Brief regering : Verslag Landbouw- en Visserijraad 23-24 oktober 2023
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1598
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2023
Op 23 en 24 oktober jl. vond de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad) plaats in
Luxemburg. Met deze brief informeer ik de Kamer over de uitkomsten van de Raad. Tevens
maak ik van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de uitvoering van
de motie van het lid Eppink over mensenrechtenschendingen in de Chinese visserijsector
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1588) en de motie van de leden Bromet en Thijssen over gescheperde schaapskuddes (Kamerstuk
28 625, nr. 328). Verder informeer ik de Kamer over ontwikkelingen m.b.t. het mariene Habitatrichtlijngebied
de Doggersbank en geef ik een terugkoppeling van de Raadswerkgroep Duurzaam gebruik
gewasbeschermingsmiddelen van 16 oktober jl. Tot slot informeer ik de Kamer over de
Floriade van 2022, in lijn met de motie van het lid Weverling c.s. over het jaarlijks
rapporteren over de voortgang van innovatieve projecten (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 27).
I. Verslag Raad
Vaststelling vangstmogelijkheden Oostzee 2024
Tijdens de Raad is een politiek akkoord bereikt over vangstmogelijkheden in de Oostzee
voor 2024. Zoals ik in de geannoteerde agenda voor deze Raad (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1585) heb aangegeven, gaat het met veel visbestanden in de Oostzee niet goed. De Europese
Commissie (hierna: Commissie) heeft in haar initiële voorstel de door de Internationale
Raad voor het Onderzoek van de Zee (International Council for the Exploration of the
Sea, ICES) geadviseerde nulvangsten of zeer lage vangstmogelijkheden voorgesteld.
Aanvullend daarop stelde de Commissie een sluiting van gerichte visserij op de centrale
Oostzeeharing voor.
De Baltische lidstaten hebben, met steun van de overige lidstaten, tijdens de Raad
unaniem hun zorgen over het voorstel van de Commissie geuit, waarbij zij aangaven
dat het voorstel verder gaat dan het wetenschappelijke advies en dat de sociaaleconomische
impact van een volledige sluiting voor de vissers en hun gemeenschappen groot is.
Ook voor Nederland was dit een relevante discussie in verband met mogelijke precedentwerking
van dit voorstel voor de Noordzee en Westelijke wateren. Het meerjarenplan voor de
Baltische Zee biedt ruimte om andere aanvullende maatregelen te treffen om het herstel
van de bestanden te bespoedigen en tegelijkertijd rekening te houden met de sociaaleconomische
impact. Na nachtelijke onderhandelingen hebben de Commissie en de lidstaten een compromis
kunnen sluiten, waarbij ten aanzien van de centrale Oostzeeharing de total allowable catch (TAC) naar beneden wordt bijgesteld en voor pelagische vistuigen een sluiting voor
bepaalde gebieden in bepaalde maanden overeen is gekomen (gebiedsgerichte aanpak).
ICCAT jaarvergadering (13-20 november 2023)
De Commissie startte de gedachtewisseling over de jaarvergadering van de International
Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT), die van 13 tot en met 20 november
2023 plaatsvindt, door haar prioriteiten uiteen te zetten. Deze betreffen beheermaatregelen
voor zwaardvis, skipjack tonijn (Bonito), blauwvintonijn en tropische tonijn. Ook
is de invoering van elektronische monitoring en een voorstel van de EU, de Verenigde
Staten en Canada voor een inspectiesysteem op volle zee (High Seas Boarding & Inspection,
HSBI) een belangrijke prioriteit. Lidstaten gaven in het kader van de ICCAT aan de
wetenschappelijke adviezen te willen volgen om te zorgen voor stabiliteit van visbestanden.
Hierbij is door een deel van de lidstaten ten aanzien van blauwvintonijn hun zorg
uitgesproken over een mogelijke aanpassing in de verdeelsleutel die een verlaging
in het aandeel van de EU kan inhouden. Tot slot heeft een deel van de lidstaten aangegeven
dat de controle en monitoring meer aandacht vraagt, omdat er momenteel een ongelijk
speelveld met derde landen is.
Kaderrichtlijn afvalstoffen – voedselverspilling
Tijdens de Raad vond een eerste gedachtewisseling plaats over het recent gepubliceerde
voorstel van de Commissie voor de herziening van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Besluitvorming
over dit voorstel vindt plaats in de Milieuraad. Tijdens de Raad lag de focus op de
landbouwaspecten van het gedeelte van het voorstel dat gaat over voedselverspilling.
Hoewel een aantal lidstaten nog een studievoorbehoud maakte, onderstreepten alle lidstaten
het belang van het tegengaan van voedselverspilling. Tegelijkertijd verklaarden veel
lidstaten op nationaal niveau al verschillende strategieën te hebben ontwikkeld ter
vermindering van voedselafval en -verspilling. Daarbij riepen enkele lidstaten op
tot flexibiliteit vanwege verschillen in de lokale omstandigheden. Deze lidstaten
willen zelf kunnen bepalen welke maatregelen het beste bijdragen aan het behalen van
de gestelde doelstellingen. Ook werd naar voren gebracht dat het voorstel niet tot
aanvullende financiële of administratieve lasten mag leiden. Verder benadrukten veel
lidstaten het belang van bewustwordingscampagnes en voorlichting. Als laatste verzochten
meerdere landen de Commissie om een ander referentiejaar dan 2020 te kiezen met als
argument dat de COVID-19 pandemie een vertekend beeld geeft en werd er gevraagd om
financiële ondersteuning.
Ik heb mijn steun uitgesproken voor het opnemen van juridisch bindende verminderingsdoelstellingen
en het vaststellen van zulke doelstellingen voor de volledige voedselketen, inclusief
de primaire sector. De reden dat ik hiervoor pleitte, is omdat inkopende partijen
op niet-wettelijke gronden weigeren producten af te nemen van de primaire sector.
Daarmee voorkomen aankopende partijen dat er voedsel wordt verspild in hun deel van
de keten. Door voedselverspilling in de primaire sector te monitoren, kunnen we maatregelen
nemen om deze sector te ondersteunen bij het terugdringen van voedselverspilling die
niet door henzelf wordt veroorzaakt. Daarbij pleitte ik voor een hogere doelstelling
dan nu in het voorstel is opgenomen, in lijn met Sustainable Development Goal 12.3
(50% reductie).
De Commissie herhaalde de noodzaak voor het stellen van reductiedoelstellingen ter
vermindering van voedselverspilling. Daarnaast rechtvaardigde de Commissie het referentiejaar
2020. Volgens haar verschillen de cijfers over 2020 niet significant van die van de
jaren daarvoor en daarna. Ook gaf de Commissie aan dat er een mogelijkheid is tot
een gedifferentieerde aanpak in de lidstaten zodat er meer flexibiliteit ten aanzien
van de doelstellingen ontstaat. Het voorzitterschap zal de inbreng uit de Landbouw-
en Visserijraad meenemen in het gesprek over dit onderwerp in de Milieuraad.
Marktsituatie
Aan het begin van de bespreking van dit agendapunt werd de Raad toegesproken door
de Oekraïense Minister van Landbouw Mykola Solskyi. Hij vertelde over de huidige situatie
in de Oekraïense landbouw en benadrukte het belang van de landbouw voor de mondiale
voedselvoorziening. Ook bedankte hij de EU voor de aanhoudende steun en solidariteit.
Vervolgens gaf de Commissie, zoals gebruikelijk, een update van de situatie op de
landbouwmarkten. Volgens de analyse van de Commissie is de situatie in bijna alle
sectoren (behalve o.a. groente en fruit, en wijn) gestabiliseerd. Wel gaf de Commissie
aan waakzaam te blijven en de markten goed te blijven monitoren, omdat extreme weersomstandigheden
en de instabiele geopolitieke situatie kunnen leiden tot nieuwe crises. Veel lidstaten
wezen op het mogelijke negatieve effect van het conflict in Israël en de Palestijnse
gebieden op o.a. de energieprijzen, en daardoor op de voedselproductie. Ik heb, evenals
vrijwel alle andere lidstaten, ingebracht dat de Nationaal Strategische Plannen (NSP’s)
niet flexibel genoeg zijn omdat het amenderen ervan te veel tijd kost. Hierdoor zijn
de NSP’s niet geschikt om in acute crisissituaties hulp te bieden. Verder heb ik benadrukt
dat ingezet moet worden op het veerkrachtiger en duurzamer maken van de landbouwsector
op de lange termijn. Tot slot heb ik mij nogmaals uitgesproken tegen de door enkele
lidstaten ingestelde unilaterale importverboden voor landbouwproducten uit Oekraïne
en voor het herstellen van de interne markt, een oproep die bijval kreeg van een flink
aantal lidstaten.
Onder dit agendapunt gaf Tsjechië, mede namens Hongarije, Polen en Slowakije, een
terugkoppeling van een bijeenkomst in september jl. van Ministers van Landbouw van
deze vier landen, de zogenaamde Visegrádgroep. Tijdens deze bijeenkomst spraken deze
lidstaten over de export van landbouwproducten vanuit Oekraïne en over de toekomst
van het bosbouwbeleid in de EU. Met name de oproep tot een sterkere rol voor de Landbouw-
en Visserijraad en daaronder hangende raadswerkgroepen en comités op het gebied van
bosbouwbeleid kreeg veel bijval van de (bosrijke) lidstaten.
Vervolgens lichtte Litouwen een agendapunt met betrekking tot biologische landbouw
toe. Litouwen, en veel andere lidstaten, zien de consumptie van biologische producten
dalen en riep de Commissie op om dit goed te blijven monitoren, een strategische discussie
te organiseren over de toekomst van de biologische landbouw, en de regelgeving op
het gebied van biologische productie te vereenvoudigen. Veel lidstaten herkenden de
door Litouwen geschetste punten en de oproep kreeg dan ook veel bijval in de Raad.
Ook ik heb mijn steun uitgesproken voor het organiseren van een strategische discussie.
De Commissie deelde de analyse van Litouwen dat de consumptie van biologische producten
afneemt niet, maar gaf aan de situatie te blijven monitoren.
Kroatië en Slovenië deden een voorstel voor het instellen van een nieuw ad hoc mechanisme
voor financiële steun in het geval van crises binnen de Nationaal Strategische Plannen
van lidstaten. Een groot aantal lidstaten gaf aan het voorstel een interessante basis
voor verdere discussie te vinden. Ik heb aangegeven nog wel enkele bedenkingen bij
het voorstel te hebben, o.a. met betrekking tot het bewaken van een gelijk speelveld
tussen lidstaten en de juridische basis. De Commissie noemde het voorstel interessant
en zegde toe het verder te zullen onderzoeken.
Diversenpunt: Impact EU ETS op de landbouw en agrifoodindustrie
Op verzoek van Polen is in de Raad gesproken over de impact van het Europese emissiehandelssysteem
(hierna: ETS) op de landbouwsector en de agrifoodindustrie. Polen heeft een vergelijkbaar
punt ingebracht in de Milieuraad en de Energieraad. Polen voerde aan dat het ETS een
negatieve invloed heeft op de voedselprijzen en, als gevolg daarvan, op de voedselzekerheid
binnen de EU. Polen riep op tot een periodieke strategische discussie over dit onderwerp
in de Landbouw- en Visserijraad maar kreeg hiervoor slechts beperkte steun van twee
lidstaten. De Commissie onderstreepte dat de hogere energieprijzen niet te wijten
zijn aan het ETS, maar het gevolg zijn van de oorlog in Oekraïne. In de ogen van de
Commissie is het ETS niet het probleem maar juist een onderdeel van de oplossing,
aangezien de opbrengsten lidstaten ondersteunen in de klimaattransitie.
Diversenpunt: Landbouw- en bosbouwaspecten Verordening certificeringskader koolstofverwijdering
Tijdens de Raad gaf het voorzitterschap een stand van zaken van het voorstel voor
een certificeringskader voor koolstofverwijdering. Besluitvorming over deze verordening
vindt plaats in de Milieuraad.
In de Raad was brede steun voor de verordening en de bijdrage die het certificeringskader
kan leveren aan de klimaatdoelstellingen van de EU. Lidstaten gaven aan positief te
zijn over de door het voorzitterschap voorgestelde wijzigingen en het vrijwillige
karakter van het certificeringskader. Wel benadrukten lidstaten nogmaals dat rekening
moet worden gehouden met lokale omstandigheden en dat het voorstel geen bijkomende
moeilijkheden voor boeren moet opleveren. Daarnaast benoemden enkele lidstaten dat
koolstofverwijdering een belangrijke doelstelling is, maar dat er ook aandacht moet
blijven uitgaan naar andere duurzaamheidsdoelstellingen van de EU, bijvoorbeeld op
het gebied van bodem en bosbouw.
Ook ik heb het belang van het voorstel voor het behalen van de klimaatdoelstellingen
onderstreept en aangegeven dat Nederland de door het voorzitterschap voorgestelde
wijzigingen steunt. Het voorzitterschap gaf aan dat het streeft naar het bereiken
van een algemene oriëntatie tijdens de Milieuraad in december.
Diversenpunt: «New Deal for farmers» – uitdagingen voor de EU landbouwsector
Oostenrijk presenteerde tijdens de Raad een plan om de huidige uitdagingen waar de
EU landbouwsector voor staat aan te pakken, de zogenaamde «New Deal for farmers».
Oostenrijk voerde aan dat de grote ambities van de EU op het gebied van o.a. klimaat
en dierenwelzijn niet ten koste mogen gaan van het concurrentievermogen van de EU
landbouwsector en haar primaire rol, namelijk voedselproductie. Verder deed Oostenrijk
voorstellen om de export vanuit Oekraïne te bevorderen zonder de interne markt te
verstoren en onderstreepte het het belang van strategische autonomie. Tot slot riep
Oostenrijk de Commissie op om met een uitgebreide analyse van het effect van de Green
Deal op strategische autonomie te komen.
Het betoog van Oostenrijk kon rekenen op brede steun in de Raad. Ik heb het belang
van de Green Deal in het algemeen en het voorstel voor nieuwe genomische technieken
in het bijzonder benadrukt, om toe te werken naar een duurzaam en veerkrachtig voedselsysteem
en landbouwsector. De Commissie wees de lidstaten op de aangekondigde strategische
dialoog met boeren, waarin de door Oostenrijk genoemde uitdagingen ter sprake kunnen
komen.
Diversenpunt: EU Promotiebeleid
Op initiatief van Italië sprak de Raad over een door de Commissie voorgestelde aanpassing
van het EU Promotiebeleid. Deze aanpassing van de Commissie was erop gericht om het
EU Promotiebeleid meer in lijn te brengen met breder EU beleid en om de bijdrage van
het Promotiebeleid aan duurzame productie en consumptie te vergroten. De Commissie
had onder andere een verwijzing naar het Europees Kankerbestrijdingsplan opgenomen,
dat pleit voor een overgang naar een dieet met minder consumptie van rood vlees en
alcohol.
Italië gaf aan het niet eens te zijn met de voorgestelde aanpassing. Het voerde aan
dat het Promotiebeleid niet bepaalde producten en/of sectoren, zoals rood vlees en
wijn, mag uitsluiten. Dit is volgens Italië nadelig voor het concurrentievermogen
van bepaalde sectoren en voor de ontwikkeling van plattelandsgemeenschappen. Het standpunt
van Italië kreeg bijval van diverse lidstaten.
Ik heb aangegeven dat de sector en ondernemers in beginsel verantwoordelijk zijn voor
de promotie van landbouwproducten. Zolang het EU Promotiebeleid echter bestaat, moet
dit beleid volledig in lijn zijn met ander EU beleid zoals de Boer-tot-bord-strategie
en het Europees Kankerbestrijdingsplan. Daarom heb ik ingebracht dat alleen duurzaam
geproduceerde en gezonde producten gebruik zouden moeten kunnen maken van geld vanuit
het EU Promotiebeleid. De promotie van vleesproducten met geld vanuit het EU Promotiebeleid
zou in geen geval toegestaan moeten worden.
De Commissie gaf aan dat de voorgenomen aanpassing toch niet is opgenomen in de tekst
die uiteindelijk ter stemming voorlag in het Comité Gemeenschappelijke Marktordening
op 25 oktober jl.
II. Motie Eppink Chinese vissers
In navolging van mijn brief van 20 oktober 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1595) over de uitvoering van de motie van het lid Eppink over het agenderen van de mensenrechtenschendingen
in de Chinese visserij (Handelingen II 2023/24, nr. 15, Stemmingen, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1588) kan ik aangeven dat ik met Eurocommissaris Sinkevičius (hierna: de Commissaris)
heb gesproken over dwangarbeid aan boord van Chinese vissersvaartuigen en in visverwerkende
bedrijven. De Commissaris benadrukte dat dit onderwerp de aandacht heeft van de Commissie
en het Europees Parlement en ook onderwerp van gesprek was tijdens zijn bezoek aan
China in september 2023. De Commissaris kon zich vinden in agendering in de Raad.
Aangezien de aanwezigheid van de Commissaris bij de Raad in november nog onzeker is,
zal ik bij het Spaanse voorzitterschap voorstellen om het onderwerp te agenderen voor
de Raad in december.
III. Doggersbank
De Doggersbank is een marien Habitatrichtlijngebied ter bescherming van permanent
overstroomde zandbanken. Voor dit gebied loopt een procedure om visserijmaatregelen
te nemen om de instandhoudingsdoelen van het gebied te behalen via artikel 11 van
de Basisverordening van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid. De Commissie is exclusief
bevoegd om maatregelen op visserijgebied te nemen waartoe lidstaten via een gezamenlijke
aanbeveling kunnen verzoeken. De instandhoudingsmaatregelen voor de Doggersbank betreffen
onder andere het weren van bodemberoerende visserij. Nationale stakeholders zijn via
het Noordzeeoverleg betrokken bij dit proces en internationale stakeholders via de
North Sea Advisory Council. In oktober jl. is de afstemming met de betrokken lidstaten
over de in te stellen maatregelen afgerond. Ik heb daarom de hieruit volgende gezamenlijke
aanbeveling van de Doggersbank in oktober ingediend bij de Commissie. De verwachting
is dat de Commissie in 2024 de aanbeveling omzet in een verordening. Ondertussen werk
ik aan de volgende gezamenlijke aanbeveling welke zich zal richten op zes beschermde
gebieden op zee waarin verschillende visserijtechnieken zullen worden geweerd. Daarmee
geef ik verder invulling aan de afspraken uit het Noordzeeakkoord.
IV. Terugkoppeling Raadswerkgroep Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen d.d.
16 oktober 2023
Op 16 oktober jl. heeft een bespreking plaatsgevonden in de Raadswerkgroep over het
voorstel voor een Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. Conform
het informatieverzoek van de Kamer (kenmerk 2022D39627) informeer ik u over de uitkomsten van deze bespreking en het vervolg hiervan.
Onderwerp van gesprek waren de reductiedoelen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Het Commissievoorstel voorziet in een algemeen reductiedoel voor alle chemische gewasbeschermingsmiddelen
en een reductiedoel voor gevaarlijkere chemische gewasbeschermingsmiddelen (stoffen
die in aanmerking komen om te worden vervangen). Gemiddeld over de gehele EU gaat
het hierbij om reductie van gebruik en risico’s van 50% in 2030. Om de voortgang daarvan
te berekenen, omvat het voorstel twee geharmoniseerde risico-indicatoren («Farm2Fork1»
en «Farm2Fork2»). Deze geven een gewogen trend weer van de verkochte hoeveelheid van
chemische werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. Hoewel het Commissievoorstel
nog niet van kracht is, berekent en publiceert de Commissie reeds de trends voor de
EU als geheel en voor de individuele lidstaten.1
Tijdens de bijeenkomst gaf de Commissie een presentatie over de voortgang die al is
bereikt om de voorgestelde reductiedoelen te behalen voor de EU als geheel, gemeten
vanaf twee verschillende referentiejaren (2011 en 2015). Volgens de Commissie ligt
de EU in beide gevallen goed op koers om het Farm2Fork1 doel te halen, maar inzet
daarop blijft nodig. Dit geldt echter niet voor het Farm2Fork2 doel. Volgens de Commissie
blijft het dan ook nodig om conform haar voorstel bindende Europese en nationale reductiedoelstellingen
voor het gebruik chemische gewasbeschermingsmiddelen vast te stellen.
Een meerderheid van lidstaten was het hier niet mee eens en blijft zich verzetten
tegen met name bindende nationale reductiedoelen. Hierbij werd door enkele lidstaten
aangevoerd dat deze onnodig zijn omdat het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen
in hun land beperkt is of in eerdere jaren al flink is verminderd. Meer lidstaten
gaven aan dat bindende nationale doelen niet haalbaar zijn omdat er onvoldoende alternatieven
voorhanden zijn om de transitie te doen slagen (zoals niet-chemische maatregelen en
middelen, innovatieve technieken) en omdat nieuwe ziekten en plagen kunnen opkomen
waardoor de behoefte aan chemische gewasbeschermingsmiddelen juist weer kan toenemen.
Ook stelden meerdere lidstaten de vraag of nationaal bindende doelen wel proportioneel
zijn, nu de Commissie aangeeft dat lidstaten samen op koers liggen om de doelen te
behalen op basis van huidig beleid (conform de nu geldende Richtlijn 2009/128/EG).
Nederland heeft ingebracht dat het positief staat tegenover het vaststellen en vastleggen
in wetgeving van de kwantitatieve reductiedoelstellingen, conform de inzet in het
BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3472). Ook bracht Nederland in dat de voorgestelde reductie in de komende jaren deels
al autonoom wordt ingevuld door het niet-hernieuwen van werkzame stoffen na de periodieke
herbeoordeling op grond van de Verordening gewasbeschermingsmiddelen EC 1107/2009.
Hierdoor zal het aantal beschikbare, risicovollere gewasbeschermingsmiddelen in de
EU in de komende jaren sowieso verminderen. Deze ontwikkeling is al langer gaande
en maakt dat Nederland zich in EU-verband sterk maakt voor een grotere beschikbaarheid
van alternatieven om ziekten en plagen te kunnen bestrijden, waaronder laagrisico
gewasbeschermingsmiddelen. Naast Nederland zijn er drie andere lidstaten voorstander
van bindende nationale reductiedoelen, maar willen zij die lichter invullen dan in
het voorstel. De Nederlandse positie kon echter niet op veel steun rekenen in de Raad,
zeker niet tot een meerderheid.
Vervolg
De volgende bespreking is gepland op 7 november a.s. Waarschijnlijk zal het voorzitterschap
dan een compromistekst voorleggen over gevoelige gebieden en reductiedoelen.
V. Motie gescheperde schaapskuddes (Kamerstuk 28 625, nr. 328)
Zoals eerder vermeld is per 1 januari jl. de graasdierpremie komen te vervallen (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1459). De mogelijkheden voor een nationaal alternatief voor de graasdierpremie zijn afgelopen
jaar verkend. Een haalbaar alternatief met draagvlak van de sector is hieruit niet
mogelijk gebleken. Wel is de regeling voor behoud van zeldzame landbouwhuisdierrassen
waaronder zeldzame schapenrassen opengesteld. Gescheperde schaapskuddes die (deels)
bestaan uit zeldzame rassen kunnen hiervan gebruik maken wanneer zij voldoen aan de
gestelde voorwaarden. Naar verwachting kan een derde van de gescheperde kuddes via
deze regeling ondersteund worden en wordt een deel van de motie hiermee ingevuld.
Dit jaar zal ik volgen hoe de markt omgaat met de zojuist genoemde veranderingen en
of deze invloed hebben op nieuwe graasdiercontracten. Hiervoor zal ik onder andere
in gesprek gaan met terreinbeherende organisaties en provincies, waarbij mijn inzet
is dat graasdierbedrijven een eerlijke prijs krijgen voor de diensten die ze leveren
en op basis daarvan een goed verdienmodel hebben.
VI. Floriade Expo 2022
In lijn met de motie van het lid Weverling c.s. over het jaarlijks rapporteren over
de voortgang van innovatieve projecten (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 27), informeer ik de Kamer over de Floriade Expo van 2022.
De Floriade Expo van 2022 heeft een cruciale rol gespeeld in het bevorderen van duurzame
tuinbouw en natuurbehoud in Nederland. Deze tuinbouwtentoonstelling fungeerde jarenlang
sinds 1960 als een levendige hub voor kennisdeling en samenwerking tussen experts,
bedrijven, beleidsmakers en het brede publiek over de innovatieve kracht van de Nederlandse
Tuinbouw. De laatste Floriade in Almere speelde een sleutelrol in het demonstreren
van innovatieve benaderingen binnen de agrarische sector voor klimaatveranderingen
en circulaire vraagstukken. Denk hierbij aan de duurzame kas van de toekomst, agrofrestry
en biobased telen van bouwmaterialen.
Met het besluit van het bestuur van de Nederlandse Tuinbouwraad (hierna: NTR) om geen
nieuwe editie van de wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade in 2032 te organiseren,
houdt de Floriade op te bestaan. Volgens de NTR is de huidige vorm van de Floriade
niet meer van deze tijd. De NTR gaat nadenken over een nieuwe manier om de kracht
en innovaties van de Nederlandse tuinbouwsector internationaal voor het voetlicht
te brengen. Het bestuur beraadt zich nog op een alternatief evenement.
In de eerste plaats wil ik mijn waardering uitspreken voor al het werk dat is gedaan
door alle organisatoren, de NTR en de sectorpartijen om al die zeven edities van deze
wereldtuinbouwtentoonstelling tot stand te brengen. Maar ik kan mij ook vinden in
de conclusies van het bestuur van de NTR. LNV zal verder gaan met de verschillende
mogelijkheden die bestaan om de Nederlandse land- en tuinbouw binnen en buiten Europa
te presenteren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit