Brief regering : Rapportage stand van zaken duurzaamheid in het onderwijs
20 487 Natuur- en Milieu-educatie
Nr. 54
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2023
Met deze brief informeer ik u – mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor
Klimaat en Energie1 – over de stand van zaken betreffende duurzaamheid in het onderwijs. Hiermee geef
ik invulling aan de toezegging aan uw Kamer2 van 9 oktober 2015 om na een aantal jaren het onderzoek te herhalen naar de stand
van zaken rond implementatie van duurzaamheid in het primair en voortgezet onderwijs
(PO en VO) uit 20153. Ook wordt hiermee de motie van het lid Ouwehand c.s. afgedaan4.
Het onderzoek «Leren voor Duurzame Ontwikkeling in het primair en voortgezet onderwijs»
(bijlage 1), is uitgevoerd door de Coöperatie Leren voor Morgen en de Stichting Milieu
Educatie in samenwerking met Het Groene Brein. Deze organisaties waren ook bij de
rapportage uit 2015 betrokken. Eerder stuurde de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW) uw Kamer al een rapportage5 over de stand van zaken in middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en hoger onderwijs (HBO
en WO) onder de titel «Onderwijs voor de energietransitie en de circulaire Economie».
Deze twee rapportages vormen samen het herhalingsonderzoek van het onderzoek in 2015.
Als vervolg op deze onderzoeken stel ik voor om samen met de betrokken departementen
en het werkveld een strategie duurzaamheid in het onderwijs voor de toekomst op te
stellen. Het doel van deze strategie is om vraaggestuurd scholen te ondersteunen bij
het realiseren van meer duurzaamheid in het onderwijs. De strategie wordt gebaseerd
op de leerpunten die ik uit deze beide rapportages haal. Die strategie moet vervolgens
goed aansluiten bij de al bestaande onderwijsdoelen en kwalificaties, initiatieven
en programma’s, zodat er geen extra druk op de scholen wordt gelegd. Zo zijn er voor
het thema duurzaamheid aanknopingspunten te vinden in verschillende leergebieden,
waaronder burgerschapsonderwijs.
Rapportage: de bevindingen en aanbevelingen
Onderzoeksopzet
Het onderzoek vond plaats vanuit meerdere invalshoeken: visie (waartoe leren we),
curriculum (wat leren we), pedagogiek en didactiek (hoe leren we), professionele ontwikkeling
(van wie leren we), gebouw en bedrijfsvoering (waar leren we) en omgeving (mét wie
leren we). Deze opzet sluit aan bij de internationale «Whole School Approach», waarin
het leren in het klaslokaal wordt verbonden met het schoolgebouw en de omgeving van
de school.
In Nederland is er voor scholen een breed aanbod aan duurzaamheids-programma’s, keurmerken,
labels en initiatieven. Een aantal voorbeelden hiervan zijn: Natuur-Leven-Technologie
(NLT)-scholen, Technasia, De Gezonde School, De Vreedzame School, UNESCO Scholen,
Eco-schools, Biologie+ scholen, GEO Future schools, maar ook initiatieven als Schooltuinen,
De week van Ons Water, Nationale Buitenspeeldag, Warme Truiendag, Jong Leren Eten
en de Schooldakrevolutie. Via een Whole School Approach kunnen op schoolniveau deze
initiatieven en keurmerken verbonden worden.
Het rapport «Leren voor Duurzame Ontwikkeling in het primair en voortgezet onderwijs»
heeft een deels kwantitatief en deels kwalitatief karakter.
In 2022 zijn 422 respondenten, 203 leerkrachten, docenten en schoolleiders vanuit
PO en 219 vanuit het VO, gevraagd naar hun behoefte aan ondersteuning om duurzaamheid
beter in te bedden in het onderwijs. Bij de duiding van de resultaten is enige voorzichtigheid
geboden. De respondenten zijn waarschijnlijk, meer dan gemiddeld, leerkrachten of
docenten die duurzaamheid in het onderwijs belangrijk vinden. De resultaten geven
wel volwaardig inzicht in de uitdagingen waar leraren en schoolleiders voor staan
als zij meer met duurzaamheid in hun onderwijs willen doen.
Gezien de diversiteit van de ondersteuningsvragen en de diversiteit van onderwijsgremia
in PO en VO is er nog wel een uitwerking nodig om gerichte interventies op maat te
kunnen bieden aan scholen die dat willen. Hiervoor wordt interdepartementaal gewerkt
aan een strategie duurzaamheid in het onderwijs.
Conclusies en aanbevelingen uit het rapport «Leren voor Duurzame Ontwikkeling».
De conclusies zijn in drie hoofdpunten verwoord:
1. Er is weinig groei in de verankering van duurzame ontwikkeling in het onderwijs (ten
opzichte van 2015).
In ongeveer 15% van de PO- en VO-scholen is duurzaamheid schoolbreed verankerd. In
vergelijking met 2015 is er weinig verandering in deelname aan (schoolbrede) duurzaamheidsprogramma’s
met labels en keurmerken. De aandacht voor duurzaamheid op school is vaak ad-hoc georganiseerd.
2. Er is grote behoefte aan ondersteuning.
Er is vraag naar kant en klare methodes en betere ontsluiting van bestaand lesmateriaal
over duurzaamheid. Ook zijn de scholen geïnteresseerd in goede voorbeelden van samenwerking
met organisaties in de omgeving van de school. Verder hebben scholen behoefte aan
hulp bij de verduurzaming van het schoolgebouw, de buitenruimte en de bedrijfsvoering.
3. Scholen worstelen met maatschappelijke vraagstukken en de positionering in domeinen
of vakken. Het ontbreekt aan regie op duurzame ontwikkeling in het onderwijs.
De bevraagde leerkrachten, docenten en schoolleiders geven aan dat op schoolniveau
de wens bestaat om meer aandacht te geven aan duurzame ontwikkeling en andere maatschappelijke
vraagstukken. Het blijft tot nu toe een worsteling om dat goed te doen.
Naast de drie algemene conclusies geeft het rapport vijf aanbevelingen, die elk bepaalde
actoren adresseren:
1. Landelijke overheid (OCW en vakdepartementen): pak je rol en geef meer regie.
2. Scholen: benut de ruimte die er is (bijv. in het school-eigen curriculum).
3. Burgerschap en duurzaamheid kunnen sterker worden geïntegreerd.
4. Ontsluit (les)materiaal en benut ondersteuningsfaciliteiten beter.
5. Zorg dat het schoolgebouw en de buitenruimte bijdragen aan duurzaamheid en onderwijs
over duurzaamheid.
Ik zie dat deze conclusies en aanbevelingen voor het PO en VO aansluiten bij het eerder
door de Staatssecretaris van IenW aangeboden onderzoek naar duurzaamheid in het MBO,
HBO en WO uit 2021. Enerzijds was de conclusie daar dat het onderwijsaanbod over Duurzaamheid
en Circulaire Economie voor MBO-, HBO- en WO-studenten de afgelopen jaren groeide.
Anderzijds werd er ook geconcludeerd dat het verder verankeren in het onderwijs ook
bij MBO, HBO en WO een belangrijk aandachtspunt blijft.
Werken aan een betere match tussen vraag en aanbod
Veel scholen, docenten en leerlingen zijn bezig met het thema duurzaamheid in hun
school, schoolomgeving en in de klas en dat is een belangrijke, positieve conclusie.
Het onderzoek laat ook zien dat de wijze waarop de scholen met duurzaamheid aan de
slag zijn, veelal niet structureel ingebed is. De aanbevelingen in het onderzoeksrapport
geven aanleiding tot het samenbrengen van allerlei acties en programma’s die er al
zijn bij de overheid en in de samenleving.
Bij de herziening van het curriculum van primair en voortgezet onderwijs wordt aandacht
besteed aan de concretisering van alle kerndoelen. Dat is nodig, want nu bestaat er
nog te veel onduidelijkheid over wat nu «mag» en wat nu «moet» rondom het lesgeven
in duurzaamheid. Sommige scholen doen veel met duurzaamheid en andere het minimale.
Doordat de kerndoelen concreter worden, zal het voor leraren en schoolleiders makkelijker
worden om op basis van hun schooleigen visie een passende plaats aan duurzaamheidsthema’s
te geven.
Regie door de overheid op duurzaamheid in het onderwijs betekent meer afstemming van
de inzet door de overheid op diverse inhoudelijke onderwerpen. De huidige situatie
is dat ministeries elk vanuit hun eigen inhoudelijke dossiers het onderwijs benaderen.
Voedseleducatie en natuur- en milieueducatie vanuit LNV, onderwijs over energie en
klimaat vanuit EZK, onderwijs over de circulaire economie, water en klimaatadaptatie
vanuit IenW. OCW is verantwoordelijk voor onderwijsbeleid en kwaliteit en verantwoordelijk
voor het beleid op onderwijshuisvesting. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de (duurzame)
huisvesting van scholen. LNV en de andere betrokken departementen willen onderling
zorgen voor meer afstemming van de beleidsopgaves waarbij zij het onderwijs willen
betrekken. In concreto betekent dit dat zij samen met de betrokken partijen een passende
strategie duurzaamheid in het onderwijs gaan ontwikkelen.
Duurzaamheid is een breed onderwerp dat binnen de bestaande vakken, vakoverstijgend
of juist projectmatig kan worden ingevuld. In dat opzicht is de zoektocht die scholen
ervaren ook niet verwonderlijk. Wat een aantal van de geïnterviewde docenten en schoolleiders
vooral mist zijn «handvatten» om hier vorm aan te geven op een manier die de breedte
van duurzaamheid recht doet.
De onderzoekers zien een grote diversiteit van de ondersteuningsvragen. Vragen gaan
over lesmateriaal, hoe om te gaan met organisaties rondom de school, maar ook over
hulp bij het vergroenen van de schoolomgeving. Het onderzoek laat zien dat (een deel
van de) leerkrachten en docenten de weg naar bestaande ondersteuning niet vindt. Met
een aantal spelers uit bestaande netwerken, zoals de Coöperatie Leren voor Morgen,
Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling, Onderwijskennis en WikiWijs6, wordt door het programma DuurzaamDoor gewerkt aan betere ontsluiting van lesmaterialen
en ondersteuningsfaciliteiten. Voor het bevorderen van duurzaamheid in het schoolgebouw
en de buitenruimte zijn er al verschillende mogelijkheden. Er zijn allerlei energie-
en klimaatregelingen voor schoolgebouwen, ondersteund door deskundigen zoals het Kenniscentrum
Ruimte-OK7. Onderwijsgebouwen zijn ook onderdeel van het programma verduurzaming maatschappelijk
vastgoed, vanuit het Klimaatakkoord.
Programma’s als Gezonde School, DuurzaamDoor, Jong Leren Eten en Alliantie Schooltuinen
hebben daarnaast allerlei ondersteuningsmaatregelen voor groen/blauwe schoolpleinen,
moes- en schooltuinen en educatieve buitenruimten, vaak ook ondersteund door lokale
of regionale overheden.
Hoe verder?
Naast de motie van het lid Ouwehand c.s.4 die in deze brief wordt afgedaan, is er een soortgelijke motie van het lid Van Raan8, over op welke wijze het beste tegemoet kan worden gekomen aan de behoefte van leraren
omtrent kennis en lesmaterialen rondom duurzaamheid. Als onderdeel van een nieuwe
strategie duurzaamheid in het onderwijs wordt, rekening houdend met de curriculumherziening,
daarom onderzocht hoe we docenten die een ondersteuningsvraag hebben over duurzaamheid
op een passende wijze kunnen ondersteunen.
Binnenkort wordt vanuit het programma DuurzaamDoor en het Nationaal Programma Circulaire
Economie 2023–2030 een onafhankelijke kwartiermaker aangesteld. Deze zal de betrokken
ministeries ondersteunen bij het opstellen van de strategie duurzaamheid in het onderwijs.
Streven is dat uw Kamer begin 2024 door de Staatssecretaris van IenW, mede namens
de andere departementen op onderwijs en duurzaamheid, over deze strategie wordt geïnformeerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit