Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat gehandicaptenbeleid van 5 oktober, over het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken Wmo 2015
29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning
Nr. 354 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2023
Tijdens het commissiedebat over gehandicaptenbeleid van 5 oktober 2023 zijn vragen
gesteld naar aanleiding van mijn brief van 4 oktober 2023 waarin ik u informeer dat
het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken niet wordt ingediend bij uw Kamer.1 Uw Kamer verzoekt mij in hoofdzaak te verduidelijken waarom het uitblijven van de
wetsaanpassing gevolgen heeft voor gemeenten. In deze brief treft u mijn reactie aan.
Het vorige kabinet was voornemens om door middel van het wetsvoorstel resultaatgericht
beschikken gemeenten de mogelijkheid te bieden zowel een tijdsduurbeschrijving als
een resultaatbeschrijving te hanteren bij het toekennen van een maatwerkvoorziening
op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De wetswijziging
voorzag tevens in waarborgen voor de rechtszekerheid in de vorm van een (laagdrempelige)
klacht- en geschilprocedure. Aanleiding om dit wetsvoorstel niet te continueren waren
het kritische advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, de vaste lijn
in de rechtspraak over resultaatgericht beschikken in relatie tot de rechtszekerheid
en de bezwaren van aanbieders en cliëntorganisaties.2
Resultaatgericht beschikken is in strijd met de jurisprudentie
Een minderheid van de gemeenten hanteert momenteel bij de individuele besluitvorming
op grond van de Wmo 2015 (de beschikking) een resultaatbeschrijving (bijvoorbeeld
een schoon huis). Vaste lijn in de rechtspraak is dat gemeenten in strijd met de rechtszekerheid
handelen als zij alleen een resultaatbeschrijving opnemen in de beschikking zonder
tijdsindicatie. De hoogste bestuursrechter oordeelde meermaals dat het voor inwoners
duidelijk moet zijn op hoeveel uur ondersteuning zij kunnen rekenen.3
Aanpassing wijze van beschikken
Nu de Wmo 2015 op dit punt niet zal worden gewijzigd, zullen de betreffende gemeenten
hun werkwijze in overeenstemming moeten brengen met de jurisprudentie en algemene
rechtsbeginselen. Dit staat overigens los van de mogelijkheid voor gemeenten om aanbieders
resultaatgericht te financieren. Gemeenten moeten bij het verstrekken van nieuwe beschikkingen conform de jurisprudentie
te handelen en de lopende aanspraken gefaseerd aanpassen. Gemeenten kunnen enige tijd
nodig hebben voor het aanpassen van de lokale werkwijze. De tijd die hiermee gepaard
gaat is afhankelijk van de grootte van een gemeente en in samenhang daarmee het aantal
inwoners aan wie een beschikking is verstrekt met alleen een resultaatbeschrijving.
Per individu moet zorgvuldig de aanspraak worden gewijzigd. In gesprek met de VNG
volg ik de vorderingen.
Alternatief
Op dit moment streven de VNG, gemeenten en aanbieders ernaar in samenspraak met cliëntorganisaties
te komen tot een alternatieve werkwijze die voldoet aan de wet en jurisprudentie en
toch ook enige flexibiliteit geeft in de uitvoering van de Wmo 2015. De flexibiliteit
om bijvoorbeeld de individuele noden van inwoners en personele beschikbaarheid bij
aanbieders beter op elkaar aan te laten sluiten. Juist de flexibiliteit in de uitvoering
was een belangrijke reden om het wetsvoorstel te initiëren. Ik ondersteun het initiatief
van de VNG om – ondanks het niet indienen van het wetsvoorstel – met partijen in gesprek
te gaan om na te denken over een mogelijke alternatieve werkwijze. Dit is ook nodig,
gezien het feit dat ook Wmo-ondersteuning een schaars goed is en dat we ook in de
toekomst de meest kwetsbare inwoners willen verzekeren van kwalitatieve ondersteuning,
passend bij de (soms langdurige) behoefte van de inwoner. Hiervoor is flexibiliteit
nodig in de uitvoeringspraktijk en tegelijkertijd moet de rechtsbescherming van de
inwoner gegarandeerd zijn. Waar nodig zal ook mijn departement de gesprekken, die
partijen hebben om tot een nadere uitwerking te komen, ondersteunen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport