Brief regering : Verzamelbrief Jeugdbescherming
31 839 Jeugdzorg
Nr. 985
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID,
               WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2023
Kinderen hebben het recht om in veiligheid op te groeien en zich goed te kunnen ontwikkelen.
                  Wanneer dat in gevaar dreigt te komen, is ondersteuning van het gezin en in sommige
                  gevallen bescherming van het kind nodig. In de afgelopen periode is deze jeugdbescherming
                  onder grote druk komen te staan, onder meer door personeelstekorten, wachtlijsten,
                  gebrek aan tijdige en passende hulp en toenemende werkdruk.
               
In verschillende brieven – het meest recent in de voortgangsbrief jeugd van 20 juni
                  2023 – is uw Kamer (Kamerstuk 31 839, nr. 964) geïnformeerd over de maatregelen die door het Rijk, de gemeenten en de gecertificeerde
                  instellingen (GI’s) zijn genomen om hierin verbetering te brengen. In deze brief informeren
                  we uw Kamer over belangrijke mijlpalen in de voortgang daarvan. Zo hebben Rijk en
                  gemeenten zeer recent een akkoord gesloten over een gezamenlijke investering van structureel
                  € 60 miljoen per jaar in een landelijk tarief voor jeugdbescherming en jeugdreclassering
                  zodat de workload voor jeugdbeschermers en jeugdreclasseringsmedewerkers structureel
                  omlaag kan. De zij-instroomregeling voor jeugdbeschermers is een succes en wordt daarom
                  verlengd door daarvoor € 5 miljoen extra vrij te maken in zowel 2024 als 2025. En
                  de pilot kosteloze rechtsbijstand is per 1 oktober 2023 uitgebreid naar (eerste) verzoeken
                  tot uithuisplaatsingen. Zo worden stevige stappen gezet om de jeugdbescherming te
                  verbeteren, in het belang van de kwetsbare kinderen die dat nodig hebben en hun ouders.
                  En ook voor de professionals in de jeugdbescherming die zich dagelijks inzetten om
                  een veilige ontwikkeling van deze kinderen mogelijk te maken.
               
Verder geven we in deze brief een beleidsreactie op 1) de eindevaluatie van het Actieplan
                  verbetering feitenonderzoek, 2) het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid
                  (IJenV) over hoe de jeugdbescherming is omgegaan met door de kinderopvangtoeslagaffaire
                  gedupeerde gezinnen en 3) het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
                  over het toezicht op certificering van jeugdbescherming en jeugdreclassering door
                  het Keurmerkinstituut.
               
Rijk en gemeenten investeren gezamenlijk in landelijk tarief
Het Rijk en de VNG hebben recent afspraken gemaakt over het hanteren van een landelijk
                  tarief voor de uitvoering van jeugdbescherming en de jeugdreclassering1 door de Gecertificeerde Instellingen (GI’s). Rijk en gemeenten investeren daarvoor
                  gezamenlijk structureel € 60 miljoen per jaar. Zij hebben afspraken gemaakt over een
                  Handreiking landelijke tarieven waarmee gemeenten een adequate bekostiging kunnen
                  realiseren voor de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Dit draagt
                  bij aan een lagere workload en minder werkdruk voor jeugdbeschermers, zodat er voor
                  hen voldoende tijd en ruimte beschikbaar is om de meest kwetsbare kinderen die in
                  hun ontwikkeling worden bedreigd, goed te beschermen en deze gezinnen te ondersteunen.
                  De bestuurlijke afspraken, de Handreiking en de onderliggende documenten worden op
                  23 oktober door partijen vastgesteld en daarna aan uw Kamer toegezonden.
               
Rijk en VNG zien het als een gezamenlijke opgave om deze verlaging van de workload
                  voor de GI’s mogelijk te maken. Gegeven de krapte op de arbeidsmarkt en de tijd die
                  het kost om jeugdbeschermers op te leiden, is het niet realistisch om in 2024 in alle
                  regio's al volledig naar de nieuwe landelijke normen te werken. 2024 is daarmee een
                  overgangsjaar voor een dekkend landelijk tarief in 2025.2 In de Handreiking Landelijk Tarief is opgenomen dat in 2025 de beoogde workloadverlaging
                  wordt gerealiseerd. Gemeenten zullen deze workloadverlaging waar mogelijk eerder faciliteren.
               
Het verschil tussen de huidige tarieven en het nieuwe tarief bedraagt bij gelijkblijvende
                  aantallen € 60 miljoen. Het Rijk draagt met ingang van 2024 structureel € 30 miljoen
                  per jaar bij aan de verlaging van de workload. De gemeenten dragen met ingang van
                  2024 structureel € 25 miljoen bij aan deze verlaging en met ingang van 2025 € 30 miljoen
                  structureel, mits de daling van de cliëntenaantallen in de tweede helft van 2023 hen
                  daartoe daadwerkelijk de ruimte biedt. De gemeenten dekken hun bijdrage door het budget
                  dat zij in 2022 hebben uitgegeven aan jeugdbescherming en jeugdreclassering constant
                  te houden. Doordat het aantal cliënten in de jeugdbescherming in 2023 daalt, ontstaat
                  bij gelijkblijvende budgetten ruimte om het tarief te verhogen. De verwachting is
                  dat het aantal cliënten in de jeugdbescherming in de tweede helft van 2023 verder
                  zal dalen. Rijk en gemeenten hebben afspraken gemaakt om de ontwikkeling van het aantal
                  cliënten nauwgezet te monitoren.
               
De structurele Rijksbijdrage van € 30 miljoen wordt gedekt uit de € 50 miljoen die
                  het kabinet bij de Voorjaarsnota van 2023 structureel beschikbaar heeft gesteld voor
                  versterking van de jeugdbescherming.
               
Uitbreiding zij-instroomregeling
Ter ondersteuning van de invoering van het landelijk tarief en de daarbij behorende
                  verlaging van de workload, is besloten de al bestaande stimuleringsregeling «zij-instromers»
                  van het Rijk (€ 5 miljoen per jaar in 2023 en 2024) uit te breiden voor zowel 2024
                  als 2025 met een extra € 5 miljoen per jaar. Met deze regeling stimuleert het Rijk
                  het aantrekken van zogenoemde «zij-instromers» die met een intensief traject worden
                  opgeleid tot SKJ-geregistreerde jeugdbeschermers. Van deze regeling wordt maximaal
                  gebruikt gemaakt: alle GI’s hebben een aanvraag ingediend, waardoor 150 jeugdbeschermers
                  kunnen worden opgeleid. De GI’s hebben aangegeven dat het werven van voldoende «zij-instromers»
                  een belangrijke randvoorwaarde is om in 2025 voldoende jeugdbeschermers beschikbaar
                  te hebben. Zij zien daar ook de ruimte voor.3 De uitbreiding wordt gedekt uit de jeugdbeschermingsmiddelen in de JenV begroting.
               
Overzicht bijdragen Rijk en gemeenten
* € 1 mln.
2024
2025
vanaf 2026
Structurele Rijksbijdrage workloadverlaging
30
30
30
Bijdrage Rijk zij-instroomregeling
10
5
–
Bijdrage gemeenten
25
30
30
Totaal
65
65
60
Begroting Justitie en Veiligheid 2024
De behandeling van de begroting van Justitie en Veiligheid voor 2024 (Kamerstuk 36 410 VI) door uw Kamer staat gepland in de week van 6 t/m 8 februari 2024. Op 19 september
                  2023 is Uw Kamer in dit kader geïnformeerd over de nieuwe beleidsuitgaven in de begroting
                  van Justitie en Veiligheid voor 20244. Gelet op art. 2.25.2 van de Comptabiliteitswet5 wijst de Minister voor Rechtsbescherming voorafgaand aan de begrotingsbehandeling
                  van JenV specifiek op de nieuwe beleidsuitgaven voor verbetering van de jeugdbescherming
                  (€ 50 miljoen). In diverse debatten en brieven is de werkdruk bij de GI’s en een mogelijk
                  landelijk tarief voor de jeugdbescherming aan de orde geweest. Laatstelijk in de voortgangsbrief
                  jeugd van 20 juni 2023 bent u geïnformeerd over de verkenning naar een landelijk tarief.
                  Deze verkenning is afgerond en er kunnen nu afspraken worden gemaakt over de implementatie
                  en vormgeving van een landelijk tarief. De Minister voor Rechtsbescherming acht het
                  gezien de urgentie van de problematiek in de jeugdbescherming noodzakelijk z.s.m.
                  een landelijk tarief te introduceren en derhalve nu afspraken te maken over de Rijksbijdrage
                  van € 30 miljoen.
               
De Minister voor Rechtsbescherming is voornemens de resterende middelen t.b.v. versterking
                  van de jeugdbescherming in te zetten voor o.a. kwaliteitsverbetering bij de Raad voor
                  Kinderbescherming en verbetering van de rechtsbescherming.
               
Versterking rechtsbescherming
Op 20 juni 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de verbetering van
                  de rechtsbescherming in de jeugdbescherming. Hierbij informeren wij u over de voortgang
                  en ontwikkelingen sinds juni 2023.
               
Pilot kosteloze rechtsbijstand
Per 1 januari jl. is de pilot van start gegaan voor verzoeken tot gezagsbeëindiging.
                  Tot 1 oktober jl. is ongeveer 500 keer een gespecialiseerde advocaat toegevoegd, die
                  gratis rechtsbijstand verleent aan deze ouders. Per 1 oktober jl. is de pilot uitgebreid
                  naar eerste verzoeken tot een (spoed)uithuisplaatsing.6 De pilot loopt tot 1 juli 2024. Via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
                  (WODC) wordt de pilot gemonitord. Onderzocht wordt in hoeverre de kosteloze rechtsbijstand
                  van een advocaat aan ouders de benodigde juridische ondersteuning en rechtsbescherming
                  biedt en met welke kosten, uitvoeringslasten en neveneffecten dit gepaard gaat. Op
                  basis van de uitkomsten van de monitoring is het aan het nieuwe kabinet een besluit
                  te nemen over of en hoe verder wordt geïnvesteerd in de inzet van rechtsbijstand in
                  kinderbeschermingsprocedures en op welke wijze uitvoering kan worden gegeven aan de
                  motie van het lid Ceder over verplichte procesvertegenwoordiging bij procedures rond
                  uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging (Kamerstuk 31 839, nr. 838). Met het beschikbare budget is het niet mogelijk om generieke kosteloze rechtsbijstand
                  in procedures gezagsbeëindiging én uithuisplaatsing structureel te borgen. Daarom
                  zal de Minister voor Rechtsbescherming ook minder kostbare alternatieven uitwerken,
                  waarbij de ervaringen uit de pilot en de uitkomsten van de monitoring worden betrokken.
               
Perspectiefbesluit
Het perspectiefbesluit heeft nog geen wettelijke basis. Daarom heeft de Minister voor
                  Rechtsbescherming onder andere samen met de GI’s de mogelijkheden onderzocht om binnen
                  het huidige wettelijke kader het perspectiefbesluit te laten toetsen door een kinderrechter
                  als gezagsbeëindiging (nog) niet aan de orde is. Er is hierbij voornamelijk ingezet
                  op een toets van het perspectiefbesluit via de bestaande geschillenregeling. De jurisprudentie
                  over de mogelijkheden voor het gebruik van deze route was niet eenduidig. De Minister
                  voor Rechtsbescherming heeft daarom eind 2022 aan de procureur-generaal bij de Hoge
                  Raad verzocht cassatie in het belang der wet in te stellen tegen een uitspraak van
                  Hof Arnhem-Leeuwarden van 26 juli 2022 om rechtseenheid te verkrijgen voor het laten
                  toetsen van het perspectiefbesluit via de geschillenregeling.
               
Op 1 september jl. heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan.7 De Hoge Raad heeft bepaald dat het perspectiefbesluit niet als zodanig via de geschillenregeling
                  aan de kinderrechter kan worden voorgelegd en dat het aan de wetgever is om een zelfstandige
                  rechtsingang voor het perspectiefbesluit te creëren. De enige mogelijkheid die volgens
                  de Hoge Raad openstaat is dat het perspectiefbesluit door een kinderrechter wordt
                  beoordeeld in verband met de nu reeds bestaande beslissingen, maatregelen en verzoeken
                  die mede voortvloeien uit of samenhangen met het standpunt van de GI over het opvoedperspectief
                  van een minderjarige. Zo kan het perspectiefbesluit relevant zijn in de beoordeling
                  door de kinderrechter van een besluit (schriftelijke aanwijzing) dat door de GI wordt
                  gegeven over het contact tussen de ouder(s) met gezag en het kind (art. 1:265f BW).
                  Verder kan de kinderrechter een verschil van mening tussen de ouder en de GI over
                  het opgroeiperspectief beoordelen in het kader van een verzoek tot verlenging van
                  de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing. Deze mogelijkheid was al
                  onderdeel van de werkwijze van sommige GI’s.
               
Voortgang wetsvoorstel voor aanpassing van de kinderbeschermingswetgeving
De afgelopen periode is gewerkt aan een wetsontwerp voor aanpassing van de rechtsgronden
                  en de wettelijke verankering van het perspectiefbesluit. Gelet op de uitspraak van
                  de Hoge Raad beziet de Minister voor Rechtsbescherming de mogelijkheid van versnelling,
                  maar daarbij moet worden gewacht op het advies van de Adviescommissie Rechtsbescherming
                  en Rechtsstatelijkheid (Adviescommissie Van Dooijeweert). De adviescommissie adviseert
                  over de vraag op welke wijze de rechtsbescherming in de hele keten van jeugdbescherming
                  moet zijn geborgd, over hoe de onafhankelijke advisering aan de rechter het beste
                  vormgegeven kan worden en wat dit betekent voor de rol en positie van de kinderrechter.
                  Dit advies is ook van belang voor een regeling van het perspectiefbesluit. Daarnaast
                  wil de Minister voor Rechtsbescherming de uitkomsten van dit advies betrekken bij
                  de prioritering en verdere uitwerking van andere mogelijke verbeteringen van rechtsbescherming.
                  De adviescommissie heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben om tot een zorgvuldige
                  afronding van het advies te komen. Naar verwachting wordt het advies in de tweede
                  helft van januari 2024 gepubliceerd. Wij zullen uw Kamer naar verwachting medio 2024
                  nader kunnen informeren over de contouren van het wetsvoorstel.
               
Evaluatie Actieplan feitenonderzoek
In de periode van 2018 tot en met 2021 liep het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek
                  in de Jeugdbeschermingsketen. Dit Actieplan is in opdracht van het WODC geëvalueerd.
                  Bij brief van 7 september jl.8 hebben wij uw Kamer deze evaluatie toegestuurd. Hieronder geven wij de onderzoeksbevindingen
                  weer en de beleidsreactie daarop. Wij wijzen u voorts op de beantwoording van de Kamervragen
                  (Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 120) van de leden Kwint en Omtzigt hierover, die u op 2 oktober jl. zijn toegestuurd.
               
Onderzoeksbevindingen
In de evaluatie is zowel retrospectief gekeken naar de uitvoering en resultaten van
                  het Actieplan, als toekomstgericht naar de acties die nodig zijn om de kwaliteit van
                  het feitenonderzoek verder te verbeteren.
               
Ten aanzien van het retrospectieve deel constateren de onderzoekers dat met het Actieplan
                  de samenwerking in de jeugdbeschermingsketen lijkt te zijn versterkt. Zij constateren
                  ook dat alle acties uit het Actieplan zijn opgepakt, maar dat het niet of maar ten
                  dele is gelukt om de acties volledig uit te voeren en/of te laten landen op de werkvloer.
                  Als oorzaken hiervoor worden door de onderzoekers genoemd dat het Actieplan veel (namelijk
                  21) acties omvatte, er bij de organisaties te weinig tijd en (financiële) middelen
                  waren en dat de uitvoering complex was vanwege de verschillende organisatievormen
                  en geografische indelingen van de jeugdbeschermingsketen. Ook werkten de maatregelen
                  ter bestrijding van de coronapandemie belemmerend en is volgens de onderzoekers de
                  druk op de jeugdbeschermingsorganisaties een enorm bepalende factor geweest voor het
                  al dan niet slagen van het Actieplan.
               
De onderzoekers constateren dat het niet mogelijk is gebleken om in dit onderzoek
                  precieze uitspraken te doen over de relatie tussen de uitgevoerde acties in het Actieplan
                  en de kwaliteit van het feitenonderzoek. De acties waren vooral gericht op procesdoelen
                  en minder op effectdoelen. Zo is er vooral ingezet op acties in de voorbereidende
                  of randvoorwaardelijke sfeer, zoals het realiseren van een instrument voor gespreksvoering,
                  en minder op het toepassen van de opgeleverde producten door professionals op de werkvloer.
                  Ook constateren de onderzoekers dat het Actieplan een brede scope had (zoals respectvolle
                  bejegening van kinderen en ouders en het versterken van hun rechtspositie) en in heel
                  beperkte mate gericht was op de inhoudelijke kwaliteit van het feitenonderzoek. De
                  in het onderzoek bevraagde professionals, oudervertegenwoordigers en jeugdrechtadvocaten
                  geven aan weinig tot geen verbetering te zien in de kwaliteit van het feitenonderzoek.
                  Zij geven aan dat verdere acties nodig zijn om tot een verbetering te komen.
               
Voor wat betreft toekomstige activiteiten die nodig zijn om de kwaliteit van het feitenonderzoek
                     te verbeteren worden in het onderzoek de volgende verbeterlijnen genoemd:
                  
1) Investeer in professionals, waardoor zij beter functioneren en meer tijd krijgen voor
                           zorgvuldig onderzoek (en scholing daartoe), relatieopbouw en de bejegening van ouders
                           en kinderen;
                        
2) Verbeter de (rechts)positie van ouders en kinderen waardoor een gelijkwaardiger gesprek
                           plaatsvindt en er betere mogelijkheden ontstaan voor kinderen en ouders om hun zienswijze
                           weer te geven;
                        
3) Versimpel de jeugdbeschermingsketen, waardoor samenwerking tussen organisaties wordt
                           bevorderd en ouders en kinderen met minder organisaties te maken krijgen.
                        
De onderzoekers voegen hieraan toe dat het cruciaal is om niet alleen te kijken naar
                     de randvoorwaarden, maar juist en vooral naar de kwaliteit van het feitenonderzoek
                     zelf en hoe dat inhoudelijk plaatsvindt, waarbij zij ook adviseren de kwaliteit te
                     monitoren.
                  
Beleidsreactie
Een belangrijk uitgangspunt bij het Actieprogramma was dat het feitenonderzoek ketenbreed
                  verbetering behoeft. Het feit dat de RvdK, de GI’s en Veilig Thuis (VT) destijds gezamenlijk
                  het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek hebben opgepakt met als doel tot een gezamenlijke
                  aanpak tot verbetering te komen, was dan ook een grote stap vooruit. Hiermee kwamen
                  hun verschillende werkwijzen bij elkaar. De onderzoekers constateren dat mede door
                  het Actieplan de initiatieven beter gebundeld, gedeeld en geagendeerd lijken dan daarvoor
                  en dat daardoor de samenwerking tussen de organisaties is versterkt. Ook constateren
                  zij dat er meer gezamenlijke afwegingen worden gemaakt van de mate van ontwikkelingsbedreigingen
                  en onveiligheid. Daarmee is een basis gelegd voor de werkwijze die nu wordt ontwikkeld
                  en beproefd in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
               
Naast deze beweging die met het Actieplan gepaard is gegaan, constateren wij dat er
                  met het Actieplan ook veel in werking is gezet. Volgens de eindevaluatie zijn alle
                  21 acties uit het Actieplan opgepakt. Er is een rijke oogst aan onderzoeken en (voorlichtings)materialen
                  opgeleverd, waaronder een workshop intercollegiaal toetsen waarin professionals elkaar
                  en elkaars werkwijze beter hebben leren kennen. Er zijn – samen met cliënten – gezamenlijke
                  basiswaarden voor feitenonderzoek ontwikkeld om te gebruiken in gesprekken met cliënten
                  en in veel regio’s zijn bijeenkomsten georganiseerd om de dialoog tussen kinderen,
                  ouders en professionals te bevorderen en gaande te houden. Deze opbrengsten zijn waardevol
                  voor de verdere vervolgacties op het gebied van feitenonderzoek, maar ook voor de
                  bredere verbeteringen in de jeugdbeschermingsketen, zoals met het Toekomstscenario
                  kind- en gezinsbescherming wordt beoogd.
               
Het Actieplan kende een intensief voortraject waarin in zowel regionale als landelijke
                  bijeenkomsten inbreng is opgehaald bij ouders, professionals en diverse organisaties.
                  De diverse en veelomvattende inbreng leidde tot het opstellen van vier actielijnen
                  in het Actieplan: 1) respectvolle bejegening kinderen en ouders, 2) informeren en
                  ondersteunen kinderen en ouders, 3) kwaliteit onderzoek en rapportage en 4) verkenning
                  rechtspositie kinderen en ouders. Deze thema’s zijn naderhand ook door de inspecties
                  in hun rapport van juni 20229 benoemd als rode draden voor verbetering van het feitenonderzoek. De thema’s van
                  de actielijnen zijn inmiddels ook verankerd in het programma Toekomstscenario kind-
                  en gezinsbescherming. In het kader van actielijn 4 (verkenning rechtspositie kinderen
                  en ouders) is onder andere de tussenevaluatie Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen
                  uitgevoerd, die de opmaat vormt voor de verbetermaatregelen ten aanzien van de rechtsbescherming.
               
Verbetering feitenonderzoek noodzakelijk
Uit de eindevaluatie van het Actieplan blijkt dat de opgeleverde producten door professionals
                  worden gebruikt, maar helaas nog niet systematisch en niet overal. Het is daarom noodzakelijk
                  dat verder wordt ingezet op verbetering van het feitenonderzoek in de praktijk, zodat
                  een ingrijpende maatregel zoals een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing met
                  alle zorgvuldigheid wordt genomen en ouders en kinderen hierin zo goed mogelijk worden
                  meegenomen. Samen met de betrokken organisaties zetten wij hier dan ook op in. Hierbij
                  hebben wij zowel aandacht voor de bredere, randvoorwaardelijke context (zoals benoemd
                  in de drie verbeterlijnen die in de eindevaluatie worden genoemd) als voor de specifieke
                  verbetering van dossiervoering.
               
Voor wat betreft de eerste verbeterlijn (investeer in professionals) delen wij dat
                  professionals voldoende tijd en ruimte moeten hebben om te investeren in de communicatie
                  met ouders en kinderen. Goed feitenonderzoek is immers méér dan alleen dossiervoering,
                  zoals ook de inspecties in eerdergenoemde rapport concludeerden; klachten over het
                  feitenonderzoek gaan niet zozeer om de dossiervoering op zich, maar vaak om het onvoldoende
                  actief betrekken en informeren van de ouder(s) en kinderen. Het verbeteren van de
                  kwaliteit van de besluitvorming is daarom een passender naam. Met de extra middelen
                  die structureel beschikbaar zijn gekomen voor de verbetering van de jeugdbeschermingsketen,
                  wil het kabinet hierop inzetten.10 Doel is de werkdruk voor professionals in de jeugdbescherming te verlagen. Dit betekent
                  dat professionals meer tijd hebben om ouders en kinderen mee te nemen in de besluitvorming,
                  wat moet leiden tot beter betrokken cliënten.
               
De tweede verbeterlijn uit het onderzoek is het verbeteren van de rechtsbescherming
                  van ouders en kinderen. In dat kader moet ook de informatiepositie van ouders en jeugdigen
                  verbeteren op het snijvlak van vrijwillig en gedwongen kader. In samenwerking met
                  ouders, jeugdigen en professionals willen wij werken aan een eenduidige vorm van voorlichtingsmateriaal
                  voor ouders en jeugdigen. Het is belangrijk dat het voor hen inzichtelijker wordt
                  hoe dit proces is vormgegeven op het grensvlak van vrijwillig en het gedwongen kader,
                  wat hun rechtspositie is en welke mogelijkheden er zijn voor ondersteuning en bijstand.
                  Met deze maatregelen hebben ouders en kinderen meer kennis over hun rechtspositie
                  en wordt hun rechtspositie versterkt.
               
De derde verbeterlijn die in het onderzoek wordt genoemd is het vereenvoudigen van
                  de ingewikkeld georganiseerde jeugdbeschermingsketen. Het programma Toekomstscenario
                  kind- en gezinsbescherming voorziet hierin, door voor alle partners onder andere te
                  komen tot een gemeenschappelijk onderzoeks- en handelingskader. Het uiteindelijke
                  doel hiervan is dat er zorgvuldige (zo veel mogelijk op feiten gebaseerde) analyses
                  worden uitgevoerd zodat er passende hulp kan worden ingezet en professionals weten
                  hoe zij dienen te handelen. Hierbij zullen ook de handelwijzen en ervaringen van het
                  Ondersteuningsteam worden betrokken.
               
Naast bovengenoemde inzet op deze drie bredere, randvoorwaardelijke thema’s zetten
                  de RvdK, GI’s en VT gezamenlijk – met (financiële) ondersteuning van de Minister voor
                  Rechtsbescherming – in op concrete, inhoudelijke acties als vervolg op het Actieplan
                  om het feitenonderzoek te verbeteren. Lerend van de eindevaluatie wordt in dit gezamenlijk
                  vervolg – dat in 2023 en 2024 zal worden uitgevoerd – in tegenstelling tot het eerdere
                  Actieplan een beperkt aantal acties opgenomen, om zo gerichter te werken aan verbeteringen
                  en implementatie. De focus ligt eerst op verbeteren van dossiervoering. Er zal hiervoor
                  onder andere worden ingezet op deelname aan de gezamenlijke training «Feiten in de
                  keten», eenduidige bronvermeldingen en het eenduidig verwerken van reacties op verslagen
                  en rapporten. Net als bij het eerdere Actieplan worden hierbij de Landelijke Organisatie
                  Cliëntenraden en Jeugdstem betrokken, en ook andere organisaties, zoals de rechtspraak.
                  Uiteraard worden ook de aanbevelingen die de inspecties in juni 2022 hebben gedaan
                  bij de uitwerking betrokken. De ontwikkelingen die met het Actieplan in gang zijn
                  gezet worden dus niet losgelaten, en krijgen verdieping in een gerichter vervolg dat
                  moet leiden tot betere rapporten en goed geïnformeerde en in het proces meegenomen
                  ouders en kinderen. Hiermee wordt de motie van de leden Raemakers en Beukering-Huijbregts
                  over een vervolg op het Actieplan gestand gedaan.11
De Minister voor Rechtsbescherming heeft de betrokken organisaties gevraagd om in
                  dit vervolg op het Actieplan ook inzicht te geven in de mate waarin het feitenonderzoek
                  binnen hun organisaties daadwerkelijk verbetert, om dit te kunnen monitoren en zo
                  nodig bij te kunnen sturen. Hiermee komt de Minister voor Rechtsbescherming tegemoet
                  aan zijn toezeggingen aan lid Verkuijlen (VVD) om meer inzicht te krijgen in hoe het
                  feitenonderzoek verbetert.12
Er zijn met het Actieplan stappen gezet om op voort te bouwen. Hiermee gaan wij dan
                  ook voortvarend door. Het verbeteren van de kwaliteit van de besluitvorming is niet
                  met een simpele actie gerealiseerd, maar is een traject van lange adem. Met de bovenstaande
                  brede trajecten én gerichte acties willen wij de juiste stappen zetten. Via de periodieke
                  voortgangsrapportages jeugd en de voortgangsrapportages over het Toekomstscenario
                  kind- en gezinsbescherming wordt uw Kamer op de hoogte gehouden van ontwikkelingen
                  ten aanzien van verbetering van het feitenonderzoek.
               
Beleidsreactie op rapport Het kind van de rekening
Op 13 september 2023 heeft de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer mede namens
                  de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris Financiën
                  – Toeslagen en Douane het rapport Het kind van de rekening van de IJenV aangeboden (bijlage bij Kamerstuk 31 839, nr. 973). In dit rapport heeft de Inspectie bij twintig casussen van gedupeerde gezinnen
                  die met een kinderbeschermingsmaatregel (in de meeste gevallen een ondertoezichtstelling
                  en/of een uithuisplaatsing) te maken kregen, gereconstrueerd langs welke weg dat gebeurde
                  en welke factoren daarbij een rol speelden. Het onderzoek van de Inspectie biedt een
                  aangrijpend inzicht in de rol die zowel de financiële gevolgen van de toeslagenaffaire
                  als de bredere problematiek van de jeugdbeschermingsketen hebben gespeeld in deze
                  gezinnen. De Inspectie doet in haar rapport aanbevelingen aan het Rijk, de gemeenten
                  en de betrokken organisaties in de jeugdbeschermingsketen. De aanbevelingen gaan over
                  het verbeteren van beleid en uitvoering rond het tegengaan van (kinder)armoede, toegang
                  tot hulp bij schulden, het signaleren van financiële problemen door de jeugdbescherming
                  en inzicht in de doorwerking daarvan. Hierna geven wij een overzicht van welke maatregelen
                  er door het kabinet zijn en worden genomen. Deze maatregelen geven ook invulling aan
                  de aanbevelingen van de Inspectie.
               
Over de specifieke maatregelen die zijn genomen voor de gedupeerde gezinnen waar een
                  kinderbeschermingsmaatregel is opgelegd hebben de Minister voor Rechtsbescherming
                  en de Staatssecretaris Toeslagen en Douane uw Kamer reeds per brief van 5 oktober
                  2023 (Kamerstukken 31 839 en 31 066, nr. 982) geïnformeerd in reactie op een informatieverzoek van het lid Omtzigt (onafhankelijk).
               
Armoede en problematische schulden
De problematiek rond armoede en schulden overstijgt het terrein van de jeugdbeschermingsketen
                  en de Inspectie komt daarom tot aanbevelingen aan het Rijk en de gemeenten om in te
                  zetten op het voorkomen en aanpakken van armoede en problematische schulden. De aanbevelingen
                  liggen in lijn met de landelijke Aanpak geldzorgen, armoede en schulden van het kabinet.
                  Te veel mensen in Nederland kampen met ernstige geldzorgen, problematische schulden
                  of leven rond de armoedegrens, met hardnekkige en wijdverspreide problematiek ten
                  gevolg. Met de aanpak wil het kabinet ervoor zorgen dat minder mensen te maken krijgen
                  met geldzorgen, armoede en schulden en dat ze, als ze in de knel komen, betere hulp
                  krijgen en zich gezien en gehoord voelen.
               
In de landelijke Aanpak geldzorgen, armoede en schulden zijn maatregelen opgenomen
                  om ook de toegang tot en de kwaliteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening te
                  verbeteren. Om ervoor te zorgen dat meer mensen succesvol en duurzaam uitstromen uit
                  de schulden, is het belangrijk dat meer mensen een schuldhulptraject starten en dit
                  succesvol afronden. Daarnaast is er ook aandacht voor het bieden van nazorg. De overheid
                  heeft voorts vanuit haar rol als schuldeiser een verantwoordelijkheid om schulden
                  niet te snel te laten oplopen bij mensen die niet kunnen betalen. Daarom is in de
                  landelijke Aanpak geldzorgen, armoede en schulden het programma doorontwikkeling Clustering
                  Rijksincasso gestart. Het doel van dit programma is een maatschappelijk verantwoorde
                  overheidsincasso die bijdraagt aan het voorkomen van schulden of het oplopen daarvan,
                  door voor burgers, bedrijven en hun vertegenwoordigers zoveel mogelijk één gezicht
                  te zijn bij de inning en incasso zodat we een persoonsgericht aanbod kunnen bieden.
                  De Minister voor Armoede, Participatie en Pensioenen heeft toegezegd voor de behandeling
                  van de SZW-begroting een actualisatie van de Rijksincassovisie te sturen. Over de
                  voortgang van de gehele aanpak wordt periodiek gerapporteerd door de Minister voor
                  Armoede, Participatie en Pensioenen. De tweede voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen,
                  armoede en schulden zal in december 2023 aan uw Kamer worden gezonden.
               
In aanvulling hierop vinden wij het belangrijk te wijzen op de Hervormingsagenda Jeugd
                  die op 20 juni 2023 aan uw Kamer is gestuurd. Om ervoor te zorgen dat kind en gezin
                  zo snel als mogelijk passende zorg en ondersteuning ontvangen, wordt er ingezet op
                  stevige lokale teams. Deze teams moeten zorgen voor een betere verbinding van jeugdhulp
                  met hulp aan gezinnen vanuit aanpalende domeinen, zoals schulden en armoede. De implementatie
                  bij de gemeenten wordt onder regie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vormgegeven
                  met een landelijk ondersteuningsprogramma. Voor de beoogde lokale en gecoördineerde
                  aanpak van jeugdhulp en bestaanszekerheid is ook het wetsvoorstel aanpak meervoudige
                  problematiek sociaal domein van belang dat begin dit jaar bij uw Kamer is ingediend.
               
Belemmeringen in de jeugdbescherming
De Inspectie constateert dat partijen in de jeugdbeschermingsketen stappen hebben
                  gezet om gezinnen sneller en beter te helpen, maar dat ondanks inspanningen structurele
                  belemmeringen blijven bestaan, zoals het moeten wachten op een vaste jeugdbeschermer
                  of wachtlijstproblematiek voor passende jeugdhulp. De Inspectie vraagt naar aanleiding
                  van het onderzoek opnieuw aandacht voor een aantal knelpunten in de jeugdbeschermingsketen.
               
In de voortgangsbrief jeugd van 20 juni 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de Hervormingsagenda
                  Jeugd en de aanpak Jeugdbescherming. Voor de aanbevelingen met betrekking tot een
                  toereikend hulpaanbod en het tegengaan van wachtlijsten voor passende hulp verwijzen
                  wij naar de maatregelen en de beschrijving van de voortgang van de voorrangsmaatregelen
                  bij de verdeling van schaarse jeugdhulp die in die brief zijn opgenomen. Verderop
                  in deze brief gaan we nader in op de voortgang van de voorrangsmaatregel bij de verdeling
                  van schaarse jeugdhulp.
               
Voor het verbeteren van de jeugdbescherming zijn we eerder in deze brief ingegaan
                  op de besteding van de extra middelen die onder meer worden ingezet om de workload
                  van jeugdbeschermers structureel te verlagen.
               
Jeugddomein-overstijgende problematiek
De Inspectie vindt het belangrijk dat medewerkers werkzaam bij organisaties in de
                  jeugdbeschermingsketen en in het sociaal domein zich bewust zijn van de inwerking
                  van jeugddomein-overstijgende problematiek op gezinnen die zij zien. De Inspectie
                  komt tot concrete aanbevelingen aan organisaties in de jeugdbeschermingsketen om hier
                  nader invulling aan te geven en vraagt ons daarvoor de benodigde randvoorwaarden te
                  scheppen. De Minister voor Rechtsbescherming neemt deze aanbevelingen mee in het Toekomstscenario
                  kind- en gezinsbescherming, zoals de inspectie ook aanbeveelt. Daarbij verwijzen wij
                  naar de eerder aangehaalde Hervormingsagenda Jeugd waarin we ons samen met gemeenten
                  hardmaken voor stevige lokale teams. Dit zijn lokale teams die ook zelf hulp bieden,
                  die handelen vanuit een brede blik op het gehele gezin in de context van participatie,
                  wonen, armoede, scheiding, psychische problemen van ouders en onderwijs. Vanuit het
                  programma Toekomstscenario wordt specifiek op het onderdeel veiligheid bijgedragen
                  aan het ondersteuningsprogramma voor lokale teams van de Hervormingsagenda.
               
De RvdK herkent de constatering van de Inspectie dat ernstige financiële problemen
                  in combinatie met andere kwetsbaarheden een ontwrichtende werking hebben op het functioneren
                  van ouders en de ontwikkeling van kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming neemt
                  maatregelen om de deskundigheid van zijn medewerkers over de relatie tussen financiële
                  problemen en opvoedkundige problemen te vergroten. Bijvoorbeeld door een onderwijsmodule
                  voor medewerkers te ontwikkelen over de relatie tussen bestaansonzekerheid en gezinsproblematiek.
                  Tevens onderzoekt het Verwey-Jonker Instituut in opdracht van de Raad voor het Kinderbescherming
                  hoe de organisatie omgaat met de culturele diversiteit en armoedeproblematiek van
                  jeugdigen en gezinnen.
               
Beleidsreactie op IGJ-rapport over certificering
Op 9 oktober 2023 heeft de IGJ het rapport «Toezicht op certificering van jeugdbescherming
                  en jeugdreclassering door het Keurmerkinstituut» (bijlage bij Kamerstuk 31 839, nr. 983) gepubliceerd en heeft de Minister voor Rechtsbescherming dit rapport aan uw Kamer
                  aangeboden. In dit rapport constateert de inspectie dat het Keurmerkinstituut (KMI)
                  de certificering grotendeels conform bestaande afspraken uitvoert, maar ook dat de
                  afwegingen die het KMI maakt onvoldoende transparant en navolgbaar zijn. Op deze manier
                  is het volgens de IGJ niet helder waarom een GI onder omstandigheden van personeelstekorten
                  en wachtlijsten het certificaat behoudt en zou ten onrechte het beeld ontstaan dat
                  de kwaliteit toereikend is. De inspectie ziet het meewegen van de context en het ervaren
                  van politieke en maatschappelijke druk bij de certificering van GI’s als symptomen
                  van de voortdurende crisis in de jeugdbeschermingsketen. Zij doet daarom opnieuw een
                  oproep aan het Rijk om te komen tot crisisbeleid om de oorzaken van de crisis in de
                  jeugdbescherming aan te passen.
               
Beleidsreactie
De Minister voor Rechtsbescherming vindt het van groot belang dat de normen door de
                  certificerende instelling onafhankelijk worden getoetst en dat niet het beeld ontstaat
                  dat de kwaliteit toereikend is in het geval een GI niet voldoet aan de wettelijke
                  normen. Het is van belang om te borgen dat alle GI’s kwetsbare kinderen en gezinnen
                  adequaat en kwalitatief goed kunnen beschermen. Daarom werkt de Minister voor Rechtsbescherming
                  aan de aanpak van onderliggende problemen die kwaliteitsverlies binnen de jeugdbescherming
                  kunnen veroorzaken. Uw Kamer is in eerdere brieven geïnformeerd over een pakket aan
                  maatregelen dat zich richt op het beperken van de instroom en het vergroten van de
                  doorstroom in de jeugdbescherming door het bieden van tijdige hulp, werkdrukverlaging
                  voor jeugdbeschermers en het werven/opleiden van meer jeugdbeschermers.13
                  14 Zoals in deze brief toegelicht trekt het kabinet extra middelen uit voor de jeugdbescherming
                  en komt samen met gemeenten tot een landelijk tarief waarmee een lagere workload voor
                  jeugdbeschermers gerealiseerd kan worden. Vooruitlopend op het Toekomstscenario kind-
                  en gezinsbescherming zet het kabinet daarmee belangrijke stappen om de situatie in
                  de jeugdbescherming structureel te verbeteren.
               
Tegelijkertijd zijn er ook dilemma’s en tekortkomingen zichtbaar binnen het certificeringsstelsel
                  voor jeugdbescherming en jeugdreclassering. Dit rapport van de inspectie past in dat
                  beeld. Daarom heeft de Minister voor Rechtsbescherming een advies gevraagd aan het
                  hiervoor bestaande adviesorgaan, de Commissie van Belanghebbenden (CvB), zoals aangegeven
                  in de voortgangsbrief jeugd van 20 juni jl. Een van de aanbevelingen van de CvB is
                  om te kijken naar een alternatief voor het huidige certificeringssysteem. De Minister
                  voor Rechtsbescherming laat alternatieven, die passend moeten zijn binnen het Toekomstscenario
                  kind- en gezinsbescherming, onderzoeken en zal uw Kamer hierover eind 2024 informeren.
                  Daarnaast wordt er momenteel een voorstel opgesteld voor wijziging van de ministeriële
                  regeling van het huidige normenkader, mede met het oog op verminderen van de regeldruk.
                  De verwachting is dat in het najaar van 2024 gereed is. Op deze manier wordt ook invulling
                  gegeven aan de motie van het lid Van Haga over het schrappen van alle niet strikt
                  noodzakelijke administratieve regels en werkzaamheden voor jeugdbeschermers15.
               
Ten slotte zal de Minister voor Rechtsbescherming met zowel de IGJ als met het KMI
                  en de Raad voor Accreditatie (toezichthouder op Certificerende Instellingen) in gesprek
                  gaan over de uitkomsten van dit IGJ-rapport.
               
Overige onderwerpen en toezeggingen
Arbeidsmarkt
Eerder in deze brief hebben we toegelicht dat de subsidieregeling voor zij-instromers
                  een succes is en wordt uitgebreid met nogmaals € 10 miljoen. Hierdoor kunnen in 2024
                  en 2025 extra zij-instromers worden geworven.
               
Er wordt daarnaast ook ingezet op het behoud van jeugdbeschermers. Zo is er door de
                  GI’s de landelijke campagne «Wat zou jij doen»16 ontwikkeld om het imago van de jeugdbescherming te verbeteren. De campagne is op
                  14 september jl. gestart. Het doel van de campagne is om het belangrijke werk van
                  jeugdbeschermers beter op de kaart te zetten, zodat meer begrip en waardering ontstaat
                  voor deze beroepsgroep.
               
Jeugdbescherming bij scheidingsproblematiek
We vinden het belangrijk dat alle kinderen die het nodig hebben altijd de juiste hulp
                  en bescherming krijgen. Ook als de ontwikkeling van een kind waarvan de ouders uit
                  elkaar gaan, hierom vraagt. Tegelijkertijd willen we zoveel mogelijk voorkomen dat
                  de inzet van jeugdbescherming nodig is. Daarom blijven we ons, zoals eerder met uw
                  Kamer gedeeld, op verschillende manieren inzetten op het eerder en beter helpen van
                  gezinnen in complexe scheidingssituaties. Specifiek met betrekking tot het voorkomen
                  dat het kind onnodig een kinderbeschermingsmaatregel krijgt opgelegd zijn er de afgelopen
                  periode, in navolging van de gewijzigde motie van het lid Ceder,17 ook pilots ingericht waarbij de RvdK extra inzet pleegt. Dit betreft de inzet van
                  een nieuw triage-instrument door de RvdK bij een aantal jeugdbeschermingstafels, waardoor
                  nog gerichter kan worden geïndiceerd of de problemen van de ouders opgelost kunnen
                  worden buiten de jeugdbescherming. De betrokken professionals in de pilots (in de
                  regio’s Utrecht en Eindhoven) zijn inmiddels geschoold in de toepassing van dit instrument
                  en starten deze maand met de eerste zaken. Daarnaast gaat het om extra inzet van de
                  RvdK bij gezag- en omgangszaken door rondom de zitting met ouders te zoeken naar een
                  oplossing of verwijzing naar hulp, zónder dat er een raadsonderzoek is gelast. Hiermee
                  is gestart in een drietal rechtbanken, te weten in Groningen, Almelo en Limburg. De
                  ervaringen en werking van deze extra inzet wordt actief gemonitord. De Minister voor
                  Rechtsbescherming verwacht begin 2024 de eerste opbrengsten hiervan inzichtelijk te
                  hebben en zal uw Kamer hierover informeren.
               
Deze pilots zijn aanvullend op de al lopende inzet om ouders in scheiding vroegtijdig
                  en laagdrempelig de best passende hulp, informatie en ondersteuning te bieden. Tijdens
                  het debat over de Hervormingsagenda Jeugd op 27 juni jl. heeft de Minister voor Rechtsbescherming
                  op verzoek van leden van de CU en SGP toegezegd uw Kamer breder te informeren over
                  de verdere scheidingsaanpak. Daarbij zullen we ook ingaan op de lopende trajecten
                  op het terrein van scheiden en op welke wijze vanuit centrale regie, samen met de
                  betrokken partners uit het veld, hier breder in het land opvolging aan wordt gegeven.
                  Dit in navolging op het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
                  over complexe scheidingen en jeugdbescherming.18 We verwachten uw Kamer hier in januari 2024 over te informeren.
               
Handreiking voorrang bij het inzetten van schaarse jeugdhulp
Wij hebben eerder de dringende oproep gedaan om bij verwijzing naar jeugdhulp te werken
                  volgens het principe: kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel hebben prioriteit
                  bij de verdeling van jeugdhulp, mits de hulpvraag van kinderen zonder maatregel niet
                  urgenter is.
               
Deze oproep was nodig om te zorgen dat juist die meest kwetsbare kinderen, waarvoor
                  het uitblijven van hulp grote gevolgen kan hebben, tijdig passende hulp kunnen krijgen.
                  Tegelijkertijd weten we ook dat het maken van die afweging niet eenvoudig is, want
                  er zijn ook kinderen met complexe en urgente problemen zonder kinderbeschermingsmaatregel.
                  Ook vinden wij het juist belangrijk dat kinderbeschermingsmaatregelen zoveel mogelijk
                  worden voorkomen en dat voorrang verlenen dit niet in de weg staat. Dat is in lijn
                  met de motie van Kamerlid Raemakers over kinderen met jeugdhulp binnen het vrijwillig
                  kader adequaat meenemen in het afwegingskader.19 Het is aan de professionals om de afweging te maken welke kinderen met voorrang hulp
                  moeten krijgen en voor welke kinderen andere overbruggingszorg georganiseerd moet
                  worden.
               
Om professionals te ondersteunen met het maken van een goede afweging over de prioritering
                  van passende jeugdhulp bij kwetsbare gezinnen, is het NJi gevraagd om samen met betrokken
                  organisaties en met input van professionals hiervoor een handreiking te ontwikkelen.
                  Dit document is op basis van literatuur en praktijkonderzoek uitgewerkt en de uitgangspunten
                  en inzichten zijn inmiddels gepresenteerd aan verschillende groepen, bestaande uit
                  professionals, beleidsmakers, ambtenaren en gedragswetenschappers. De handreiking
                  is deze week gepubliceerd20. Wij zijn blij dat kennis over het maken van een goede afweging nu gebundeld beschikbaar
                  is voor professionals. Tegelijkertijd laat deze kennis ook zien dat het maken van
                  een goede afweging niet eenvoudig is. Het NJi geeft aan dat generieke antwoorden die
                  iets zeggen over welke zorgvraag urgenter is dan de andere weinig effectief zijn,
                  omdat de praktijk complex is en om maatwerk vraagt. Professionals, gezinnen, organisaties
                  en gemeenten zijn op zoek naar zo goed mogelijke antwoorden om gezinnen te helpen.
                  Met deze handreiking willen we deze zoektocht ondersteunen. Daarbij zijn de relevante
                  aspecten bij het maken van deze keuzes op een rij gezet om bij te dragen aan betere
                  oplossingen in de praktijk.
               
De handreiking gaat in op de dilemma’s waarmee professionals en organisaties te maken
                  krijgen, hoe er kan worden omgegaan met kinderen die langer op hulp moeten wachten,
                  hoe professionals met elkaar het gesprek kunnen voeren over wat er nodig is in een
                  gezin en wat organisaties kunnen doen om voor de juiste hulp te zorgen. Daarbij is
                  het van belang dat professionals en organisaties met elkaar en de gezinnen samenwerken
                  om tot goede oplossingen te komen.
               
Toezegging naar aanleiding van artikel over «onterechte uithuisplaatsing»
Tijdens het debat over de Hervormingsagenda Jeugd van 27 juni jl. heeft het lid Maeijer
                  (PVV) vragen gesteld over een artikel in het Algemeen Dagblad waarin gesproken werd
                  over een «onterechte uithuisplaatsing». Het artikel heeft betrekking op een situatie
                  waarin kinderen in het kader van een ondertoezichtstelling zonder machtiging van de
                  kinderrechter uit huis zijn geplaatst. Een gedwongen uithuisplaatsing heeft enorme
                  impact op kinderen en ouders. Gelet op deze grote impact behoort bij een ondertoezichtstelling
                  dit proces via een rechter te verlopen. In dit geval is dat niet gebeurd, waardoor
                  er sprake is van een onrechtmatige uithuisplaatsing. We betreuren dat zeer.
               
De GI’s hebben aangegeven dat het hier een uitzonderlijke situatie betreft en hen
                  geen andere gevallen bekend zijn waar dit aan de orde is geweest. Zij zijn er zich
                  terdege van bewust dat er in het kader van een ondertoezichtstelling voor een uithuisplaatsing
                  altijd een machtiging moet worden aangevraagd bij de rechter. De GI’s besteden hier
                  structureel aandacht aan in de juridische trainingen die deel uitmaken van de opleiding
                  van jeugdbeschermers.
               
Ondersteuningsteam
In 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming toegezegd te bezien of de werkwijze
                  van het Ondersteuningsteam kan worden ingezet voor andere (niet-gedupeerde) ouders
                  die met uithuisplaatsing te maken hebben. Inmiddels zijn er stevige verbindingen gelegd
                  tussen het Ondersteuningsteam en het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming,
                  waarin wordt gewerkt aan een duurzame verbetering van het stelsel van jeugdbescherming.
                  We benoemden dat eerder in deze brief al rond de noodzakelijke verbeteringen van het
                  feitenonderzoek. Op deze manier krijgen de werkwijze en ervaringen van Ondersteuningsteam
                  een goede doorwerking en worden hun waardevolle «lessen» over ondersteuning van ouders
                  en gezinnen benut in het stelsel. Het is daarbij wel goed om te beseffen dat de procesbegeleiders
                  van het Ondersteuningsteam een andere rol hebben dan jeugdbeschermers. Zij hoeven
                  bijvoorbeeld niet te beslissen over (een advies tot) een ondertoezichtstelling of
                  uithuisplaatsing. Hun werkwijze kan daarom niet zonder meer worden «overgezet» naar
                  de jeugdbescherming.
               
Tot slot
De jeugdbescherming verkeert nog altijd in zwaar weer, dat blijkt ook uit het deze
                  week verschenen signalement van de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ).21 Zo geeft de IGJ aan dat de wachtlijsten en tijdige doorstroming bij de jeugdbescherming
                  nog niet zijn opgelost en benoemt het de eerder beschreven problemen: onderbezetting,
                  veel personeelswisselingen, het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer, het ontbreken
                  van passende hulp met name bij complexe casussen etc. Deze signalen herkennen wij.
                  De IGJ signaleert dat GI’s het werken met het «Handelingsperspectief en veldnorm bij
                  onderbezetting Gecertificeerde Instellingen» voortzetten. De GI’s doen dit om de werkdruk
                  voor jeugdbeschermers op een acceptabel niveau te houden en de uitstroom van personeel
                  terug te dringen. Dit mag echter niet ten koste gaan van kinderen en gezinnen. De
                  GI’s laten de werkwijze dan ook onafhankelijk evalueren, zoals de IGJ ook aanbeveelt.
                  De resultaten van deze evaluatie worden eind dit jaar verwacht. Wij gaan vervolgens
                  in gesprek met de GI’s en de IGJ over de uitkomsten van de evaluatie en de betekenis
                  ervan voor het werken met het handelingsperspectief. Het signalement geeft verder
                  voorbeelden die via de calamiteitenmeldingen en het Landelijke Meldpunt Zorg zijn
                  binnengekomen. Het zijn schrijnende voorbeelden die nogmaals duidelijk maken hoe belangrijk
                  het is dat we de situatie in de jeugdbescherming en jeugdzorg verbeteren. Dat vergt
                  een langdurige inspanning van Rijk, gemeenten, de Raad voor de Kinderbescherming,
                  GI’s en andere betrokken jeugdzorgorganisaties om uiteindelijk meer lucht te krijgen.
                  Met de maatregelen die in deze brief staan beschreven – het landelijk tarief, de zij-instroomregeling,
                  de pilots rondom scheidingsproblematiek, het uitbreiden van de pilot kosteloze rechtsbijstand
                  en de handreiking voorrang jeugdhulp – zorgen we voor verbeteringen op korte termijn.
                  Samen met de structurele verbeteringen uit de hervormingsagenda Jeugd en het toekomstscenario
                  Kind- en gezinsbescherming willen we ervoor zorgen dat kwetsbare kinderen en gezinnen
                  weer tijdig en met voldoende aandacht geholpen kunnen worden.
               
De Minister voor Rechtsbescherming,
                  F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
                  M. van Ooijen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming - 
              
                  Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport