Brief regering : Fiche: Wijziging Verordening Europese statistiek
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3797 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling visie klimaat en veiligheid (Kamerstuk 22 112, nr. 3794)
Fiche: Speelgoedverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 3795)
Fiche: Richtlijn Business in Europe: Framework for income taxation (Kamerstuk 22 112, nr. 3796)
Fiche: Wijziging Verordening Europese statistiek
Fiche: Richtlijn bodemmonitoring en veerkracht (Kamerstuk 22 112, nr. 3798)
Fiche: Richtlijn tot wijziging minimumnormen slachtoffers strafbare feiten (Kamerstuk
22 112, nr. 3799)
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Wijziging Verordening Europese statistiek
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging
van verordening (EG) nr. 223/2009 betreffende de Europese statistiek
b) Datum ontvangst Commissiedocument
10 juli 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM (2023) 402
d) EUR-lex
Externe link:https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023PC0402
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD (2023) 240
Externe link:https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023SC0240
SEC (2023) 269
Externe link:https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=PI_COM:SEC(2023…
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 338, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Verordening (EG) nr. 223/20091 is het bestaande rechtskader voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van
Europese statistieken.
Op dit moment worden gegevens voor de productie van Europese statistieken voor het
merendeel ingewonnen door middel van traditionele bronnen, zoals enquêtes en administratieve
bestanden. Digitalisering verandert de manier van het inwinnen van gegevens. Het doel
van dit voorstel is om het Europees statistisch systeem2 (hierna: ESS) toekomstbestendig te maken en beter in staat te stellen het aanwezige
potentieel van de digitalisering te benutten. In dat kader stelt de Commissie voor
een aantal nieuwe wettelijke bepalingen te introduceren en een aantal bestaande aan
te passen.
Ten eerste creëert de Commissie met dit voorstel een nieuw juridisch kader waarmee
het ESS private gegevenshouders kan verplichten onder voorwaarden gegevens te verstrekken.
Het gaat in dit geval om situaties waaronder gegevens op geen andere manier kunnen
worden verkregen, zoals op basis van enquêtes en registraties, of wanneer hergebruik
van reeds verzamelde gegevens kan leiden tot een aanzienlijke vermindering van de
administratieve lastendruk. De desbetreffende gegevens kunnen uitsluitend voor de
ontwikkeling en productie van Europese statistieken, onder toepassing van een hoog
niveau van veiligheid, vertrouwelijkheid en privacy, worden gebruikt. Daarnaast moet
het doel duidelijk zijn onderbouwd en voldoen aan het beginsel van dataminimalisatie3 alsmede evenredig zijn voor wat betreft de reikwijdte en de mate van detail.
Indien aan de hierboven genoemde voorwaarden is voldaan kan het nationale bureau voor
de statistiek of de Commissie (Eurostat) (hierna: Eurostat) een verzoek indienen bij
de private gegevenshouder om de benodigde gegevens te verstrekken. Het voorstel introduceert
verschillende regels voor de uitvoering van het verzoek. Zo moet er eerst een dialoog
tussen de belanghebbende partijen plaatsvinden. In het geval dat er binnen drie maanden
na het indienen van het verzoek op basis van de dialoog geen overeenstemming kan worden
bereikt over het verstrekken van de gegevens, kan het betrokken nationale bureau voor
de statistiek of Eurostat, de benodigde gegevens van de betrokken private gegevenshouder
op basis van een besluit opeisen.
Daarnaast wordt het mogelijk gemaakt dat de private gegevenshouder voor een vergoeding
in aanmerking kan komen in verband met de voorbereiding voor het ter beschikking stellen
van de gegevens. Deze vergoeding mag niet hoger zijn dan de marginale kosten van de
benodigde voorbereidingen voor het beschikbaar stellen van de gegevens. De verordening
regelt vervolgens dat de lidstaten en de Commissie geldboetes aan private gegevenshouders
kunnen opleggen, in het geval die opzettelijk of uit onachtzaamheid nalaten de bij
een besluit gevraagde gegevens aan de nationale statistische bureaus en de Eurostat
te verstrekken of onjuiste, onvolledige of misleidende gegevens verstrekken.
Ten tweede stelt de Commissie de introductie voor van een nieuwe systematiek «statistische
respons op crises». Deze voorziet erin dat het ESS in geval van crises en op basis
van geactiveerde noodmechanismen4 van de Unie, door Eurostat op EU-niveau uitgevoerd, tijdelijk, snel en gecoördineerd
statistieken kan produceren om te reageren op dringende informatiebehoeften voor de
maximale duur van twee jaar. De nationale bureaus voor de statistiek kunnen besluiten
aan deze tijdelijke statistische acties deel te nemen.
Ten derde wordt er een nieuwe systematiek met betrekking tot «ontwikkeling van Europese
statistieken» geïntroduceerd. Als onderdeel van een gezamenlijke inspanning van het
ESS kunnen hiermee Europese statistieken op specifieke gebieden worden ontwikkeld.
Met instemming van de nationale bureaus voor de statistiek publiceert de Eurostat
deze statistieken. De verordening regelt vervolgens nieuwe definities en een aanpassing
van bestaande definities, zoals bijvoorbeeld «crisis», «hergebruik van gegevens» en
«gebruik voor statistische doeleinden» op basis waarvan de nationale bureaus voor
de statistiek, Europese statistieken samenstellen. Verder schrijft de verordening
voor dat het voor Eurostat mogelijk wordt toegang te krijgen tot de relevante gegevens
en metagegevens uit databanken en interoperabiliteitssystemen die worden beheerd door
organen en agentschappen van de Unie.
Tevens legt de verordening nieuwe verplichtingen op aan de nationale bureaus voor
de statistiek en de Commissie (Eurostat) met betrekking tot het hergebruik van gegevens
die door de private gegevenshouders ter beschikking zijn gesteld. Zo mogen deze gegevens
uitsluitend voor statistische doeleinden worden gebruikt en moeten er maatregelen
worden genomen om de vertrouwelijkheid en bedrijfsgeheimen te beschermen. Tegelijkertijd
moeten zij technische en organisatorische maatregelen nemen om de rechten en vrijheden
van betrokkenen te waarborgen.
Ook nieuw in het onderhavige voorstel is dat gegevens tussen de nationale bureaus
voor de statistiek onderling en tussen de nationale bureaus voor de statistiek en
Eurostat verplicht moeten worden gedeeld. Deze verplichting is van toepassing in het
geval een nationaal bureau voor de statistiek of Eurostat voor statistische doeleinden
om gegevens verzoekt.
Bovendien is nieuw dat de verordening de mogelijkheid creëert dat de nationale bureaus
voor de statistiek taken op zich kunnen nemen die een bijdrage zouden kunnen leveren
aan de nationale datastrategieën. Opgesomd wordt in welke gevallen zoals bijvoorbeeld
de integratie en interoperabiliteit van data evenals andere taken en functies die
zijn vastgelegd in de Datagovernanceverordening5.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie constateert in haar effectbeoordeling dat de Europese statistieken niet
tijdig, frequent, gedetailleerd en kostenefficiënt genoeg zijn. De statistische instanties
hergebruiken niet op een duurzame manier de nieuwe en innovatieve gegevensbronnen
die ontstaan als nevenproducten van digitale diensten. Daarnaast geeft de Commissie
verder aan dat het Europees statistische systeem onvoldoende reageert op dringende
informatiebehoeften in tijden van crises. De genoemde tekortkomingen wordt door de
Commissie als een probleem op EU-niveau gezien, omdat de bestaande verordening niet
voorziet in het mandaat om het probleem te aan te pakken.
De Commissie heeft als antwoord op de geconstateerde problemen in totaal drie verschillende
beleidsopties onderzocht. De zogeheten nuloptie zou het handhaven van de status quo
betekenen en niet leiden tot een wijziging van de bestaande verordening. De eerste
optie betreft een doelgerichte wijziging van de verordening met als doel om rechtszekerheid
te bieden en zowel de gegevenshouders als het Europees statistisch systeem in staat
te stellen gebruik te maken van de mogelijkheden die de digitale technologie biedt
alsmede met de passende instrumenten die hen in staat stellen snel en gecoördineerd
te reageren op dringende behoeften van gebruikers in tijden van crisis. De tweede
optie betreft een wijziging van de verordening die ambitieuzer zou zijn dan de eerste
optie voor wat betreft het opleggen van verplichtingen aan de gegevenshouders en de
nationale statistische instanties in de lidstaten van de EU.
Volgens de Commissie heeft de eerste optie de voorkeur omdat deze het meest wenselijk
is, omdat deze onder meer maatregelen bevat met betrekking tot het waarborgen van
een duurzaam gebruik van digitale gegevensbronnen voor Europese statistieken. Hiermee
wordt een mechanisme voorgesteld waarmee private gegevenshouders verplicht kunnen
worden gegevens waarover zij beschikken te verstrekken voor de ontwikkeling en productie
van Europese statistieken.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
In Nederland is de taak voor de statistische informatievoorziening van overheidswege
geregeld in de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek6 (CBS-wet). Het CBS voert deze taak uit met als doel vergelijkbare en betrouwbare
statistieken te produceren en deze te publiceren. Statistieken spelen een essentiële
rol in onder andere de beleidsvorming en het evalueren van het uitgevoerde beleid.
In artikel 4 van de CBS-wet is geregeld dat het CBS op nationaal niveau belast is
met de productie van Europese statistieken. Het kabinet onderschrijft de noodzaak
voor vergelijkbare, en betrouwbare statistische gegevens voor de beleidsvorming en
het monitoren van de voortgang van de uitvoering van de taken van de Unie die voortkomen
uit de verschillende Europese beleidsgebieden. In dat kader zijn volgens het kabinet
kwalitatief hoogwaardige Europese statistieken in de EU essentieel. Daarnaast is het
kabinet voorstander van het optimaal hergebruik van reeds beschikbare data. Het hergebruik
van reeds beschikbare data kan een bijdrage leveren aan de kosteneffectiviteit, inclusief
een vermindering van informatieverplichtingen voor het bedrijfsleven, omdat gegevens
niet of niet langer meermaals moeten worden ingewonnen. In zijn meerjarenprogramma
2024–20287 heeft het CBS zich tot strategisch doel gesteld de toegang tot private databronnen
noodzakelijk voor de uitvoering van zijn wettelijke taak te verkrijgen. Dit houdt
dus niet in dat het CBS ongelimiteerd toegang zou willen verkrijgen tot data van private
bronhouders; het gaat uitsluitend om het hergebruiken van gegevens voor de ontwikkeling
en reguliere productie van statistieken, zoals bijvoorbeeld ov-data, data over mobiele
telefonie en data over energiecontracten.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet is overwegend positief over de noodzaak van een wijziging van de bestaande
verordening betreffende de Europese statistiek en onderschrijft de constatering van
de Commissie dat het Europees statistisch systeem het potentieel van de digitalisering
voor de productie van Europese statistieken op een duurzame manier de nieuwe en innovatieve
gegevensbronnen die ontstaan als nevenproducten van digitale diensten, maximaal dient
te benutten. Het kabinet acht het reguleren waarbij de nationale bureaus voor de statistiek
en Eurostat onder voorwaarden gegevens kunnen opvragen van private gegevenshouders
van belang.
Het kabinet is echter kritisch over de wijze waarop de Commissie in haar voorstel
hier invulling aan wenst te geven. De Commissie introduceert hiervoor een systematiek
met een combinatie van zowel bindende als niet-bindende voorschriften. Het kabinet
onderschrijft het belang van een wettelijk kader waarbij gegevens voor de productie
van Europese statistieken door private gegevenshouders moeten worden verstrekt, maar
ziet tegelijkertijd een potentieel risico met betrekking tot de effectiviteit en de
uitvoerbaarheid om het gewenste doel van het voorstel te bereiken, omdat de voorgestelde
maatregelen volgens het kabinet onvoldoende duidelijk zijn. Het kabinet zal inzetten
op vereenvoudiging van de procedures, het bestaan van een duidelijke wettelijke grondslag
voor het opvragen van gegevens van private gegevenshouders en het opvragen van gegevens
van private gegevenshouders verbinden aan de juiste eisen en waarborgen. Dit acht
het kabinet noodzakelijk voor de reguliere productie van statistiek om de effectiviteit
van de verordening te vergroten.
Bovendien ziet het kabinet een risico op dubbele regimes. Het kabinet plaatst daarom
kanttekeningen over hoe dit voorstel zich verhoudt tot de bestaande verordening en
de aankomende Dataverordening8. Het kabinet is er geen voorstander van dat in het voorstel een nieuwe systematiek
«statistische respons op crises» wordt geïntroduceerd, omdat deze overlap tussen bestaande
en aankomende EU-wetgeving lijkt te creëren.
Zo komt volgens het kabinet de voorgestelde systematiek nagenoeg overeen met de reeds
in de bestaande verordening vastgelegde mogelijkheden voor de Commissie om in onverwachte
situaties in tijdelijke informatiebehoeften en statistieken te kunnen voorzien. Tevens
voorziet de aankomende Dataverordening er onder meer in dat nationale bureaus voor
de statistiek in geval van uitzonderlijke noodzaak gegevens voor statistische doeleinden
mogen opvragen bij private gegevenshouders. Ook mogen geïdentificeerde specifieke
niet-persoonsgegevens worden opgevraagd bij de mitigatie of herstel van een noodsituatie
en indien dit nodig is voor statistiek doeleinden indien deze gegevens niet op een
andere manier verkregen kunnen worden. Het kabinet acht inhoudelijke overlap ongewenst,
omdat dit tot onduidelijkheid voor de adressanten kan leiden. Tevens ziet het kabinet
hierin een potentieel risico voor een verzwaring van de administratieve lastendruk
en een verhoging van de uitvoeringskosten. Ook staat in de Dataverordening dat gegevenshouders
geen compensatie mogen vragen voor het ter beschikking stellen van gegevens voor de
productie van officiële statistieken indien sprake is van een uitzonderlijke noodzaak
of indien de aankoop van data voor statistische doeleinden niet is toegestaan volgens
nationaal recht. In dit voorstel kunnen private gegevenshouders wel in aanmerking
komen voor compensatie van de marginale kosten voor het beschikbaar stellen van de
gegevens. Het voorstel geeft geen duidelijkheid op welke manier de uitwerking van
de compensatieaspecten, zoals de totstandkoming en de hoogte van de compensatie, wordt
geregeld. Voor het kabinet is het belangrijk dat coherentie tussen EU-wetgeving wordt
gewaarborgd. Het kabinet zal zich in de onderhandelingen ervoor inzetten dat deze
onderdelen met mogelijke dubbelingen ten opzichte van de Dataverordening worden aangepast.
Hierbij acht het kabinet het van belang dat de bestaande bepalingen en de nieuwe voorstellen
met overeenkomende doelstellingen maximaal op elkaar zijn afgestemd ter voorkoming
van conflicterende en overlappende EU-wetgeving. Voor het kabinet is het van essentieel
belang dat inzichtelijk wordt gemaakt wat er niet mogelijk is in de Dataverordening
en wat in deze verordening wel zou moeten worden opgenomen, en zal hierop inzetten
in de onderhandelingen.
Het kabinet staat in beginsel niet afwijzend tegenover de mogelijkheid om geldboetes
op te leggen aan private gegevenshouders, nu de CBS-wet dit instrument van bestuursrechtelijke
sanctionering immers ook al kent. Het kabinet kan zich echter niet zonder meer vinden
in de voorgestelde onduidelijke vormgeving van de boetebepaling, en zal inzetten op
aanpassingen van het voorstel binnen de kaders van de nationale praktijk.
Het kabinet vindt het borgen van privacy en gegevensbescherming cruciaal en steunt
de voorstellen van de Commissie dat bij iedere gegevensverstrekking de essentiële
waarborgen van een hoog niveau van veiligheid, vertrouwelijkheid en privacy moeten
worden gegarandeerd. Eveneens steunt het kabinet de Commissie dat het doel van de
verzoeken tot het opvragen van gegevens duidelijk moet worden onderbouwd en dat deze
moeten voldoen aan het beginsel van dataminimalisatie en tevens evenredig moeten zijn
voor wat betreft de reikwijdte en de mate van detail. Ook dient anonimisering van
data altijd te worden toegepast indien dit mogelijk is.
Het kabinet staat positief tegenover het voorstel om reeds bestaande activiteiten
die door het ESS worden uitgevoerd met betrekking tot «statistieken in ontwikkeling»,
ook wel «experimentele statistiek9» genoemd, in de verordening te verankeren. Dit doet volgens het kabinet recht aan
de bestaande praktijk en kan hiermee een bijdrage leveren die de lidstaten en de Unie
in staat stelt statistieken in ontwikkeling op een gecoördineerde wijze verder vorm
te geven, met als doel deze op termijn waar nodig en mogelijk te integreren in de
reguliere productie van Europese statistieken.
De voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de bescherming van vertrouwelijke gegevens
voor het (her)gebruik van de verkregen gegevens voor statistische doeleinden alsmede
de bepalingen met betrekking tot het delen van vertrouwelijke gegevens tussen instanties
van het Europees statistisch systeem onderling bevatten volgens het kabinet inhoudelijke
overlap met de in de bestaande verordening vastgelegde bepalingen. Het kabinet acht
dit ongewenst en zal de Commissie om verduidelijking vragen en inzetten op het voorkomen
van overlap. Het kabinet constateert afwijkende definities ten opzichte van die zijn
opgenomen in de aankomende Dataverordening10 en de Datagovernanceverordening11. Het kabinet acht afwijkende definities voor hetzelfde onderwerp onwenselijk en zal
de Commissie hierover om opheldering vragen en inzetten op aanpassingen in het voorstel.
Vervolgens introduceert het onderhavige voorstel voor het CBS een nieuwe verplichting
om op verzoek gegevens te delen met de andere nationale bureaus voor de statistiek,
andere nationale instanties die in elke lidstaat verantwoordelijk zijn voor de productie
van Europese statistieken en Eurostat. Het kabinet staat in beginsel niet afwijzend
tegenover het voorstel, voor zover het delen van gegevens noodzakelijk is ingevolge
een besluit van de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement, omdat de CBS-wet
hierin immers al voorziet. Het kabinet kan zich echter niet vinden in het onderhavige
voorstel waarin een generieke verplichting om op verzoek gegevens te delen wordt opgelegd.
Het kabinet acht hier een regeling op basis van vrijwilligheid waarbij ieder verzoek
door de nationale instantie kan worden beoordeeld meer voor de hand liggen, omdat
dat beter aansluit bij de bestaande nationale situatie.
Daarnaast acht het kabinet de in het voorstel genoemde definitie van «gegevens12» te ruim geformuleerd. Het kabinet zal zich daarom in de onderhandelingen ervoor
inzetten dat dit onderdeel van het voorstel in de uiteindelijke verordening wordt
aangepast.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De inschatting is dat een meerderheid van de lidstaten het doel van het voorstel steunt
maar evenals Nederland zorgen kenbaar zullen maken tegenover het voorstel in zijn
huidige vorm. De inschatting is dat het Europees Parlement positief zal staan tegenover
het voorstel van de Commissie. De Commissie Economische en Monetaire zaken (ECON)
van het Europees Parlement zal het voorstel gaan behandelen. Op dit moment heeft het
Europees Parlement nog geen formeel standpunt ingenomen. Als rapporteur is Johan van
Overveldt (ECR13, België) aangesteld.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het kabinet beoordeelt de bevoegdheid positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 338,
lid 1 VWEU. Op grond van dit artikel is de EU bevoegd maatregelen aan te nemen voor
de opstelling van statistieken wanneer dat voor de vervulling van de taken van de
EU nodig is. Dit is volgens het kabinet de juiste rechtsgrondslag. Er is hierbij sprake
van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en lidstaten (artikel 4, lid 1, VWEU).
b) Subsidiariteit
De beoordeling ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het doel van de verordening
is het aanvullen en herzien van de bestaande gemeenschappelijke voorschriften over
het verzamelen en opstellen van Europese statistieken. Omdat het gaat over de productie
van geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken op EU-niveau, nodig voor de coördinatie,
de beleidsvorming en het evalueren van de voortgang van EU-beleid, kan dit niet op
een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt en kan dit beter
op EU-niveau worden verwezenlijkt. Bovendien kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving
alleen op EU-niveau plaatsvinden. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief, met
een kanttekening. Het voorstel heeft tot doel om het Europees statistisch systeem
toekomstbestendig te maken en het aanwezige potentieel van de digitalisering voor
de productie van Europese statistieken maximaal te benutten. Het kabinet acht het
voorstel geschikt om deze doelstelling te bereiken. Zo ziet het kabinet meerwaarde
in het voorstel dat het opvragen van gegevens door het Europees statistisch systeem
bij private gegevenshouders en dat de reeds bestaande activiteiten die door het ESS
worden uitgevoerd met betrekking tot «statistieken in ontwikkeling», ook wel «experimentele
statistiek» genoemd, wettelijk wordt verankerd. Het kabinet onderschrijft eveneens
de voorstellen ten aanzien van het borgen van privacy en gegevensbescherming bij iedere
gegevensverstrekking cruciaal en hierbij de essentiële waarborgen van een hoog niveau
van veiligheid, vertrouwelijkheid en privacy moeten worden gegarandeerd. Het kabinet
is het bovendien eens met de Commissie dat een verordening het juiste instrument is
in relatie tot vrijwillige instrumenten, aangezien hierdoor in de gehele EU hetzelfde
kader kan gelden, zodat de productie van kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare
statistieken op EU-niveau kan worden gegarandeerd.
Wel plaatst het kabinet een kanttekening bij het voorstel een nieuwe systematiek «statistische
respons op crises» te introduceren. Het voorgestelde optreden gaat volgens het kabinet
verder dan noodzakelijk, omdat de bestaande verordening voor de Commissie reeds voldoende
mogelijkheden biedt om in onverwachte situaties in tijdelijke informatiebehoeften
en statistieken te kunnen voorzien. Daarnaast voorziet de aankomende Dataverordening
in maatregelen dat nationale bureaus voor de statistiek en de Commissie in uitzonderlijke
noodzaak gegevens bij bedrijven voor statistische doeleinden mogen opvragen.
Daarnaast heeft het kabinet een aandachtspunt ten aanzien van het opleggen van een
verplichting aan nationale instanties verantwoordelijk voor de statistieken om op
verzoek «gegevens14» te moeten delen met de andere nationale bureaus voor de statistiek, andere nationale
instanties die in elke lidstaat verantwoordelijk zijn voor de productie van Europese
statistieken en Eurostat. In het voorstel ontbreekt een duidelijke inhoudelijke afbakening
van welke gegevens op basis van deze verplichting moeten worden gedeeld. Bovendien
is de in dit kader gebruikte allesomvattende term «gegevens» onduidelijk en zou men
hieruit kunnen afleiden dat het om alle vertrouwelijke en niet vertrouwelijke gegevens
gaat. Hier zal het kabinet om verduidelijking vragen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Dit voorstel heeft volgens de Commissie geen consequenties voor de EU-begroting. Daarom
is het voorstel niet voorzien van een financieel memorandum. Het kabinet merkt hierbij
echter wel op dat de voorgestelde compensatie voor het beschikbaar stellen van de
gegevens door de Commissie aan de private gegevenshouders mogelijk wel financiële
consequenties kunnen hebben. Indien er toch gevolgen zijn voor de EU-begroting, is
het kabinet van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/ of medeoverheden
De Commissie raamt in haar uitgevoerde effectbeoordeling de directe netto kosten van
het voorstel voor de nationale begrotingen en overheden op 85 miljoen euro per jaar15. Het is niet bekend hoe dit zich zal vertalen naar de Nederlandse situatie. Het kabinet
is hierover kritisch en zal de Commissie om opheldering vragen. Het kabinet verwacht
dat het onderhavige extra uitvoeringskosten voor het CBS veroorzaakt. Deze kunnen
echter op basis van het onderhavige voorstel niet worden geraamd, omdat het op dit
moment nog niet duidelijk is welke concrete maatregelen moeten worden genomen om de
verplichtingen die de verordening voorschrijft te implementeren. De budgettaire gevolgen
voor de Rijksbegroting moeten worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels voor budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk bedrijfsleven en burger
Een belangrijk doel van de verordening is om op EU-niveau een wetgevingskader op te
stellen waarmee voor de ontwikkeling en productie van Europese statistieken uitgebreider
gebruik kan worden gemaakt van (gebruikers)databestanden die gegenereerd worden door
grote ICT-dienstverleners. Hierdoor kan het gebruik van de meer traditionele methode
van surveys deels worden afgebouwd, en wordt dubbel uitvragen vermeden. Dit heeft
per saldo een forse regeldrukvermindering tot gevolg, maar daarnaast ook een verschuiving
van de regeldruk van het MKB – dat grotendeels de last draagt van de traditionele
surveymethode – naar grote ICT-platformbedrijven. De regeldruk is in de EU breed in
kaart gebracht door het impact assessment. Als men aan de batenzijde de regeldruk
isoleert dan komt het totaal op € 444,5 miljoen; dat is de regeldrukbesparing van
het afbouwen van de traditionele uitvraagmethode. Aan de kostenzijde komt het totaal
op € 195,5 miljoen nieuwe regeldruk, voor (zoals gezegd) met name de grote ICT-platformbedrijven.
Bij die Europese totalen moeten echter drie kanttekeningen worden geplaatst.
De voorgestelde verordening betreft slechts een kader. De nadere invulling zal geschieden
door uitvoeringshandelingen en richtsnoeren van de Commissie alsmede door de werkprogramma’s
voor het Europees Statistisch Systeem die jaarlijks worden vastgesteld door de Commissie.
Een werkprogramma wijst nieuwe gegevenscategorieën aan waarvoor vervolgens uitvraag
bij particuliere bedrijven kan worden gedaan. Een belangrijk deel van de kosten-batenanalyse
vindt bij gelegenheid van het vaststellen van het jaarlijkse werkprogramma plaats.
Daardoor is de kostenanalyse nu nog een vrij grove schatting.
Daarnaast is de opbouw van de Europese totaalbedragen voor de verwachte regeldruk
niet of nauwelijks inzichtelijk gemaakt. Het Standaard Kosten Model wordt genoemd
maar niet expliciet toegepast. Bovendien zijn de uitgangspunten voor de compensatie
voor particuliere gegevensverstrekkers niet helder, en het verwachte bedrag van € 16,4 miljoen
compensatie is daardoor evenmin inzichtelijk.
Vanwege de onduidelijke opbouw van de Europese totaalbedragen stelt het kabinet vast
dat een vertaling naar de Nederlandse situatie van de regeldrukkosten en -besparingen
op dit moment niet geloofwaardig te maken is. Het kabinet neemt als aandachtspunten
voor de Europese onderhandelingen mee dat meer duidelijkheid hierover gewenst is,
temeer omdat het belang van beperking van regeldruk expliciet in de rechtsgrondslag
voor deze verordening genoemd staat. Tevens signaleert het kabinet het belang van
een transparante afweging met betrekking tot de regeldruk bij de vaststelling van
de jaarlijkse werkprogramma’s.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Niet van toepassing.
6. Juridische implicaties
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel is grotendeels in lijn met de bestaande Wet op het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS-wet) en het Besluit gegevensverwerving CBS. De Commissie heeft
echter in haar voorstel nieuwe bepalingen opgenomen voor nationale bureaus voor de
statistiek (in Nederland het CBS). Zo wordt voorgesteld dat geldboetes kunnen worden
opgelegd aan private gegevenshouders in het geval deze onjuiste, onvolledige of misleidende
gegevens verstrekken. Daarnaast voorziet het voorstel in een nieuwe verplichting voor
nationale bureaus voor de statistiek om zijn gegevens waarover het beschikt voor de
uitvoering van zijn wettelijke taak te moeten delen met de andere nationale bureaus
voor de statistiek, andere nationale instanties die in elke lidstaat verantwoordelijk
zijn voor de productie van Europese statistieken en Eurostat. Voor de bovengenoemde
onderwerpen zal naar verwachting een wetswijziging nodig zijn. Het voorstel heeft
geen invloed op de toepassing van de lex silencio positivo.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
De Commissie stelt voor dat zij de bevoegdheid krijgt om op basis van de onderzoeksprocedure
uitvoeringshandelingen vast te stellen. Het voorstel bevat verschillende bevoegdheden
voor de Commissie om op grond van uitvoeringshandelingen, het definiëren van de tijdelijke
statistische maatregelen (artikel 16 bis, vijfde lid), de algemene technische regelingen
voor het beschikbaar stellen van gegevens (artikel 17 quater, tiende lid) en de technische
aspecten van het delen van gegevens tussen de instanties belast met de productie van
Europese statistieken (artikel 17 septies, zesde lid) vast te stellen. Het toekennen
van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het om niet-essentiële onderdelen van de basishandeling
betreft. De keuze voor uitvoering (i.p.v. delegatie) ligt voor de hand, omdat met
de handelingen wordt gewaarborgd dat de verordening volgens eenvormige voorwaarden
wordt uitgevoerd.
De keuze voor de onderzoeksprocedure bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen
acht het kabinet geschikt omdat het hier gaat om handelingen van algemene strekking
(zie art. 2, tweede lid, onder a, van Verordening 182/2011). Toekenning van deze bevoegdheid
acht het kabinet wenselijk, omdat via de betrokkenheid van het Comité voor het Europees
statistisch systeem16 de juiste specifieke statistische expertise kan worden ingezet voor uitvoeren van
de bovengenoemde technische en methodologische onderwerpen. De huidige voorstellen
geven volgens het kabinet echter te ruime bevoegdheden, omdat deze mogelijk onvoldoende
waarborg bieden aan nationale instanties die met de uitvoering van deze verordening
zijn belast, omdat het nog onduidelijk is wat de inhoud en de gevolgen van de uitvoeringsbevoegdheid
voor de lidstaten zijn. Het kabinet wil hierover meer duidelijkheid en zal inzetten
op een inhoudelijke afbakening van de algemene technische regelingen voor het beschikbaar
stellen van gegevens en de technische aspecten van het delen van gegevens, omdat uit
het voorstel onvoldoende duidelijk is wat concreet hiermee wordt beoogd.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid.
Deze verordening treedt in werking op de 20e dag volgende op die van haar bekendmaking
in het Publicatieblad van de Europese Unie en is daarna rechtstreeks van toepassing.
De haalbaarheid voor Nederland is momenteel nog niet in te schatten, omdat dit afhankelijk
van de duur van de onderhandelingen en de inhoud van de definitief vastgestelde verordening.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De verordening zal vijf jaar na inwerkingtreding door de Commissie worden geëvalueerd.
Het kabinet acht dit wenselijk.
e) Constitutionele Toets
n.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
In artikel 4 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek is bepaald dat het
CBS op nationaal niveau belast is met de productie van statistieken ter uitvoering
van bindende rechtshandelingen van de Europese Unie. Op dit moment kunnen de exacte
implicaties voor de uitvoering en handhaving voor het CBS niet worden bepaald. De
verwachting is echter dat verwezenlijking van de voorstellen investeringen zal vergen.
Tevens is de Europese Centrale Bank op basis van artikel 5 van het Protocol (nr.4)
betreffende de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en van
de Europese Centrale Bank bevoegd gegevens te verzamelen voor de ontwikkeling, productie
en verspreiding van Europese statistieken nodig voor het vervullen van de taken van
het ESCB. De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) is in Nederland als nationale centrale
bank belast met het vervullen van de statistische taken van het ESCB. Hoewel de leden
van het ESCB niet belast zijn met de productie van Europese statistieken op grond
van deze verordening, kan op basis van artikel 21 van de bestaande verordening en
artikel 39 van de CBS-wet, het CBS als een ESS-instantie gegevens met DNB uitwisselen,
teneinde de regeldruk zo gering mogelijk te houden en dubbel werk bij de verzameling
van statistische gegevens te voorkomen alsmede de voor de productie van Europese statistieken
noodzakelijke coherentie en statistische kwaliteitsvereisten te borgen. Het kabinet
zal in de onderhandelingen aandacht hebben voor de implicaties voor de uitvoering
en handhaving door zoveel mogelijk rekening te houden met de bestaande Nederlandse
situatie.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken