Brief regering : Reactie op voorbeelden uit de praktijk: financiële zaken en gevolgen partnerverlies
36 410 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024
Nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR ARMOEDEBELEID,
PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 oktober 2023
Inleiding
Tijdens de begrotingsbehandeling 2023 heeft het lid Stoffer aandacht gevraagd voor
rouwenden, en daarbij voorbeelden overhandigd van de financiële problemen die kunnen
ontstaan wanneer een geliefde overlijdt (Handelingen II 2022/23, nr. 28, item 22). Dit betreft problemen rond overheids- en pensioenregelingen waar mensen die hun
partner of ouder verloren hebben mee te maken hebben.
Nabestaanden bevinden zich in een zeer moeilijke en stressvolle situatie. Bij zo’n
zwaar moment in het leven is het heel moeilijk als er ook nog onzekerheden bijkomen
rond overheids- en pensioenregelingen. Het is daarom goed dat uw Kamer deze praktijkvoorbeelden
onder de aandacht heeft gebracht. Als de problematiek goed in beeld is, helpt dat
om de juiste afwegingen te maken in beleidskeuzes en de dienstverlening te verbeteren.
Ook vanuit de overheid en uitvoering is er veel aandacht voor de voorbeelden uit de
praktijk, om te zorgen dat het beleid doet wat het moet doen en er oog blijft voor
de menselijke maat. In dit kader is recent een burgerreis uitgevraagd en afgelopen
december was er een symposium over de financiële problemen waar nabestaanden tegenaanlopen.
Wij hebben de problemen die het lid Stoffer heeft aangeboden onderzocht en verder
uitgewerkt. Met deze brief informeren wij u, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit
en Belastingdienst en de Staatssecretaris Toeslagen en Douane, over de uitkomsten
hiervan. Een deel van de geschetste problemen past in lopende trajecten, zoals vereenvoudiging
en het verbeteren van de dienstverlening vanuit de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Een deel gaat over regels waarvan de achterliggende keuzes uitlegbaar zijn of waar
al oplossingen voor zijn dan wel beschikbaar komen. In de bijlage vindt u de volledige
analyse per voorbeeld.
Complexiteit
Van de acht voorbeelden van het lid Stoffer zijn er vier te herleiden tot problematiek
rond de complexiteit van het belasting- en toeslagenstelsel. Door het complexe stelsel
doorzien mensen niet wat een verandering in hun situatie betekent, weten ze niet altijd
waar ze recht op hebben en worden regelingen niet gebruikt. De grote nadruk op rationeel
handelen en voldoende doen- en denkvermogen in het stelsel is, vanwege hun zeer verdrietige
en stressvolle situatie, bij nabestaanden extra problematisch.
Daar komt bij dat partnerverlies altijd een verandering in de huishoud- en inkomenssituatie
betekent, waarvan de gevolgen voor fiscale regelingen en toeslagen moeilijk in te
schatten zijn. Voor de knelpunten zijn niet direct concrete oplossingen voorhanden,
maar de geschetste problematiek wordt opgepakt binnen lopende trajecten voor vereenvoudiging.
Het kabinet heeft in het Coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) ingezet op vereenvoudiging van het stelsel. Dit is geen makkelijke opdracht en is
een project van lange adem. Op dit moment werkt het kabinet aan het traject
«Toekomst toeslagenstelsel», waarvan op 30 juni de tussenrapportage aan uw Kamer is
aangeboden1en de analyse van fiscale regelingen2. Daarnaast heeft het kabinet een overheidsbreed programma Vereenvoudiging van inkomensondersteuning
voor mensen (VIM)3 opgestart. De acht voorbeelden zijn onder de aandacht gebracht van deze programma’s
en gaan daarin als voorbeeldcasuïstiek dienen van de complexe samenloop in het stelsel.
In het vervolg van deze brief gaan we in meer detail in op de voorbeelden en hoe we
de genoemde knelpunten verder oppakken.
Naast het stelsel vereenvoudigen op de lange termijn, wordt voor de korte termijn
ook ingezet op dienstverlening. De Belastingdienst heeft een site met informatie over
zaken die spelen bij overlijden.4 Daarnaast communiceren 150 gemeenten en de Belastingdienst gezamenlijk met nabestaanden
op de website van Rijksoverheid.5 Ook Dienst Toeslagen is continu bezig om te kijken waar het huidige toeslagenstelsel
op korte termijn begrijpelijker gemaakt kan worden en de toekenningszekerheid kan
worden vergroot. Daarbij wordt ook ingezet op tijdige en brede communicatie. Zo herstart
in oktober de landelijke campagne «Check, pas aan en door!» om mensen te wijzen op
het belang van het tijdig doorgeven van wijzigingen. De campagne liep eerder tot juli
dit jaar.
Uitwerking per voorbeeld
In deze paragraaf wordt de uitwerking van de verschillende voorbeelden op hoofdlijnen
besproken. De volledige analyse is opgenomen in de bijlage bij deze brief. Het lid
Stoffer heeft acht voorbeelden aangeleverd, waarvoor veel dank.
Overzicht voorbeelden
Fiscale regelingen en toeslagen
Voorbeeld 1
Gevolgen wijziging verzamelinkomen/hogere belastingschijf
Voorbeeld 2
Kindgebonden budget
Voorbeeld 3
Vermogen: ongelijkheid tussen overlijden en scheiding
Algemene nabestaandenwet (Anw)
Voorbeeld 4
Anw en verrekening
Voorbeeld 5
Anw en samenwonen/trouwen
Voorbeeld 6
Anw met terugwerkende kracht en de mogelijke gevolgen
Tweede pijler nabestaanden pensioen voor kinderen/jongeren
Voorbeeld 7
Nabestaanden pensioen en scholing
Voorbeeld 8
Nabestaanden pensioen en afkoopregelingen
Bij de voorbeelden 1, 2, 4 en 6 gaat het om de complexiteit van het stelsel waarop
al trajecten lopen. Bij voorbeeld 1 gaat het om de gevolgen van een wijziging in het
verzamelinkomen waarbij deze in een hogere belastingschijf valt. Het is een bekend
probleem dat als iemand van verschillende inhoudingsplichtigen inkomen ontvangt de
loonheffing vaak niet aansluit bij de inkomstenbelasting. Er zijn wel reeds enkele
oplossingen voor mensen die te maken hebben met verschillende inhoudingsplichtigen.
Zo is het mogelijk een van de inhoudingsplichtigen te verzoeken om een hoger percentage
toe te passen, bij (een van de) inhoudingsplichtigen de loonheffingskorting niet aan
te vragen of een voorlopige aanslag aanvragen. Op de website van de Belastingdienst
wordt hier informatie over gegeven. Bij voorbeeld 2 gaat het om terugvorderingen als
gevolg van een grote verhoging van het inkomen door een nabestaandenpensioen of overlijdensrisicoverzekering.
Dienst Toeslagen is continu bezig om te kijken waar het huidige toeslagenstelsel op
korte termijn begrijpelijker gemaakt kan worden en de toekenningszekerheid kan worden
vergroot. Zo is de condoleancebrief van Belastingen en Dienst Toeslagen aan nabestaanden
herzien. Dienst Toeslagen informeert nabestaanden om hen mee te nemen in de mogelijke
gevolgen voor hun toeslagen. Er is ook een speciaal belteam ingericht die nabestaanden
telefonisch kunnen benaderen om ondersteuning te krijgen bij bijvoorbeeld het doorgeven
van relevante wijzigingen in hun toeslagaanvraag. Dienst Toeslagen wijst mensen die
gebruik maken van toeslagen daarnaast in het algemeen op het belang van het tijdig
doorgeven van wijzigingen in hun persoonlijke situatie die van invloed kunnen zijn
op de hoogte van toeslagen met de landelijke campagne «Check, pas aan en door!» die
in oktober herstart en breidt Dienst Toeslagen de fysieke en persoonlijke dienstverlening
uit.
Bij voorbeeld 4 wordt het probleem van de complexiteit in het stelsel vergroot door
de verrekening van arbeidsinkomen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaanden
wet (Anw). De complexiteit van het stelsel maakt het voor werknemers moeilijk om in
te schatten wat extra werken oplevert. Als gevolg hiervan hebben nabestaanden met
Anw te maken met een verlaging van de Anw omdat hun extra arbeidsinkomen (gedeeltelijk)
verrekend wordt met de Anw-uitkering. De verrekening past bij de achtergrond van de
Anw als minimumuitkering: het is een vangnetregeling. Veel mensen weten echter niet
dat het, net als de bijstand, een minimumuitkering is en begrijpen daarom de logica
van de verrekening niet. Het is belangrijk om dit meer onder de aandacht te brengen.
Daarom gaan we in gesprek met de SVB om te kijken wat mogelijk is om nabestaanden bewust (of meer bewust) te maken dat de Anw een minimumuitkering is en de
verrekening beter/makkelijker in beeld te brengen. Dat kan meegenomen worden binnen
de lopende trajecten bij de SVB rond verbetering dienstverlening6. Voorbeeld 6 ziet op de mogelijke gevolgen van een Anw-uitkering met terugwerkende
kracht. Het voorbeeld is echter te beknopt om goed te analyseren. Bij een Anw-uitkering
zal doorgaans al een inhouding plaatsvinden voor loonheffingen. Het is denkbaar dat
de inhouding niet voldoende is en dat belastingplichtige daardoor nog een deel inkomstenbelasting
over de uitkering moet betalen. Als het belasting- en toeslagenstelsel sterk vereenvoudigd
wordt, kan dat helpen om het voor mensen inzichtelijker te maken wat een verandering
in inkomen betekent waardoor een naheffing minder onverwacht komt.
De vier voorbeelden hebben gemeenschappelijkdat belastingplichtigen als gevolg van
de complexiteit van het stelsel soms onverwacht met een rekening geconfronteerd worden.
Als oplossing kijken we naar verbeteringen binnen de huidige regels. Dit ziet in ieder
geval op betere informatieverschaffing. De casuïstiek wordt binnen het programma VIM
(Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor mensen) nogmaals onderzocht op verdere
mogelijkheden voor vereenvoudiging.
Beoogd beleid
Bij voorbeeld 3 (Vermogen: ongelijkheid tussen overlijden en scheiden) en voorbeeld
5 (Anw en samenwonen/trouwen) is er sprake van een situatie waar nabestaanden ongunstige
financiële gevolgen ondervinden, maar dit volgt rechtstreeks uit het doel van het
beleid.
Bij voorbeeld 3 halveert het heffingvrij vermogen op huishoudniveau bij overlijden
waardoor er meer belasting betaald moet worden en er onvoldoende ruimte is om vermogen
voor kinderen op te bouwen. Dit komt omdat het heffingvrij vermogen geldt per persoon.
Het aantal nabestaanden dat met extra belastingheffing over box 3 te maken krijgt
zal echter beperkt zijn, omdat niet veel huishoudens een vermogen boven het heffingvrij
vermogen per belastingplichtige (57.000 euro in 2023) hebben. Bovendien is voor de
nabestaanden die met de extra belastingheffing over het vermogen te maken krijgen,
de omvang van deze extra heffing zeer waarschijnlijk te overzien in relatie tot het
beschikbare vermogen van het huishouden. Vanwege het heffingvrij vermogen per belastingplichtige
blijft ruimte over om belastingvrij vermogen aan te houden en op te bouwen voor de
verzorging en opleiding van (minderjarige) kinderen. Bovendien is de belasting voor
belastingplichtigen met spaargeld momenteel laag.
Bij voorbeeld 5 gaat het om het niet herleven van het recht op Anw nadat een nabestaande
minimaal zes maanden heeft samengewoond dan wel opnieuw getrouwd is geweest. Gegeven
dat de Anw een minimumuitkering is, is het echter uitlegbaar dat er strikte regels
gelden. Daarbij wordt hier al ruimte geboden doordat in de eerste 6 maanden van samenwonen
nog wel terugval op Anw mogelijk is.
Regelingen van pensioenfondsen
Voorbeeld 7 (Nabestaandenpensioen en scholing) en 8 (Nabestaandenpensioen en afkoopregelingen)
betreffen allebei het tweede pijler nabestaande pensioen voor kinderen en jongeren;
het wezenpensioen. De voorwaarden hiervan zijn vastgelegd in de pensioenregeling en
vallen daarmee onder de verantwoordelijkheid van pensioenuitvoerders. Door de nieuwe
wet toekomst pensioenen vervallen beide problemen.
Voorbeeld 7 gaat over het vervallen van het wezenpensioen bij het nemen van een tussenjaar.
Met het nieuwe nabestaandenpensioen uit de wet toekomst pensioenen waarop pensioenuitvoerdersfondsen
uiterlijk 1 januari 20277 zullen overstappen, wordt het wezenpensioen anders vormgegeven. Het wezenpensioen
eindigt dan bij een leeftijd van 25 jaar, zonder verdere voorwaarden zoals het volgen
van een studie De situatie dat het nemen van een tussenjaar ertoe leidt dat een recht
vervalt, zal zich onder de nieuwe regels niet meer voordoen.
Voorbeeld 8 (Nabestaandenpensioen en afkoopregelingen) gaat over een concreet voorbeeld
van een ogenschijnlijk lage afkoopwaarde van het wezenpensioen. De afkoopfactor van
het wezenpensioen is vastgelegd in de pensioenregeling. De afkoopfactor uit het voorbeeld
kan zich bijvoorbeeld voordoen als de voorwaarde van een dagopleiding wordt gesteld.
Zoals bij voorbeeld zeven beschreven is in de wet toekomst pensioenen het wezenpensioen
geüniformeerd waarbij er geen voorwaarden meer zijn rond het volgen van een studie.
Daarmee kan dat ook niet meer leiden tot een lagere afkoopfactor.
Conclusie
Het kabinet wil het lid Stoffer bedanken voor het onder de aandacht brengen van de
voorbeelden uit de praktijk. Als kabinet hebben we permanent aandacht voor de problematiek
waar nabestaanden mee te maken hebben. Zij moeten de ruimte hebben om te kunnen rouwen
en daarbij niet extra belast worden door problemen rond overheidsregelingen. Er wordt
dus voortdurend gezocht naar mogelijkheden om deze waar mogelijk op te lossen of te
beperken. Het analyseren van concrete voorbeelden zoals die door het lid Stoffer zijn
aangeboden helpt daarbij om zicht te houden op wat er speelt.
Voor een deel van de geschetste problemen bieden de reeds lopende trajecten rond vereenvoudiging
een aanknopingspunt. Daarnaast bieden ook reeds lopende trajecten rond dienstverlening
bij de Belastingdienst en SVB de mogelijkheid om de problemen waar mogelijk te beperken.
Voor twee van de voorbeelden, rond halvering heffingvrij vermogen en niet herleven
Anw recht na 6 maanden samenwonen of trouwen, werkt het beleid weliswaar financieel
ongunstig uit voor nabestaanden, maar is er wel sprake van beoogd beleid. Bij de voorbeelden
rond wezenpensioen ligt de vormgeving van dit pensioen vast in de pensioenregeling.
Met het nieuwe nabestaandenpensioen uit de wet toekomst pensioenen, wordt het wezenpensioen
anders vormgegeven en doet de problematiek rond de studie-eis en een tussenjaar zich
niet meer voor.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen