit
                  wat we verder nodig achten om mensen, bedrijven en opleiders een verdere impuls te
                  geven bij LLO.
               
1. Grip bieden op je ontwikkeling
Grip, of controle, is een belangrijke indicator voor persoonlijk welbevinden. Uit
                  psychologisch onderzoek blijkt dat hoe meer mensen het gevoel hebben grip op hun leven
                  te hebben, hoe groter hun persoonlijk welbevinden is. Of het gaat om wonen, zorg,
                  werk, of leefomgeving: bij al deze onderwerpen speelt de vraag in hoeverre burgers
                  genoeg grip hebben op de wijze waarop zij hun leven willen inrichten.9
Om grip te bieden en de ontwikkelvraag bij individuen te stimuleren, is enkel het
                  beschikbaar stellen van financiering voor scholing niet voldoende. Voor veel mensen
                  zijn er ook andere belemmeringen om deel te nemen, zoals een gebrek aan tijd, een
                  gebrek aan informatie of motivatie of inkomensverlies omdat vanwege het volgen van
                  de scholing minder uren kunnen worden gewerkt. SCP en Panteia wijzen erop dat vaak
                  een combinatie van redenen een drempel opwerpt voor LLO. SCP onderscheidt belemmeringen
                  die institutioneel of situationeel van aard zijn en belemmeringen in de persoon zelf.
                  Panteia maakt gebruik van de driedeling weten-willen-kunnen.10
De overheid zet gezien deze diversiteit aan belemmeringen in op maatregelen op verschillende
                  terreinen. Daarnaast zijn er ook veel lokale, regionale en sectorale regelingen, waardoor
                  het niet eenvoudig is alle mogelijkheden te kennen. Om scholings- en financieringsmogelijkheden
                  makkelijker vindbaar te maken, is het Leeroverzicht geïntroduceerd (www.leeroverzicht.nl). We geven meer bekendheid aan mogelijkheden die er zijn om scholing te financieren
                  waaronder het Levenlanglerenkrediet (LLK). In de aanpak richten we ons op de groepen
                  mensen die de weg naar LLO en het LLLK nog in mindere mate gevonden lijken te hebben.11 Vanuit de praktische aanpak kijken we met anderen overheden en organisaties wat verder
                  goede manieren zijn om tot meer overzicht te komen.
               
Daarnaast stimuleren we de ontwikkeling van vraaggericht onderwijs, bijvoorbeeld via
                  de NGF projecten LLO-Katalysator en Opschaling PPS’en. Met aanbod dat past bij de
                  mogelijkheden van mensen om leren te combineren met werken, nemen we de belemmering
                  «tijd» zoveel mogelijk weg en bieden we mensen meer mogelijkheden.
               
Financiering van scholing is een belangrijke manier om mensen grip te bieden op hun
                  eigen loopbaan. Deze ontwikkeling naar meer regie op je loopbaan is ook zichtbaar
                  in cao’s, waarin sociale partners afspraken maken over individuele leer- en ontwikkelbudgetten.
                  Uit onderzoek naar het gebruik van dergelijke private individuele leer- en ontwikkelbudgetten
                  blijkt dat de beschikbaarheid van tijd, voldoende budget en duidelijkheid over mogelijkheden
                  van een individueel budget belangrijk zijn om de benutting te stimuleren. Veel werkgevers
                  stellen een individueel leer- en ontwikkelbudget beschikbaar, maar door het wegnemen
                  van belemmeringen kunnen zij het gebruik ervan door de werkenden nog stimuleren en
                  omhoog brengen.12
De Rijksoverheid speelt ook een rol bij de financiering van scholing. Zo kunnen werkgevers
                  bijvoorbeeld beroep doen op een fiscale gerichte vrijstelling voor scholingskosten
                  conform de Wet op de Loonbelasting 1964. Om mensen meer regie of grip te geven op
                  hun ontwikkeling is tot 2024 het STAP-budget beschikbaar.13 De STAP-regeling was voor een brede doelgroep, bestaande uit iedereen die een band
                  met de Nederlandse arbeidsmarkt heeft: werkenden, werkzoekenden, uitkeringsgerechtigden,
                  niet werkenden, zzp’ers. De regeling is om budgettaire redenen afgeschaft, maar zoals
                  we al zagen is de noodzaak van LLO onverminderd groot. De aangenomen motie van het
                  lid Van der Lee c.s. onderstreept het belang van LLO door het volgende van de regering
                  te vragen:
               
1. te onderzoeken op welke wijze een instrument ter stimulering van leven lang ontwikkelen
                        (LLO) kan worden vormgegeven, gefocust op cruciale kraptesectoren zoals de energietransitie,
                        zorg, onderwijs, techniek en ICT;
                     
2. het resterende STAP-budget zo gericht mogelijk in te zetten, en zo nodig dat restant
                        ook de komende twee jaar beschikbaar te houden als gericht individueel scholingsbudget;
                     
3. verschillende varianten voor LLO uit te werken, waaronder varianten voor individuele
                        leerrechten, die uitvoerbaar zijn voor een volgend kabinet.14
We hebben u op 6 juli jl. geïnformeerd over onderdelen 1 en 2 van de motie.15 Zo is het voor STAP subsidiabele scholingsaanbod voor de resterende tijdvakken in
                  september en november van 2023 beperkt tot OCW-erkende opleidingen. Dat maakt het
                  subsidiabele scholingsaanbod meer beroepsgericht. Het kabinet heeft bij augustusbesluitvorming
                  besloten om van de voor 2023 resterende middelen voor het STAP-budget, € 73,5 miljoen
                  in te zetten voor een tijdelijke voorziening voor individuele scholing. Gezien het
                  besluit tot beëindiging van de STAP-regeling, zijn we –  passend bij de demissionaire
                  status van het kabinet en de tijdelijke beschikbaarheid van deze middelen – voornemens
                  deze voorziening in te bedden in een bestaande regeling, namelijk de SLIM-regeling.
                  Hiervoor zal het budget van de SLIM-regeling voor de periode 2024 tot en met 2027
                  worden verhoogd. Waar de activiteiten in de SLIM-regeling zich tot nu toe richten
                  op MKB en grootbedrijven, willen we hieraan een tijdelijke voorziening voor individuele
                  scholing toevoegen die burgers de mogelijkheid biedt met scholing eigen regie te nemen
                  op hun loopbaan. Voor de invulling sluiten we aan bij het gevraagde in de motie van
                  het lid Van der Lee: de gerichte inzet van het budget, en de focus op cruciale kraptesectoren
                  als de energietransitie, zorg, onderwijs, techniek en ICT. Deze voorgenomen aanpassing
                  van de SLIM-regeling pakken we op in overleg met betrokkenen, opdat de inzet van de
                  extra middelen goed aansluit bij de behoeften op de arbeidsmarkt. Uitgangspunt is
                  dat cofinanciering plaatsvindt zodat gemiddeld 20 procent van de scholingskosten uit
                  andere bronnen wordt gedekt, bijvoorbeeld door de burger of zijn werkgever.
               
Vanuit de STAP-regeling weten we dat een laagdrempelige scholingsregeling gericht
                  op een brede doelgroep tot veel animo leidt, vanuit alle lagen van de bevolking. De
                  keerzijde van de laagdrempeligheid is dat burgers de scholing ook makkelijker annuleren
                  als zij bij nader inzien de scholing toch niet kunnen of willen volgen, of de scholing
                  niet afronden. Wanneer de burger een eigen bijdrage moet betalen, maakt dit het volgen
                  van de scholing mogelijk minder laagdrempelig. Tegelijkertijd draagt cofinanciering
                  bij aan de doelmatigheid, omdat er een betere afweging wordt gemaakt over welke scholing
                  wordt gevolgd of aangeboden.
               
Het septembertijdvak waarin STAP-budget kon worden gevraagd voor een OCW-erkende opleiding
                  of een onderdeel daarvan, kon rekenen op veel belangstelling. Het beschikbare budget
                  van € 10 miljoen is op de dag van openstelling volledig uitgeput. In het septembertijdvak
                  is – in vergelijking met eerdere tijdvakken – verhoudingsgewijs meer aangevraagd:
               
– door de groep 18 tot 30-jarigen;
– door mensen met maximaal een mbo-opleiding;
– door werklozen, werkzoekenden en werkenden met een tijdelijk contract;
– voor omscholing.
Voor onderdeel 3 van de motie van het lid Van der Lee c.s. heeft een ambtelijke interdepartementale
                  werkgroep deze zomer een verkenning opgesteld met verschillende varianten voor een
                  individuele faciliteit voor LLO, die een volgend kabinet kan meenemen. De motie van
                  het lid Van der Lee richt zich op het beschikbaar stellen van middelen voor scholing
                  van individuen. Dat is ook de focus van de verkenning. Er wordt niet in gegaan op
                  het flankerend beleid dat nodig is om mensen te bereiken die minder geneigd zijn zelf
                  het initiatief te nemen. De verkenning beschrijft en vergelijkt drie opties om individuen
                  vanuit de overheid te ondersteunen in de kosten van (bij) scholing: een voucher, een
                  leerrekening en een leerrecht. Zij worden met elkaar vergeleken op een aantal kenmerken,
                  zoals de mogelijkheid om de regeling te richten op specifieke doelgroepen, de kosten,
                  de doelmatigheid, de flexibiliteit en invoeringstermijn. De drie varianten worden
                  los van elkaar beschreven, maar zijn ook in combinatie in te zetten. In samenhang
                  kunnen ze elkaars pluspunten versterken en ondervangen ze de minpunten. Er dienen
                  nog veel keuzes gemaakt te worden in de uitwerking van de instrumenten. Bij de verschillende
                  varianten voor een individuele faciliteit voor LLO hangt veel af van de verdere uitwerking
                  en de bereidheid daarvoor publiek en privaat middelen ter beschikking te stellen.
                  Hiermee doen we ook de motie van het lid Hagen c.s. af die de regering verzocht om
                  bij een toekomstverkenning LLO de opties voor een leerbudget te bekijken.16 De verkenning is als bijlage 1 bij deze brief opgenomen.
               
Bij het opstellen van de verkenning zijn de lessen uit STAP meegenomen, evenals bevindingen
                  uit eerdere adviezen en rapporten, zoals de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen,
                  eerdere adviezen van de Sociaal-Economische Raad en de aanbevelingen uit het rapport
                  van de commissie Borstlap.17 Tevens zijn de bevindingen meegenomen van de evaluatie van NL Leert Door, de regeling
                  die tijdens de Coronacrisis liep.18 Veel deelnemers hebben door NL Leert Door een positieve leerervaring gehad, wat leidde
                  tot een grotere bereidheid om in de toekomst te investeren in leren en ontwikkelen.
                  Midden 2024 komt naar verwachting de eindevaluatie van NL Leert Door beschikbaar.
               
2. Leercultuur stimuleren binnen organisaties
Leren gebeurt steeds meer in de praktijk. Voor het overgrote deel gaat het dan om
                  informeel leren («learning by doing» en kennisoverdracht op de werkvloer)19. Maar het leren op de werkvloer heeft ook in bij- en omscholing vaak een belangrijke
                  rol, bijvoorbeeld in duale opleidingsvormen zoals de beroepsbegeleidende leerweg (bbl).
                  Zo bezien is het bedrijfsleven het grootste opleidingsinstituut in Nederland. Voor
                  veel werkenden zijn er cao’s met voorzieningen voor leren en ontwikkelen. Werkgevers
                  kunnen daarvoor vaak bij een O&O-fonds aanspraak maken op regelingen voor scholing
                  of duurzame inzetbaarheid voor hun werknemers. O&O-fondsen vervullen een belangrijke
                  rol op het gebied van leren en ontwikkelen voor ongeveer 2,5 miljoen werkenden. Veel
                  werkenden kunnen gebruik maken van dienstverlening van O&O-fondsen, onder andere gericht
                  op duurzame inzetbaarheid, leven lang ontwikkelen. De monitor O&O-fondsen die vorig
                  jaar is gepubliceerd geeft een overzicht van de activiteiten die de fondsen uitvoeren.20
Gezien het grote belang van een positieve leer- en ontwikkelcultuur start eind november
                  a.s. het programma Leercultuur. Het programma Leercultuur (zie bijlage 2) richt zich
                  op het stimuleren van leren en ontwikkelen in bedrijven, met speciale aandacht voor
                  het mkb. Het doel is het mkb meer bewust te maken van de noodzaak en waarde van LLO
                  voor hun organisatie en handvatten te bieden om leren en ontwikkelen in hun organisatie
                  vanzelfsprekend te maken. We hebben al enige jaren goede ervaringen opgedaan met de
                  SLIM-regeling. Dit is een subsidie waarmee het mkb en samenwerkingsverbanden leren
                  en ontwikkelen een stimulans kunnen geven. Bijzondere aandacht gaat uit naar het stimuleren
                  en versterken van informeel leren. Deze vorm van leren is laagdrempelig en toegankelijk
                  voor medewerkers van alle opleidingsniveaus. Het vraagt van de organisatie een goed
                  HR-beleid en, ook bij bedrijven die geen HR-afdeling hebben, aandacht voor mogelijkheden
                  voor taak- en functiemobiliteit. Naast de leiding van het bedrijf spelen ook de direct
                  leidinggevende en de collega’s een belangrijke rol bij het stimuleren van informeel
                  leren. Samen scheppen ze de «leercultuur» van een organisatie.
               
Leren en ontwikkelen in het mkb
Via de SLIM subsidieregeling is jaarlijks € 48 miljoen beschikbaar voor initiatieven
                     gericht op stimuleren van leren en ontwikkelen in het mkb. Tussen maart 2020 en februari
                     2023 zijn 3.902 subsidies toegekend. Op 1 juni 2023 is een nieuw aanvraagtijdvak geopend
                     voor samenwerkingsverbanden en grootbedrijven, waarvan we ondertussen weten dat het
                     beschikbare budget met 111 aanvragen voor € 13 miljoen is overvraagd. Via de SLIM
                     subsidieregeling faciliteren wij in 2023 weer bij honderden mkb bedrijven de leercultuur.
                     Begin 2024 worden de resultaten van een tussenevaluatie met de Kamer gedeeld.
                  
Voorbeeld Leerrijke groenomgeving: Twee ondernemers in de groenvoorziening, Jos Kanters Groenvoorzieningen B.V. (onder
                     meer specialist in faunarasters en boomverzorging) en Lux Cernit Groenprojecten B.V.
                     (onder meer specialist in het onderhoud van verhardingen en het machinaal knippen
                     van hagen) hebben samen met een SLIM subsidie een digitaal opleidingsportaal ontwikkeld,
                     met korte filmpjes waardoor een medewerker de benodigde kennis laagdrempelig krijgt
                     aangeboden en daardoor snel aan de slag kan. In de groenvoorziening was geen specifieke
                     opleiding beschikbaar, terwijl beide bedrijven veel werken met zij-instromers van
                     alle leeftijden en met uiteenlopende achtergronden – maar zonder ervaring, kennis
                     en kunde in de groenvoorziening. Die leemte vullen Kanters en Lux Cernit met het portaal
                     samen op.
                  
Op deze website zijn vele goede voorbeelden te vinden van ondernemers die met SLIM aan de slag zijn
                     gegaan om leren en ontwikkelen in hun organisatie te stimuleren.
                  
Het programma Leercultuur heeft vier programmalijnen, waarbinnen een aantal acties
                  start:
               
1. Agenderen van de noodzaak van LLO, zodat werkgevers en werkenden doordrongen raken van de urgentie
                        van leren en ontwikkelen. Zo worden bijvoorbeeld in afstemming met de behoeften bij
                        onze samenwerkingspartners in sectoren en regio’s communicatie-instrumenten ontwikkeld.
                        Door deze communicatiemiddelen via hen onder de aandacht te brengen bij werkgevers
                        en werkenden neemt het bereik snel toe en werken we toe naar meer integrale communicatie
                        over een leven lang ontwikkelen.
                     
2. Inspireren en motiveren, zodat werkgevers en werkenden in actie komen om te leren en ontwikkelen. In deze
                        programmalijn breiden we bijvoorbeeld het kennis- en ondersteuningsprogramma voor
                        mkb-bedrijven dat al loopt bij mkb’ers die deelnemen aan de SLIM-subsidieregeling,
                        uit. Tools en handleidingen, kennis- en intervisiebijeenkomsten helpen bedrijven om
                        het abstracte thema leercultuur concreet te maken. De bijeenkomsten faciliteren mkb-ondernemers
                        om van elkaar te kunnen leren op een zo praktisch mogelijke manier.
                     
3. Ondersteunen en faciliteren, zodat werkgevers en werkenden beschikbare ondersteuning zoals de SLIM-regeling beter
                        weten te vinden en gebruiken. Zo laten we bijvoorbeeld een QuickScan leercultuur ontwikkelen
                        voor mkb-ondernemers. Een leercultuurscan is een online vragenlijst met een wetenschappelijke
                        basis vanuit literatuuronderzoek en empirisch onderzoek bij mkb-bedrijven. De QuickScan
                        is bedoeld als laagdrempelig bewustwordingsinstrument om een eerste indruk te krijgen
                        van de leercultuur in de eigen organisatie. Dat helpt bij het bepalen van prioriteiten
                        en het geeft praktische handvatten om te werken aan verbetering van de leercultuur.
                        De QuickScan is gratis te gebruiken, bijvoorbeeld via een online tool of app.
                     
4. Kennisdeling en ontwikkeling. In deze programmalijn werken we aan het vergroten en toepasbaar maken en delen van
                        kennis op het gebied van LLO en leercultuur. In het kader van het Europese Jaar van
                        de Vaardigheden organiseert Nederland begin 2024 een internationale conferentie over
                        het belang van informeel leren. Verder lopen diverse projecten via de Expeditieregeling
                        uit het Meerjarig Investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en LLO (MIP) dat samen
                        met sociale partners is opgezet. Met de Expeditieregeling financieren we projecten
                        met als doel het breder toepasbaar maken van wetenschappelijke en praktijkkennis op
                        het terrein van een leven lang ontwikkelen en duurzame inzetbaarheid. Inmiddels zijn
                        vier projecten gestart die worden uitgevoerd in 2023 en verder. De kennis die daaruit
                        voortkomt komt openbaar beschikbaar en delen wij actief. Begin 2024 opent een nieuw
                        aanvraagtijdvak. Hieronder is een voorbeeld opgenomen van een van de projecten die
                        op dit moment deelnemen in de Expeditieregeling.
                     
Voorbeeld: Skills4Skills
In de sector mkb-metaal is een toename van digitalisering, complexe productie, de
                        integratie van productieketens en de beschikbaarheid van nieuwe technologieën. Dit
                        vraagt om de nodige flexibiliteit en aanpassingsvermogen en het vereist specifieke
                        kennis en vaardigheden van medewerkers en leidinggevenden om hier tijdig op te kunnen
                        anticiperen.
                     
In dit project gaan de projectpartners interventies implementeren in pilotprojecten
                        in het mkb-metaal, in combinatie met een wetenschappelijk onderzoek om deze pilotprojecten
                        te evalueren en de succes- en faalfactoren in kaart te brengen. Doel is te komen tot
                        gedegen en gevalideerde interventies en methodieken in mkb-metaal om de sector de
                        stap te kunnen laten maken naar een skillsgerichte arbeidsmarkt.
                     
Bron: Skills for skills is een Expeditie-project van de Koninklijke Metaalunie,
                     FNV, CNV, De Unie, Stichting PKM, Panteia, Stichting OOM. Zie de bijlage
                     van het programma leercultuur voor alle projecten.
                  
Het programma wordt in samenwerking met andere partijen gaandeweg verder ingevuld
                  en ondersteunt sectorale en regionale partijen die contact hebben met werkgevers en
                  werkenden. Afstemming zal ook plaatsvinden met het NGF-project LLO Katalysator, dat
                  ook voorziet in acties gericht op het versterken van de leercultuur. Het programma
                  leercultuur moet leiden tot betere afstemming van de vele initiatieven en betere benutting
                  van opgedane kennis en ervaring. Daarnaast zorgt het programma voor aansprekende voorlichtingsactiviteiten
                  om de noodzaak van LLO voor het voetlicht te brengen en te inspireren hiermee aan
                  de slag te gaan.
               
3. Verkenning onderwijsagenda LLO
Het formele vervolgonderwijs is van grote waarde voor de ontwikkeling van mensen,
                     maar wordt nog onvoldoende benut voor LLO. Het merendeel van het LLO aanbod is nu
                     non-formeel van aard en wordt voor circa 85 procent door private opleiders verzorgd.
                     De deelname aan vormen van formeel vervolgonderwijs door werkenden en werkzoekenden
                     is nog zeer beperkt.
                  
Daarmee laten we kansen voor LLO liggen. Het civiel effect van binnen het formele
                     onderwijs behaalde waarde documenten geeft werkenden en werkzoekenden een betere positie
                     op de arbeidsmarkt.21, 22 Het is een positieve ontwikkeling dat er meer diversiteit komt in het post-initiële
                     aanbod van publieke en private opleiders binnen het formele onderwijs. Dit is hard
                     nodig gezien de maatschappelijke behoefte aan (onderdelen van) formele opleidingen
                     voor kansrijke beroepen in kraptesectoren zoals de zorg, onderwijs, techniek, bouw
                     en ICT.
                  
Nu werken, leren en innoveren op de werkvloer steeds meer vervlochten raken, veel
                     werkgevers en opleiders zich inzetten voor LLO en samenwerking in regionale en sectorale
                     publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS), is het belangrijk dat we het formele
                     onderwijs ontsluiten voor LLO.23 Dit pakken we op met een onderwijsagenda LLO. Deze onderwijsagenda is het resultaat
                     van een toekomstverkenning die we afgelopen jaar hebben uitgevoerd.
                  
Met de onderwijsagenda LLO willen we stap voor stap in de komende jaren de beweging
                     doorzetten die we samen met publieke en private opleiders en bedrijfsleven gestart
                     zijn. De onderwijsagenda geeft aan wat we per stap moeten verkennen en doen om kansen
                     te benutten, knelpunten in beleid, wet- en regelgeving op te lossen en publieke en
                     private opleiders toe te rusten voor LLO. De onderwijsagenda geeft richting bij nadere
                     besluitvorming op de onderdelen van deze agenda door een volgend kabinet.
                  
Onderwijsagenda LLO
De agenda is een antwoord op drie hoofdvragen of doelen die in onze toekomstverkenning
                  centraal stonden:
               
1. Hoe maken we het voor iedereen makkelijker en aantrekkelijker om in latere fases van
                        het leven formeel onderwijs te volgen (diplomagerichte mbo-, hbo- en wo-opleidingen
                        of onderdelen ervan)?
                     
2. Hoe kunnen we het voor het mbo, hbo en wo eenvoudiger maken om onderdelen van formele
                        opleidingen aan te bieden?
                     
3. Hoe kunnen we voor publieke onderwijsinstellingen belemmeringen wegnemen om aanvullende
                        private LLO-activiteiten vraaggericht aan te bieden, passend bij hun publieke taak,
                        en uitgaande van een gelijk speelveld tussen publieke en private aanbieders?
                     
De onderwijsagenda LLO ziet er als volgt uit:
1. Vereenvoudiging deelname op onderdelen van formeel onderwijs
2. Verbreding wettelijke taak voor LLO
3. Wegnemen belemmeringen om private LLO-activiteiten te verzorgen binnen publieke instellingen
4. Bevorderen gebruik microcredentials en certificaten
5. Beter verbinden van informeel, non-formeel en formeel leren
6. Verbeteren samenwerking tussen bedrijfsleven en opleiders
7. Stimuleren werken en leren via mbo-bbl en duaal hoger onderwijs
De onderwijsagenda bestaat uit zeven stappen. Bij de eerste vier stappen gaat het
                  om verkenningen naar meer fundamentele aanpassingen in beleid, wet- en regelgeving.
                  Hier trekken we maximaal twee jaar voor uit en het is aan een volgend kabinet om keuzes
                  te maken, zodra een (deel)verkenning af is. De overige drie stappen zijn al in gang
                  gezet en hebben als doel om de bijdrage van formeel onderwijs aan LLO in de huidige
                  praktijk te vergroten. Daarvoor werken we nauw samen met publieke en private opleiders,
                  werkgevers en sociale partners.
               
De onderwijsagenda LLO is dus geen volgtijdelijke agenda; de verkenningen en overige
                  stappen pakken we tegelijk op. Hoewel het woord verkennen impliceert dat nog geen
                  besluiten worden genomen, laten we hiermee zien dat we stappen als het verbreden van
                  een wettelijke taak voor LLO en het verruimen van wettelijke mogelijkheden voor het
                  aanbieden van onderdelen van formeel onderwijs, serieus overwegen. Waarbij ons vertrekpunt
                  is het vraaggericht stimuleren van LLO en het waarborgen van een gelijk speelveld
                  voor publieke en private opleiders. De bijgevoegde Verkenning individuele budgetten
                  en leerrechten kunt u ook in dit perspectief zien. Zie voor meer informatie de brief
                  Uitwerking onderwijsagenda LLO die wij parallel aan deze brief aan uw Kamer sturen.
               
De onderwijsagenda LLO gaat specifiek in op het mbo, hbo en wo. Dat neemt niet weg
                  dat ook het funderend onderwijs en het initiële vervolgonderwijs van grote waarde
                  zijn voor LLO. Daar wordt de basis gelegd en krijgen zij de skills mee voor een leven
                  lang ontwikkelen, bijvoorbeeld door kinderen en jongeren goede digitale vaardigheden
                  mee te geven en te helpen een lerende houding te ontwikkelen. We willen in de gehele
                  onderwijsketen het gesprek blijven voeren over de bijdrage aan LLO.
               
Tot slot
Er is een breed gedeeld gevoel van urgentie om stappen te zetten op het gebied van
                  een Leven Lang Ontwikkelen. Dit is een verantwoordelijkheid van ons allemaal. We zijn
                  daarom aan de slag met een aantal maatregelen die mensen, bedrijven en opleiders stimuleren
                  hierin hun deel te doen. Met het programma leercultuur hopen we daaraan een inspirerende
                  bijdrage te leveren. En voor de opleiders hebben we op de korte termijn acties om
                  hen te ondersteunen om te komen tot meer flexibel aanbod. Voor meer fundamentele aanpassingen
                  die nodig zijn, leggen we in deze brief opties neer voor een onderwijsagenda LLO voor
                  het nieuwe kabinet. We hebben de koers uitgezet voor een klimaat waarin leren en ontwikkelen
                  steeds meer vanzelfsprekend wordt en mensen, bedrijven en opleiders zich blijven ontwikkelen.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs - 
              
                  Mede ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap