Brief regering : Voortgang maatregelen sociaal medisch beoordelen en relevante WIA onderwerpen
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
32 716 Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
Nr. 729 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2023
1. INLEIDING
Het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid staat onder grote druk, vanwege de
pregnante problematiek ten aanzien van de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod
van sociaal-medische beoordelingen. Ik vind het noodzakelijk actie te blijven nemen,
door te versnellen waar dat kan en nieuwe acties te nemen waar dat nodig is, om deze
mismatch op te lossen. Het is onwenselijk dat mensen vanwege de mismatch lang moeten
wachten op hun WIA-(her)beoordeling. Dit geeft onzekerheid over het recht op een uitkering
en daarmee hun inkomenszekerheid. Ook kan deze onzekerheid herstel en re-integratie
belemmeren. Ook voor werkgevers betekent de mismatch dat er te lang onduidelijkheid
is over de financiële gevolgen van een mogelijke uitkering. Bovendien brengen de gevolgen
van de mismatch kosten met zich mee die collectief betaald worden, zoals het kwijtschelden
van WIA-voorschotten.
De impact van de genomen maatregelen begint zichtbaar te worden. We zien een voorzichtige
kentering in de omvang van de achterstanden en dat is goed nieuws. De komende jaren
verwachten we verdere verbetering, maar de prognoses blijven onzeker. Zo is voor de
omslag naar het werken in Sociaal Medische Centra (SMC’s) binnen UWV een cultuuromslag
nodig, en die omslag kost tijd. Blijvende aandacht is noodzakelijk, met het oog op
het versnellen van de ingezette maatregelen en het uitwerken van nieuwe maatregelen.
1.1 Context
Ik heb uw Kamer in april 20231 voor het laatst geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van de mismatch. Ik
heb toen een update gegeven van de reeds gezette stappen en aangegeven dat er méér
nodig is om de problematiek aan te pakken. In deze brief geef ik een volgende update
van de stand van zaken en schets ik het vervolg dat ik voor ogen heb, zowel ten aanzien
van de interne procesoptimalisatie bij UWV als ten aanzien van aanpassingen van wet-
en regelgeving.
In mijn reactie op het Verantwoordingsonderzoek2 van de Algemene Rekenkamer (ARK) heb ik aangegeven dat het stelsel onder grote druk
staat en dat ik de aanbevelingen van de ARK om het stelsel uitvoerbaar te maken en
te houden, graag opvolg. De ARK concludeert dat de WIA niet meer uitvoerbaar is, doordat
het aantal verzekeringsartsen, ondanks de genomen maatregelen, blijvend niet toereikend
zal zijn om de stijgende vraag naar sociaal-medische beoordelingen te ondervangen.
De ARK beveelt het kabinet dan ook aan om – in afwachting van het advies van de Onafhankelijke
Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) over de toekomst van de WIA –
de inspanningen voort te zetten om de WIA beter uitvoerbaar te maken en te houden.
Daarnaast beveelt de ARK aan om bij de sturing op de uitvoering van de sociale zekerheid
aandacht te hebben voor het belang van tijdigheid van dienstverlening. De reeds ingezette
aanpak en de vervolgstappen die ik voorstel, sluiten daar al goed bij aan. Ik zie
de aanbevelingen van de ARK daarom als een stevige aanmoediging om de ingezette koers
voort te zetten en te versterken waar mogelijk.
In 2021 en 2022 hebben mijn voorganger en ik reeds maatregelen aangekondigd om de
mismatch te verminderen.3 Het gaat om maatregelen die primair tot doel hebben om de wachttijden voor de WIA-claimbeoordeling
omlaag te brengen. Het gaat enerzijds om maatregelen die UWV neemt ten behoeve van
interne procesoptimalisatie. En anderzijds om beleidsmaatregelen die de druk op de
uitvoering van UWV (tijdelijk) verminderen, zodat er ruimte is om de procesoptimalisatie
ook daadwerkelijk en op tempo door te voeren.
De problematiek op het gebied van sociaal-medische beoordelingen blijft dermate urgent
dat ik het noodzakelijk acht om – ondanks de demissionaire status van het Kabinet –
samen met UWV maatregelen te blijven treffen om de mismatch terug te dringen. De gevolgen
van de mismatch worden immers direct gevoeld door werknemers en werkgevers, en ook
het UWV staat onder grote druk. Deze urgentie wordt ook gevoeld in uw Kamer, zoals
tijdens het Arbeidsongeschiktheidsdebat op 7 december 2022 (Kamerstukken 29 544 en 32 716 en 26 448, nr. 1171 duidelijk door u naar voren werd gebracht. Daarnaast is het aanpakken van de mismatchproblematiek
ook nodig om ruimte te bieden die nodig is voor bestaande ambities, zoals het creëren
van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, en mogelijke nieuwe
ambities van een volgend Kabinet.
Ik vind het van groot maatschappelijk belang om, in afwachting van een nieuw kabinet,
het maximale te blijven doen aan het terugdringen van de achterstanden. Daarom informeer
ik u in deze brief over de verlenging van een aantal tijdelijke maatregelen en over
de invoering van een nieuwe beleidsmaatregel. Hiervoor zijn in de Voorjaarsnota 20234 al middelen gereserveerd. Deze maatregelen neem ik vooruitlopend op de adviezen van
de OCTAS; de commissie die ik heb ingesteld om het Kabinet te adviseren over de structurele
oplossingen op de langere termijn. De OCTAS komt met een advies over een houdbaar
stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid dat betaalbaar, uitvoerbaar en uitlegbaar
is. Zij levert allereerst binnenkort een probleemanalyse op, die ik uw Kamer zal doen
toekomen. Het streven van de commissie is om haar rapport begin 2024 op te leveren.
Het is aan een volgend Kabinet om hier keuzes in te maken.
1.2 Leeswijzer
De opzet van deze brief ziet er als volgt uit. In paragraaf 2 geef ik eerst weer wat
de stand van zaken is op de achterstanden op dit moment. Deze paragraaf bevat daarnaast
prognoses voor komende jaren, op basis van reeds opgedane kennis en een aantal aannames
over de effecten van de (ingezette) maatregelen. Paragraaf 3 bevat vervolgens een
actualisatie van de belangrijkste ontwikkelingen van de reeds door UWV ingezette maatregelen
en de acties die UWV neemt naar aanleiding van de adviezen van EY. Vervolgens bevestig
ik in paragraaf 4 – zoals in de Voorjaarsnota aangekondigd – de verlenging van een
tweetal tijdelijke maatregelen voor het jaar 2024, en de beoogde invoering van de
tijdelijke maatregel «Praktisch Beoordelen» per medio 2024. Tot slot bevat paragraaf
5 een stand van zaken over de ontwikkelingen op de WIA-hardheden en een aantal andere
WIA-gerelateerde onderwerpen.
2. DE ACHTERSTANDEN OP DIT MOMENT EN PROGNOSES VOOR DE KOMENDE JAREN
In de Voortgangsbrief van 28 april jl. heb ik aangegeven dat er in de laatste maanden
van 2022 een voorzichtige stabilisatie te zien was van de achterstanden bij de WIA-claimbeoordelingen.
Ik kan u melden dat deze beweging zich heeft voortgezet en dat we de eerste helft
van 2023 een lichte afname zien in de ontwikkeling van de voorraad en achterstand.
Dat is goed nieuws en een compliment waard aan UWV en alle medewerkers die zich hiervoor
inzetten. Het is voor het eerst sinds 2015 dat een daling van de achterstanden zichtbaar
is. Daarnaast is ook het aantal WIA-aanvragen sinds 2022 verder gestabiliseerd. De
verwachting is dat deze bewegingen zich doorzetten richting eind 2023. De ingezette
maatregelen laten daarmee de eerste effecten zien. Of deze effecten structureel zijn
moet worden bekeken over een langere periode.
Bij de herbeoordelingen zien we sinds de eerste helft van 2023 een voorzichtige stabilisatie
van de achterstand. Op dit moment is er nog geen sprake van een daling van de achterstand
op herbeoordelingen. Dat is te verklaren doordat de reeds ingezette maatregelen vooral
zien op de WIA-claimbeoordeling. Aan de WIA-claimbeoordeling wordt prioriteit gegeven,
omdat we zo snel mogelijk duidelijkheid willen bieden over het recht op een uitkering,
en daarmee ook duidelijkheid over inkomenszekerheid.
Voorspellingen maken over de ontwikkeling van de mismatch is complex. De prognoses
zijn afhankelijk van diverse factoren. De fluctuerende vraag naar sociaal-medische
beoordelingen speelt hierbij een rol, evenals een goede inschatting van de effectiviteit
van ingezette en nog in te voeren maatregelen. De meeste maatregelen die zijn en worden
ingevoerd, hebben directe invloed op het aantal WIA-beoordelingen dat UWV kan uitvoeren,
aangezien de maatregelen leiden tot een verminderde vraag naar beoordelingscapaciteit.
Vandaar dat in deze Voortgangsbrief de focus wordt gelegd op de prognose van het aantal
verrichte WIA-claimbeoordelingen.
Kortgezegd verwachten we dat, door de tijdelijke maatregelen die ik voornemens ben
te verlengen en in te voeren in 2024, het aantal WIA-claimbeoordelingen dat UWV kan
verrichten, de komende jaren zal gaan toenemen. In 2023 zien we een piek in de toename
van het aantal beoordelingen dat UWV kan verrichten. Dat komt door het eenmalige effect
van tijdelijke maatregelen, waaronder een groot effect van overwerkafspraken.
De verwachting is de stijgende lijn zich voortzet en dat ook in 2024 en 2025 het aantal
WIA-claimbeoordelingen hoger zal zijn dan in 2022. Door het eenmalige effect van het
overwerken in 20235 zal de toename in de jaren die daarop volgen wel minder groot zijn. Deze fluctuaties
zijn goed te verklaren en laten het effect van de maatregelen zien.
In de eerste bijlage bij de brief geef ik u meer inzicht in de actuele cijfers en
prognoses over de achterstanden. De prognoses zijn opgesteld op basis van de laatste
inzichten over de ontwikkelingen intern bij UWV en de verwachte impact van maatregelen.
UWV en SZW voeren periodiek het gesprek over deze prognoses. Er wordt een bandbreedte
gehanteerd bij het voorspellen van de impact op de mismatch van de ingezette aanpak.
Dat komt doordat het effect van de verschillende maatregelen niet op voorhand precies
voorspeld kan worden.
Hoe de beoordelingscapaciteit zich de komende jaren gaat ontwikkelen is vooral afhankelijk
van het effect van de SMC’s. De uitrol van SMC’s is nog volop gaande en dat maakt
het voorspellen van de impact van deze ontwikkeling moeilijk In alle scenario’s blijft
tot zeker 2028 sprake van veel wachtende cliënten niet alleen op de claimbeoordeling,
maar ook wachtend op een herbeoordeling.
Duidelijk is – en dit wordt ook onderkend door de ARK in het Verantwoordingsonderzoek –
dat het stelsel nog onder grote druk staat. De capaciteit voor sociaal-medische beoordelingen
zal, ondanks de genomen maatregelen, namelijk blijvend niet toereikend zijn om de
vraag naar sociaal-medische beoordelingen te ondervangen, zoals ik uw Kamer eerder
ook heb gemeld. Vooruitlopend op de adviezen van de OCTAS en een nieuw Kabinet, is
het daarom belangrijk om samen met UWV maatregelen te blijven treffen om de achterstanden
terug te dringen.
Over de cijfermatige stand van zaken zal ik u weer uitgebreid informeren door middel
van een volgende Kamerbrief in het voorjaar van 2024.
3. STAND VAN ZAKEN REEDS INGEZETTE MAATREGELEN
Met de Voortgangsbrief van 28 april jl. heb ik uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over
de stand van zaken omtrent de reeds ingezette maatregelen door UWV. Ik kan inmiddels
meer inzicht geven in de daadwerkelijk gerealiseerde effecten van de maatregelen.
In deze brief geef ik u een gerichte actualisatie van de belangrijkste ontwikkelingen
rondom de ingezette maatregelen.
Sociaal Medische Centra (SMC’s)
UWV is bezig met een transitie naar het werken in een regiemodel voor sociaal-medische
dienstverlening. Het regiemodel houdt in dat er in SMC’s wordt gewerkt, waarbinnen
een multidisciplinair team de verantwoordelijkheid heeft voor een in beginsel regionaal
afgebakende groep mensen. In overleg bepaalt het team op basis van maatwerk op welk
moment en op welke manier de sociaal medische dienstverlening wordt ingezet. De verwachting
is dat het werken in SMC’s veel zal opleveren in termen van dienstverlening en productiviteit.
Op dit moment is UWV bezig met de landelijke opschaling van de SMC’s. Het is de ambitie
van UWV dat alle kantoren in 2025 volgens de nieuwe werkwijze zijn ingericht. Vanuit
de uitvoering binnen UWV is er een groot enthousiasme om in SMC’s te werken. Op alle
kantoren zijn nu teams in beweging richting een SMC.
UWV heeft inmiddels een evaluatie over de werking van SMC’s afgerond, waarbij vier
verschillende resultaatgebieden zijn gemonitord. Bij de vorige evaluatie kon nog niet
op al deze resultaatgebieden worden gemonitord. Daarmee is deze evaluatie uitgebreider
dan de tussenrapportages. De evaluatie is opgezet langs vier, door UWV en SZW gezamenlijk
geformuleerde, resultaatgebieden. Het gaat om de 1) kwantiteit van dienstverlening,
2) kwaliteit van dienstverlening, 3) cliënttevredenheid en 4) medewerkerstevredenheid.
De volledige evaluatie vindt u als bijlage bij deze brief. Hieronder licht ik de belangrijkste
bevindingen uit de evaluatie toe.
De evaluatie laat zien dat:
– de productiviteit per arts bij een SMC hoger is dan landelijk en dat de uitrol van
SMC’s zich nog in een transitiefase bevindt en het goed inrichten van taakdelegatie
tijd nodig heeft. Door het werken in een SMC hebben artsen minder tijd nodig per beoordeling,
waardoor ze in de beschikbare tijd meer beoordelingen kunnen verwerken. De verhoogde
productiviteit komt met name door de uitgebreidere inzet van taakdelegatie en dus
de efficiëntere inzet van de verzekeringsarts. In de grafiek hieronder beschrijft
de grijze stippellijn de productiviteit van artsen gemiddeld over alle kantoren. Dat
betreft teams die werken in een SMC (in ontwikkeling) als teams die nog niet als SMC
werken. Deze lijn laat zien dat de gemiddelde productiviteit per verzekeringsarts
over de gehele linie stijgende is. Daarnaast is aan de paarse stippellijn (productiviteit
van de verzekeringsarts binnen de pilot-SMC’s) te zien dat de gemiddelde productiviteit
van artsen binnen een SMC nog hoger ligt en ook stijgende is.
– De productiviteit van de verzekeringsarts is hoger maar er wordt binnen de SMC’s wel
meer gevraagd van ander sociaal-medisch personeel.
Dit maakt dat de productiviteit van het team als geheel door het werken in SMC’s nog
niet is gestegen. De omslag naar deze manier van werken vergt veel van de verandercapaciteit
van UWV.
– de medewerkerstevredenheid en de cliënttevredenheid gemiddeld niet hoger zijn. Dit
resultaat werd eerder wel verwacht, maar is nog niet zichtbaar in de proeftuinen.
De verwachting is dat wanneer de SMC’s volledig geïmplementeerd zijn, de tevredenheid
van zowel medewerkers als cliënten toeneemt. In de ontwikkelfase waarin veel SMC’s
nu verkeren ligt dat anders.
Uit de evaluatie blijkt verder dat er op de andere resultaatgebieden op dit moment
nog geen eenduidige verschillen zichtbaar zijn in de gemeten prestaties tussen teams
die al volledig als SMC werken en teams die nog richting een SMC aan het bewegen zijn.
UWV geeft aan dat dit komt doordat het meten van de effecten moeilijk is, doordat
andere factoren dan de SMC-vorming daar invloed op hebben, zoals de beschikbare capaciteit,
teamsamenstelling en werkcultuur. De startposities van de verschillende teams zijn
divers: in sommige teams is er sprake van (grote) achterstanden en in andere minder,
en in sommige teams zijn meer artsen en artsen in opleiding (AIOS) dan in anderen.
Ik concludeer dat er goede resultaten geboekt worden op een belangrijk doel van de
SMC’s, namelijk het efficiënter inzetten van de verzekeringsarts. Het is duidelijk
dat er op dit moment sprake is van een veranderfase. We zien nog niet op alle vlakken
resultaten. Die resultaten worden op basis van de analyse en de resultaten in de proeftuinen,
wel verwacht. Wanneer de SMC’s optimaal zijn geïmplementeerd, wordt een groter positief
effect verwacht.
Het is daarom cruciaal om nader te onderzoeken wat overdraagbare succesfactoren zijn
en hoe die gebruikt kunnen worden om de verdere landelijke SMC-vorming gericht te
ondersteunen. UWV gaat dit verdiepende onderzoek uitvoeren en de resultaten worden
aan het eind van dit jaar verwacht. Vervolgens zal in de eerste helft van 2024 een
volgende evaluatie plaatsvinden, die UWV verwacht in het derde kwartaal van 2024 op
te leveren.
Overige acties naar aanleiding van procesdoorlichting door EY
In de Voortgangsbrief van 28 april jl. heb ik aangegeven dat UWV aan de slag is gegaan
met de aanbevelingen uit het rapport van EY over de doorlichting van het WIA-claimproces.
De hierboven geschetste verandering richting het werken in SMC’s is een uitwerking
hiervan. EY doet nog meer aanbevelingen. UWV is gestart met die initiatieven waarvan
de meeste impact wordt verwacht. Ik hecht hier veel waarde aan. Deze initiatieven
kunnen een groot verschil maken in de efficiëntie van interne processen bij UWV, en
kunnen ter ondersteuning dienen voor de reeds ingezette maatregelen binnen UWV zoals
de SMC-vorming en het werken met taakdelegatie.
De twee meest impactvolle initiatieven licht ik hieronder toe.
• Taakdelegatie en -ondersteuning. Uit het EY-rapport volgt dat het grootste verbeterpotentieel zit in een maximale
en brede inzet van taakdelegatie en -ondersteuning. Deze beweging sluit, zoals eerder
gezegd, goed aan bij de SMC-vorming. Ten opzichte van de Voortgangsbrief van 28 april
jl. is hier een aantal volgende concrete stappen in gezet. Zo zijn taakdelegatie en
-ondersteuning door middel van een handreiking nu beter verankerd in de organisatie.
Daarnaast heeft UWV samen met de medezeggenschap en de vertegenwoordiging van de verzekeringsartsen
een gedragen visie ontwikkeld ten aanzien van het werken met taakdelegatie door artsen
in opleiding (AIOS). Onder begeleiding van hun praktijkopleider kunnen zij dit doen.
Hiervoor was eerder onvoldoende draagvlak. Nu kan UWV de inzet van taakdelegatie verder
verbreden. UWV gaat de komende periode nog meer verpleegkundigen werven, om deze ontwikkeling
goed te faciliteren.
• Nieuwe informatievoorziening (IV) gericht op klant- en medewerkersprocessen: herontwerp
IV voor Arbeidsongeschiktheidswetgeving. De informatievoorziening is een belangrijk component in het EY-rapport. EY adviseert
een nieuwe IV gericht op een eenduidige ondersteuning van het gehele WIA-claimproces
voor intern UWV. Waar dit nu nog een versplinterd IV-landschap betreft waardoor vaak
tijdrovend handmatig werk nodig is. Een nieuwe IV heeft daarnaast tot doel dat cliënten
op een transparante manier de voortgang van de aanvraag en beoordeling kunnen volgen,
net zoals dit bij de WW-aanvraag al het geval is. Een passende en toekomstbestendige
IV heeft ook meerwaarde bij eventuele toekomstige wijzigingen in het stelsel van ziekte
en arbeidsongeschiktheid.
De voorbereiding van implementatie van deze nieuwe IV heeft UWV inmiddels in gang
gezet. Het betreft een langdurig traject dat naar verwachting ruim vijf jaar zal duren.
Naast deze omvangrijke en ingrijpende veranderingstrajecten is UWV ook bezig met andere
initiatieven naar aanleiding van het EY-rapport. Hierbij gaat het onder andere over
de inzet van vormvaste aanvraagformulieren, zodat diverse aanvragen van werkgevers
en werknemers gerichter en sneller opgepakt kunnen worden door UWV. Daarnaast worden
diverse attenderingsbrieven geautomatiseerd verzonden, waar dit nu nog handmatig gebeurt.
Het gaat bijvoorbeeld ook over het investeren in opleidingen voor medewerkers van
de divisie Sociaal-medische zaken (SMZ), met als doel een betere aansluiting op de
nieuwe beoogde werkwijze volgens het regiemodel in SMC’s.
In bijlage 2 bij deze brief staat een overzicht door UWV van de verschillende aanbevelingen
van EY en de manier waarop UWV er invulling aan geeft.
Vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling zonder inzet van de verzekeringsarts voor 60-plussers
In de brief van 26 augustus 2022 heb ik een tijdelijke buitenwettelijke maatregel
aangekondigd, waarbij 60-plussers een vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling kunnen krijgen
zonder inzet van de verzekeringsarts en met extra aandacht vanuit arbeidsdeskundigen.
In de Voortgangsbrief van 28 april jl. heb ik een aantal eerste beelden over deze
maatregel geschetst en aangegeven dat het streven is om de maatregel in 2024 voort
te zetten. Bij de Voorjaarsnota zijn hiervoor al de benodigde middelen gereserveerd.
De 60-plusmaatregel kan op groot draagvlak van werknemers en werkgevers rekenen. In
99% van de gevallen stemmen zij in met het toepassen van de vereenvoudigde beoordelingen.
In de periode van oktober 2022 tot en met juli 2023 heeft UWV circa 8.000 vereenvoudigde
beoordelingen gedaan. Het aantal bezwaarzaken blijft beduidend laag: zo’n 1% ten opzichte
van ruim 20% bij reguliere WIA-beoordelingen. Uit het cliënttevredenheidsonderzoek
dat UWV heeft uitgevoerd blijkt dat werknemers en werkgevers de dienstverlening rondom
de vereenvoudigde beoordeling goed vinden en dat zij het gevoel hebben goed op de
hoogte te zijn gebracht over de voor- en nadelen van de vereenvoudigde beoordeling.
Uit het onderzoek blijken ook belangrijke aandachtspunten die UWV kan gebruiken om
de dienstverlening te optimaliseren. Het onderzoek geeft ook inzicht op de voornaamste
redenen om al dan niet te kiezen voor een vereenvoudigde beoordeling. De reden om
te kiezen voor een vereenvoudigde beoordeling is dat er sneller duidelijkheid is over
de uitkering en de rust die dat geeft. De keuze voor een volledige beoordeling wordt
meestal gemaakt als de cliënt niet verwacht nog terug te kunnen keren naar werk. De
60-plusmaatregel heeft daarnaast een belangrijke bijdrage geleverd aan het terugdringen
van de achterstanden. De capaciteit die vrijkomt door de maatregel kan worden ingezet
voor beoordelingen voor personen buiten de 60-plusdoelgroep. Zoals in de Kamerbrief
van 28 augustus 2022 is aangegeven, is de verwachting dat UWV met deze maatregel in
2023 ten minste 3.500 extra WIA-claimbeoordelingen kan verrichten. In het meest optimistische
scenario kan dat oplopen tot 5.000 extra beoordelingen. We verwachten dat deze effecten
zich voortzetten bij een tijdelijke verlenging van de maatregel.
In de Voortgangsbrief van 28 april jl. schreef ik over een belangrijk aandachtspunt,
namelijk het gedaalde percentage toegekende IVA-uitkeringen aan 60-plussers. Zoals
ik toen al aangaf, is het in beginsel onwenselijk als mensen die potentieel recht
hebben op IVA door de vereenvoudigde beoordeling worden gemist. UWV heeft daarom diverse
specifieke waarborgen getroffen om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen die
in aanmerking komen voor een IVA-uitkering, ook daadwerkelijk een IVA-uitkering ontvangen.
Deze maatregelen hebben effect. Het percentage IVA-toekenningen is inmiddels gestegen
naar 23%, ten opzichte van 17% in de eerste maanden van de 60-plusmaatregel. Het percentage
is daarmee niet terug op het oude niveau: een stabiel gemiddeld percentage van 32%
tot 36% (2018 t/m 2021). Ik vind het daarom belangrijk goed te blijven monitoren en
ik heb UWV gevraagd deze ontwikkeling nauwgezet te blijven volgen om te zien of de
waarborgen effectief blijven en eventueel leiden tot verdere stijging van het percentage.
Al met al maken de positieve effecten van de 60-plusmaatregel dat ik deze maatregel
met een jaar wil verlengen tot en met 31 december 2024. Dit licht ik in paragraaf
4 nader toe.
Pilot gericht op samenwerking met de curatieve sector
De motie van het lid Beukering-Huijbregts (D66)6 roept ertoe op dat UWV start met een pilot gericht op een efficiëntere aanlevering
van de benodigde informatie voor de WIA-claimbeoordeling.
UWV heeft de opzet van de pilot de afgelopen periode verder uitgewerkt en is in september
2023 gestart met de uitvoering hiervan. De looptijd van de pilot is een half jaar.
Bij deze pilot vraagt UWV voorafgaand aan de claimbeoordeling aan cliënten om vrijwillig
relevante medische gegevens te delen. Het doel hiervan is om de tijd per claimbeoordeling
te verkleinen en de kwaliteit van de beoordeling te verhogen. UWV zal cliënten zorgvuldig
informeren over de pilot. Na afloop van de pilotfase zal UWV bekijken in hoeverre
de pilot al kan worden geëvalueerd, of dat een verlenging van de pilot nodig is alvorens
een goede evaluatie kan plaatsvinden. Ik zal uw Kamer hier te zijner tijd over informeren.
Een uniforme landelijke wachttijd en de tijdelijk overwerkafspraken
UWV gaat streven naar een uniforme landelijke wachttijd voor de WIA-claimbeoordeling.
Op dit moment kan de wachttijd per kantoor erg verschillen en zijn er binnen sommige
kantoren flinke uitschieters. UWV wil ervoor zorgen dat de wachttijden in de verschillende
kantoren minder gaan verschillen. Zodoende kan UWV cliënten en werkgevers vooraf meer
duidelijkheid bieden over de tijd waarbinnen een beoordeling kan worden verwacht.
Hiermee moeten ook grote uitschieters in de wachttijden worden voorkomen. In lijn
hiermee heeft UWV het mogelijk gemaakt om tijdelijk over te werken. Hiermee beoogt
UWV een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de afhandeling van de WIA-claimbeoordelingen
ouder dan zes maanden en niet-tijdige Wajongbeoordelingen. In de loop van het eerste
kwartaal van 2023 kwam het gebruik van deze overwerkafspraken door medewerkers goed
op gang. De overwerkafspraken worden niet alleen ingezet binnen de regio’s, maar ook
landelijk, zodat (grote) achterstanden in bepaalde regio’s sneller worden weggewerkt
en de wachttijden landelijk meer uniform worden. UWV onderzoekt de mogelijkheden voor
voortzetting van de overwerkafspraken.
Effectievere inzet van de verzekeringsarts in de Ziektewet
In de Voortgangsbrief van 28 april jl. heb ik aangegeven dat ik UWV heb gevraagd om
een werkwijze te implementeren waarbij Eerstejaarsziektewetbeoordelingen (EZWB’s)
binnen SMC’s zo gericht mogelijk worden ingezet. Dat wil zeggen: gericht op beoordelingen
waarbij de kans op uitstroom uit de ZW het grootst is. Belangrijke voorwaarden bij
deze werkwijze is dat deze niet mag leiden tot een langere gemiddelde verblijfsduur
in de ZW en dat ook de instroom vanuit de ZW in de WIA niet mag toenemen.
UWV werkt in dat kader aan een nieuwe visie op de ZW-dienstverlening en versterkt
zijn inspanningen op de ZW-Arbo rol. Deze visie wordt opgesteld mede op basis van
inzichten vanuit de maatregelen die UWV hier het afgelopen jaar op heeft ingezet,
de principes van de integrale klantreis, en de bevindingen vanuit de eerste evaluatie
over de werking van de SMC’s. Het uitgangspunt zal zijn: gerichte dienstverlening
aan cliënten in een zo vroeg mogelijk stadium van de ZW-periode, en gerichte interventies
op het juiste moment. De inspanningen focussen zich daarom nu al op het organiseren
dat alle cliënten in de ZW adequaat in beeld zijn. Zodat UWV-professionals toegesneden
dienstverlening kunnen bieden met een focus op preventie en werk. Dit vergt een investering
in de integrale klantreis en het vakmanschap ten aanzien van re-integratie. De verwachting
is dat dit zich zal uiten in een kortere gemiddelde ZW-duur en een verlaging van de
WIA-instroom vanuit de ZW en in een gerichte inzet van medische expertise.
UWV kan de voornoemde werkwijze rondom EZWB’s alleen toepassen op (ex-)werknemers
van publiek verzekerde werkgevers, omdat UWV die populatie zelf begeleidt. Het is
echter wenselijk dat ook de EZWB’s voor zieke (ex-)werknemers van eigenrisicodragers
(ERD) doelgericht kunnen worden uitgevoerd. Om dit doel te bereiken is een samenwerking
met private partijen nodig. In de Voortgangsbrief van 28 april jl. heb ik aangegeven
dat UWV met het Platform Private Uitvoerders Sociale Zekerheid (PPUSZ) en de Algemene
Bond Uitzendondernemingen (ABU) afspraken aan het maken is over een nieuw proces voor
ERD EZWB’s. De afspraken hierover waren toen al in een vergevorderde fase. Inmiddels
werkt UWV aan de operationalisering van de afspraken en werkt toe naar het formeel
bevestigen van de afspraken via een convenant.
Uiterlijk vanaf 1 januari 2024 zullen UWV enerzijds en PPUSZ en ABU anderzijds door
middel van het convenant werken aan gezamenlijke doelgerichte uitvoering van de ERD
EZWB.
Nieuwe werkwijze deskundigenoordelen
Vanwege de mismatch heb ik samen met UWV een prioritering bepaald ten aanzien van
sociaal-medische beoordelingen. Binnen die prioriteringsafspraken krijgt de WIA-claimbeoordeling
prioriteit boven de herbeoordelingen voor mensen die al een uitkering ontvangen, boven
de EZWB’s en boven andere dienstverlening zoals deskundigenoordelen7 en begeleiding in de ZW. De hoge prioritering van de WIA-claimbeoordelingen resulteert
ook in lange wachttijden voor een deskundigenoordeel. In de eerste vier maanden van
2023 werd slechts 43,5% van de deskundigenoordelen tijdig afgehandeld (binnen 4 weken).8 Om dit probleem op te lossen is in de districten naar oplossingen gezocht. Dit heeft
toen geleid tot een grote diversiteit in aanpak bij het uitvoeren van een deskundigenoordeel.
UWV heeft de aanpak voor het uitvoeren van het deskundigenoordeel daarom geüniformeerd
sinds het tweede kwartaal van dit jaar. Het uitgangspunt bij deze uniforme aanpak
blijft dat alle aanvragen in behandeling genomen worden. UWV belt met de aanvrager
om de situatie te bespreken voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag.
Door intensiever contact met de aanvrager kan worden achterhaald waar het probleem
zit zodat UWV de aanvrager op de best mogelijke manier van dienst kan zijn. Als na
het gesprek blijkt dat een deskundigenoordeel nodig is, dan wordt de aanvraag alsnog
in behandeling genomen. UWV zal daarbij de aanvragen waarbij sprake is van een geschil
of een schrijnende situatie met prioriteit oppakken boven andere deskundigenoordelen.
Dienstverlening tijdens de voorschotperiode (incl. motie van de leden Stoffer en De
Kort)
Zoals ik eerder al schreef geeft het lange wachten op een WIA-claimbeoordeling onzekerheid
over het recht op een uitkering en kan dit de re-integratiekansen van mensen belemmeren.
Deze negatieve gevolgen proberen we zoveel mogelijk te beperken.
Zo heeft UWV verschillende momenten ingeregeld waarop mensen die wachten op een claimbeoordeling
voorlichting krijgen over de voorschotperiode en een aanbod9 voor re-integratiedienstverlening ontvangen. Bij de voorlichting over de voorschotperiode
wordt onder andere aandacht besteed aan de mogelijke scenario’s na de claimbeoordeling.
Het aanbod voor re-integratie heeft tot doel dat direct na afloop van de 104 weken
wachttijd re-integratie kan worden voortgezet of opgestart, dat kan bijvoorbeeld relevant
zijn in verband met de inkomenseis die geldt bij een WGA-uitkering. Deze dienstverlening
is stapsgewijs uitgerold en inmiddels werken alle kantoren volgens deze werkwijze.
Mensen die deze dienstverlening niet hebben gehad, hebben zich daardoor niet altijd
goed kunnen voorbereiden op de gevolgen na de WIA-claimbeoordeling. In uitzonderlijke
gevallen biedt UWV, in het verlengde van het buitenwettelijk beleid omtrent het kwijtschelden
van WIA-voorschotten, een financiële tegemoetkoming aan zodat men de tijd krijgt om
zich alsnog voor te bereiden op het aflopen van het WIA-voorschot. Deze financiële
tegemoetkoming leidt tot onrechtmatige uitgaven, omdat hiervoor geen wettelijke basis
bestaat, maar acht ik in lijn met het niet terugvorderen van WIA-voorschotten toch
wenselijk.
Ook kan UWV – onder bepaalde omstandigheden – in afwachting van de verlate claimbeoordeling
al een no-riskpolis verstrekken aan mensen voor wie een nieuwe werkgever in beeld
is. Op deze manier heeft UWV een proactieve rol bij de bekendheid van deze mogelijkheid
en is er sprake van een efficiënte (en gerichte) aanpak.
De motie van 18 april jl. van de leden Stoffer en De Kort verzocht mij om een generieke
beleidslijn te verkennen voor een no-riskpolis tussen het einde van de wachttijd en
de verlate WIA-claimbeoordeling. Uit de verkenning die ik heb gedaan blijkt dat er
twee opties zijn voor een generieke beleidslijn, maar dat deze veel complexiteit toevoegen
voor de uitvoering van UWV. Op deze opties en de kanttekeningen daarbij ga ik in bijlage 3
uitgebreid in. Op basis van de uitkomsten van de verkenning en het feit dat UWV – onder
bepaalde omstandigheden – wel al een no-riskpolis kan toekennen, wil ik niet inzetten
op een generieke beleidslijn. Mijn verwachting is dat juist met het maatwerk de groep
wordt bereikt die de no-riskpolis het hardst nodig heeft tijdens de voorschotperiode.
Monitoring WGA 80–100 medisch
Sinds 2022 worden mensen die op medische gronden een uitkering krijgen en die tot
de WGA 80–100 groep behoren periodiek gemonitord. Dat betekent dat sociaal-medisch
verpleegkundigen van UWV op logische momenten contact opnemen met de uitkeringsgerechtigde.
Het uitgangspunt is dat er minimaal één keer per jaar een contactmoment is. Wanneer
daar aanleiding voor is, roept UWV de cliënt op voor een herbeoordeling.
Zoals ik in mijn Voortgangsbrief van 28 april jl. heb aangegeven zijn de resultaten
van de monitoring veelbelovend. Het percentage van de beoogde doelgroep dat nu in
de monitoring zit is inmiddels met 4%-punt gestegen van 51% naar 55% (peildatum: juli
2023). UWV heeft als doel gesteld uiteindelijk naar een percentage van 90% toe te
willen werken. De prioriteit blijft voorlopig eerst bij de WIA-claimbeoordeling, waardoor
het bereiken van de doelstelling van 90% langere tijd zal duren. Het percentage herbeoordelingen
dat leidt tot een gewijzigde uitkering is circa 85%, ten opzichte van 70% in 2021.
Er worden door de monitoring dus minder herbeoordelingen gedaan die achteraf onnodig
bleken. Als resultaat van deze maatregel hoeft UWV bovendien minder herbeoordelingsaanvragen
af te handelen van werkgevers, gemachtigden of verzekeraars. UWV kan de werkgever
er namelijk over informeren dat er een contactmoment is geweest met de cliënt en dat
er geen aanleiding is om een herbeoordeling uit te voeren. Een door de werkgever aangevraagde
herbeoordeling kan dan vaak – in gezamenlijk overleg – komen te vervallen.
De monitoring WGA 80–100 medisch is inmiddels onderdeel geworden van de reguliere
uitvoering door UWV. UWV zal daarom voortaan via de reguliere verantwoordingsrapportages
over de voortgang van deze maatregel rapporteren. De effecten van de maatregel lopen
uiteraard ook mee in de prognoses.
Nieuwe ingezette en te verkennen maatregelen vraaggestuurde herbeoordelingen
In de Voortgangsbrief van 28 april jl. heb ik aangekondigd om met UWV te verkennen
of en hoe het aanvraagproces voor herbeoordelingen kan worden aangepast, zowel voor
aanvragen vanuit werkgevers en gemachtigde derde partijen als voor werknemers.
UWV heeft inmiddels diverse acties in gang gezet om beter onderscheid te kunnen maken
tussen een aanvraag voor een herbeoordeling en het doorgeven van wijzigingen in de
gezondheidssituatie door de werknemer. Deze werkwijze leidt – volgens de eerste inzichten
– tot een afname van circa 30% van herbeoordelingsaanvragen door werknemers. De afname
van het aantal aanvragen is vooral een gevolg van het feit dat UWV de vraag van deze
cliënten op een andere manier gericht heeft opgepakt. Daarnaast gaan UWV en SZW de
komende tijd verkennen hoe ook de processen rondom de aanvragen door werkgevers en
gemachtigde derde partijen kunnen worden geoptimaliseerd via verduidelijking van de
communicatie hierover en verbetering van (aanvraag)formulieren. Ook verkennen we met
een aantal specifieke private partijen hoe we kunnen komen tot afspraken over het
gemotiveerd aanvragen van herbeoordelingen. Bijlage 3 bevat een nadere toelichting
van deze maatregelen.
De maatregelen zijn stappen in de goede richting. Samen met UWV verwacht ik dat er
meer mogelijk is om de herbeoordelingen zo efficiënt en doelmatig mogelijk in te zetten.
We willen uiteindelijk ook toewerken naar het inlopen van de achterstand op de herbeoordelingen.
De komende tijd willen we daarom verkennen wat voor maatregelen er nog meer mogelijk
zijn ten aanzien van herbeoordelingen.
4. AANVULLENDE MAATREGELEN 2024 & BLIK VOORUIT
4.1 Tijdelijke verlenging van maatregelen in 2024
In de Voorjaarsnota 2023 zijn middelen gereserveerd om twee buitenwettelijke maatregelen
met een jaar te verlengen tot in 2024. Het gaat om middelen voor het kwijtschelden
van WIA-voorschotten en voor de 60-plusmaatregel. Ten aanzien van de 60-plusmaatregel
heb ik in de Voortgangsbrief van 28 april jl. aangegeven dat het mijn streven is om
deze maatregel te verlengen, maar dat ik daarvoor eerst de resultaten van o.a. het
cliënttevredenheidsonderzoek en de meest recente cijfers wilde afwachten. Hier ben
ik in paragraaf 3.1 op ingegaan.
Verlenging beleid mogelijkheid tot kwijtschelden WIA-voorschotten
Het oplossen van de achterstanden voor de WIA-claimbeoordeling heeft de hoogste prioriteit.
Uit de cijfers blijkt dat de achterstanden voor het eerst in jaren afnemen, maar dat
we in ieder geval tot 2028 nog te maken zullen hebben met achterstanden.
Bij blijvende achterstanden zal UWV ook voorschotten moeten blijven verstrekken in
afwachting van de WIA-claimbeoordeling. In 2022 bedroeg het aantal verstrekte voorschotten
22.500 ten opzichte van 18.300 in 2021. De prognose voor 2023 is dat er tussen de
16.000 en 20.000 voorschotten verstrekt zullen worden. Hoewel de verwachting is dat
de achterstanden en daarmee ook het aantal voorschotten zullen afnemen, is het beleid
met betrekking tot het kwijtschelden van WIA-voorschotten voorlopig nog nodig. Het
beleid loopt momenteel tot 31 december 2023. Zoals in de Voorjaarsnota aangekondigd
wil ik dit beleid met nog één jaar verlengen tot 31 december 2024. Hiermee sluit de
duur van het beleid nog niet aan op de prognoses rondom de mismatch.
Ik wil de aankomende periode gaan bekijken hoe ik hier beter bij aan kan sluiten,
zodat ook werknemers en werkgevers meer zekerheid krijgen over de toekomst van het
beleid rondom het verstrekken en kwijtschelden van WIA-voorschotten.
Er zijn twee ontwikkelingen ten aanzien van WIA-voorschotten waar ik uw Kamer ook
over informeer. Zo heeft UWV diverse acties in gang gezet om het aantal en de hoogte
van de te verstrekken voorschotten te beperken, zodat ook het kwijtschelden van WIA-voorschotten
beperkt blijft tot het noodzakelijke. Het gaat hier om het streven naar een uniforme
landelijke wachttijd, waar ik in paragraaf 2 op in ben gegaan. Daarnaast streeft UWV
ernaar om de WIA-claimbeoordeling te doen binnen de periode van de loongerelateerde
uitkering (LGU). De hoogte van een voorschot is voor de LGU-duur namelijk eenvoudig
te bepalen; 70% van het dagloon, gemaximeerd op het max. dagloon. Na de LGU-periode
wordt de uitkeringshoogte afhankelijk van o.a. de restverdiencapaciteit, maar die
staat in de voorschotperiode niet vast.
Ook wil ik uw Kamer informeren over situaties waarin naast WIA-voorschotten ook voorschotten
op de Toeslagenwet (TW) worden verstrekt. Het kan voorkomen dat bij het toekennen
van het WIA-voorschot blijkt dat het gezinsinkomen onder het sociaal-minimum uitkomt.
In dat geval kan er bij toekenning van een WIA-uitkering ook recht bestaan op een
toeslag op grond van de TW. UWV kent in die gevallen aanvullend ook een TW-voorschot
toe. Als vervolgens bij de WIA-claimbeoordeling blijkt dat er geen recht is op een
WIA-uitkering en ook geen recht is op een WW-uitkering dan moet het TW-voorschot worden
teruggevorderd. In lijn met de kaders voor het kwijtschelden van WIA-voorschotten,
wordt dan ook het TW-voorschot kwijtgescholden. Het gaat hierbij om beperkte aantallen.
Slechts 2,3% van de WIA-voorschotten in de eerste helft van 2023 bevat ook een TW-voorschot.
Verlenging van de tijdelijke maatregel vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling zonder
inzet van verzekeringsarts (60-plusmaatregel)
Zoals eerder in paragraaf 2 beschreven, zijn de resultaten van de 60-plusmaatregel
positief. De achterstanden lopen inmiddels iets terug en de 60-plusmaatregel levert
daaraan een belangrijke bijdrage. Daarom ga ik deze maatregel met een jaar verlengen
zodat UWV ook in 2024 de claimbeoordeling voor 60-plussers vereenvoudigd kan afdoen
zonder inzet van de verzekeringsarts. Op deze manier kunnen de achterstanden verder
teruggedrongen worden en krijgt UWV meer tijd om nieuwe en reeds ingezette maatregelen
voortvarend te implementeren.10 We blijven de effecten van de 60-plusmaatregel ook in 2024 nauwgezet monitoren, ook
om te zorgen dat het recht op de IVA zoveel mogelijk wordt onderkend.
4.2 Tijdelijke maatregel Praktisch Beoordelen
In de Voortgangsbrief van 28 april jl. heb ik u meegenomen in de afweging om – van
de door Gupta Strategists doorgerekende middellange termijn opties – de meest kansrijke
optie nader uit te werken. Het betreft de maatregel «praktisch beoordelen» (voorheen:
beoordelen op verdiensten). Deze maatregel houdt in dat voor mensen die werken bij
de WIA-claimbeoordeling, op basis van alleen hun feitelijke verdiensten een beoordeling
wordt gemaakt van hun arbeidsongeschiktheidspercentage, en niet meer óók op basis
van een theoretische schatting, zoals nu het geval is.
Het achterwege laten van een theoretische schatting voor deze doelgroep levert een
besparing van 2.000 tot 3.000 WIA-claimbeoordelingen per jaar op.
Ik zie dit als een maatregel die in te passen is binnen de kaders van het huidige
WIA-stelsel. Daarbij biedt praktische beoordelen een vaststelling van de mate van
arbeidsongeschiktheid die voor alle betrokkenen (werknemer en de eventueel betrokken
(ex-)werkgever) beter te begrijpen is, omdat voor de mate van arbeidsongeschiktheid
aangesloten wordt bij daadwerkelijke verdiensten in plaats van theoretische verdiencapaciteit.
Ook is het een beter herkenbaar en op de praktijk gemaakte beoordelingsmethode. De
beoordeling wordt binnen de maatregel immers gebaseerd op arbeid die zij daadwerkelijk
uitvoeren (of uitgevoerd hebben) en daar affiniteit mee hebben.
Ik ben voornemens om deze maatregel in te voeren voor de duur van drie jaar, met een
beoogde ingangsdatum van 1 juli 2024. Dit geeft ruimte om de SMC’s te ontwikkelen
en om te beoordelen of, bijvoorbeeld op basis van de adviezen van de OCTAS, nieuwe
en fundamentele beleidsmaatregelen nodig zijn. In de voorjaarsnota zijn reeds middelen
gereserveerd voor deze maatregel. Op dit moment bereid ik een aanpassing van het Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheidswetten voor om deze werkwijze mogelijk te maken en bekijk ik
of deze werkwijze ook op andere beoordelingen van toepassing kan zijn naast de WIA-claimbeoordeling.
Het ontwerp wijzigingsbesluit zal naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024
worden voorgehangen bij beide Kamers der Staten-Generaal.
Bijlage 4 bevat een nadere uitleg over de maatregel praktisch beoordelen.
4.3 Blik vooruit
Met de verlenging van de 60-plusmaatregel, de beoogde invoering van praktisch beoordelen
en de maatregelen die UWV zelf in gang heeft gezet, is de verwachting dat de achterstanden
op de WIA-claimbeoordeling de komende jaren zullen dalen. Dit is een positieve beweging,
gezien de achterstanden de afgelopen acht jaar alleen maar zijn gestegen. Tegelijkertijd
is de verwachting dat de achterstanden niet binnen een paar jaar zijn weggewerkt.
Ik verwacht daarom dat er meer maatregelen nodig zullen zijn. De druk op het stelsel
vanwege deze mismatch, was één van de aanleidingen om de OCTAS in te stellen en deze
commissie te verzoeken om integraal naar het stelsel te kijken en te komen met oplossingsrichtingen
voor een houdbaar stelsel, met oog voor uitvoerbaarheid, betaalbaarheid en uitlegbaarheid.
Vooruitlopend op het advies van de OCTAS en een nieuw Kabinet, is het belangrijk om
samen met UWV maatregelen uit te werken die kunnen helpen om de achterstanden verder
terug te dringen. Ik ga daarom opnieuw in overleg met diverse stakeholders in het
WIA-stelsel om samen tot ideeën voor aanvullende maatregelen te komen. Daarbij blijf
ik ook met UWV onderzoeken waar verbeteringen in de uitvoering mogelijk zijn. Hierbij
valt te denken aan ondersteuning van slimme taalmodellen bij het opstellen van rapportages
en evaluatie van het bezwaar- en beroepproces. Daarnaast ben ik met de Nederlandse
Vereniging voor Verzekeringsgeneestkunde (NVVG) in gesprek over de doorontwikkeling
van de specialisatie verzekeringsarts. Hierbij kan worden gedacht aan een duidelijker
en aansprekender beroepsprofiel, waaronder het verkennen van een ontwikkeling richting
één sociaal geneeskundig specialist voor Arbeid en Gezondheid.
5. WIA GERELATEERDE ONDERWERPEN
In deze paragraaf ga ik achtereenvolgens in op de stand van zaken omtrent de WIA-hardheden
op korte termijn, de planning van de OCTAS en de motie van het lid Gijs van Dijk,
over afwijkende medische oordelen.
5.1 WIA-hardheden korte termijn
Ik heb de afgelopen periode gebruikt om te onderzoeken hoe hardheden in de WIA aangepakt
kunnen worden. Ik heb hierover overleg gevoerd met UWV en sociale partners en ik heb
hierover van gedachten gewisseld met uw Kamer, meest recent tijdens het commissiedebat
over de uitvoering van de sociale zekerheid op 29 juni 2023. Voor de korte termijn
heb ik met speciale aandacht gekeken naar het verrekenen van inkomsten naast de uitkering,
het CBBS en de dagloonsystematiek in de WIA.
Daglonen
Ten aanzien van de dagloonsystematiek meldde ik in mijn vorige Voortgangsbrief11 dat er in de voorjaarsnota 2023 middelen zijn vrijgemaakt om een knelpunt met betrekking
tot loonloze tijdvakken aan te pakken. Er is sprake van een loonloos tijdvak als er
gedurende een maand (tijdvak) in de referteperiode helemaal geen loon is genoten.
Dat kan verschillende oorzaken hebben, zoals in eerdere brieven toegelicht.12
Met name het loonloze tijdvak dat wordt veroorzaakt door de toekenning van een WW-uitkering
tijdens de WIA-referteperiode, wordt ervaren als een hardheid. Wanneer mensen hun
laatste salaris krijgen in de maand waarin zij nog werkten, en daarna recht krijgen
op WW, kan een loonloos tijdvak ontstaan. Dat komt doordat de WW-uitkering over de
voorbije maand wordt uitgekeerd. Er is dan dus één maand waarin iemand al geen salaris
meer krijgt, maar ook nog geen WW. Dit kan negatief doorwerken in de hoogte van het
dagloon die bepalend is voor de hoogte van de WIA-uitkering.
Specifiek dit knelpunt wil ik aanpakken. Een WIA-gerechtigde heeft hier namelijk geen
invloed op doordat dit het gevolg is van de samenloop van het moment van betaling
van de WW-uitkering en de wijze van loonaangifte.
De afgelopen maanden is in overleg met UWV verder uitgewerkt hoe dit knelpunt opgelost
kan worden. Er zijn verschillende opties voor. Er is onder meer gekeken naar de uitvoerbaarheid
en de doelmatigheid van de oplossingsrichting. Uiteindelijk zijn we uitgekomen op
een oplossingsrichting waarbij het WW-dagloon wordt overgenomen. Dit is een reeds
bestaande systematiek die wordt toegepast voor het ZW- en Wazo-dagloon. In het geval
dat een werkloze ziek wordt, en recht heeft op een ZW-uitkering, dan wordt voor het
ZW-dagloon uitgegaan van het WW-dagloon. Een vergelijkbare werkwijze willen we hanteren
voor mensen die na de ZW instromen in de WIA, en dan met een loonloos tijdvak worden
geconfronteerd. Het ligt voor de hand om dan ook uit te gaan van het – reeds bekende –
WW-dagloon. Zo wordt voorkomen dat uitkeringsgerechtigden die vanuit werkloosheid
door ziekte langdurig uitvallen, onnodig veel verschillen ondervinden tussen het WW-,
ZW- en WIA-dagloon. Deze werkwijze biedt alleen een oplossing voor de groep werknemers
die zich ziekmelden vanuit de situatie dat zij een WW-uitkering ontvangen en uiteindelijk
een WIA-uitkering krijgen. Er moet dus sprake zijn van een ziekmelding vanuit de WW
die uiteindelijk resulteert in een WIA-uitkering.
Werknemers die vanuit de WW-uitkering volledig hun werk hervatten (einde WW) en kort
daarop vanuit dat werk uitvallen (binnen een jaar), vallen buiten de doelgroep. Als
de maatregel ook op andere doelgroepen gericht zou worden, zou de systematiek complex
en onuitvoerbaar worden.
Er wordt op dit moment gewerkt aan de AMvB die nodig is om de gekozen optie te regelen.
Ik verwacht deze regeling in het eerste kwartaal van 2024 uit te zetten voor internetconsultatie
en het streven is dat de regeling in de zomer van 2024 in werking kan treden. Ik verwijs
naar bijlage 5 voor de onderbouwing van de doelmatigheid, doeltreffendheid en evaluatie
van de maatregel (CW 3.1.).
CBBS
Ten aanzien van het Claim Beoordeling en Borging Systeem (CBBS) geldt dat mijn ministerie
vanuit de rol als toezichthouder op UWV, een eigen verkenning heeft gedaan naar de
knelpunten en oplossingsrichtingen in de werking van het CBBS binnen het WIA-stelsel.
Het doel van deze verkenning is om inzicht te bieden in de aanvankelijke bedoeling
van het CBBS (en de voorganger ervan) en te onderzoeken hoe die bedoeling zich verhoudt
tot het huidige functioneren van het systeem. Uit de verkenning volgt dat mogelijke
verbeteringen van gesignaleerde knelpunten raken aan de kern van de WIA. De voorgestelde
oplossingsrichtingen lopen dan ook voor een groot deel mee in de lange termijn aanpak
van de hardheden in de WIA en daarmee in de opdracht aan de OCTAS. De verkenning is
ook aangeboden aan de OCTAS.
Ik ga vooruitlopend op de resultaten van de OCTAS samen met UWV aan de slag met het
verbeteren van de communicatie over (de werking van) het CBBS en het proces van de
claimbeoordeling verbeteren. Deze behoefte blijkt uit de verkenning door de afdeling
eigenaarsadvisering van SZW en uit de gesprekken die hierover met sociale partners
zijn gevoerd. Op dit moment wordt er ambtelijk een plan van aanpak voor verbetering
in de communicatie voorbereid.
Verrekenen van inkomsten
Ten aanzien van het verrekenen van inkomsten naast de uitkering geldt dat UWV een
aantal belangrijke maatregelen heeft genomen. Op grote schaal is een serious game uitgerold. Deze heeft als doel medewerkers bewust te maken van wat zij kunnen doen
om de dienstverlenging te verbeteren aan cliënten die met inkomensverrekening te maken
krijgen. Daarnaast worden er verbeteringen doorgevoerd in de informatievoorziening
en in het meer proactief benaderen van cliënten.
Eén van de grootste pijnpunten voor een cliënt met een WIA-uitkering is het gebrek
aan inkomensduidelijkheid. Met de huidige rekenhulp van UWV krijgt de cliënt onvoldoende
antwoord op de vraag wat werken naast zijn/haar uitkering financieel betekent. Om
de cliënt meer inkomensduidelijkheid te bieden wordt onderzocht of een bestaande rekenhulp
van het Nibud (de «van uitkeren naar werk berekenaar») daar op korte termijn in kan voorzien. Deze rekenhulp laat niet alleen het effect
op de brutouitkering zien, maar ook wat het betekent voor toeslagen van de belastingdienst
en gemeentelijke voorzieningen. Daarnaast ziet de cliënt wat dit netto betekent voor
zijn/haar totaalinkomen. De rekenhulp van het Nibud geeft dus een goed overzicht van
wat men kan verwachten op het moment dat men naast de uitkering gaat werken. Er is
veel informatie benodigd en het invullen van de rekenhulp is daardoor lastig. Door
middel van een pilot wordt onderzocht of het helpt wanneer cliënten een vast aanspreekpunt
hebben, die hen helpt met het invullen van deze tool.
In de eerste helft van 2023 heeft een pilot optimaliseren verrekensystematiek plaatsgevonden
bij een aantal UWV-kantoren in het land. Doel is dat met cliënten een optimaal passende
verrekencyclus wordt afgesproken. Zo wordt de voorspelbaarheid van het inkomen voor
cliënten vergroot. Uit de pilot blijkt dat voor 40% van de cliënten met een wisselend
inkomen die voorheen eens per 12 maanden opnieuw werden beoordeeld ten behoeve van
de verrekening, een andere verrekencyclus passender is. Hetzelfde geldt voor 20% van
de cliënten met wisselend inkomen die nu in een 6-maanden cyclus zitten. Met passender
wordt hier bedoeld dat mensen door een andere cyclus met minder verrassingen (in de
vorm van terugvorderingen bijvoorbeeld) worden geconfronteerd. Dit zijn positieve
resultaten, maar het vergt wel veel van UWV om alle cliënten proactief te benaderen.
Er wordt nu onderzocht of de mensen met wisselende inkomsten die mogelijk gebaat zijn
bij een andere cyclus, automatisch geïdentificeerd kunnen worden.
5.2 OCTAS
De OCTAS is op dit moment bezig met de uitwerking van haar opdracht. Zij zal grondig
en integraal advies uitbrengen over een toekomstbestendig stelsel dat uitvoerbaar,
betaalbaar en uitlegbaar is. Zij zal daartoe diverse oplossingsrichtingen presenteren.
Na de zomer van 2023 volgt een tussenproduct in de vorm van een probleemanalyse en
de commissie streeft er naar om aan het begin van 2024 haar rapport op te leveren.
Zodat het hopelijk nog betrokken kan worden in de formatie van een volgend kabinet.
5.3 Motie van het lid Gijs van Dijk – afwijkende medische oordelen
Met deze brief informeer ik u ook over de uitvoering van de in maart 2019 aangenomen
motie van het lid Gijs van Dijk over het reduceren van het aantal afwijkende medische
oordelen.13 De motie werd ingediend vanwege het voorstel om het medisch advies van de bedrijfsarts
leidend te maken bij de toets op de re-integratie-inspanningen (Kamerstuk 35 589). Toegezegd werd de Kamer jaarlijks te informeren over de monitoring van de mogelijke
verschillen tussen het oordeel van de verzekeringsarts bij de WIA-claimbeoordeling
en het actueel oordeel van de bedrijfsarts in het re-integratieverslag. Nu het wetsvoorstel
recent is ingetrokken,14 is het uitvoeren van deze motie niet langer relevant.
6. TOT SLOT
Ik blijf mij onverminderd inzetten voor het oplossen van de mismatch en het terugdringen
van de achterstanden. Ik ben blij met de constructieve manier waarop er bij UWV wordt
gewerkt aan oplossingsrichtingen, het optimaliseren van processen en de implementatie
van de diverse maatregelen. Er is, in het bijzonder met het werken in SMC’s, een cultuuromslag
ingezet. Het is goed om te zien dat de ingezette maatregelen er daadwerkelijk aan
bijdragen dat de druk op de uitvoering bij UWV vermindert. Tegelijkertijd kost het
tijd voordat de genomen maatregelen en de procesoptimalisatie bij UWV optimaal zijn
geïmplementeerd en blijft de aanpak van de mismatch de komende periode onze gezamenlijke
aandacht vergen. De problemen op het gebied van sociaal-medische beoordelingen zijn
momenteel dermate urgent dat ik het noodzakelijk acht om – ondanks de demissionaire
status van het Kabinet – samen met UWV maatregelen te blijven treffen om de mismatch
aan te pakken.
Ik zal u door middel van een volgende kamerbrief in het voorjaar van 2024 weer uitgebreid
informeren over de stand van zaken. Hier zal ik dan de cijfermatige ontwikkelingen
over het jaar 2023 in meenemen, alsmede bijgestelde prognoses voor de komende jaren.
Tussentijdse belangrijke ontwikkelingen zal ik melden in de Stand van de Uitvoering.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Bijlage 1: Ontwikkeling en prognoses achterstanden
Claimbeoordelingen
In de Voortgangsbrief van 28 april jl. deelde ik het voorzichtige positieve beeld
dat de achterstand in WIA-claimbeoordelingen de laatste maanden van 2022 voor het
eerst in acht jaar tijd leek te stabiliseren. Tot mijn genoegen kan ik u melden dat
deze beweging zich heeft voortgezet en dat de eerste helft van 2023 zelfs voor het
eerst een lichte afname is te zien in de ontwikkeling van de voorraad en achterstand.
De ingezette maatregelen laten de eerste effecten zien. Met name de tijdelijke maatregel
vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling voor 60-plussers en de vrijwillige overwerkafspraken
hebben op deze korte termijn veel effect gehad. Volgens het huidige beeld – medio
2023 – is de prognoses dat de 60-plusmaatregel zoals verwacht een besparing van circa
3.500 WIA-claimbeoordelingen (gericht op de artsencapaciteit) oplevert over het hele
jaar 2023. Daarnaast is ook het aantal WIA-aanvragen sinds 2022 verder gestabiliseerd,
na de tijdelijke piek in 2021 door effecten gerelateerd aan Corona.
Eind 2022 wachtten in totaal bijna 7.700 mensen langer dan zes maanden op een WIA-claimbeoordeling.
Dit aantal is medio 2023 gedaald naar 6.800. De overwerkafspraken die UWV sinds 2023
heeft, hebben hier een belangrijke bijdrage aan geleverd. Met het overwerken worden
de mensen die het langst wachten op een WIA-claimbeoordeling als eerste geholpen.
Het aantal mensen dat al langer dan twee jaar wacht op een WIA-claimbeoordeling is
gelijk gebleven. Voor deze groep mensen geldt dat er sprake is van complexe casuïstiek,
mede vanwege internationale (juridische) aspecten. Deze groep betreft vrijwel allemaal
mensen die in het buitenland woonachtig zijn. UWV is voor de WIA-claimbeoordeling
van deze groep vaak afhankelijk van buitenlandse instanties. Hierdoor is inlopen op
deze achterstanden niet altijd even gemakkelijk te realiseren. De betreffende cliënten
ondervinden van deze achterstandsituatie geen hinder, omdat zij reeds een uitkering
ontvangen uit het buitenland.
Onderstaande figuur 1 laat zien dat zowel de voorraad als de achterstand voor de WIA-claimbeoordeling
is gedaald sinds eind 2022. Het is voor het eerst sinds 2015 dat een daling te zien
is. De verwachting is dat deze beweging zich doorzet tot het einde van het jaar.
Figuur 1: Ontwikkeling van de achterstand bij de WIA-claimbeoordeling (aantal aanvragen
waarvoor de wettelijke termijn van 8 weken is verstreken) en van de totale werkvoorraad
(aantal aanvragen nog binnen wettelijke termijn plus achterstand).
Voor de komende jaren heeft UWV – in afstemming met SZW – prognoses opgesteld. De
prognoses laten zien hoeveel WIA-claimbeoordelingen UWV naar verwachting gaat doen
in de komende jaren. Deze prognoses zijn gebaseerd op de gemeten effecten van reeds
ingezette maatregelen en op aannames over de ontwikkeling van de verwachte effecten
van diverse maatregelen in de toekomst.
Figuur 2 illustreert de prognose voor de jaren 2023 tot en met 2028. We schetsen de
prognoses voor de situatie waarin we geen aanvullende maatregelen zouden nemen en
die van de situatie waarin we dat wel doen. Daarbij wordt zowel een voorzichtig als
een optimistisch scenario geschetst. De causaliteit tussen de maatregelen en de verwachte
effecten is niet volledig vast te stellen, ook vanwege de verschillende bewegingen
die UWV tegelijktijdig inzet. De verwachting is dat de realiteit ergens in de bandbreedte
tussen deze twee uiterste scenario’s zal liggen.
Te zien is dat er in 2023 een piek is in het aantal WIA-claimbeoordelingen dat UWV
kan verrichten. Deze piek kan worden toegeschreven aan het effect van de tijdelijke
maatregelen: de overwerkafspraken en de 60-plusmaatregel. In 2024 en 2025 zien we
nog steeds een hoog aantal het aantal WIA-claimbeoordelingen, maar minder hoog dan
de piek in 2023. Dat is een gevolg van het eenmalige effect overwerken in 2023 en
beëindigen van de 60-plusmaatregel per 1 januari 2025. Het aantal WIA-claimbeoordelingen
zal echter weer toenemen door het verwachtte effect van de SMC’s en het per 1 juli
2024 invoeren van de tijdelijke maatregel «Praktisch beoordelen». De verwachting is
dat het aantal WIA-claimbeoordelingen tot en met 2026 zal gaan stijgen naar ongeveer
64.000 (voorzichtig scenario) tot 70.000 (optimistisch scenario) per jaar. Hiermee
zien we een duidelijk effect van de maatregelen. Zonder de maatregelen zou UWV naar
verwachting namelijk minder dan 60.000 WIA-claimbeoordelingen per jaar kunnen uitvoeren.
Voor de jaren vanaf 2026 geldt dat de onzekerheidsfactor bij de prognoses groter wordt.
De verwachting is in ieder geval dat het aantal beoordelingen dat UWV kan uitvoeren
gaat groeien en de mismatch dus kleiner wordt. Het slimmer en op uitgebreidere schaal
inzetten van taakdelegatie, met name door de vorming van SMC’s, levert de voornaamste
bijdrage aan die groei. Gupta Strategists becijferde in 2022 dat die ontwikkeling
een bijdrage van 14% aan het verkleinen van de mismatch kan opleveren. Dit streven
is zichtbaar in het optimistische scenario zoals hieronder weergegeven. Naast de inzet
op SMC’s wordt er gewerkt aan andere verbeteringen in de uitvoering en blijven we
zoeken naar aanvullende maatregelen om meer beoordelingen te kunnen uitvoeren. In
het voorzichtige scenario is het effect van de SMC’s behoedzamer ingeschat en kan
het aantal WIA-claimbeoordelingen door de tijdelijkheid van de maatregel «Praktisch
beoordelen» vanaf 2027 mogelijk iets afnemen.
Figuur 2. Prognoses op het verwachte aantal WIA-claimbeoordelingen dat UWV de komende
jaren kan verrichten. Het figuur bevat een scenario zonder maatregelen (gele lijn)
en twee scenario’s met aanvullende maatregelen; een voorzichtig scenario (blauwe lijn)
en een optimistisch scenario (groene lijn).
(Vraaggestuurde) herbeoordelingen
Ook bij de vraaggestuurde herbeoordelingen zien we voor het eerst sinds eind 2022
een stabilisatie van de achterstand. Dit komt met name door de inzet van UWV op het
monitoren van de WGA 80–100 populatie en door de recente aanpassingen van het aanvraagformulier
herbeoordelingen voor werknemers, waardoor bij de aanvraag een beter onderscheid kan
worden gemaakt tussen het verzoek om een herbeoordeling en het doorgeven van andere
soort wijzigingen in de gezondheid.
Figuur 4: Ontwikkeling van de achterstand bij de vraaggestuurde herbeoordelingen (aantal
aanvragen waarvoor de wettelijke termijn van 8 weken is verstreken) en van de totale
werkvoorraad (aantal aanvragen nog binnen wettelijke termijn plus achterstand).
Actualisatie cijfermatige stand van zaken en prognoses
Over de cijfermatige stand van zaken en actuele prognoses zal ik u weer uitgebreid
informeren door middel van een volgende Voortgangsbrief voor de zomer van 2024. Ik
zal dan ook weer rapporteren over WIA-voorschotten, dwangsommen, en de capaciteit
en inzet van verzekeringsartsen, zoals ik ook in de Voortgangsbrief van 28 april 2023
heb gedaan.
Bijlage 2: Kamerbrief naar aanleiding van rapport EY
Actieplan sociaal-medische beoordeling
Al enkele jaren krijgen langdurig zieke cliënten niet de dienstverlening van UWV waar
ze recht op hebben. Ze moeten te lang wachten op een sociaal-medische beoordeling.
Dat zorgt voor veel onzekerheid bij mensen. Daarom werkt UWV dagelijks aan maatregelen
om dit probleem op te lossen.
Eind 2022 heeft adviesbureau EY een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden
tot verbeteringen in het proces binnen de WIA-claimbeoordeling. Het rapport wat naar
aanleiding daarvan is opgeleverd bevat een overzicht van knelpunten met daarbij 14
aanbevelingen om de doorlooptijd en beoordelingstijd van de WIA-claimbeoordeling te
verbeteren. Deze aanbevelingen zijn verwerkt in een plan van aanpak. De verbeteringen
sluiten aan bij al eerder ingezette maatregelen en initiatieven zoals bijvoorbeeld
de oproep van de Minister (Kamerbrief van april 2023) om verzekeringsartsen maximaal
te faciliteren om met taakdelegatie en – ondersteuning te (gaan) werken. Het onderzoek
van EY levert een belangrijke bijdrage aan het inzicht in welke maatregelen de meeste
impact hebben.
Hieronder staan eerst de veertien voorgestelde aanbevelingen beschreven. Vervolgens
gaan we in op de acties die UWV in gang zet om opvolging te geven.
Aanbevelingen EY
Het implementeren van onderstaande verbeterinitiatieven zorgt voor een geoptimaliseerd
ontwerp van het WIA-claimproces en draagt bij aan het oplossen van de knelpunten die
in het onderzoek staan beschreven:
1. Gebruik een zaaksysteem om zaakgericht werken te ondersteunen
2. Ontwerp een nieuwe informatievoorziening ter ondersteuning van het werk
3. Gebruik Straight Through Processing modellen om het proces efficiënter te laten verlopen
en beslissingen te vergemakkelijken
4. Maak gebruik van medewerker- en zaakgerelateerde stuurinformatie
5. Gebruik een vormvast aanvraagformulier, afgestemd op de benodigde informatie voor
een beoordeling
6. Gebruik Intelligent Document Processing systemen om betere administratie te faciliteren
7. Maak gedragen afspraken over taken en doelen
8. Zet rapportage templates in voor typerende zaken
9. Zet taakdelegatie en -ondersteuning en paramedici gericht in
10. Optimaliseer de communicatiestrategie met cliënt, werkgever en medisch professional
11. Zet de medewerker centraal in het organisatie ontwerp
12. Bied regelmatige en op praktijk aansluitende opleidingen aan voor SMZ medewerkers
en andere betrokkenen
13. Faciliteer een moderne werkplek
14. Ontwikkel continu als organisatie
Actie UWV n.a.v. aanbevelingen
Van alle aanbevelingen van EY naar aanleiding van deze procesdoorlichting om de doorloop-
en beoordelingstijd te verkorten, heeft UWV inmiddels al een aantal opgepakt, die
de grootste impact hebben, en in actie gezet, de rest worden gefaseerd in gang gezet.
A. Aanbevelingen 1 t/m 10 – Procesoptimalisatie door nieuw IV:
• UWV zet in op het structureel vernieuwen van de cliënt- en medewerkersprocessen voor
de Arbeidsgeschiktheid Wetten die integraal ingericht worden. Dit met als doel de
administratieve processen te optimaliseren en zowel cliënt als medewerker beter te
ondersteunen. Voor de cliënt is straks inzichtelijk wat de status is van hun dossier
alsook een vormvaste koppeling voor werkgevers. Dit zorgt ervoor dat informatie eenvoudig
kan worden gedeeld tussen cliënt, werkgever en UWV.
• Als onderdeel van deze nieuwe informatievoorziening geeft EY aan dat het implementeren
van een vormvaste aanvraag (inclusief RIV-formulier) en Robotic Process Automation op korte termijn de meeste impact maken. De nieuwe informatievoorziening resulteert
in het vergemakkelijken van het gehele proces voor medewerkers. Eén van de taken van
Teamondersteuners bijvoorbeeld is het attenderen WIA-aanvragen, het gaat hierom signalen
welke zorgen voor een juiste brief bij de cliënt. Die attenderingen zijn te automatiseren.
• Met de digitale assistent voor WIA-attenderingen wordt er gebruik gemaakt van RPA
die nu wordt geïmplementeerd op alle kantoren en die doorloopt in 2024.
B. Aanbeveling 11 – Taakdelegatie en -ondersteuning:
• Eén van de aanbevelingen uit het EY rapport is het stimuleren van werken met taakdelegatie.
Binnen het SMC is taakdelegatie één van de pijlers als het gaat om verbetering en
intensivering sociaal-medische dienstverlening.
• UWV neemt de aanbeveling van EY dan ook ter harte en werkt aan het implementeren van
de handreiking taakdelegatie in het hele land. Er is overeenstemming bereikt met de
Medezeggenschapraad en NOVAG om dit te doen. Op dit moment werkt niet iedere verzekeringsarts
met taakdelegatie en -ondersteuning. Dit vraagt tijd. Deze aanbeveling wordt als versnellingsmaatregel
ingezet en loopt door in 2024 en verder. Gelijktijdig verbetert UWV de meetbaarheid
van taakdelegatie en -ondersteuning en de effecten daarvan.
• Parallel aan SMC ontwikkeling organiseert UWV via de lijn «Arbeid en Gezondheid» een
communicatie en trainingstraject met als doel:
o UWV verzekeringsartsen (VA) zijn vertrouwd met het werken met taakdelegatie.
o De verhouding aantal sociaal medisch verpleegkundige (SMV) per VA neemt toe.
o Door inzet van taakdelegatie stijgt het aantal producten gedaan door de VA.
C. Aanbeveling 12 t/m 14 – Vakinhoudelijke opleidingen, moderne werkplek & medeweker
centraal:
• Van medewerkers wordt bij het implementeren van het nieuwe proces veel gevraagd. Functies
en takenpakketten veranderen en vragen andere vaardigheden van medewerkers. UWV heeft
het advies overgenomen om de opleidingen te herijken en beter aan te laten sluiten
op de nieuwe gewenste situatie bij UWV.
• Op alle vakinhoudelijke opleidingen zijn inmiddels acties gestart om de inhoud hiervan
te herijken. Deze ingezette acties zullen doorlopen in 2024 en verder.
• De verbeterde opleidingen (incl. opleiding voor de claimbeoordeling) voor de SMV wordt
verplicht gesteld. Alle managers/regievoerders/adviseurs van SMZ volgen in 2023 een
leiderschapstraject.
• Dit alles leidt er toe dat UWV meer tevreden en vitale vakcollega’s heeft die hun
vakinhoudelijke kennis inzetten voor de verbetering in de SMCs. Middels de juiste
begeleiding wil UWV medewerkers blijven binden en boeien.
Tijdslijnen van de 14 aanbevelingen vanuit EY
Bijlage 3: Maatregelen gericht op WIA-claimbeoordeling en -herbeoordeling
Verkenning generieke beleidslijn no-riskpolis (motie van de leden Stoffer en De Kort)
Via de motie van 18 april jl. hebben de leden Stoffer en De Kort verzocht een generieke
beleidslijn te verkennen voor de situatie waarbij werknemers aanspraak willen maken
op een no-riskstatus tussen het einde van de wachttijd en de uitgestelde WIA-claimbeoordeling.15
De no-riskpolis voor de WIA-doelgroep kan in principe pas worden toegekend ná de WIA-claimbeoordeling.
Een no-riskpolis kan zowel worden toegekend aan mensen die een WIA-uitkering toegekend
krijgen als aan mensen wiens aanvraag wordt afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt
zijn. De no-riskpolis voor 35-minners is alleen bestemd voor werknemers die op de
eerste dag na afloop van de wachttijd voor de WIA niet in staat zijn om terug te keren
bij de oude werkgever. Als voorwaarde voor toekenning van de no-riskpolis geldt dat
de betrokken werknemer op elf weken voorafgaand aan de eerste dag na afloop van de
wachttijd geen dienstbetrekking had met een andere dan de eigen werkgever, tenzij
die andere dienstbetrekking al bestond op de eerste dag van die wachttijd. Het toekennen
van een no-riskpolis is daarmee dus afhankelijk van de uitkomst van de claimbeoordeling.
Om te bepalen aan welke voorwaarden voldaan moet zijn, moet UWV weten of er sprake
is van toekenning of afwijzing van de WIA-aanvraag.
Op peilmoment juli 2023 is de wachttijd voor een claimbeoordeling gemiddeld 21 weken,
waardoor mensen ook langere tijd moeten wachten op duidelijkheid over de no-riskpolis.
Dat kan problematisch zijn voor mensen die direct na de wachttijd van 104 weken bezig
zijn met re-integratie en voor wie een (nieuwe) werkgever in beeld is. UWV kan – op
verzoek van de werknemer of zijn belanghebbende ex-werkgever – een no-riskpolis toekennen
nadat de wachttijd van 104 weken is doorlopen en vóór de verlate WIA-claimbeoordeling.
UWV beoordeelt aan de hand van de eerdergenoemde criteria of een no-riskpolis kan
worden toegekend. Op deze manier hebben deze mensen dus al vóór de datum van de WIA-claimbeoordeling
de duidelijkheid die zij nodig hebben over de no-riskpolis. Zoals ik in de Voortgangsbrief
van 28 april jl. heb aangegeven hecht ik hieraan, omdat mensen op geen enkele manier
mogen worden belemmerd om te blijven werken of opnieuw aan het werk te gaan na de
wachttijd van 104 weken.
Er bestaat dus een mogelijkheid om al vóór de claimbeoordeling een no-riskpolis toe
te kennen, maar deze mogelijkheid is gebaseerd op maatwerk. UWV kan dit maatwerk toepassen
in concrete gevallen waar reeds een (nieuwe) werkgever in beeld is. De motie verzoekt
mij echter om een meer generieke beleidslijn te verkennen. Daaronder versta ik de
mogelijkheid dat voor een bredere groep direct bij einde wachttijd van 104 weken een
no-riskpolis wordt toegekend, ook aan mensen die nog niet bezig zijn met re-integratie
en aan mensen voor wie nog geen (nieuwe) werkgever in beeld is. Hiervoor zijn in theorie
twee opties:
1. UWV verstrekt standaard een no-riskpolis aan iedereen die een WIA-aanvraag indient.
Bij deze optie wordt een no-riskpolis dan ook toegekend aan personen die na de claimbeoordeling
35-minner blijken te zijn en dus niet aan de wettelijke voorwaarden voor de no-riskpolis
voldoen.
2. UWV verstrekt alleen een no-riskpolis aan mensen die een WIA-aanvraag hebben ingediend
als zij op de datum van einde wachttijd voldoen aan de onderstaande strengere voorwaarden
die op dit moment gelden voor personen die na de claimbeoordeling 35-minner blijken
te zijn:
– De betreffende persoon is niet in staat om terug te keren bij de oude/eigen werkgever.
– De betreffende persoon heeft einde wachttijd geen dienstbetrekking met een andere
dan de eigen werkgever, tenzij die andere dienstbetrekking al bestond op de eerste
dag van die wachttijd (de eerste ziektedag).
Met deze tweede optie wordt voorkomen dat 35-minners waarvan bij de claimbeoordeling
blijkt dat ze niet aan de voorwaarden voor een no-riskpolis voldoen, toch al een no-riskpolis
hebben gekregen bij einde wachttijd. Mensen die niet aan de strenge voorwaarden voor
de 35-minners voldoen maar bij de claimbeoordeling blijkt dat er sprake is van een
recht op een WIA-uitkering, krijgen de no-riskpolis dan alsnog na de claimbeoordeling.
Ten aanzien van optie 1 geldt dat op deze manier no-riskpolissen worden toegekend, terwijl niet aan de wettelijke
voorwaarden voor de toekenning (en de bedoeling daarvan) is voldaan. Dat kan leiden
tot onrechtmatige uitgaven als deze personen vervolgens ziek uitvallen in een nieuw
dienstverband en een ZW-uitkering claimen. We weten niet om hoeveel extra ZW- en WIA-uitgaven
het gaat. Er zijn geen cijfers beschikbaar over hoeveel mensen die 35-min worden verklaard
geen recht hebben op een no-riskpolis. Ten aanzien van optie 2 geldt dat UWV een toets moet doen op de voorwaarden voor een no-riskpolis voor 35-minners.
Die toets moet UWV dan toepassen op de volledige groep aan WIA-aanvragers: aangezien
de claimbeoordeling niet heeft plaatsgevonden, kan UWV immers geen onderscheid maken
tussen 35-minners en uitkeringsgerechtigden. UWV heeft aangegeven dat zij onvoldoende
capaciteit heeft om deze toets toe te passen op de volledige groep aan WIA-aanvragers.
Deze optie lijkt daarmee niet uitvoerbaar voor UWV en zal daarnaast ten koste gaan
van capaciteit elders in de uitvoering.
Nieuwe ingezette en te verkennen maatregelen vraaggestuurde herbeoordelingen
Onderscheid aanvragen herbeoordeling en doorgeven wijziging gezondheidssituatie
Sinds het tweede kwartaal van 2023 werkt UWV met twee aparte formulieren waarmee onderscheid
wordt gemaakt tussen het doorgeven van wijzigingen in de gezondheid en het aanvragen
van herbeoordelingen vanuit werknemers.
Door het werken met twee aparte formulieren wordt een onderscheid gemaakt tussen het
doorgeven van wijzigingen in de gezondheid en het aanvragen van herbeoordelingen door
(ex-) werknemers. De (ex-)werknemer wordt door UWV nagebeld om te verifiëren welke
situatie aan de orde is. Wijzigingen in gezondheid kunnen vaak snel en met beperkte
medische inzet worden afgehandeld en leiden meestal niet tot een herbeoordeling die
beoordelingscapaciteit vergt. Door de verschillende formulieren is nu sneller duidelijk
dat het om een dergelijke wijziging gaat en dat bespaart inzet van beoordelingscapaciteit.
Volgens de eerste inzichten en cijfers leidt deze nieuwe werkwijze tot een afname
van circa 30% van aanvragen door werknemers van herbeoordelingen. Dit is een besparing
van circa 2.000 herbeoordelingen per jaar.
Het eerste beeld over deze werkwijze is dat cliënten van UWV deze als positief ervaren.
Aan het eind van dit jaar volgt een cliëntonderzoek naar de beleving van cliënten
bij de twee nieuwe formulieren. De uitkomsten zullen aan het begin van 2024 bekend
zijn.
Stimuleren gemotiveerd aanvragen en afspraken maken met werkgeverspartijen
UWV wil, samen met SZW, de komende tijd gaan verkennen hoe ook de processen rondom
de aanvragen door werkgevers kunnen worden geoptimaliseerd via verduidelijking van
de communicatie hierover en verbetering van formulieren. We zullen binnen deze verkenning
ook gesprekken voeren met werkgeverspartijen om te bekijken wat zij nodig hebben om
een herbeoordeling op het juiste moment en zo gemotiveerd mogelijk in te dienen. We
willen daarnaast ook verkennen hoe we met een aantal specifieke partijen (Verbond
van Verzekeraars, PPUSZ en de ABU) kunnen komen tot afspraken over het gemotiveerd
aanvragen van herbeoordelingen. Ik zal uw Kamer in de volgende kamerbrief over sociaal-medisch
beoordelen in het voorjaar van 2024 informeren over de voortgang op deze punten.
Private ondersteuning op het uitvoeren van herbeoordelingen
Tot slot is UWV in gesprek met private partijen om te bekijken in hoeverre de private
markt kan ondersteunen bij de behandelingen van herbeoordelingsaanvragen. Ik zal uw
Kamer informeren over de uitkomsten van deze gesprekken en de mogelijkheden die eruit
voortkomen.
Bijlage 4: Praktisch beoordelen
Aanleiding en uitgangspunten
In het kader van oplossingen voor de mismatch tussen vraag en aanbod sociaal-medische
beoordelingen, wordt door UWV en SZW de maatregel «praktisch beoordelen» nader uitgewerkt.
Door praktisch beoordelen in te voeren krijgen we een maatregel waarmee de verzekeringsarts
zo gericht mogelijk kan worden ingezet. Deze werkwijze zal een besparing op de artsencapaciteit
bewerkstelligen.
Daarnaast biedt praktisch beoordelen een vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid
die voor alle betrokkenen (werknemer en de eventueel betrokken (ex-)werkgever) beter
te begrijpen is, nu de beoordeling gebaseerd is op arbeid die feitelijk wordt verricht.
De maatregel zal een tijdelijk karakter hebben voor de duur van drie jaar, met een
beoogde ingangsdatum van 1 juli 2024. De verwachting is dat gedurende deze periode
de achterstanden door de combinatie van inmiddels genomen maatregelen verder worden
ingelopen. Ook hebben we dan meer zicht op de implementatie van de adviezen die OCTAS
zal geven.
De praktische beoordeling
Als de verzekerde feitelijke werkzaamheden (heeft) verricht – en voldoet aan de gestelde
voorwaarden – dan kan de mate van arbeidsongeschiktheid van de verzekerde gebaseerd
worden op een praktische beoordeling, en kan de theoretische schatting achterwege
worden gelaten. De mogelijkheid om een praktische beoordeling te doen, geldt in de
huidige situatie ook al. Echter, de huidige wet- en regelgeving schrijft voor dat
er in deze situatie naast een praktische ook een theoretische beoordeling moet plaatsvinden.
De uitkomst van de schatting met het laagste arbeidsongeschiktheidspercentage prevaleert.
Werkwijze praktisch beoordelen
Bij de maatregel praktisch beoordelen hoeft in beginsel de theoretische schatting
niet meer te worden verricht. Hierdoor wordt de tijd die verzekeringsarts en arbeidsdeskundige
bezig zijn met beoordeling bekort. Aan de overige geldende criteria komt geen wijziging.
De in de jurisprudentie bevestigde en/of ontwikkelde beoordelingspunten blijven hetzelfde.
Het moet gaat om feitelijke werkzaamheden die verricht worden, welke algemeen geaccepteerde
arbeid is, dat passend is naar de belastbaarheid en bekwaamheden van de verzekerde
en waarmee een representatief en voldoende bepaalbaar inkomen wordt genoten.
Toepassing maatregel op WGA 80–100
Wanneer uit de praktische beoordeling blijkt dat de verzekerde een inkomensverlies
heeft van 80–100%, is er mogelijk sprake van recht op een IVA-uitkering. Om vast te
stellen of rechtmatig een IVA-uitkering wordt verstrekt aan verzekerden, en er geen
gedragseffect optreedt, zal voor deze doelgroep de praktische en theoretische beoordeling
gehandhaafd blijven.
In de voorgestelde procesbeschrijving wordt de verzekeringsarts in beginsel alleen
door de arbeidsdeskundige gevraagd om te beoordelen of de verzekerde beperkingen heeft
die de belasting in de beschreven werkzaamheden overschrijdt. Dit betekent dat de
verzekeringsarts geen volledig belastbaarheidsprofiel in kaart brengt, er hoeft immers
niet gekeken te worden of verzekerde andere passende arbeid zou kunnen verrichten.
Evenmin is de duurzaamheid van de beperkingen beoordeeld. Om een uitspraak te kunnen
doen over het recht op IVA is er wel een volledig belastbaarheidsprofiel nodig.
Daarom is gekozen voor een werkwijze om voor degenen die op basis van verdiensten
80–100% arbeidsongeschikt worden, en daarmee mogelijk in aanmerking komen voor de
IVA-uitkering indien hun beperkingen duurzaam zijn, ook nog een theoretische schatting
te doen. Er vindt daardoor alsnog een volledige beoordeling plaats waarbij er een
vergelijking wordt gemaakt tussen de theoretisch en praktische schatting. Hierbij
bepaalt de hoogste restverdiencapaciteit het arbeidsongeschiktheidspercentage, zoals
nu ook het geval is.
Reikwijdte van de maatregel
Tijdens de verdere uitwerking van de maatregel is de vraag opgekomen of deze nieuwe
werkwijze ook doorwerking moet hebben op andere beoordelingen die UWV uitvoert, waaronder
in ieder geval WIA-herbeoordelingen en Eerstejaarsziektewetbeoordelingen. Dit wordt
op dit moment verder onderzocht.
Bijlage 5
Beleidskeuzes uitgelegd
Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (CW 3.1)
1. Doel(en)
Het doel van de maatregel m.b.t. loonloze tijdvakken door een WW-uitkering in de WIA
referteperiode is dat de dagloonvaststelling begrijpelijker wordt voor uitkeringsgerechtigden
die vanuit de WW doorstromen naar de WIA en deze ervaren hardheid uit de systematiek
te halen. Door de beoogde maatregel wordt ervoor gezorgd dat de hoogte van de (loongerelateerde)
uitkering (meer) overeenkomt met de voorliggende uitkering en de actuele situatie.
Direct bij inwerkingtreding zullen werknemers die behoren tot de doelgroep die instromen
in de WIA met deze verbeterde situatie te maken krijgen.
2. BeleidsInstrument(en)
Met UWV is onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de ervaren problematiek rondom
loonloze tijdvakken op te lossen. Daaruit volgden vijf oplossingsrichtingen die in
een Kamerbrief op 25 november 2022 met de Tweede Kamer zijn gedeeld. Vervolgens heeft
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten dat zij specifiek het knelpunt
wil oplossen voor WIA-uitkeringsgerechtigden die door een WW-uitkering in de WIA-referteperiode
te maken hebben met een lager dagloon. Er zijn uitvoeringstechnisch verschillende
manieren om deze oplossingsrichting te realiseren, die allen aanpassing van het Dagloonbesluit
werknemersverzekeringen vergen. Met UWV samen is onderzocht welke werkwijze het beste
past. Er is onder meer gekeken naar de uitvoerbaarheid en de doelmatigheid van de
oplossingsrichting. Uiteindelijk zijn we uitgekomen op een oplossingsrichting waarbij
het WW-dagloon wordt overgenomen in de periode van het loonloze tijdvak. Dit is een
reeds bestaande systematiek die wordt toegepast voor het bepalen van het ZW- en Wazo-dagloon.
In het geval dat een werkloze ziek wordt, en recht heeft op een ZW-uitkering, dan
wordt voor het ZW-dagloon uitgegaan van het WW-dagloon. Een vergelijkbare werkwijze
willen we hanteren voor mensen die ziek worden in de WW en vervolgens via de ZW instromen
in de WIA, en dan met een loonloos tijdvak worden geconfronteerd. Het ligt voor de
hand om dan ook uit te gaan van het – reeds bekende – WW-dagloon.
3. A. Financiële gevolgen voor het Rijk
De kosten van de gekozen oplossingsrichting voor de dagloon-«hardheid» rondom de loonloze
tijdvakken bedragen € 100 miljoen structureel. Deze reeks groeit langzaam in, het
structurele bedrag wordt pas in 2072 bereikt.
Tabel: Budgettaire gevolgen loonloze tijdvakken(x € mln.)
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Struc
Loonloze tijdvakken
3,7
10,9
17,5
23,7
29,4
100
SZW zet als dekking de reservering voor WIA-hardheden van structureel € 50 miljoen
uit de arbeidsmarktenvelop van € 500 miljoen uit het Coalitieakkoord Rutte IV in.
Resterende dekking is voorzien binnen de SZW begroting. SZW zet een reservering voor
de EU-verordening 883 en het afstel van de compensatieregeling transitievergoeding
MKB in. De budgettaire gevolgen zijn bij Voorjaarsnota 2023 verwerkt.
B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
Aanpassingen aan de hoogte van de WIA-uitkering hebben een direct effect op de betrokken
(ex-)werkgevers. Zij betalen namelijk gedurende de eerste tien jaar van de uitkering
de lasten middels premies of eigenrisicodragerschap. Alleen in het geval van volledige
en duurzame arbeidsongeschiktheid van de (ex-)werknemer (IVA-uitkering) vindt geen
doorrekening van de lasten plaats.
Private verzekeraars kunnen producten aanbieden rondom aanvullende verzekeringen.
Aanpassingen in de hoogte van de WIA-uitkering kan een indirecte uitwerking hiernaartoe
hebben.
4. Nagestreefde doeltreffendheid
Aanpassing van het dagloonbesluit is een doeltreffende maatregel, omdat de aanpassing
een direct effect heeft op de uitkeringshoogte van de groep die een WW-uitkering toegekend
krijgt tijdens de WIA-referteperiode. De WIA-uitkering gaat omhoog.
Met deze wijziging wordt de vaststelling van de uitkeringshoogte transparanter voor
betrokkenen.Dit ziet met name op de werknemer c.q uitkeringsgerechtigde, maar geldt
eveneens voor de betrokken (ex-)werkgever die als financieel belanghebbende in staat
moet zijn om te begrijpen waarom hij kosten draagt voor de betreffende uitkering.
De momenteel geuite onvrede over de systematiek zou daarmee moeten afnemen. Dit kan
blijken uit een afname van vragen bij UWV en minder bezwaar- en beroepsprocedures.
Bovendien wordt door het aanpassen van het dagloonbesluit voorkomen dat zaken die
buiten de invloedsfeer van mensen liggeneen negatief effect hebben op de uitkeringshoogte
en daarmee op de bestaanszekerheid van mensen (gedoeld wordt hier op het moment waarop
een WW-uitkering wordt uitgekeerd en de manier waarop dat in sommige gevallen tot
een loonloos tijdvak leidt, en dus tot een lager dagloon). Dit betekent dat het dagloon
van een specifieke doelgroep hoger wordt vastgesteld. Deze maatregel raakt niet de
groep mensen die om andere redenen, bijvoorbeeld de eigen keuze voor een sabbatical
of lange vakantie, te maken krijgen met een loonloos tijdvak en daarmee een lager
dagloon.
5. Nagestreefde doelmatigheid
Aanpassing van het Dagloonbesluit geeft de mogelijkheid om een specifieke groep te
bereiken om een voor hen nadelig effect op te heffen. Het gaat daarbij om de groep
die een WW-uitkering toegekend krijgt tijdens de WIA-referteperiode. Het feit dat
de doelgroep afgebakend kan worden, komt de doelmatigheid van de maatregelten goede.
Het aanpassen van het dagloonbesluit heeft als gevolg dat de uitkering voor deze specifieke
groep hoger uitvalt. Dit kan het draagvlak voor het stelsel vergroten en als neveneffect
juridische procedures (bezwaar en beroep) verminderen.
De gekozen uitwerking biedt alleen een oplossing voor de groep werknemers die zich
ziekmelden vanuit de situatie dat zij een WW-uitkering ontvangen en uiteindelijk een
WIA-uitkering ontvangen. Er moet dus sprake zijn van een ziekmelding vanuit de WW
die uiteindelijk resulteert in een WIA-uitkering. Werknemers die vanuit de WW-uitkering
volledig in werk hervatten (einde WW) en kort daarop vanuit dat werk uitvallen (binnen
een jaar), vallen buiten de doelgroep. De systematiek rondom het meenemen van andere
doelgroepen zou complex en onuitvoerbaar worden.
6. Evaluatie-paragraaf
Evaluatie en monitoring is beoogd. De precieze vormgeving hiervan volgt nog. Er dient
voorafgaand aan de invoering een nulmeting verricht te worden. Hierbij kan gebruik
worden gemaakt van de volgende methoden:
– Metingen Klanttevredenheid: Wanneer er meer duidelijkheid is over de wet- en regelgeving
en de uitkomsten van een beslissing beter te begrijpen zijn, is het te verwachten
dat dit zich vertaalt in een grotere klanttevredenheid. Aangezien de dagloon-maatregel
zich richt op een beperkte doelgroep, zal de zichtbaarheid in de algemene metingen
mogelijk beperkt zijn.
– Metingen klantvragen, klachten en bezwaren (gedragseffecten): Wanneer er meer duidelijkheid
is over de wet- en regelgeving en de uitkomsten van een beslissing beter te begrijpen
zijn, is het te verwachten dat dit leidt tot een afname van het aantal klantvragen
en klacht-, bezwaar- en beroepsprocedures over deze onderwerpen. Dit zou ook de druk
op de uitvoering moeten verlagen.
– Uitvoering uitvoeringstoets door UWV voorafgaand aan inwerkingtreding van de maatregel.
Door een nulmeting uit te voeren kan één of twee jaar na de invoering van de maatregel
worden geëvalueerd of de maatregel effectief is geweest, door gebruik te maken van
dezelfde methoden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid