Brief regering : Voortgangsbrief implementatie Omgevingswet oktober 2023
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 272
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2023
1. Aanleiding
Zoals toegezegd neem ik u mee in de stand van zaken van inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Nadat ik samen met de bestuurlijke partners had geconcludeerd dat er geen belemmerende
factoren meer waren heb ik het koninklijk besluit met de datum van inwerkingtreding
van 1 januari 2024 bij de Eerste Kamer voorgehangen. Op basis van de uitkomst van
de parlementaire behandeling van maart jl. is het koninklijk besluit met de datum
van 1 januari 2024 geslagen en gepubliceerd.
Aan deze duidelijkheid was in de uitvoeringspraktijk grote behoefte: op deze manier
is zes maanden voor inwerkingtreding de gevraagde en noodzakelijke helderheid geboden.
Zo kunnen processen voor planvorming goed worden voorbereid en kan worden gezorgd
voor een voldoende robuust DSO voor inwerkingtreding. De bevoegd gezagen hebben hiermee
de tijd gekregen die zij aangaven nodig te hebben voor het oefenen en inregelen van
hun processen. Het betekent ook dat de bevoegd gezagen in hun organisaties gaan werken
in de keten volgens de nieuwe principes en procedures van de Omgevingswet.
Dat betekent niet dat we er al zijn. Hieronder ga ik in op de voortgang van de hoofdpunten,
signalen, zorgen en lopende acties, maar ook over de zorgen die bij sommige bevoegd
gezagen en anderen leven. In bijlage 1 vindt u – net als bij de vorige voortgangsbrieven
– de uitgebreide stand van zaken met betrekking tot implementatie, het DSO, wetgeving
en monitoring en evaluatie van het wetgevingsstelsel. Daarbij ga ik specifiek in op
het voldoen aan de WCAG en motie van het lid Janssen c.s.1, de uitvoering van de motie van het lidMoonen, de stand van zaken en het monitoren
van beïnvloeding en ondermijning.
2. Huidige fase en voortgang
Doel van de wet
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet kunnen twee problemen in het domein van
de fysieke leefomgeving aangepakt worden:
1. De historisch gegroeide omvangrijke, complexe en versnipperde regelgeving met als
gevolg onoverzichtelijkheid, onvoorspelbaarheid en onvoldoende samenhang in het omgevingsrecht;
2. De onbalans tussen zekerheid en dynamiek met als gevolg: slepende besluitvormingsprocessen,
hoge onderzoekslasten, (te) gedetailleerde plannen, normen en voorschriften en weinig
ruimte voor politieke sturing, eigen verantwoordelijkheid, participatie en innovatie.2
Bij aanvang van de stelselherziening omgevingsrecht is geïdentificeerd dat het een
langdurig verandertraject vraagt bij alle overheden om beide problemen aan te pakken.
Dit geldt nog steeds. De Crisis- en herstelwet (Chw) en de honderden projecten die
op basis daarvan in het land zijn uitgevoerd, zijn daarin een belangrijke eerste stap
gebleken. De Omgevingswet codificeert en maakt gebruik van deze opgedane ervaringen
die behulpzaam zijn bij inwerkingtreding. Alle overheden en aanverwante partijen hebben
op basis van de vastgestelde datum de gevraagde zekerheid over de inwerkingtreding
gekregen en daar hun transitiepad op in te kunnen richten. Daarmee wordt zeker geen
punt gezet; met de inwerkingtreding op 1 januari wordt het spreekwoordelijke startschot
gegeven voor de verdere ontwikkeling van het stelsel, waarbij ik mijzelf committeer
om bevoegde gezagen en andere betrokkenen te blijven ondersteunen bij deze veranderingen.
Het gaat nu om het gezamenlijk in de praktijk brengen van de wet. Dit om bij te dragen
aan een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, regelgeving
en besluitvorming. Provincies, waterschappen en gemeenten hebben hierbij meer ruimte
voor gebiedsgericht (lokaal) maatwerk en het maken van eigen doelgerichte afwegingen.
Het nieuwe stelsel beoogt te komen tot een snellere, verbeterde en meer integrale
besluitvorming bij projecten in de fysieke leefomgeving. Ook bevat het stelsel waarborgen
voor het beschermen van de leefomgeving, met inbegrip van de veiligheid en de gezondheid
van mensen.
Aanvullend onderkent de wet ook het belang van het betrekken van de lokale en regionale
belangen als het gaat om het afwegen hoe de ruimte benut en beschermd kan worden.
Participatie krijgt extra aandacht onder de Omgevingswet bij de voorbereiding van
plannen, vergunningen en andere besluiten. Op deze wijze wordt de afstand tussen burger,
bedrijfsleven en overheid verkleind.
De regels op grond van de 26 wetten die opgaan in de Omgevingswet worden hierbij samengebracht
en ontsloten op één plaats, het Omgevingsloket. Het samenbrengen en ontsluiten van
de regelgeving maakt het enerzijds gemakkelijker voor initiatiefnemers en biedt anderzijds
andere actoren één plaats waar de belangrijkste regelgeving over de leefomgeving wordt
ontsloten. Dat alle regelgeving op één plaatst te vinden in maakt het geldend recht
zelf niet anders of meteen begrijpelijk voor een ieder. Waar het voor burgers en bedrijven
nu vaak onduidelijk is of alle relevante loketten zijn afgelopen en de benodigde informatie
over geldende regels of vereiste besluiten is verkregen, is vanaf 1 januari 2024 er
één loket waar burgers en bedrijven die informatie over de fysieke leefomgeving kunnen
raadplegen. Nu dit een nieuw loket is zal dit naar verwachting vragen opleveren en
niet alles in één keer goed gaan. Door het gebruik van het loket kan er op basis van
praktijkervaringen steeds een (pro actieve) verbeterslag worden gemaakt na inwerkingtreding.
Uitkomst bestuurlijk overleg
De focus is om allereerst de noodzakelijk basis op orde te hebben voor inwerkingtreding
per 1 januari 2024. In het bestuurlijk overleg van 22 september 2023 heb ik met de
Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie
van Waterschappen (UvW) en de rijkspartijen gekeken naar de stand van zaken richting
de inwerkingtreding en de wijze waarop door alle partijen hieraan invulling wordt
gegeven. Als samenwerkende overheden was daarbij de conclusie dat we de gevraagde
en benodigde stappen gezet zien worden. Wel zijn er punten die vertraagd zijn en daarmee
extra aandacht vragen om de invoering goed te laten verlopen. Waar nodig zetten we
er een tandje bij. Hiertoe houd ik samen met de bestuurlijke partners de stand van
de implementatie in opmaat naar 1 januari scherp in de gaten.
Ik realiseer me dat ons allen nog veel te doen staat, voor en na de inwerkingtredingsdatum.
Er is vertrouwen dat inwerkingtreding verantwoord kan wetend dat zeker niet alles
vlekkeloos zal werken. Hoewel niet alles in één keer vlekkeloos zal verlopen, is er
vertrouwen dat inwerkingtreding verantwoord kan. Dit vertrouwen baseer ik en bestuurlijk
partners op de voortgang die geboekt wordt en de maatregelen die genomen worden om
eventuele problemen snel en effectief op te pakken. Voorbeelden zijn het laden van
verordeningen in de DSO-LV en het succesvol testen van de TAM’s. Hiertoe houd ik goed
de vinger aan de pols op basis van risico-inschattingen en bijbehorende beheersmaatregelen
zoals Tijdelijk Alternatieve Maatregelen3. De aandachtspunten die we recentelijk hebben benoemd zijn:
• Met elkaar goed zicht houden op voortgang bij bevoegde gezagen ten aanzien van decentrale
software.
• Het continu verbeteren van DSO-LV, met name als het gaat om gebruiksvriendelijkheid
en toegankelijkheid voor een ieder, met name als het gaat om de ervaren stabiliteit
en performances van gebruikers.
• Aandacht voor de personele krapte in het algemeen.
• Het blijven werken aan het perspectief van het DSO na inwerkingtreding, waaronder
het zorgen voor een leverancierstestomgeving, afbouw en uitbouw naar scenario 3.
Nieuwe fase en voortgang
Ik constateer dat met de datum van inwerkingtreding op 1 januari 2024 het gezamenlijke
programma in een nieuwe – overgangsrechtelijke – fase is beland. Met het verdwijnen
van de onzekerheid over de datum gaan bij veel overheden nieuwe mensen aan de slag
met de wet en dat brengt nieuwe en verschillende belevingen en soms ook zorgen met
zich mee. Deels komt dit omdat de Omgevingswet met de zes kerninstrumenten en het
bijbehorende stelsel herontdekt wordt na een lange periode van wachten. Dit betekent
dat er volop kennisoverdracht moet plaatsvinden aan de mensen die in de praktijk dagelijks
met het nieuwe stelsel gaan werken. Bovendien omvat dit het goed inregelen van alle
procedures en processen, zoals het inrichten van de aanspreekpunten bij bevoegde gezagen
om de vragen van initiatiefnemers te beantwoorden. Tevens omvat dit het door experts
opstellen en in procedure brengen van planvorming op grond van de Omgevingswet.
We zien dat in deze overstap – zoals verwacht – soms ook misverstanden en/of onduidelijkheden
ontstaan. Bijvoorbeeld via de berichtgeving over de gemeente Zaltbommel.4 Dit soort situaties wordt met de betrokken partijen gezamenlijk zo snel mogelijk
opgepakt, zodat de feiten inzichtelijk worden gemaakt en gedeeld met bevoegd gezagen
en onduidelijkheden snel recht worden gezet. We constateren een toename van het aantal
vragen over de werking van de wet en haar instrumenten maar ook over de technische
werking van het stelsel en het DSO en de vertaling daarvan naar de praktijk van alle
dag. Dit vraagt momenteel onze volle aandacht en hier wordt met de bestuurlijke partners
veel inzet op geleverd.
Tegelijkertijd neem ik ook waar dat door heel Nederland bevoegd gezagen aan het oefenen
zijn, deelnemen aan ketentesten en congressen, leergangen en inloopuurtje bijwonen.
Ik neem daarbij ook waar dat het enthousiasme toeneemt, de eerste ervaringen worden
proactief gedeeld, vakpublicaties volgen er elkaar op en de dialoog tussen bevoegd
gezagen als ketenpartners komt van de grond.
Ik heb er met VNG, IPO, UvW en Rijkspartners vertrouwen in dat opkomende vraagstukken
adequaat opgepakt kunnen worden. We weten elkaar steeds beter te vinden; de contacten
tussen de bestuurlijke partners zijn frequent en intensief, de onderlinge communicatie
wordt steeds beter op elkaar afgestemd.
Meerjarige financiële afspraken
De meerjarige financiële afspraken heb ik rond de afgelopen zomer met de medeoverheden
en Rijkspartijen herijkt. Een goede financiële basis is belangrijk om goed van wal
te kunnen steken op 1 januari 2024. In opvolging van de motie Kluit c.s.5 heb ik de Eerste Kamer bericht en kan ik melden dat er verdere stappen zijn gezet.
In mijn brief van 14 juli jl.6 heb ik aangegeven dat er een principeakkoord is bereikt over de dekkingsvraagstukken
van de beheerkosten van de landelijke voorziening van het digitale stelsel (DSO).
Dit zorgt voor meerjarig financiële stabiliteit voor alle betrokken partijen. Aanvullend
is afgesproken een gezamenlijke inspanning te doen om de governance van het beheer
van het DSO-LV te verbeteren om zo te zorgen voor een strakke kostenbeheersing. In
de gevoerde financiële gesprekken gaven de VNG en de Rijkspartijen aan in te kunnen
stemmen met de afspraken. Het IPO en de UvW gaven destijds aan eerst hun achterban
te moeten raadplegen. Inmiddels hebben de leden van het IPO ingestemd met bovengenoemde
afspraken. Medio oktober 2023 spreken ook de leden van de UvW zich tijdens de ledenvergadering
uit over de hierboven genoemde afspraken.
Verder informeer ik u dat volgens de afspraken de middelen uit het coalitieakkoord
(de zgn. CA-Reeks) voor gemeenten in de decembercirculaire worden verwerkt. De middelen
voor gemeenten en provincies worden in 2024 en 2025 verwerkt met inachtneming van
het daarvoor geldende begrotingsproces. De financiële monitoring van de stelselwijziging
start direct na inwerkingtreding van de Omgevingswet. In het jaar na inwerkingtreding
(2024) wordt onderzoek gedaan naar de transitiekosten bij medeoverheden. Na het eerste
en vijfde volle jaar na inwerkingtreding (2025 en 2029) zal een financiële evaluatie
plaatsvinden. Met het sluiten van het principeakkoord is de voor nu benodigde duidelijkheid
ontstaan bij de bestuurlijke partners met betrekking tot de financiële middelen die
nodig zijn voor de verdere ontwikkeling en beheer van het digitale stelsel.
3. Vervolg richting inwerkingtreding
In het bestuurlijk overleg van 23 januari 2023 is, mede op basis van de uitkomsten
van IKT 3 en de uitwerking van de genomen en voorziene maatregelen, geconcludeerd
dat het DSO technisch voldoende gereed is om een besluit over inwerkingtreding te
nemen. Daarbij is afgesproken dat de afgesproken functionaliteiten voor inwerkingtreding
beschikbaar en werkzaam zijn, of er alternatieven zijn. Ik heb gemerkt dat de term
voldoende gereed soms het beeld oproept dat de DSO keten geen onvolkomenheden zou
kennen. Voldoende gereed houdt echter in dat, zoals bij ieder ict project, het DSO
in de basis goed functioneert, maar er soms ook momenten zullen zijn van verstoring
of uitval. Aan de voorkant wordt dit zoveel mogelijk te voorkomen, door met elkaar
in de keten uitvoerig te testen, aan de achterkant doen we dat door er voor te zorgen
dat we problemen snel en effectief signaleren en oppakken.
Testen en Tijdelijke Alternatieve maatregelen
IKT-fase 5 is afgerond (zie bijlage 2). De testen zijn uitgevoerd van medio april
2023 tot medio juli 2023.Tijdens de testen is vooruitgang geconstateerd in de functionaliteiten
van het DSO-LV en die van de lokale softwareleveranciers. IKT-5 laat zien dat er ook
in de lokale software belangrijke stappen zijn gezet. De DSO-keten – met inzet van
de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM) – werkte daarbij voldoende tijdens de
uitgevoerde testen. Binnen de toepasbareregel- en vergunningenketen werden binnen
IKT-5 geen technische beperkingen voor inwerkingtreding gevonden. Wel werd geconstateerd
dat issues optreden als gevolg van niet correct ingerichte lokale software bij diverse
bevoegde gezagen en het soms ontbreken van kennis over de inrichting en werking van
de lokale software. Dit heeft nadrukkelijk de aandacht bij het implementatiespoor.
Daar waar het DSO als geheel nog niet gereed is zoals was bedoeld, is zoals aan u
gemeld met TAM’s de werkbaarheid geborgd. Deze zijn en worden uitvoerig getest. Bij
deze alternatieven gaat het om de punten waar de bevoegd gezagen in hun decentrale
software nog niet kunnen beschikken over bepaalde functionaliteit(en), De TAM’s zorgen
dat de relevante processen voor bevoegd gezagen – waar nodig – werkbaar zijn en garanderen
daarmee de dienstverlening. Ten opzichte van de laatste informatie richting de Eerste
Kamer kan ik u melden dat tijdens IKT-5 de «TAM Reactieve Interventie» en de «TAM
Instructie» succesvol zijn getest. Tijdens de testen zijn geen noemenswaardige bevindingen
naar voren gekomen. De «TAM Projectbesluit» kon niet bij IKT-5 meegenomen worden.
In overleg met IPO en de UvW kijk ik wanneer én hoe de «TAM-Projectbesluit» in IKT-6
en/of 7 samen met hen getest kan worden. Alle TAM’s zijn daarmee voor inwerkingtreding
getest.
Het mastertestplan is met de bestuurlijke partners gedeeld. De leverancierstestomgeving
wordt – zoals aangekondigd – na inwerkingtreding ingericht. Dit zijn grotere projecten
die in stappen gaan en waarbij afstemming en besluitvorming met de betrokken partners
nodig is.
Bedrijfsleven
Het bedrijfsleven zal een grootgebruiker zijn van de Omgevingswet en van het DSO.
Het is belangrijk dat het bedrijfsleven kan starten met het werken met het DSO. De
koepels en brancheverenigingen van het bedrijfsleven staan achter de wet en het bereiken
van de doelen. Op 24 januari jl. heb ik met de koepels van het bedrijfsleven en de
brancheverenigingen afspraken gemaakt en is verder gewerkt met elkaar aan de gebruiksvriendelijkheid
van het Omgevingsloket (de opvolging van de MKB-toets). Het overleg van begin oktober
met het bedrijfsleven laat zien dat dit volgens planning verloopt. Eind november worden
de verbeteringen met in het Omgevingsloket nog een keer met hen doorgelopen. Daarnaast
kan ik aangeven dat ik met het bedrijfsleven nieuwe afspraken wil maken over het doorzetten
van deze succesvolle manier van samenwerken na inwerkingtreding. Dit zodat bij nieuwe
issues er snel contact mogelijk is en er een stap gezet kan worden met de gebruiksvriendelijkheid
van het Omgevingsloket.
Stabiliteit en performance DSO
De stabiliteit en performance van het DSO wordt – zoals bij u bekend – continu gemonitord.7 Uit deze informatie blijkt dat het gevraagde serviceniveau (opgenomen in de Servicelevel
agreement) over het algemeen wordt gehaald. Wel zijn er verstoringen – zoals bij de
ICT niet ongebruikelijk. Die worden op basis van de afspraken opgepakt. Het is belangrijk
om steeds de precieze context te weten en daarmee exact te kunnen zijn over wat er
in de techniek aan de hand is en wat dit voor de gebruiker inhoudt. Tussen de techniek,
gemaakte afspraken en hoe de gebruikers het DSO beleven merken we dat verschil in
begrip en verwachting zit. Verstoringen – of die nu in het DSO zijn of in achterliggen
basisnetwerken – zijn vervelend voor de gebruikers. Met snel optreden en goede communicatie
wordt dit opgepakt, waarbij we continu evalueren om te leren hoe we dit nog beter
kunnen doen.
4. Lopende beheersmaatregelen
De komende maanden zijn voor alle betrokkenen spannend: het gaat om een grote stelselwijziging
die alle overheden en hun manier van werken raakt in werkwijze en proces. Hoe groot
deze verandering ook is en hoeveel voorbereiding en risicomaatregelen we ook nemen
het brengt onzekerheden en onduidelijkheden met zich mee. De zorgen die er nu in de
uitvoering leven zijn reëel en krijgen aandacht. De signalen en vragen zijn bij de
koepels en mij bekend. Het stevig vormgeven van implementatie ondersteuning is daarom
belangrijk. Acties, zoals het versterken van de serviceketen, helpen hierbij.
Versterken serviceketen en verhoogde dijkbewaking
Het versterken van de serviceketen en het inrichten van de calamiteiten organisatie
is belangrijk. Zo kan tussen de overheden snel geschakeld worden. Het hoofddoel van
de serviceketen is om bevoegde gezagen (onderling) betrouwbare en snelle ondersteuning
te bieden wanneer zij zelf geen antwoord kunnen vinden op vragen of problemen. Voor
de komende maanden gaat het om het voorbereid zijn op de eerste fase van inwerkingtreding.
Met de koepels is afgesproken – zoals ook met u besproken8 – dat er in deze fase sprake zal zijn van een tijdelijk versterkte serviceketen en
verhoogde dijkbewaking. Hier wordt nu aan gewerkt. Bij het versterken van de serviceketen
ligt het zwaartepunt momenteel bij het ondersteunen van de front- en backoffice van
de bevoegde gezagen. De frontoffice is de plek waar vragen van initiatiefnemers als
eerste binnenkomen. Het is ook de plek die burgers en bedrijven kennen. Naast de voorbereiding
met onder andere diverse handreikingen, trainingen voor medewerkers en wegwijzers
voor het delen van best practices9 wordt nagegaan of de komende periode nog andere ondersteuning nodig is voor de verdere
versterking van de serviceketen.
Bij de beheerorganisaties is sprake van verhoogde dijkbewaking. Dit betekent dat er
extra aandacht is voor mogelijk technische storingen en nieuwe of onverwachte situaties.
Voor onvoorziene situaties die buiten de versterkte serviceketen en verhoogde dijkbewaking
vallen is er een calamiteitenorganisatie ingericht.10 Het oefenen van de calamiteitenorganisatie is een doorlopend proces en gaat onverminderd
door; op 22 november 2023 vindt een grote calamiteitenoefening plaats. Daarnaast worden
betrokkenen bij de calamiteitenopganisatie opgeleid en getraind en worden standaard
draaiboeken ontwikkeld en getest.
Zicht op operationele voortgang
Het is juist de komende periode belangrijk dat er continue aandacht blijft voor afhankelijkheden
in de operationele uitvoering en voortgang van de implementatie van de nieuwe werkwijzen,
processen en de (gezamenlijke) digitalisering en het DSO als geheel. Daarom heb ik
met de VNG, het IPO, de UvW en de rijkspartijen voor deze fase nieuwe afspraken gemaakt
voor het zicht houden op de operationele voortgang en aanpak. Deze aanpak houdt onder
meer in dat we zorgen voor continu contact om goed in te kunnen spelen op wat de vragen
zijn, waar behoefte is aan ondersteuning en waar extra inzet vanuit ieders eigen rol
nodig is.
Ik benadruk nogmaals dat voor en na inwerkingtreding van de Omgevingswet sommige zaken
en processen niet zullen lopen zoals vooraf bedacht. Dat is onvermijdelijk in een
dergelijk grote stelselwijziging in het brede domein van de fysieke leefomgeving.
Het blijft mensenwerk met een veelheid aan belangen, kennis, kunde en cultuur. Er
zullen bij overheden en partijen misverstanden ontstaan en er gaan zich haperingen
in de serviceverlening en (verwachtingen over) het DSO voordoen. Met het inregelen,
vullen, oefenen en testen wordt steeds een verbeterslag gemaakt in de samenwerking
en het DSO als geheel. De praktijk zal tevens ook uitwijzen of zaken als handleidingen
de juiste interpretatie en opvolging krijgen. De Regionale Implementatie Ondersteuners
(RIO’s) hebben hierin een belangrijke rol als schakel tussen bevoegd gezagen onderling
en als schakel tussen bevoegd gezagen en het interbestuurlijke programma Aan de Slag.
Stap voor stap verder: met doelen en gebruiksvriendelijkheid
De inwerkingtreding markeert de start. Tegelijkertijd vergt de verdere afbouw, doorontwikkeling
en uitbouw van het DSO nog tijd. Daarnaast vergt het werken volgens de principes van
de wet en daaraan gekoppelde cultuuromslag van het denken in nee, tenzij, naar ja,
mits, tijd. Ik laat na inwerkingtreding daarom ook niet los. Ik ga door met het vervolmaken
van het DSO en het verder werken aan het gaan behalen van de doelen van de wet. Bij
het DSO spelen de ervaringen van de gebruikers van de digitale faciliteiten een belangrijke
rol; de initiatiefnemers en bevoegd gezagen staan daarbij centraal bij het verder
werken aan de gebruiksvriendelijkheid. Dit betekent dat het onderwerp van gebruikersvriendelijkheid
nog veel aandacht nodig heeft, verdient en krijgt.
5. Tot slot
U ontvangt van mij separaat de beantwoording op de vragen van de vaste Eerste Kamer
commissie Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving van 18 september 2023 en de door
de Eerste Kamerleden Kluit en Van Langen-Visbeek en Kluit van 21 en 25 september 2023
separaat gestelde vragen in de week van 11 oktober 2023. Zoals aangegeven in mijn
uitstelbericht aan de Eerste Kamer is er afstemming met de uitvoering nodig bij de
beantwoording in verband met het feit dat de beantwoording over de uitvoering gaat
en er zorgvuldigheid nodig is.
In deze fase van de implementatie kan ik me voorstellen dat u nadere vragen heeft
over de in deze brief met bijlagen gemelde voortgang, maar ook over de werking van
het stelsel als geheel met het ondersteunde DSO. Zoals hoe het (technisch) werkt,
de preciezere stand van de uitvoering en de samenwerking tussen overheden in de keten.
Daarom bied ik graag een technisch overleg en/of werkbezoek aan, bijvoorbeeld bij
de Tactische Beheer Organisatie. Graag deel ik de stand van zaken transparant met
u.
Na de inwerkingtreding wordt de algemene ontwikkeling en de door u aangeven aandachtspunten
meegenomen in de cyclus van monitoring en evaluatie (zie ook bijlage 1) van onder
andere de maatschappelijke en financiële effecten. Dat betekent dat u op de hoogte
wordt gehouden van de ontwikkelingen en zicht kan houden op de verbeteringen die mogelijk
en nodig zijn om te zorgen voor een goede besluitvorming in de fysieke leefomgeving.
Ik benadruk dat we met alle mensen bij de bevoegde gezagen, het bedrijfsleven, de
koepelorganisaties en de ondersteunende teams van het interbestuurlijk programma en
het IPLO nog veel werk te verzetten hebben. Gezien de voortang en de realisatie is
het vertrouwen er nog steeds om op 1 januari 2024 in werking te treden. Daarna wordt
met elkaar doorgewerkt aan de implementatie, de afbouw, uitbouw en doorontwikkeling
van het DSO en het vervolg op de wet en haar instrumentarium. De Omgevingswet en het
instrumentarium spelen een cruciale rol bij alle gebiedsgerichte opgaven die vragen
om een integrale afweging in de fysieke leefomgeving.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties