Brief regering : Verslag van de informele OJCS-Raad voor de onderdelen onderwijs, jeugd en cultuur van 18, 19 en 26 september 2023
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 409
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2023
Hierbij stuur ik u het verslag van de informele Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Raad (OJCS-Raad) voor de onderdelen onderwijs en jeugd die op 18 en 19 september 2023
in Zaragoza plaatsvonden en het onderdeel cultuur dat op 26 september 2023 in Cáceres
plaatsvond. Het onderdeel sport vond dit keer niet plaats.
Mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Jeugd
Het onderdeel jeugd vond plaats op 18 september in Zaragoza. Hier stond een beleidsdebat
op de agenda dat ging over het verbinden van het Europees beleid met jongeren.
Beleidsdebat: het verbinden van het Europees beleid met jongeren
Het debat werd gevoerd aan de hand van richtinggevende vragen over hoe gestructureerde
en toegankelijke participatie van Europese jongeren kan bijdragen aan grotere legitimiteit
en geloofwaardigheid van EU besluitvormingsprocessen, hoe de integratie van jongeren
in het EU overheidsbeleid kan bijdragen aan hun welzijn en hoe Europese instellingen
en lidstaten en jongerenvertegenwoordigers nauwer kunnen samenwerken.
Tijdens de gedachtewisseling stelde de Europese Commissie dat we in een tijd van diverse
invloedrijke crises leven waarin een goede toekomst voor jongeren niet vanzelfsprekend
is. Het is belangrijk dat jongeren betrokken zijn bij de samenleving en dat hun democartische
participatie niet beperkt blijft tot slechts het stemmen tijdens verkiezingen. Het
is wenselijk dat er bij alle EU beleidsvorming gekeken wordt naar de impact die dat
heeft op de toekomst van jongeren («mainstreaming of youth»). Het belang hiervan werd
ook gedeeld door het Europees Jeugdforum. De Commissie inventariseert of het wenselijk
is om op Europees niveau voor het eigen beleid een «jeugdcheck» of «jeugdtoets» te
ontwikkelen.
Ook diverse lidstaten gaven aan dat het essentieel is om in alle beleidsvelden, en
bij het ontwikkelen van beleid, aandacht te hebben voor de impact hiervan op jongeren.
Zij noemden hierbij aandacht voor de rechten, participatie en democratische betrokkenheid
van jongeren. Een aantal lidstaten liet weten op nationaal niveau reeds een jeugdtest
te hebben ontwikkeld, of een kiesrecht te kennen vanaf 16 jaar.
Veelal werd ook gerefereerd aan het belang van Europese programma’s voor jongeren
zoals Erasmus+, het Europees Solidariteitskorps en de EU Jongerendialoog. Diverse
Lidstaten, waaronder Nederland, gaven nog mee dat het belangrijk is om aandacht te
hebben voor de mentale gezondheid van jongeren. Zowel de Commissie als enkele Lidstaten
wezen tenslotte nog op de impact van digitalisering op al deze processen.
Onderwijs
Het onderdeel onderwijs vond plaats op 19 september in Zaragoza. Hier stonden twee
beleidsdebatten op de agenda. Het eerste beleidsdebat ging over kansengelijkheid in
het hoger onderwijs. Het tweede beleidsdebat ging over democratisch burgerschap en
gemeenschappelijke waarden.
Beleidsdebat: kansengelijkheid in het hoger onderwijs
De Europese pijler van sociale rechten1 stelt dat ieder het recht heeft tot kwalitatief hoogwaardige en inclusieve vormen
van onderwijs, opleiding en een leven lang leren. Hoewel Europa doorgaans een toegankelijk
hoger onderwijs heeft zijn mensen van verschillende achtergronden nog steeds ondervertegenwoordigd.
Dit gaat niet alleen om toegang tot onderwijs, maar ook prestaties en het gevoel een
echt onderdeel uit te maken van het hoger onderwijs. Het Spaanse voorzitterschap vroeg
de deelnemende lidstaten daarom om tijdens het beleidsdebat in te gaan op hoe zijzelf
en EU-instanties verdere inclusie en toegang tot het hoger onderwijs kunnen bevorderen.
Het gaat hier zowel om concrete maatregelen als institutionele verandering.
Nederland sprak conform de met de Kamer gedeelde geannoteerde agenda uit dat het faciliteren
van een inclusieve omgeving prioriteit is in de uitvoering van Erasmus+. Ook in de
bredere Bologna-samenwerking is de sociale dimensie van hoger onderwijs, en daarmee
kansengelijkheid, één van de speerpunten. Nederland wees onder andere op het belang
om studenten en instellingen nauw te betrekken bij processen om kansengelijkheid te
bevorderen.
Lidstaten presenteerden een reeks maatregelen die zij hebben genomen om inclusiviteit
en kansengelijkheid in het hoger onderwijs te bevorderen. Zo werd er regelmatig gewezen
op het belang van vroege aandacht voor kansengelijkheid, die al in het funderend onderwijs
of zelfs daarvoor moet beginnen. Ook financiële steun aan specifieke groepen kwam
veel voorbij, bijvoorbeeld in de vorm van extra toelages of door het verlagen of zelfs
compleet naar nul brengen van het collegegeld.
Daarnaast versoepelen sommige lidstaten de toelatingseisen voor het hoger onderwijs
voor specifieke groepen, zoals voor volwassenen die al werkervaring hebben opgebouwd.
Ook flexibel onderwijs, zoals door een vergroot digitaal aanbod, kan bepaalde groepen
aantrekken die niet goed aansluiten op traditioneel onderwijs.
Beleidsdebat: democratisch burgerschap en gemeenschappelijke waarden
De Europese Unie als gemeenschap vertegenwoordigt verschillende gedeelde waarden en
een respect voor democratie en rechtstaat, zoals ook wordt benoemd in verschillende
verdragen van de Europese Unie. Onderwijs speelt een fundamentele rol in het bevorderen
van deze waarden, in het bijzonder door democratisch burgerschap. Het Spaanse voorzitterschap
nodigde lidstaten in dit beleidsdebat uit te reflecteren op deze rol. Hoe kan onderwijs
een bijdrage leveren aan het bevorderen van gemeenschappelijke waarden en democratisch
burgerschap als middel om de cohesie en deelname aan Europese democratieën te verstevigen?
Nederland sprak conform de met de Kamer gedeelde geannoteerde agenda uit dat het in
het onderwijs al lang aandacht besteedt aan kennis over de basiswaarden van de democratische
rechtsstaat en het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die
daarvoor nodig zijn. Een van die competenties is dat leerlingen en studenten in staat
worden gesteld ook daadwerkelijk te oefenen met discussie en debat, waar deze waarden
aan bod komen. Ook de Maatschappelijke Diensttijd, waarbij jongeren hun talenten ontdekken,
zich inzetten voor de samenleving en mensen buiten hun eigen leefwereld ontmoeten
is als goed voorbeeld genoemd.
Veel lidstaten brachten onder andere in dat democratisch burgerschap in hun land als
apart vak in het curriculum wordt aangeboden. De rol van de leraar in het bevorderen
van burgerschap en gemeenschappelijke waarden wordt vaak als cruciaal gezien, wat
de reden is dat veel lidstaten hiervoor ook actief in de lerarenopleidingen investeren.
Veel lidstaten menen dat burgerschap niet alleen geleerd, maar ook geleefd moet worden.
Net als in Nederland nemen zij veel initiatief om leerlingen en studenten actief praktijkervaring
te laten opdoen met democratische processen, zoals door het organiseren van jongerenparlementen,
debatcompetities en het doen van vrijwilligerswerk. De Europese Commissie benoemde
het mogelijk ontwikkelen van een Europees framework voor gemeenschappelijk waarden,
aanvullend op een reeds bestaand framework van de Raad van Europa, als toekomstige
optie om dit onderwerp verder te bevorderen in de Europese context. Ook de Oekraïense
Minister van onderwijs droeg met een videoboodschap bij aan het debat, waar hij de
belangrijke rol van onderwijs in de Oekraïense hervormingsplannen benadrukte, waarin
gemeenschappelijke waarden en democratisch burgerschap centraal staan.
Cultuur
Het onderdeel cultuur vond plaats op 26 september in Cáceres. Hier stonden twee beleidsdebatten
op de agenda. Het eerste beleidsdebat ging over cultuur als essentieel collectief
en mondiaal goed, wat haar weerslag vond in het voorstel van de Cáceres verklaring.
Het tweede beleidsdebat ging over duurzaamheid en cultureel erfgoed.
Beleidsdebat: Cultuur als essentieel publiek goed, mondiaal goed
Het eerste beleidsdebat was een opvolging van de Mondiacult-conferentie van 2022 die
werd georganiseerd door UNESCO. Tijdens deze conferentie ondertekenden de leden van
UNESCO een verklaring waarin zij aangaven cultuur als essentieel publiek goed en als
mondiaal publiek goed te zien.
Concreet betekent dit dat de lidstaten van mening zijn dat cultuur in het post-2030-raamwerk
van de Verenigde Naties erkend zou moeten worden als apart duurzaam ontwikkelingsdoel.
Tijdens het beleidsdebat zijn lidstaten ingegaan op de vraag 1) op welke manier zij
de rol van cultuur als aanjager van duurzame ontwikkeling versterken, 2) wat op Europees
niveau gedaan kan worden om de rol van cultuur in duurzame ontwikkeling en als mondiaal
publiek goed te versterken en 3) of zij voorstander zijn van het ontwikkelen van een
concrete routekaart 2023–2030.
Als antwoord op de eerste vraag heeft Nederland aangegeven dat het de rol van cultuur
als aanjager van duurzame ontwikkeling versterkt door zich te richten op alle dimensies
van duurzame ontwikkeling, te weten ecologisch, economisch en sociaal. In het kader
van sociale duurzaamheid wordt erfgoedparticipatie als goed voorbeeld genoemd, aangezien
deze vorm van participatie bijdraagt aan het versterken van gemeenschappen en de veerkracht
van onze samenleving. Een belangrijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.
In het kader van de tweede vraag, over de Europese dimensie, heeft Nederland aangegeven
dat de verdere vergroening van het Creative Europe-programma van belang is en dat
de culturele dimensie van duurzame ontwikkeling sterker verankerd moet worden in zowel
de Europese Green Deal (of een opvolger ervan) als alle andere beleidsterreinen van
de Europese Commissie. Ten slotte heeft Nederland met het oog op de derde vraag aangegeven
dat het voorstander is van een roadmap en dat het daarbij van belang is om synergie
te vinden met andere domeinen, zoals onderwijs en zorg, die inzet plegen richting
het post-2030-raamwerk.
Als antwoord op de eerste vraag gaven verschillende lidstaten aan dat zij de culturele
en creatieve sectoren financieel ondersteunen en via het stimuleren van artistieke
vrijheid de bijdrage van cultuur aan duurzame ontwikkeling bevorderen.
Als antwoord op de tweede vraag gaven lidstaten aan dat zij cultuur erkennen als essentieel
publiek en mondiaal goed en dat zij graag zien dat cultuur wordt erkend als nieuw
duurzaam ontwikkelingsdoel in het post-2030-raamwerk. Geen enkele lidstaat sprak dit
idee tegen. Enkele lidstaten benoemden in het kader van het belang van cultuur voor
duurzame ontwikkeling de bijdrage die de culturele en creatieve sector levert aan
de Europese economie en werkgelegenheid. Enkele lidstaten gaven ook aan cultuur reeds
als SDG mee te nemen in hun duurzaam ontwikkelingsbeleid.
Als antwoord op de derde vraag gaf de overgrote meerderheid van de lidstaten aan voorstander
te zijn van het ontwikkelen van een Europese roadmap voor het komen tot een nieuwe
SDG en steunde actief een gezamenlijke Europese inzet richting de VN. Enkele lidstaten
plaatsten een kanttekening bij het idee van een roadmap, bijvoorbeeld dat de roadmap
niet te omvangrijk zou moeten worden. Het Spaanse voorzitterschap benadrukte dat het
steunen van de ontwikkeling van een roadmap niet tot verplichtingen leidt. De roadmap
kan het denken van lidstaten aanscherpen en hun eigen inzet ondersteunen.
Beleidsdebat: Duurzaam beheer van cultureel erfgoed: universele toegankelijkheid en
functie als ruggengraat van de leefomgeving
Anders dan de titel doet vermoeden ziet het grootste deel van de vragen voor dit beleidsdebat
op de manier waarop cultureel erfgoed, waaronder cultuurhistorische landschappen,
duurzame ontwikkeling kan bevorderen. Het beheer van cultureel erfgoed wordt geadresseerd
in de laatste vraag van het beleidsdebat.
Tijdens het beleidsdebat vroeg het Spaanse voorzitterschap om in te gaan op de vraag
1) op welke manier cultureel erfgoed de effecten van klimaatverandering kan mitigeren
en de afhankelijkheid van fossiele energie kan doen verminderen, 2) op welke manier
cultuurhistorische landschappen en het beleid hieromtrent kunnen bijdragen aan duurzame
ontwikkeling en economische en sociale inclusie en 3) op welke manier het maatschappelijk
middenveld en maatschappelijke organisaties het duurzame beheer van cultureel erfgoed
zouden kunnen bevorderen.
Nederland heeft conform de Geannoteerde Agenda die met uw Kamer is gedeeld de Erfgoed
Deal en het project «Proeftuin Opgewekt» genoemd als voorbeelden waarmee erfgoed de
effecten van klimaatverandering kan mitigeren en de afhankelijkheid van fossiele energie
kan doen verminderen. Nederland heeft daarnaast in het kader van de tweede vraag aangeven
dat erfgoedparticipatie rondom historische landschappen de sociale en economische
inclusie kan vergroten. Tenslotte heeft Nederland met het oog op de derde vraag het
belang van de doorontwikkeling van het New European Bauhaus, dat maatschappelijke
partners ondersteunt bij het verder brengen van de duurzaamheidsdimensie van cultureel
erfgoed, benadrukt.
Lidstaten stelden als antwoord op de eerste vraag dat het beschermen en verduurzamen
van erfgoed een positievere bijdrage kan leveren aan het gebruik van energie en uitstoot
van CO2 dan het bouwen van nieuwe infrastructuur en gebouwen.
Daarnaast benadrukten veel lidstaten dat met name immaterieel erfgoed kan helpen om
de problemen waar klimaatverandering onze maatschappij voor stelt te mitigeren. Zo
stelden zij dat eeuwenoude kennis, ambachten en gebruiken klimaatadaptatie kunnen
bevorderen. Daarnaast hadden lidstaten ook aandacht voor de bijdrage die materieel
erfgoed kan leveren, bijvoorbeeld oude fysieke infrastructuren die de gemeenschap
kunnen beschermen tijdens natuurrampen.
In dat kader benadrukten lidstaten het belang van het Europees landschapsverdrag van
de Raad van Europa (Florence, 2000), die nuttige handvatten biedt bij het beschermen
van cultuurhistorische landschappen. Daarnaast benoemden zij het belang van het New
European Bauhaus, dat helpt bij het beschermen verduurzaming van fysiek erfgoed via
een focus op ruimtelijke kwaliteit.
In het kader van de relatie tussen culturele landschappen en economische inclusie
benoemden veel lidstaten het belang van toerisme. Zij stelden dat toerisme van belang
is voor de werkgelegenheid in bepaalde gebieden en dat het van belang is om dit te
benadrukken. Wel gaven verschillende lidstaten aan dat het van belang is om massatoerisme
te bestrijden aangezien dit een risico vormt voor het duurzaam beheer van erfgoed.
In het kader van de relatie tussen sociale inclusie en cultuurhistorische landschappen
gaven lidstaten aan dat het van belang is om jongeren en lokale gemeenschappen te
betrekken bij het erfgoed.
Met het oog op de bijdrage die het maatschappelijk middenveld en maatschappelijke
organisaties kunnen leveren aan het duurzaam beheer van cultureel erfgoed benadrukten
lidstaten weer het belang van lokale gemeenschappen en immaterieel erfgoed. Enkele
lidstaten hebben nationale strategieën met betrekking tot klimaatmitigatie, -adaptatie
en erfgoed ontwikkeld waarin lokale gemeenschappen centraal staan. Zij leveren een
bijdrage via de genoemde kennis en gebruiken, maar nemen ook deel aan besluitvormingsprocessen
en de uitvoering van maatregelen.
Cáceres-verklaring
De Cáceres-verklaring onderstreept het belang van cultuur voor duurzame ontwikkeling
en erkent cultuur als essentieel collectief goed. Daarnaast geeft het aan dat cultuur
als nieuw duurzame-ontwikkelingsdoel gezien zou moeten worden, zonder vooruit te lopen
op de onderhandelingen over de post-2030-agenda. De Cáceres-verklaring is door alle
lidstaten van de Europese Unie ondersteund. Voor de volledigheid vindt u in de bijlage
van dit verslag de definitieve versie van de verklaring.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap