Brief regering : Uitwerking Actieplan voorkomen voortijdig schoolverlaten en begeleiden naar een kansrijke toekomst
26 695 Voortijdig school verlaten
Nr. 143
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2023
Om volwaardig mee te doen in de maatschappij en duurzaam aan het werk te komen, is
het belangrijk dat jongeren een startkwalificatie halen1. Dit geeft de beste kansen op een mooie toekomst. Voor het individu, door uitdagend
werk, meer bestaanszekerheid en betere carrièremogelijkheden. Voor werkgevers, die
op zoek zijn naar goed opgeleid personeel. En voor de samenleving als geheel, want
mensen met een startkwalificatie zijn zelfredzamer en doen minder vaak een beroep
op sociale voorzieningen. Samen met landelijke en regionale partners werken wij al
jaren aan een aanpak gericht op maximale ontwikkelkansen voor jongeren. Aandacht voor
jongeren die geen startkwalificatie kunnen halen is hierin ook een belangrijk onderdeel.
Van alle Europese jongeren volgen de Nederlandse het vaakst onderwijs of zijn aan
het werk2. Het aandeel jongeren zonder werk of opleiding is van alle OECD-landen in Nederland
het laagst3. Ook ligt het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) ver onder het Europese
gemiddelde en streefdoel4. Dit zijn mooie resultaten van langjarig beleid. Desondanks moeten we ons tot het
uiterste blijven inspannen om het aantal vsv’ers omlaag te krijgen. Ik heb eerder
mijn grote zorgen geuit over de sterke stijging naar meer dan 30.000 nieuwe vsv’ers
in studiejaar 2021–2022. Daarom heb ik samen met een groot aantal landelijke partners
zoals de MBO Raad, Ingrado en de VNG een scherpe doelstelling geformuleerd in de Werkagenda
MBO om toe te werken naar minder dan 18.000 nieuwe vsv’ers in 2026 en hiermee de kansengelijkheid
te bevorderen.
De hoofdlijnen van de aanpak om dit doel te bereiken heb ik eerder met uw Kamer gedeeld
in mijn brief van 3 april 20235. De kern is dat er aandacht is voor jongeren. De grote verscheidenheid tussen jongeren
en in de oorzaken van hun uitval6 zorgt dat een pakket aan acties nodig is om uitval te voorkomen, gericht op de volgende
hoofdlijnen:
1. vroegtijdig signaleren en voorkomen van problemen die kunnen leiden tot uitval;
2. extra begeleiding voor jongeren met een hoge kans op uitval;
3. betere oriëntatie en soepeler doorstroom;
4. aantrekkelijker onderwijs voor jongeren die willen werken;
5. betere begeleiding naar werk voor jongeren met en zonder diploma.
Aanvullende acties nodig, voortbouwend op een stevig fundament
De huidige vsv-aanpak met de aangekondigde investeringen in de Werkagenda MBO vormen
een goede basis voor een daling van het aantal vsv’ers. Zo wordt de loopbaanoriëntatie
en -begeleiding (hierna: LOB) verbeterd (€ 33 mln.), krijgen studenten op mbo-2 extra
aandacht, begeleiding en kleinere klassen (oplopend tot € 150 mln.) en werken we aan
een zo passend mogelijk mbo-onderwijs. Aanvullend kom ik tot de volgende acties:
– Studenten krijgen nog laagdrempeliger en toegankelijker ondersteuning. Samen met partners
verbeter ik de informatievoorziening over het ondersteuningsaanbod aan studenten in
het mbo. Ook werk ik toe naar een aangescherpte aanwezigheidsaanpak 18-plus. Tevens
wil ik dat hulp van externe hulpverleners laagdrempelig beschikbaar komt op het mbo.
Hier kunnen middelen uit de regionale programma’s op ingezet worden7.
– Leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso) krijgen de ondersteuning die
zij nodig hebben in de overstap naar het mbo. Ik wil dat afspraken over de begeleiding
een verplicht onderdeel worden in de nieuwe regionale programma’s. Ook onderzoek ik
het succes van lopende initiatieven.
– Jongeren gaan zo min mogelijk ongediplomeerd werken, waarmee ik in ga op een toezegging
aan uw Kamer8. Hiervoor geef ik een krachtig vervolg aan de intentieverklaring die landelijke partijen9 in 2020 ondertekenden tegen «groenpluk». Ik wil landelijke afspraken met tenminste
6 sectoren of organisaties om jonge werkenden alsnog op te leiden. De afspraken krijgen
een praktische vertaling in de regio’s.
– Ik wil regio’s ondersteunen bij het maken van hun nieuwe regionale programma’s en
met het gebruiken van bewezen effectieve interventies10. Ik zet hiervoor meerjarig onderzoek uit.
Met dit actieplan bouw ik voort op de bestaande vsv-aanpak, die al op een stevig fundament
staat. Ik gooi het roer dus niet helemaal om, maar houd de aandacht vast en pak waar
nodig en mogelijk door. Dit plan zet een grote stap naar minder schooluitval, maar
de ervaring leert dat niet alle uitval voorkomen kan worden. Minder dan 18.000 vsv’ers
in 2026 is zeer ambitieus. Het ombuigen van de stijging van het aantal jongeren met
mentale problemen is essentieel om het doel te bereiken. Verder is een krappe arbeidsmarkt
van invloed door de aanzuigende werking op jongeren om aan het werk te gaan.
Wat typeert de aanpak?
Jongeren willen vrijwel altijd dóór, ook als het even tegenzit op school, op het werk
of in hun vrije tijd. De persoonlijke motivatie van jongeren is de beste basis in
de aanpak van vsv. Stoppen met school is voor sommige jongeren een bewuste keuze,
bijvoorbeeld omdat de opleiding toch niet bij ze past, ze liever willen werken of
te maken hebben met persoonlijke problemen11. Veel vsv’ers keren alsnog terug naar school12, waarbij zij hulp krijgen van Doorstroompunten (voorheen RMC). Toch zullen er altijd
jongeren blijven die het -ondanks de inzet daarop- niet lukt om een startkwalificatie
te halen. Daarom zijn de inspanningen in dit actieplan ook gericht op goede begeleiding
naar werk en het vergroten van duurzame zelfredzaamheid, waardoor wij het perspectief
bieden dat jongeren verdienen.
1. Vroegtijdig signaleren en voorkomen van problemen die kunnen leiden tot uitval
«Ik had meer ondersteuning gewild toen mijn ouders gingen scheiden. Een les over mentaal
welzijn kan helpen, waarna school kan doorverwijzen naar de juiste hulp13.»
Jongeren hebben in toenemende mate te maken met persoonlijke problematiek14, zoals psychische problemen, schulden, problemen thuis of een verslaving. Ook hebben
veel jongeren taalachterstanden. Jongeren met persoonlijke problemen hebben een hoger
risico op uitval, daarom is het belangrijk tijdig actie te ondernemen15.
1.1 Verbeteren van het contact tussen student en school
Al wanneer jongeren zich oriënteren op een mbo-opleiding is open informatie-uitwisseling
tussen het mbo en het voorliggende onderwijs van belang om op het mbo de juiste begeleiding
en ondersteuning te kunnen bieden. Uit de recente Monitor passend onderwijs in het
mbo, die u als bijlage bij dit plan vindt16, blijkt dat één op de drie (aankomend) studenten informatie op het gebied van extra
ondersteuning niet kan vinden. Nog niet altijd communiceren opleidingen duidelijk
over het ondersteuningsaanbod en (aankomend) studenten weten niet altijd waar ze met
hun vragen terecht kunnen. Ik zie veel docenten en begeleiders met veel kennis en
een enorme motivatie passende begeleiding bieden aan studenten, maar ik zie ook nog
veel verschillen daarin.
Acties
• Samen met het ECIO17 en de MBO Raad breng ik scholen bij elkaar om de informatievoorziening over het ondersteuningsaanbod
te verbeteren.
• Met partners werk ik aan een handreiking voor docenten, zodat kennis over de ondersteuningsmogelijkheden
voor jongeren breder gedeeld wordt.
• Ik laat onderzoek doen naar de toerusting en ondersteuning die docenten in het mbo
nodig hebben om studenten met een ondersteuningsbehoefte goed te kunnen begeleiden.
Ik neem deze acties op in de Verbeteragenda passend onderwijs mbo. In de voortgangsrapportage
van de Verbeteragenda, die ik voor het aankomende kerstreces naar uw Kamer zal sturen,
neem ik u verder mee in de voortgang op passend onderwijs en zal ik ingaan op andere
conclusies uit de genoemde Monitor passend onderwijs.
1.2 Aanwezigheidsaanpak 18-plus
In 2015 zijn landelijke afspraken gemaakt over de aanpak van (ongeoorloofd) verzuim
van jongeren ouder dan 18 jaar18. Ik wil komen tot een bredere aanwezigheidsaanpak 18-plus waarin mbo-scholen ook
bij geoorloofd verzuim en andere signalen tijdig handelen. Het doel is dat jongeren
gezien worden en zoveel mogelijk deelnemen aan het onderwijs. Mbo-scholen werken hierin
samen met Doorstroompunten, gemeenten en de jeugd(gezondheids)zorg.
Actie
• Ik werk toe naar landelijke afspraken over een aangescherpte aanwezigheidsaanpak 18-plus
voor schooljaar 2024–2025 en werk daarin nauw samen met partners als de MBO Raad en
Ingrado.
Preventieve aanpak door doorstroomcoaches
Het mbo is als eerste verantwoordelijk om verzuim te voorkomen en let daarbij ook
op andere signalen. Wanneer de acties van school niet in voldoende mate leiden tot
aanwezigheid op school, wordt de doorstroomcoach ingeschakeld. In veel regio’s, zoals
regio Zuid-Holland Noord, is aan de domeinen van het mbo een vaste doorstroomcoach
van het Doorstroompunt verbonden. Die is regelmatig fysiek aanwezig op de school,
stemt af met het mbo en gaat indien nodig in gesprek. De doorstroomcoach gaat dan
samen met de student en anderen zoals ouders, de studieloopbaanbegeleider of hulpverlening
op zoek naar oplossingen om het verzuim te stoppen en aanwezigheid te stimuleren.
Jongeren die ondanks alle inspanning stoppen met school, blijven in beeld bij het
Doorstroompunt. Ook in de jaren daarna wordt contact gehouden. Het belangrijkste doel
van deze benadering is zo preventief mogelijk passende begeleiding aanbieden. De doorstroomcoach
gaat samen met het netwerk voor elke jongere op zoek naar mogelijkheden. Dit kan terugkeer
naar onderwijs zijn, maar soms is werk of hulpverlening logischer.
Ik onderzoek in aanloop naar de aangescherpte afspraken de maatschappelijke kosten
en baten van een aanwezigheidsaanpak 18-plus en deel de uitkomsten in gezamenlijke
kennissessies. Bij de aanwezigheidsaanpak 18-plus wordt de verbinding gemaakt met
het «wetsvoorstel terugdringen verzuim» voor jongeren onder de 18 jaar19.
1.3 Hulp in de school
Wanneer persoonlijke problematiek je schoolloopbaan in de weg staat, is soms de inzet
van externe hulpverlening nodig. Vanuit de Verbeteragenda passend onderwijs mbo werk
ik aan de versterking van de samenwerking tussen het mbo en de jeugdhulp en volwassenenzorg20. En in de Werkagenda MBO is opgenomen dat de MBO Raad, de Nederlandse Raad voor Training
en Opleiding (NRTO) en de VNG samen een voorstel uitwerken op basis waarvan gemeenten
en mbo-scholen in de regio duurzame afspraken maken over welke ondersteuning door
externe zorgpartijen wordt geleverd aan studenten binnen en buiten de school. Ik wil
ook dat «hulp in de school» de norm wordt op elke mbo-school. Het helpt enorm als
hulp van externe partijen dichtbij en het liefst op school herkenbaar is voor jongeren,
zodat zij tijdig ondersteuning krijgen en een lagere drempel ervaren om extra hulp
in te schakelen.
Actie
• Ik wil dat «hulp in de school» vanaf studiejaar 2025–2026 onderdeel wordt van de nieuwe
regionale programma’s.Hiervoor kunnen regio’s middelen gebruiken uit de regeling voor
de nieuwe regionale programma's.
In sommige regio’s staan scholen nog aan het begin van deze ontwikkeling, andere zijn
al ver. In Friesland is De School als Werkplaats inmiddels breed ingezet. De werkwijze
is er ooit ontstaan vanuit het regionale vsv-programma.
2. Extra begeleiding voor jongeren met een hoge kans op uitval
«Zorg voor alternatieve toetsen als iemand er meer moeite mee heeft. Of laat iemand
toetsen eerder maken voor bepaalde vakken, zodat je meer tijd hebt voor de lastige
vakken.»
Scholen hebben een belangrijke taak om zo passend mogelijk onderwijs te bieden aan
studenten met een extra ondersteuningsbehoefte. Hierdoor is het onderwijs over het
algemeen toegankelijk voor jongeren die om wat voor reden dan ook extra ondersteuning
nodig hebben21. Toch zien we dat sommige groepen studenten bovengemiddeld vaak uitvallen: mbo-2
studenten, oud vso-leerlingen in het mbo, studenten in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
(vavo) en anderstalige studenten. Om de uitval bij deze groepen terug te dringen zetten
we in op onderstaande aanvullende acties.
2.1 Uitval op mbo-2
De uitval van studenten op mbo-2 is structureel te hoog. Zo valt 40% van de mbo-2
studenten gedurende de schoolloopbaan ongediplomeerd uit22. Mbo-scholen ontvangen vanuit de Werkagenda MBO structureel extra middelen voor mbo-2,
oplopend tot € 150 mln. per jaar. Hiermee kunnen zij intensievere begeleiding bieden
waar nodig, de groepsgrootte verkleinen of effectief gebleken coronamaatregelen voortzetten.
Bij het inrichten hiervan kunnen zij gebruik maken van de lessen die de Inspectie
van het Onderwijs heeft getrokken uit succesvolle mbo-2 opleidingen23.
Actie
• OCW stelt met extra middelen mbo-scholen in staat om de begeleiding voor mbo-2 studenten
structureel op orde te brengen.
2.2 Oud vso-leerlingen in het mbo
Van de leerlingen afkomstig van het vso valt 60% ongediplomeerd uit op mbo entree
en mbo-224. Naar aanleiding van de motie van de leden Westerveld en Kwint25 is er onderzoek uitgevoerd naar de overstap van jongeren uit het vso naar het mbo26. In het commissiedebat mbo van 13 september 2023 heb ik toegezegd dat ik in dit actieplan
in ga op dit vraagstuk. Uit het onderzoek blijkt dat de begeleiding van oud vso-leerlingen
erg verschilt tussen mbo-scholen en tussen opleidingen. Ook blijkt dat het vso en
het mbo elkaars manier van werken nog onvoldoende kennen. Verder is vaak onvoldoende
duidelijk welke ondersteuning de voormalig vso-leerling nodig heeft. Diverse regio’s
ondernemen initiatieven om vso-leerlingen beter te begeleiden. Een voorbeeld hiervan
zijn overstapcoaches die jongeren voor, tijdens en na de overstap helpen.
Overstapcoach voor vso-leerlingen in regio Zuid-Holland oost
In regio Zuid-Holland oost is als onderdeel van het regionale vsv-programma al enkele
jaren een overstapcoach actief voor jongeren die overstappen van het pro en het vso
naar het mbo. Die overstap is kwetsbaar en uitdagingen verschillen per school en per
leerling. De overstapcoach maakt op het vso al kennis met de leerlingen die gaan overstappen.
De coach zorgt dat leerlingen een goed beeld krijgen van het mbo, waar de jongeren
ook nog extra begeleid worden als dat nodig is. Verder is er warm contact met de jongeren
en hun mentoren, dat is cruciaal in een succesvolle overstap. De overstapcoach neemt
niet de taken van het onderwijs over, maar zorgt met betrokkenen dat aan alle voorwaarden
voor een succesvolle overstap zoveel mogelijk wordt voldaan.
Acties
• Ik wil dat afspraken over de begeleiding van oud vso-leerlingen in de overstap naar
het mbo onderdeel worden in de nieuwe regionale programma’s, naar verwachting bij
de start van schooljaar 2025/2026. Daarbij moet worden beschreven op welke persoonlijke
begeleiding jongeren kunnen rekenen.
• OCW onderzoekt de effectiviteit van lopende initiatieven in de overstap van vso naar
mbo en verspreidt deze kennis door gezamenlijke sessies te organiseren, in samenwerking
met Ingrado, de MBO Raad en de sectorraad Gespecialiseerd Onderwijs.
2.3 Anderstalige studenten
Voor studenten met een anderstalige achtergrond27 is het vaak extra moeilijk om aan de taaleisen in het mbo te voldoen. Het is aannemelijk
dat hun achterstand in de beheersing van het Nederlands zorgt dat zij eerder uitvallen.
Of dat zij niet verder komen dan mbo-entree, ondanks capaciteiten mbo-2, -3 of -4.
Door toenemende migratie groeit deze groep studenten in het mbo. Scholen doen al veel
goeds voor deze jongeren, maar lopen ook tegen uitdagingen aan. Onduidelijk is welke
aanvullende voorzieningen er nodig en mogelijk zijn in het onderwijs aan nieuwkomers.
Actie
• In december 2023 stuur ik samen met de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
uw Kamer een brief met de contouren en de planning van de toekomstverkenning over
het nieuwkomersonderwijs in Nederland voor het basis- en voortgezet onderwijs en het
mbo.28
2.4 Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo)
Het vavo biedt (delen van) een vmbo tl-, havo- of vwo-opleidingen aan verschillende
doelgroepen zoals nieuwkomers, laatbloeiers, stapelaars en profielwisselaars. Veel
van deze jongeren hebben een verleden van verzuim en persoonlijke problematiek. De
uitval is met 30% op het vmbo en 11% op de havo relatief hoog29.
Acties
• Per schooljaar 2023/2024 zijn door het kabinet middelen beschikbaar gesteld voor reiskostenvergoeding
voor vavo-studenten. De drempel voor studenten om op het vavo alsnog een startkwalificatie
te halen wordt hierdoor verlaagd.
• OCW doet een nadere verkenning naar de hoge uitval op het vavo en mogelijke aanvullende
maatregelen om dit tegen te gaan. Hierin wordt samengewerkt met het landelijke Vavo-netwerk.
3 Betere oriëntatie en soepeler doorstroom
«Het liefst zou ik op de middelbare school al stage lopen bij wat je misschien wil
worden om een realistisch beeld te krijgen.»
«Deze opleiding had geen instroom in februari. Ik kon pas het volgend schooljaar in
september met mijn opleiding starten.»
Een mismatch tussen de opleiding en de verwachtingen van de student is nog steeds
de belangrijkste reden voor voortijdige uitval30, ondanks diverse investeringen in LOB door zowel het voortgezet onderwijs (vo) als
het mbo de afgelopen jaren31. Veel mbo-opleidingen bieden nog weinig ruimte voor (her)oriëntatie. Door meer begeleiding
in het studiekeuzeproces -met aandacht voor competenties, voorkeuren en arbeidsmarktperspectieven-
zou volgens het rapport «Ongekend talent» de match voor bepaalde groepen studenten
verbeterd kunnen worden32.
3.1 Versterken LOB
Met de in de Werkagenda MBO aangekondigde investering in LOB maken meer studenten
een weloverwogen keuze voor een opleiding richting een kansrijk beroep. Mbo-scholen
kunnen investeren in meer personeel voor het organiseren van effectieve oriënterende
bedrijfsbezoeken en het begeleiden van studenten tijdens de studie en bij de stagekeuze.
Ook kunnen zij de LOB-deskundigheid van loopbaanbegeleiders en docenten met LOB-taken
verbeteren. Om vsv terug te dringen is ook de samenwerking met het vo van belang.
De subsidieregeling «Versterking aansluiting beroepsonderwijskolom» is bedoeld om
de aansluiting tussen vmbo en mbo en mbo en hbo te verbeteren.
Acties
• OCW investeert in de jaren 2023 tot en met 2027 jaarlijks € 33 mln. in de verbetering
en versterking van LOB in het mbo33.
• OCW investeert in totaal € 150 mln. in de verbetering van de aansluiting tussen vmbo
en mbo en tussen mbo en hbo met de «Subsidieregeling «versterking aansluiting beroepsonderwijskolom».
• Ik monitor in welke mate deze investeringen bijdragen aan het voorkomen van vsv.
Carrière Coach van JINC34
Zelfs als je veel rolmodellen hebt in je omgeving die met je meedenken, is het lastig
om een passende vervolgopleiding te kiezen. Laat staan als je het met minder steun
moet doen, zoals veel vmbo’ers uit wijken met een sociaaleconomische achterstand.
Met het project Carrière Coach geeft JINC deze leerlingen een rolmodel. Een professional
uit het bedrijfsleven gaat vier keer per jaar met jongeren in gesprek over hun toekomst.
Deze coach denkt mee, stimuleert en probeert uit te vinden waar de jongeren goed in
zijn. Die worden zo extra begeleid bij het kiezen van een passende vervolgopleiding.
3.2 (Her)oriëntatieprogramma’s
Een oriëntatieprogramma in het mbo kan hen helpen bij het maken van een passende studiekeuze.
Studenten krijgen hierin inzicht in hun capaciteiten en interesses, het opleidingsaanbod
en de bijbehorende beroepspraktijk.
Acties
• Ik streef ernaar eind 2023 via een beleidsregel verder uit te leggen hoe mbo-instellingen
binnen bestaande wettelijke kaders oriëntatieprogramma’s kunnen vormgeven.
• Zoals opgenomen in de Werkagenda MBO is er in 2023 € 7 mln. beschikbaar voor oriëntatieprogramma’s
in het mbo. In 2024 t/m 2028 is dat jaarlijks € 14 mln. Ik monitor in welke mate oriëntatieprogramma’s
in het mbo bijdragen aan het voorkomen van vsv en zorg ik dat mbo-scholen van elkaar
kunnen leren.
3.3 Veranderen van opleiding beter mogelijk maken: meerdere instroommomenten in het
mbo
Niet iedereen kiest meteen de juiste opleiding. Als studenten na hun oriëntatieprogramma
of wanneer ze zijn vastgelopen in een opleiding snel aan een nieuwe opleiding kunnen
beginnen, voorkomt dit vsv. Slechts 20% van de vsv’ers die weer starten met een opleiding
doen dit tussentijds.35 Scholen vinden het organiseren van meerdere instroomomenten een uitdaging omdat er
bijvoorbeeld niet voldoende studenten zijn om een nieuwe klas te starten en instroom
binnen bestaande groepen niet altijd mogelijk is. Ook geven zij aan dat de ondersteuningsbehoefte
van tussentijdse instromers groter kan zijn.
Actie
• Ik verken met mbo-scholen die op dit moment meerdere instroommomenten aanbieden de
effecten, succesfactoren en uitdagingen en verspreid de resultaten onder mbo-scholen.
4. Aantrekkelijker onderwijs voor jongeren die willen werken
«Het lukt me niet goed via school, ik leer liever via andere dingen. Leren in de praktijk
zou veel beter voor mij werken, praktijkgericht de vakken krijgen.»
Voor veel jongeren is voltijds onderwijs in de klas niet het meest passend. Veel jongeren
willen leren in de praktijk, waarbij werken in een betaalde baan wordt gecombineerd
met het volgen van een opleiding. De beroepsbegeleidende leerweg (verder: bbl) is
de bekendste vorm, maar ook de combinatie van de beroepsopleidende leerweg (verder:
bol) met de bbl laat positieve ervaringen zien. Jongeren die (nog) geen volledige
opleiding kunnen volgen, kunnen delen van opleidingen volgen. Deze mogelijkheden dienen
versterkt te worden.
4.1 Meer jongeren in de bbl of gecombineerde leerweg
In de Werkagenda MBO is een bbl-offensief aangekondigd om te zorgen dat 35% van de
mbo-studenten een bbl-traject volgt. Mbo-scholen kunnen opleidingen ook aanbieden
als combinatie van de bol en de bbl. De eindrapportage van het experiment «beroepsopleiding
gecombineerde leerwegen bol-bbl»36 laat positieve ervaringen zien met deze combinatie. Om scholen hierin te ondersteunen,
is in samenwerking met de MBO Raad een handreiking ontwikkeld37.
Acties
• Ik ben bezig met het uitwerken van het bbl-offensief. Onderdeel hiervan is dat bbl-trajecten
worden gepromoot bij leerbedrijven, waardoor het aanbod van door bedrijven beschikbaar
gestelde leerbanen groeit. Dit biedt veel kansen, ook voor (potentiële) vsv’ers. Samen
met partners wil ik de mogelijkheden van de bbl beter onder de aandacht brengen van
studiekiezers en hun ouders.
• De bekendheid en het gebruik van de «Handreiking gecombineerde leerwegen bol-bbl»
worden in samenwerking met de MBO Raad gestimuleerd.
4.2 Afspraken met werkgevers over ongediplomeerde jonge werknemers
Teveel jongeren gaan ongediplomeerd aan het werk38. Tegen deze «groenpluk» moet meer gedaan worden. Dit vereist actie op landelijk én
regionaal niveau. Ik zie al verschillende inspirerende voorbeelden van bedrijven,
zoals Albert Heijn (zie kader hieronder), het behalen van een mbo-diploma op de McDonalds
Academy en de mbo-opleiding Veiligheid & Vakmanschap (VeVa) van Defensie39.
Versterking van praktijkleren bij Albert Heijn
Bij supermarkten werken relatief veel jongeren die hun school niet hebben afgemaakt.
Albert Heijn werkt samen met ROC Tilburg en SBB40 aan het bevorderen van praktijkleren. Albert Heijn gaat met alle eigen winkels de
positie als leerbedrijf versterken. Dat helpt reguliere mbo-studenten die op zoek
zijn naar een stage of leerbaan, maar ook schoolverlaters en andere medewerkers die
zich willen bijscholen op de werkvloer. Sinds 2022 verzorgt ROC Tilburg bij Albert
Heijn een bbl-opleiding mbo-4. De inhoud van die opleiding is samengesteld uit het
kwalificatiedossier van de opleiding Retail. Vanaf 2023 is deze werkwijze ook ontwikkeld
voor mbo-2, en -3.
Acties
• Eerdere afspraken over het opleiden via de bbl van ongediplomeerde jonge werkenden,
zodat zij alsnog een mbo-diploma ontvangen, krijgen een krachtig vervolg. Ik ga in
gesprek met werkgevers en andere betrokken partijen en wil landelijke afspraken maken
voor tenminste zes sectoren of organisaties.
• Ik wil dat deze afspraken een vertaling krijgen in de regio’s. De partners van de
nieuwe regionale programma’s gaan dan het gesprek aan met werkgevers over opleiden
van ongediplomeerde jonge werkenden41. Hierbij kan het ook gaan om het benutten van de mogelijkheden van mbo-certificaten,
praktijkverklaringen of ontwikkelpaden (zie onder 4.3).
4.3 Praktijkleren als het halen van een startkwalificatie niet meteen lukt
Als het niet lukt om een volledige (bbl)-opleiding te volgen, dan is het mogelijk
in de niet-bekostigde derde leerweg42 een arbeidsmarktrelevant onderdeel te volgen dat kan worden afgesloten met een erkend
mbo-certificaat. Is er geen certificaat aan dat onderdeel verbonden of is dat te hoog
gegrepen, dan kan het volgen van alleen een praktijkdeel een oplossing bieden, waarbij
een praktijkverklaring wordt verstrekt met vermelding van de in het leerbedrijf geleerde
werkprocessen uit het mbo. Recent onderzoek43 toont aan dat deze vaak minder bekende soorten praktijkleren nog onvoldoende worden
benut, terwijl het effect groot kan zijn voor een gevarieerde doelgroep44. Praktijkleren biedt ook mogelijkheden om stapsgewijs meer mensen te scholen voor
werk in tekortsectoren. SZW, OCW en SBB ontwikkelen daartoe ontwikkelpaden in samenwerking
met de betreffende brancheorganisaties.
Ontwikkelpaden voor tekortsectoren
Een ontwikkelpad beschrijft hoe een (beoogd) werknemer zich stapsgewijs via verschillende
functies kan ontwikkelen tot een volledig gekwalificeerde beroepskracht. Het kan gaan
om bestaande functies of nog te creëren tussenfuncties, die de branche ook toegankelijker
maken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Aan de functies uit het ontwikkelpad
worden (delen van) mbo-opleidingen gekoppeld, die geheel of grotendeels in de praktijk
kunnen worden gevolgd. Zo ontstaat een sectorale leerlijn praktijkleren in het mbo,
die toegankelijk is voor diverse doelgroepen onder werkenden en schoolverlaters.
Actie
• Ik wil dat regio’s in de nieuwe regionale programma’s afspraken opnemen over het in
beeld brengen van de regionale mogelijkheden van certificaten, praktijkleren en loopbaanpaden
en hoe die worden ingezet in de begeleiding van jongeren.
Bij het stimuleren van de diverse vormen van praktijkleren binnen de kwalificatiestructuur
van het mbo kunnen ook de mogelijkheden van private mbo-instellingen betrokken worden.
4.4 Stages en leerbanen beter betalen
Om ongediplomeerde uitstroom tegen te gaan moeten financiële prikkels om de opleiding
te verruilen voor werk worden verkleind. Een passende vergoeding voor stages en bbl-banen
helpt daarbij.
Actie
• In het Stagepact mbo is afgesproken dat alle mbo-studenten een passende stagevergoeding
krijgen. Sectoren worden gestimuleerd om dit voor alle bol-studenten op te nemen in
de cao. In het vierde kwartaal van 2023 stuur ik u de eerste monitor. Voor bbl’ers
is in het Stagepact mbo afgesproken dat zij een leer-arbeidscontract en bijbehorende
vergoeding krijgen.
4.5 Leven lang ontwikkelen voor voortijdig schoolverlaters
Met ruimere mogelijkheden om werken te combineren met het volgen van een mbo-opleiding,
blijft het behalen van een startkwalificatie binnen bereik van jongeren die er niet
in zijn geslaagd om dit tijdens hun reguliere onderwijsloopbaan te realiseren. De
maatregelen die door het kabinet zijn ingezet ter stimulering van een leven lang ontwikkelen45, zijn daarom ook relevant voor voortijdig schoolverlaters. Het kabinet zal naar verwachting
in het najaar van 2023 uw Kamer informeren over de actuele stand van zaken ten aanzien
van deze maatregelen.
5. Betere begeleiding naar werk voor jongeren met en zonder diploma
Met name vsv’ers en jongeren uit het praktijkonderwijs, het vso, mbo entree en bol-2
opleidingen komen minder makkelijk aan werk. Om kansengelijkheid te vergroten is als
onderdeel van de Werkagenda MBO het wetsvoorstel «van school naar duurzaam werk» aangekondigd,
dat naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024 aan uw Kamer kan worden aangeboden.
In het voorstel gaan mbo-scholen extra loopbaanbegeleiding bieden in de laatste fase
van de opleiding tot een jaar na diplomering aan studenten die dit nodig hebben en
wordt de leeftijd van de doelgroep van de Doorstroompunten verhoogd van 23 naar 27
jaar. Alle niet-schoolgaande jongeren zonder startkwalificatie blijven dan tot 27
jaar in beeld en worden begeleid terug naar school of naar werk. Ook krijgen gemeenten
een rol bij het ondersteunen naar werk. De ondersteuning van de gemeente kan al starten
tijdens de schoolperiode. De genoemde partijen gaan intensief met elkaar samenwerking
bij de uitvoering van hun taken en bij de totstandkoming en uitvoering van de nieuwe
regionale programma’s.
Acties
• In het wetsvoorstel van school naar duurzaam werk wil ik opnemen dat scholen, het
Doorstroompunt en de centrumgemeente van de arbeidsmarktregio samenwerken bij het
op te stellen regionale programma.
• Onderzoeksbureau De Beleidsonderzoekers levert begin 2024 een onderzoek op naar de
effecten van de verschillen in regio-indeling tussen Doorstroompunt-regio’s en arbeidsmarktregio’s.
6. Faciliteren van en sturen op samenwerking in de regio
Ik waardeer enorm de inzet van alle betrokkenen in de regio, die met hart en ziel
bijdragen aan het bestrijden van vsv en het begeleiden van jongeren naar een kansrijke
toekomst. Het terugdringen van vsv is een gezamenlijke opgave van OCW en de regio’s,
waarin OCW samen met de regio’s optrekt en we samen zoeken naar mogelijkheden om de
aanpak te verbeteren. Hierin neem ik ook mijn verantwoordelijkheid en ik wil meer
doen om de regio te faciliteren. Zo wil ik regio’s ondersteunen in het maken van hun
regionale analyse die de basis is voor de nieuwe regionale programma’s. Ook ondersteun
ik, samen met landelijke partners, bij het versterken van de samenwerking rond de
regionale programma’s. Ik wil goede voorbeelden verspreiden en kennissessies organiseren
zodat we met elkaar zicht krijgen op effectieve interventies en de wijze waarop je
die in de praktijk organiseert. Ik zet daarvoor meerjarig onderzoek uit naar bewezen
effectieve interventies op de belangrijkste thema’s in het vsv-beleid46. Regio’s worden verder gefaciliteerd met actuele data over jongeren zonder startkwalificatie.
Daarbij verstrek ik niet alleen de gegevensleveringen over nieuwe vsv’ers47, maar bied ook inzicht in de regionale cijfers over jongeren tot 27 jaar en hun positie
in het onderwijs of de arbeidsmarkt. Zo kunnen regio’s nog beter inspelen op de regionale
uitdagingen en maximale ontwikkelkansen bieden aan jongeren.
Acties
• OCW faciliteert regio’s bij de totstandkoming van het regionale programma en zorgt
voor actuele data.
• Ik zet meerjarig onderzoek uit naar bewezen effectieve interventies op de belangrijke
thema’s in het vsv-beleid en verspreid goede voorbeelden.
Kansrijk Ondersteunen in Twente
Het regionale vsv-programma De Twentse Belofte onderzoekt de schoolhistorie in het
vo van jongeren die voortijdig schoolverlaten in het mbo. Het programma «Kansrijk
Ondersteunen» is opgezet samen met vo-scholen die zijn opgevallen in dit onderzoek,
omdat ze bovengemiddeld veel leerlingen afleveren die op het mbo uitvallen. Betrokkenen
analyseren gezamenlijk elkaars data en de waarnemingen op het niveau van de school,
de klas en het kind. Betrokken partners zijn professionals zoals de kwaliteitsmedewerker
van de school, de intern begeleider, schoolwijkcoach, schooladviseur Jeugdgezondheidszorg
(JGZ), jeugdarts, leerplichtambtenaar, wijkagent, jongerenwerker, medewerker van het
samenwerkingsverband, de beleidsmedewerker van de gemeente en de locatiedirecteur.
De analyse gaat bijvoorbeeld over opvallend jeugdzorggebruik, de hoeveelheid incidenten,
opvallende klassen (die docenten liever mijden) of vakken waar de aanwezigheid onder
de maat is. Met dezelfde partners worden interventies op maat afgesproken, zoals een
kast met ontbijtspullen, een jongerenwerker in een klas waar veel nieuwe leerlingen
instromen of de aanwezigheid van een leerplichtambtenaar en medewerker JGZ in de school.
De interventies worden gevolgd op hun effect.
Aanvullend op de genoemde ondersteuning zal OCW actiever dan voorheen het gesprek
voeren met de afzonderlijke regio’s over de effectiviteit van de nieuwe regionale
programma’s. Hierin werkt OCW samen met landelijke partijen, zoals de MBO Raad en
Ingrado, met jongeren, experts uit het veld en de wetenschap. Daarbij bespreken en
benutten we de mogelijkheden om van elkaar te leren en eventueel bij te sturen.
Acties
• OCW denkt actief mee en gaat in gesprek met regio’s over de effectiviteit van de nieuwe
regionale programma’s.
• Uw Kamer wordt jaarlijks rond maart 2024 geïnformeerd over de voortgang van dit actieplan
en de ontwikkeling van het aantal nieuwe vsv’ers en jongeren zonder school en werk.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap