Brief regering : Informatie over een aantal onderwerpen aangaande het visserijbeleid
29 675 Zee- en kustvisserij
32 201
Herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
Nr. 226
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2023
Hierbij informeer ik u over een aantal onderwerpen aangaande het visserijbeleid, waaronder
de stand van zaken met betrekking tot door de Kamer aangenomen motie van het lid Valstar
c.s. (Kamerstukken 32 627 en 21 501-32, nr. 47).
Mijn beleid ten aanzien van voedsel uit zee, en daarmee alle onderwerpen in deze brief,
is gericht op de transitie die de visserijsector de komende jaren zal moeten maken
om verder te verduurzamen. Ik wil werken aan een robuuste visserij- en aquacultuursector.
Daarvoor zijn nieuwe, ecologisch en economisch duurzamere vangsttechnieken en nieuw
ondernemerschap nodig. De overheid heeft ook een rol in deze transitie; om duidelijk
te maken wat van de sector wordt gevraagd en de sector perspectief te bieden. Voedsel
uit zee is immers een waardevol onderdeel van ons voedingspartoon.
Na de saneringsregeling die ik vorig jaar heb opengesteld is de visserijsector kleiner
geworden. De vissers die door willen gaan met hun bedrijf zitten met vragen over de
toekomst. Zij hebben te maken met een toenemende drukte op de Noordzee, bijvoorbeeld
door de bouw van windparken en het herstel van de natuur. Maar ook voor de visserij,
zowel actieve als passieve visserij, is ruimte nodig. Daarom zal het onderwerp ruimte
voor actieve en passieve visserij onderdeel uitmaken van de voedselvisie waar ik momenteel
de laatste hand leg. De startnotitie van deze visie heb ik u op 7 februari 2023 (Kamer
stukken 21 501-32 en 29 675, nr. 1514) toegestuurd. Zodra de visie is afgerond zal ik u deze doen toekomen. In de visie
zal ik verder ingaan op het belang van duurzame visserij en nieuw ondernemerschap
voor de toekomst van de voedselwinning uit de Noordzee en de grote wateren.
Stand van zaken passieve visserij binnen windparken op de Noordzee
Zoals afgesproken in het Noordzeeakkoord, vastgelegd in het programma Noordzee 2022–2027
wordt er gewerkt aan het mogelijk maken van passieve visserijactiviteiten binnen de
nieuwe windparken op zee, als één van de vier toegestane vormen van medegebruik van
windparken1. Om passieve visserij op een verantwoorde manier toe te kunnen staan, laat ik onderzoek
uitvoeren, waarbij ik breed kijk naar kansen en knelpunten, waaronder ecologische
effecten.
Graag deel ik met u het rapport dat Wageningen Marine Research heeft opgeleverd: «Stand van Zaken kleinschalige, passieve visserij in windparken op zee – Een bundeling
van bestaande kennis en een verkenning naar de mogelijkheden voor kleinschalige, passieve
visserij in windparken». In het rapport worden een negental visserijtuigen besproken, die mogelijk binnen
windparken zouden kunnen worden toegepast. De focus ligt op de kansen en knelpunten
met betrekking tot beleid, visserijtechniek, (bedrijfs)economie, veiligheid en ecologische
effecten. Daarnaast zijn de internationale ervaringen op het gebied van visserij binnen
windparken gebundeld. In aansluiting hierop laat ik praktijktesten uitvoeren met passieve
visserij in het windpark Borssele. Deze resultaten worden halverwege 2024 opgeleverd
en zullen samen met het bovengenoemde rapport de input geven voor het toekomstige
beleid rondom passieve visserij binnen windparken.
Goedkeuring wijziging Operationeel Programma Europees Fonds voor Maritieme Zaken en
Visserij (EFMZV)
Het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) zit in zijn afrondende
jaar. Om een soepele afronding van het fonds te garanderen en om de middelen van het
fonds zo goed mogelijk te gebruiken, heb ik een wijziging van het programma «Duurzaam
vissen voor de markt – Operationeel Programma EFMZV van Nederland» ingediend bij de
Europese Commissie (EC). Deze wijziging is 11 september 2023 goedgekeurd door de Europese
Commissie.
Via het EFMZV stelt de EU geld beschikbaar aan Nederland waarmee Nederland het Europees
Geïntegreerd Maritiem Beleid (GMB) en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) uitvoert.
Het Operationeel Programma (OP) EFMZV zet uiteen hoe de middelen van het EFMZV worden
besteed binnen Nederland gedurende de programmaperiode (2014–2020). Wegens de ingebrekestellingen
op de aanlandplicht en wegen heeft de EC een betaalstop ingesteld op het controlebudget.
Aangezien er op de middelen voor de nog lopende datacollectie-projecten onder artikel
77 Vo. 508 juist een overuitputting was en meer subsidiabele kosten werden gemaakt,
heb ik me ingezet voor een verhoging van het budget van deze projecten. Na goedkeuring
van de Commissie heb ik daarom geschoven tussen de gealloceerde budgetten voor datacollectie
en controlekosten. De desbetreffende datacollectie projecten zijn erop gericht om
te voldoen aan de Europese verplichtingen onder de datacollectie verordening (Data
Collection Framework, DCF Vo. 199/2008).
Met de goedgekeurde wijzigingen binnen het Operationeel Programma EFMZV is er voorkomen
dat er nationale middelen ingezet hadden moeten worden voor het opvangen van de kosten
onder het controlebudget.
Aanlandplicht
De aanlandplicht is stapsgewijs ingevoerd en sinds 1 januari 2019 geheel van kracht.2 Op basis van de basisverordening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid zijn aan
lidstaten, waaronder Nederland, uitzonderingen verleend tot en met 31 december 2023.3 De belangrijkste uitzondering op de aanlandplicht voor Nederland is een tijdelijke
vrijstelling vanwege hoge overlevingskansen voor schol.4
In de afgelopen periode heb ik met de sector, Wageningen Marine Research en de relevante
regionale groepen ingezet op en gewerkt aan het opnieuw verleend kunnen krijgen van
uitzonderingen op de aanlandplicht per 1 januari aanstaande. In juli jl. hebben de
betrokken lidstaten en de Europese Commissie (EC) overeenstemming bereikt over de
gemeenschappelijke aanbeveling voor de uitzonderingen op de aanlandplicht voor de
periode 2024–2027. Voor Nederland betekent deze aanbeveling het behoud van de nu reeds
geldende uitzonderingen met enkel een aanscherping van een aantal voorwaarden.
De gemeenschappelijke aanbevelingen zijn door de EC omgezet in een gedelegeerde handeling
voor onder andere de Noordzee en de Noordwestelijke wateren. De EC heeft de gedelegeerde
handelingen deze zomer ingediend bij het Europees Parlement (EP) en de Raad. Zij kunnen
bezwaar maken tegen de inwerkingtreding. De EC streeft ernaar dat deze op 1 januari
2024 van kracht zijn.
Hoewel de procedure hiertoe nog niet is afgerond ben ik tevreden met de gedelegeerde
handelingen zoals die nu voorliggen. Deze zorgen voor behoud van alle nu voor Nederland
geldende uitzonderingen en geven vissers voor de komende jaren duidelijkheid over
deze uitzonderingen. Ik zal de Tweede Kamer te zijner tijd informeren over de definitieve
uitkomsten van dit traject.
Uitvoering deel motie Valstar mosselpilot in de Voordelta (Kamerstukken 32 627 en 21 501-32 nr. 47)
In maart jl. is de motie van het lid Valstar c.s. (Kamerstukken 32 627 en 21 501-32, nr. 47) aangenomen, waarbij het kabinet wordt verzocht te bevorderen dat voor het einde
van dit jaar pilotlocaties voor de schelpdiersector beschikbaar worden gemaakt en,
bij een succesvolle uitkomst van deze pilots, een gebied aan te wijzen voor structurele
nearshorekweeklocaties die voldoende tijd en ruimte krijgen om de investeringen terug
te verdienen. Het verheugt mij u te kunnen melden dat alle benodigde vergunningen
en ontheffingen inmiddels zijn verleend, waardoor de praktijkproef om mosselen te
kweken in de waterkolom van de Zeeuwse Voordelta daadwerkelijk is gestart. In september
zijn de installaties in het water uitgezet, waarmee het eerste deel van de motie is
uitgevoerd. De komende jaren zal in deze pilot worden onderzocht of het technisch
en financieel-economisch haalbaar is om natuur-inclusieve mosselen te kweken in de
dynamische omgeving van de Voordelta.
De verwachting is dat de resultaten van deze pilot over twee á drie jaar bekend zullen
zijn. Mede afhankelijk hiervan zal in afstemming met de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat worden bezien of het tweede deel van de motie kan worden uitgevoerd.
Ik verwacht uw Kamer hierover in 2025/2026 nader te kunnen informeren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit