Brief regering : Tweede nalevingsverslag GRECO vijfde evaluatieronde en evaluatie UNCAC
36 410 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024
36 410
VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
(VI) voor het jaar 2024
Nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2023
Inleiding
Nederland wordt periodiek door verschillende anti-corruptie gremia geëvalueerd. In
deze brief wordt uw Kamer ten eerste geïnformeerd over een evaluatie door de Groep
van Staten tegen Corruptie van de Raad van Europa (GRECO). Daarnaast wordt uw Kamer
geïnformeerd over een evaluatie van Nederland op basis van het Verdrag van de Verenigde
Naties tegen Corruptie (United Nations Convention Against Corruption – UNCAC). Deze
evaluatie betreft de beleidsterreinen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Evaluatie Groep van Staten tegen Corruptie van de Raad van Europa (GRECO)
In de plenaire vergadering van GRECO van 5 tot en met 9 juni 2023 is gesproken over
de implementatie van de aanbevelingen van de GRECO aan Nederland in de vijfde evaluatieronde
ter preventie van corruptie en het bevorderen van integriteit bij de hoogste bestuurlijke
functies in de centrale overheid (bewindspersonen) en bij rechtshandhavingsinstanties
(Nationale Politie en Koninklijke Marechaussee). GRECO heeft in totaal zestien aanbevelingen
gedaan aan Nederland: acht aanbevelingen over het integriteitsbeleid voor bewindspersonen
en acht aanbevelingen over het integriteitsbeleid voor de Nationale Politie en de
Koninklijke Marechaussee. Tijdens de GRECO vergadering in maart 2021 werd het eerste
nalevingsverslag in de vijfde evaluatieronde van Nederland vastgesteld. In onze brief
van 6 juli 2021 (Kamerstukken 35 570 VII en 35 570 VI, nr. 107) bent u geïnformeerd over dit nalevingsverslag. In onze brief van 29 december 2022
bent u geïnformeerd over de voortgang van de opvolging van de aanbevelingen uit de
vijfde evaluatieronde GRECO (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 155). Tijdens de meest recente GRECO vergadering in juni 2023 is op basis van deze voortgang
het tweede nalevingsverslag van Nederland vastgesteld.
Hierbij treft u de originele versie en de vertaling van het vastgestelde tweede nalevingsverslag
aan. Door middel van deze brief informeer ik u mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid en de Minister van Defensie, over de stand van zaken ten aanzien van
de uitvoering van de aanbevelingen en de bevindingen van GRECO.
Implementatie aanbevelingen integriteit bewindspersonen
De aanbevelingen ter versterking van het integriteitsbeleid voor bewindspersonen hebben
betrekking op:
i. ontwikkeling van een gecoördineerde strategie op basis van risicoanalyse;
ii. ontwikkeling van een integrale gedragscode met richtsnoeren voor belangenverstrengeling
en integriteitsgerelateerde kwesties;
iii. vertrouwelijke begeleiding en vergroting van bewustwording, onder meer via periodieke
trainingen;
iv. stellen van regels en richtsnoeren over de omgang met derden en lobbyisten en vergroting
van de transparantie over de contacten en de onderwerpen;
v. invoering van een verplichting om ad hoc melding te doen van een ontstane situatie
waarin sprake is van belangenverstrengeling;
vi. stellen van algemene regels over beperkingen bij de aanvaarding van vervolgfuncties;
vii. een verplichting om periodiek in het openbaar, opgave te doen van financiële belangen;
viii. actualisering van de wetgeving omtrent onderzoek en vervolging.
GRECO constateert in het tweede nalevingsverslag dat met betrekking tot de hoogste
bestuurlijke functies enkele stappen zijn ondernomen door de regering om de aanbevelingen
van GRECO uit te voeren. Uit het tweede nalevingsverslag volgt dat de regering van
de acht aan haar gerichte aanbevelingen, één aanbeveling naar tevredenheid heeft geïmplementeerd.
Vijf van de aanbevelingen zijn deels geïmplementeerd en twee aanbevelingen zijn niet
geïmplementeerd.
Het kabinet is van mening dat er reeds betekenisvolle stappen zijn gezet om de aanbevelingen
van GRECO te implementeren en zal naar vermogen en volledig rekening houdend met de
Nederlandse rechtsprincipes uitvoering geven aan de openstaande GRECO-aanbevelingen.
Uit het nalevingsverslag blijkt dat aanbevelingen i-iv en vi deels zijn geïmplementeerd,
aldus GRECO. GRECO constateert ten aanzien van de eerste aanbeveling dat een self-assessment
en risicoanalyse van de integriteit van kandidaat-Ministers en -Staatssecretarissen
ontwikkeld is, hetgeen volgens GRECO een positieve ontwikkeling is. Daarnaast neemt
GRECO kennis van de nota integriteit openbaar bestuur1, die een aantal beleidsvoornemens bevat ter verbetering van de integriteit van het
openbare bestuur in brede zin. GRECO had echter specifiekere informatie verwacht in
de vorm van een strategie over de vaststelling en uitvoering van gerichte maatregelen
ten aanzien van het integriteitsbeleid van bewindspersonen. Het kabinet is van mening
dat zowel de self-assessment risicoanalyse integriteit kandidaat-bewindspersonen en
de nota integriteit openbaar bestuur en de daarin genoemde concrete voornemens, tegemoetkomen
aan de eerste aanbeveling van GRECO. Dat geldt ook voor het wetsvoorstel regels gewezen
bewindspersonen. In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel wordt uiteen gezet
welke uitgangspunten en doelstellingen het kabinet nastreeft ten aanzien van mogelijke
vervolgfuncties voor bewindspersonen. Op basis daarvan zijn in het wetsvoorstel verschillende
maatregelen opgenomen. Het wetsvoorstel is voor het afgelopen zomerreces om advies
naar de Raad van State verzonden. Het kabinet is nog in afwachting van het advies
van de Raad van State, maar streeft ernaar om het wetsvoorstel nog dit kalenderjaar
bij uw Kamer in te dienen.
De tweede aanbeveling gaat over de ontwikkeling van een integrale gedragscode voor
bewindspersonen. GRECO geeft aan dat de onlangs aangenomen gedragscode voor bewindspersonen
samen met de Gedragscode Integriteit Rijk voldoet aan de eerste doelstelling van deze
aanbeveling. Echter laat GRECO weten dat een specifiek systeem van toezicht en sancties
met betrekking tot de gedragscode ontbreekt, waardoor het tweede deel van deze aanbeveling
niet is uitgevoerd. De Raad van State heeft in november 2022 op verzoek van de Minister
van BZK voorlichting uitgebracht over de vraag in hoeverre het binnen de constitutionele
grenzen van de ministeriële verantwoordelijkheid mogelijk is om een intern- of extern
toezichts- en handhavingsmogelijkheid op te nemen voor integriteitsregels voor bewindspersonen.2 De Raad van State stelde in de voorlichting dat een extern sanctioneringsmechanisme
indruist tegen de autonomie van het parlement om op basis van de vertrouwensregel
zelfstandig een oordeel te vellen over een bewindspersoon. Uw Kamer is in december
2022 geïnformeerd dat het kabinet de voorlichting van de Raad van State opvolgt en
geen extern sanctioneringsmechanisme instelt.3 Het kabinet onderschrijft de voorlichting van de Raad van State om meer in te zetten
op preventieve maatregelen, omdat effectieve versterking van integriteit als morele
waarde een veel bredere aanpak behoeft dan handhaving en sanctionering, waarbij regelmatige
agendering, bespreking van dilemma’s, leiderschap en voorbeeldgedrag centraal staan.
Daarom heeft het kabinet aangekondigd meer in te zetten op preventieve maatregelen
zoals een jaarlijkse bespreking van het onderwerp integriteit in de ministerraad,
met voorafgaand hieraan een integriteitstraining en de aanstelling van een vertrouwenspersoon
voor bewindspersonen waarmee ze integriteitsdilemma’s kunnen bespreken.
Ten aanzien van de derde aanbeveling constateert GRECO dat er stimulerende preventieve
maatregelen op komst zijn met het oog op de invoering van vertrouwelijke advisering
en bewustwording voor integriteitskwesties bij bewindspersonen, zoals benoemd in de
bovenstaande paragraaf. Omdat de vertrouwenspersoon nog niet is aangesteld en de jaarlijkse
bespreking over integriteit in de ministerraad nog niet heeft plaatsgevonden, acht
GRECO deze maatregel nog niet voldoende geïmplementeerd. Het kabinet heeft recentelijk,
op initiatief van de Minister van BZK, in de ministerraad expliciet stilgestaan bij
het onderwerp integriteit. Gezien de huidige, demissionaire status van het kabinet
was die bespreking met name geconcentreerd op integriteit in relatie tot mogelijke
vervolgfuncties van bewindspersonen. Ondertussen wordt, ten behoeve van de start van
het volgende kabinet, alvast een meer uitgebreide sessie over integriteit voorbereid
met een deskundige, externe begeleider. Voorts zal het kabinet nog dit kalenderjaar
uw Kamer nader informeren over de aanstelling van een vertrouwenspersoon voor bewindspersonen.
De vierde aanbeveling gaat over het stellen van regels en richtsnoeren over de omgang
met derden en lobbyisten. GRECO heeft kennisgenomen van het feit dat het kabinet in
2022 een wetenschappelijk onderzoek heeft laten uitvoeren naar de manier waarop een
lobbyregister kan worden ingevoerd in Nederland en dat in mei 2023 de Kamer is geïnformeerd
over de vervolgstappen. Het kabinet heeft toegezegd dat het de transparantie van agenda-afspraken
van bewindspersonen wil verbeteren door deze, meer dan tot nu toe, nauwgezet bij te
houden en extra aandacht te besteden aan de vermelding van inbreng van externe partijen
in de toelichting bij wet- en regelgeving.4 GRECO acht dit als een stap in de goede richting, maar bepleit dat er nog steeds
nadere regels en richtsnoeren moeten worden ingevoerd over hoe bewindspersonen dienen
om te gaan met contacten met lobbyisten. In de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport
Afwegingskader legitieme belangenvertegenwoordiging is aangegeven dat begin 2024 zal
worden geëvalueerd of de verbeteringen van de openbare agenda’s en lobbyparagrafen
voldoende effect sorteren. Wanneer dat niet het geval blijkt, dan zal het kabinet
alsnog een ontwikkeltraject overwegen om te komen tot een lobbyregister. In de tussentijd
zal het kabinet alvast wel inventariseren welke vormen en onderdelen van lobbyregisters
in andere landen effectief en uitvoerbaar zijn. Mochten de uitkomsten van de evaluatie
volgend jaar aanleiding geven tot een andere invulling van een lobbyregister, dan
hoeft op dat moment niet pas te worden begonnen met ideeënvorming. De Minister van
BZK heeft uw Kamer onlangs geïnformeerd over de opzet van deze evaluaties.5
GRECO concludeert dat aanbeveling v naar tevredenheid is geïmplementeerd. De aanbeveling
gaat over de invoering van een verplichting om ad hoc melding te doen van een ontstane
situatie waarin sprake is van belangenverstrengeling. GRECO concludeert dat de nieuwe
gedragscode voor bewindspersonen een verplichting bevat om situaties van belangenverstrengeling
direct te melden als deze zich voordoen. Politieke assistenten zijn overeenkomstig
de Gedragscode Integriteit Rijk eveneens verplicht gevallen van belangenverstrengeling
te melden als deze zich voordoen. Derhalve is GRECO van mening dat is voldaan aan
de aanbeveling. Het kabinet onderschrijft dit en is verheugd dat deze aanbeveling
van GRECO nu naar tevredenheid is geïmplementeerd.
De zesde aanbeveling gaat over het stellen van algemene regels over beperkingen bij
de aanvaarding van vervolgfuncties. GRECO constateert met tevredenheid dat er onlangs
verschillende maatregelen zijn aangekondigd om vervolgfuncties van voormalige bewindspersonen
wettelijk te regelen. Hoewel de maatregelen onderweg zijn, concludeert GRECO dat deze
nog niet in werking zijn getreden en daarom acht GRECO deze maatregel als deels geïmplementeerd.
Het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen is voor afgelopen zomer voor advies
aan de Raad van State voorgelegd. Het wetsvoorstel betreft onder andere het codificeren
van het bestaande lobbyverbod. Daarnaast is het voornemen om met dit wetsvoorstel
gewezen bewindspersonen te verplichten om gedurende een afkoelperiode van twee jaar
na het ontslag niet in dienst te treden bij het voormalige ministerie of een ander
ministerie voor zover het gaat om aanpalende beleidsterreinen, geen commerciële opdrachten
daar te aanvaarden en onafhankelijk advies te vragen over de toelaatbaarheid van een
vervolgfunctie in de private sector.Zoals reeds benoemd bij de eerste aanbeveling
is het kabinet nog in afwachting van het advies van de Raad van State, maar streeft
ernaar om het wetsvoorstel nog dit kalenderjaar in te dienen bij uw Kamer.
GRECO concludeert dat aanbeveling vii en viii niet geïmplementeerd zijn. GRECO constateert
dat het een positieve ontwikkeling is dat in de gedragscode voor bewindspersonen een
verplichting is opgenomen om nieuwe financiële belangen die mogelijk leiden tot belangenverstrengeling
tijdens de ambtstermijn te melden aan de Tweede Kamer. GRECO merkt echter ook op dat
er geen tastbare vooruitgang is geboekt ten aanzien van deze aanbeveling wat betreft
de invoering van wettelijke verplichtingen voor bewindspersonen om tijdens hun ambtstermijn
hun financiële belangen te melden en openbaar te maken. Daarnaast betreurt GRECO het
dat er geen maatregelen zijn gerapporteerd om een toetsingsmechanisme voor meldingen
van financiële belangen van bewindspersonen te waarborgen. In paragraaf 3.5 van de
gedragscode voor bewindspersonen is een hoofdstuk opgenomen over financiële belangen
en handel in effecten tijdens het ambt. Het kabinet is van mening dat voorop staat
dat het de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon zelf is om hierin initiatief
te nemen. De gedragscode wordt periodiek besproken in de ministerraad, wat zal bijdragen
aan de bewustwording over deze maatregel. Het kabinet acht deze preventieve maatregel
voldoende en is daarom niet voornemens om wettelijke verplichtingen of een toetsingsmechanisme
in te voeren ten aanzien van deze maatregel.
De laatste aanbeveling van de GRECO heeft betrekking op de procedure voor ambtsdelicten
zoals vervat in artikel 119 van de Grondwet en de Wet ministeriële verantwoordelijkheid
en ambtsdelicten leden Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen. De Commissie
herziening wetgeving ambtsdelicten Kamerleden en bewindspersonen (commissie Fokkens)
heeft hieromtrent geadviseerd en tijdens haar onderzoek ook bezien hoe het beste opvolging
kan worden gegeven aan deze GRECO-aanbeveling.6 Een hoofdlijnenbrief met een reactie op het rapport van de commissie Fokkens zal
binnenkort in de ministerraad worden besproken en zal daarna naar de Tweede Kamer
worden verzonden.
Concluderend heeft GRECO geconstateerd dat er stappen zijn ondernomen door Nederland
en dat er ook nog maatregelen op komst zijn ten aanzien van de eerste acht aanbevelingen
van GRECO. Er zijn echter nog meer inspanningen noodzakelijk ten aanzien van de implementatie
van de nog openstaande aanbevelingen. Hoewel er nog stappen moeten worden gezet, is
het kabinet van mening dat er reeds aanzienlijke voortgang is geboekt ten opzichte
van het eerste nalevingsverslag. Het kabinet heeft geprobeerd de aanbevelingen van
GRECO zo goed mogelijk in te passen in het Nederlandse staatsbestel. De GRECO aanbevelingen
zijn een steun in de rug om ook in de toekomst weer voortgang te boeken. In de volgende
paragraaf worden de GRECO aanbevelingen voor het integriteitsbeleid van de Nationale
Politie en Koninklijke Marechaussee toegelicht.
Implementatie aanbevelingen integriteit Nationale Politie en Koninklijke Marechaussee
De aanbevelingen ter versterking van het integriteitsbeleid voor rechtshandhavingsinstanties
hebben betrekking op:
i. Uitwerking van de themabladen van de Nationale Politie en ontwikkeling van een vergelijkbaar
instrument voor de Koninklijke Marechaussee, inclusief toezicht op en handhaving van
deze instrumenten.
ii. Bijscholing over ethiek en integriteit voor personeel.
iii. Maatregelen voor screening van personeel van de Nationale Politie.
iv. Invoeren van een procedure voor omgang met geschenken en voordelen, inclusief melding
en registratie van dergelijke geschenken/voordelen en toezicht op de naleving van
deze procedure.
v. Verbetering van controlemaatregelen ten aanzien van de toegang tot en het gebruik
van vertrouwelijke informatie.
vi. Onderzoek naar het risico van belangenverstrengeling na uitdiensttreding bij de Nationale
Politie.
vii. Verbetering van het huidige meldingsregime door middel van het invoeren van een periodieke
meldplicht voor financiële belangen van het topmanagement van deze rechtshandhavingsinstanties,
het aanwijzen van functies waarbij een risico van belangenverstrengeling aanwezig
is en het voorzien in passend toezicht.
viii. Introduceren van een verplichting om corruptie-gerelateerde misdragingen te melden
en de bescherming van klokkenluiders in dit verband aan te passen.
Uit het tweede nalevingsverslag volgt dat de Nationale Politie zeven van de acht aan
haar gerichte aanbevelingen naar tevredenheid heeft geïmplementeerd. Eén aanbeveling
is deels geïmplementeerd. De Koninklijke Marechaussee heeft vijf van de zeven aan
haar gerichte aanbevelingen naar tevredenheid geïmplementeerd. De twee resterende
aanbevelingen heeft de Koninklijke Marechaussee deels geïmplementeerd.
Tijdens de plenaire vergadering is benadrukt dat de Nationale Politie en Koninklijke
Marechaussee grote stappen hebben gezet in het verbeteren van hun integriteitsbeleid.
Het kabinet onderschrijft dit en is verheugd dat de inspanningen van de Nationale
Politie en de Koninklijke Marechaussee door GRECO worden bevestigd. Integriteit maakt
onderdeel uit van het professionele vakmanschap binnen de Nationale Politie en Koninklijke
Marechaussee. Het gaat hierbij niet alleen om het voorkomen van integriteitsschendingen,
maar op het creëren en borgen van een veilige en integere werkcultuur waarin er ruimte
is en wordt gevoeld om integriteitsdillema’s te melden en te bespreken. Binnen een
dergelijke cultuur worden (ethische) waarden, verantwoordelijkheid en ethisch gedrag
aangemoedigd en een dergelijke cultuur draagt verder bij aan een lerende organisatie.
Het creëren en borgen van een dergelijke cultuur is een complex en doorlopend proces.
De voortgang die GRECO heeft waargenomen, vormt een additionele stimulans om dit doorlopende
proces voort te zetten.
Nationale Politie
Voor de Nationale Politie geldt dat aanbevelingen i-iii en v-viii naar tevredenheid
zijn geïmplementeerd. Concrete maatregelen die door de Nationale Politie in dit kader
zijn getroffen, behelzen onder meer het uitoefenen van toezicht door leidinggevenden
op naleving van de geldende integriteitsregels (waarop de themabladen nadere toelichting
verschaffen middels onder meer casuïstiek en voorbeelden). Daarnaast is integriteitstraining
niet alleen een vast onderdeel van de initiële opleiding voor opsporingsambtenaren,
maar ook van onder meer de Master Tactisch Leidinggeven (de reguliere opleiding om
leidinggevende te worden). Verder is op 1 januari 2023 het gewijzigde Besluit screening
ambtenaren van politie en politie-externen in werking getreden, waardoor in continue
screening is voorzien.7 Ook heeft de Nationale Politie diverse applicaties ingevoerd die de toegang tot systemen
met vertrouwelijke politie-informatie beperken en het gebruik van deze systemen registreren
(loggen). Daarnaast is een onderzoek uitgevoerd naar de risico’s van belangenverstrengeling
na uitdiensttreding, waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd.8 Tenslotte is de Beleidsregel financiële belangen politie op 30 juni 2022 in werking
getreden.9
Aanbeveling iv (procedure voor omgang met geschenken) is deels geïmplementeerd. Uit
de wet10 volgt dat het een ambtenaar niet is toegestaan zonder toestemming van de overheidswerkgever
giften, vergoedingen, beloningen en beloften van een derde aan te nemen of hierom
te vragen. In uitwerking van deze wettelijke regeling beschikt de politie over een
toetsingskader voor medewerkers en leidinggevenden voor wat betreft de aanname van
geschenken. De politie heeft aangegeven het huidige toetsingskader dat in 2014 is
opgesteld te gaan actualiseren. Het kabinet zal met de politie bespreken of en zo
ja, welke aanvullende maatregelen naar aanleiding van het tweede nalevingsverslag
nog zullen worden genomen. Verder ziet één van de themabladen bij de Beroepscode op
dit onderwerp. Het desbetreffende themablad is recent nog geactualiseerd en op het
intranet van de politie gepubliceerd. Uit deze nadere regels volgt dat een politieambtenaar
in beginsel geen geschenken mag aannemen. Onder strikte voorwaarden zijn er uitzonderingen
hierop mogelijk die in het toetsingskader zijn beschreven. Als een medewerker een
geschenk krijgt aangeboden, dan meldt hij dit bij zijn leidinggevende. Indien het
geschenk minder dan € 50,– waard is en de leidinggevende dit toelaatbaar acht, dan
kan toestemming worden verleend om het geschenk aan te nemen c.q. te behouden.
Koninklijke Marechaussee
Voor de Koninklijke Marechaussee geldt dat aanbevelingen i, ii, v, vi en viii volledig
zijn geïmplementeerd.11 De Koninklijke Marechaussee heeft een doorlopende leerlijn en in de afgelopen periode
geïnvesteerd in de invoering van een aantal verplichte trainingsmomenten, in het bijzonder
voor medewerkers met een leidinggevende functie. Daarnaast heeft de Koninklijke Marechaussee
diverse maatregelen getroffen om het toezicht op de toegang tot, en het gebruik van,
vertrouwelijke informatie te verbeteren. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling
van het project «Monitoren op logging», waarmee het loggen van digitale activiteiten
automatisch kan worden gemonitord en gecontroleerd. Ten slotte is het onderzoek naar
de risico’s op belangenverstrengeling na uitdiensttreding, waarnaar hierboven werd
verwezen, afgerond.
Aanbeveling iv over het melden en registreren van geschenken is deels geïmplementeerd.
Op (procedures rondom) het aannemen van geschenken en giften zijn defensiebrede (gedrags)regels
van toepassing. Onderdeel hiervan is een (vormvrije) meldplicht voor de medewerker
en een registratieplicht voor de leidinggevende. Net als bij de Nationale Politie
is het aannemen van geschenken en giften slechts onder voorwaarden mogelijk. Het Cluster
Integriteit van de Koninklijke Marechaussee adviseert de leidinggevende over de toelaatbaarheid
van de gift. GRECO is echter van mening dat het noodzakelijk is om een uniform meldformulier
te introduceren en een geschenkenregister met centraal toezicht hierop in te richten.
Defensie zal daarom in de komende periode nader bezien welke extra effecten een register
en toezicht kunnen bereiken bovenop de bestaande gedragsregels en andere instrumenten.
De Ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie bezien of zij van elkaars ervaringen
kunnen leren of anderszins daarvan gebruik kunnen maken.
Ten aanzien van aanbeveling vii over financiële belangen en het toezicht daarop, wordt
een defensiebrede regeling voorbereid die verdere invulling geeft aan de meld- en
registratieplicht die reeds in de rechtspositieregelingen van Defensie is vastgelegd.
Deze regeling is aanvullend op, en complementair aan, de regels binnen Defensie met
betrekking tot het uitvoeren van nevenwerkzaamheden.
Evaluatie Verdrag van de Verenigde Naties tegen Corruptie (UNCAC)
In 2020 is in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen Corruptie (UNCAC)12 een evaluatie van het Nederlandse anti-corruptiebeleid gestart. UNCAC is het enige
juridisch bindende universele instrument voor corruptiebestrijding.
Vanwege verschillende omstandigheden heeft de evaluatie ruime vertraging opgelopen.
De VN heeft momenteel uitsluitend de samenvatting van haar rapport met bevindingen
gepubliceerd. De samenvatting geeft de belangrijkste onderwerpen weer en bevat alle
door de VN geformuleerde aanbevelingen.13 De samenvatting is als bijlage meegestuurd met deze kabinetsreactie. Het gehele rapport
zal pas later beschikbaar zijn en zal separaat aan uw Kamer worden aangeboden. Hierbij
wordt uw Kamer op basis van de samenvatting alvast geïnformeerd over de belangrijkste
uitkomsten en aanbevelingen van de VN. Aangezien de evaluatie zag op de periode 2015–2020
en het landenbezoek aan Nederland in november 2020 is afgelegd, is sommige informatie
uit het rapport verouderd.
De specifieke focus van deze evaluatie waren preventieve anti-corruptie maatregelen
(hoofdstuk 2 UNCAC) en het terughalen van opbrengsten van corruptie/asset recovery (hoofdstuk 5 UNCAC). De VN beoordeelt het Nederlandse systeem voor corruptiebestrijding
over het algemeen positief, maar ziet nog een aantal uitdagingen voor een volledige
implementatie van UNCAC en heeft daartoe een aantal aanbevelingen geformuleerd. De
afgelopen jaren is Nederland door verscheidene internationale anti-corruptiegremia
geëvalueerd. Veel van de aanbevelingen van de VN zien op thema’s waar momenteel al
maatregelen op worden getroffen en waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd. Zo wordt
in de Kamerbrief integriteitsbeleid openbaar bestuur het huidige integriteitsbeleid
en alle beleidsvoornemens op nationaal, decentraal en ambtelijk niveau voor politieke
ambtsdragers en ambtenaren omschreven. Uw Kamer is in deze Kamerbrief reeds op de
hoogte gesteld van het feit dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bezien hoe het anti-corruptiebeleid
en het integriteitsbeleid elkaar kunnen versterken.14 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid verkent daarnaast hoe het repressieve anti-corruptiebeleid
op zichzelf beschouwd verder kan worden versterkt. Daarbij is in het bijzonder aandacht
voor corruptie in relatie tot georganiseerde ondermijnende criminaliteit.15 Tot slot is het anti-corruptiebeleid volop in ontwikkeling door het voorstel van
de Europese Commissie voor een richtlijn ter bestrijding van corruptie binnen de EU.16 Voor alle aanbevelingen van de VN zal daarom worden bezien in hoeverre en in welke
vorm deze aanbevelingen kunnen worden meegenomen in deze verdere beleidsvorming op
het gebied van integriteit en anti-corruptie, voor zover zij daarin of anderszins
niet reeds zijn of worden geadresseerd. Bij het aanbieden van het volledige rapport
zullen wij uw Kamer hier nader over informeren.
Afsluiting
Nederland dient op 30 juni 2024 weer aan GRECO te rapporteren over de voortgang van
de implementatie van de openstaande aanbevelingen. Nadat GRECO de voortgangsinformatie
heeft beoordeeld, zal ik uw Kamer hierover informeren, mede namens de Minister van
Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie. Het evaluatierapport van de VN
zal separaat aan uw Kamer worden aangeboden zodra deze beschikbaar is.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties