Brief regering : Evaluatie Regeling groenprojecten buitenland 2002 en de Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 819
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 oktober 2023
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, het evaluatierapport
van de Regeling groenprojecten buitenland 2002 en de Regeling groenprojecten Nederlandse
Antillen en Aruba 2002. Het rapport geeft gevolg aan de periodieke evaluatieverplichting
van de belastinguitgaven op grond van de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek.
De beleidsevaluatie die aan uw Kamer wordt voorgelegd, betreft de periode 2002- 2022
en is uitgevoerd door de concernstaf van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) onder externe supervisie van prof. dr. B. Scholtens, hoogleraar Duurzaam Bankieren
en Financieren aan de Rijksuniversiteit Groningen. De evaluatie is gericht op het
verkrijgen van inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Regelingen en
op welke wijze de Regelingen kunnen worden verbeterd. Daarbij is specifiek ook bezien
hoe de Regeling groenprojecten buitenland 2002 en de Regeling groenprojecten Nederlandse
Antillen en Aruba 2002 door de groenfondsen, de ambassades en de medewerkers van de
verschillende ministeries en RVO zijn ervaren en worden beoordeeld.
In deze brief worden eerst de regelingen beschreven. Vervolgens wordt een korte samenvatting
gegeven van de bevindingen van de onderzoekers. In het laatste deel van deze brief
wordt ingegaan op de aanbevelingen en de reactie van het kabinet op het rapport.
Werking van het instrument
De Regeling groenprojecten buitenland 2002 en de Regeling groenprojecten Nederlandse
Antillen en Aruba 2002 hebben hetzelfde doel en dezelfde werking als de Regeling groenprojecten
2022. Het doel is om kapitaal van particuliere spaarders en beleggers aan te trekken
en deze beschikbaar te maken voor de financiering van risicovolle projecten die het
milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd.
De Regeling grijpt specifiek in op het knelpunt voor ondernemers rond financiering
van duurzame innovatieve projecten. Daarbij beoogt de Regeling de betrokkenheid van
burgers bij dergelijke projecten te vergroten door het aantrekken van particulier
kapitaal.
De uitgaven aan de Regeling voor de overheid bestaan uit het belastingvoordeel aan
particulieren over het door hen beschikbaar gestelde geld. Bij de andere deelnemende
partijen, de groenfondsen en de ondernemers, werkt het voordeel als volgt. De groenfondsen
bieden de particulieren een lager rendement dan op vergelijkbare spaar- of beleggingsproducten
en zij dienen minimaal 70% van het ingelegde geld te gebruiken voor de financiering
van projecten met een groenverklaring. Zij lenen het geld uit tegen een lagere rente
dan gebruikelijk, waarbij de lagere rente wordt gefinancierd uit het lagere rendement
dat zij de particulieren bieden. De groenfondsen besteden een deel van het lagere
rendement dat zij aan particulieren bieden aan de uitvoering van de Regeling.
Ondernemers kunnen door de lagere financieringskosten hun project financieren. De
fondsen toetsen de projecten op financierbaarheid en vragen daar vervolgens een groenverklaring
bij RVO voor aan. RVO toetst of het door groenfondsen aangedragen project aan de criteria
van de Regeling voldoet en verstrekt bij een positieve beoordeling een groenverklaring
aan het project.
Met de Regeling groenprojecten buitenland 2002 en de Regeling groenprojecten Nederlandse
Antillen en Aruba 2002 kunnen groenbanken en -fondsen ook groenverklaringen aanvragen
en financiering verlenen voor groene projecten in het buitenland en in het Caribisch
Deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Deze regelingen beogen specifiek daarbij
ook de sociaaleconomische situatie van de lokale bevolking te verbeteren en de lokale
kennis voor de uitvoering en instandhouding van het project te borgen. Een laatste
belangrijke voorwaarde is uiteraard dat het groenproject moet worden uitgevoerd in
een land dat voldoet aan de criteria van de betreffende regeling. Voor de Regeling
groenprojecten buitenland 2002 betekent dit officieel dat het land «geen of onvoldoende
middelen heeft om de betreffende projecten te realiseren». In de praktijk wordt hiervoor
sinds 2016 de landenlijst van de Dutch Good Growth Fund (DGGF) gehanteerd.
Voor de Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002 betekent het uiteraard
dat een groenproject uitgevoerd wordt in het Caribisch deel van het Koninkrijk der
Nederlanden.
Bevindingen van het evaluatierapport
De onderzoekers concluderen dat slechts twee van de acht groenfondsen de laatste jaren
gebruik hebben gemaakt van één van beide regelingen. In twintig jaar tijd zijn in
totaal 21 groenverklaringen afgegeven via de Regeling groenprojecten buitenland 2002
en slechts vijf via de Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002.
De groenprojecten die deze groenfondsen mede financieren via beide regelingen zijn
volgens de onderzoekers wel individueel impactvol, passen bij de beleidsdoelen van
de rijksoverheid en kunnen een potentieel vliegwiel zijn om private investeringen
aan te trekken.
Doelmatig en doeltreffendheid
De onderzoekers concluderen dat er geen eenduidig oordeel is te geven over de doeltreffendheid
van de Regeling groenprojecten buitenland 2002. Door twee van de Regeling gebruikmakende
fondsen wordt beaamd dat de Regeling doeltreffend is en het beoogde mechanisme werkt.
Door de zes groenfondsen die geen gebruik maken van deze Regeling wordt gesteld dat
zwaarder of ander overheidsingrijpen nodig is om projecten voor deze fondsen financierbaar
te maken. Daarnaast hebben zij andere redenen om niet te financieren buiten Nederland.
Hierdoor zijn volgens de onderzoekers de groeimogelijkheden voor de Regeling beperkt.
De Regeling groenprojecten buitenland 2002 lijkt doelmatig te zijn. Naar verwachting
wordt voor elke euro die de rijksoverheid uitgeeft aan deze regeling er voor € 29
– € 34 gefinancierd aan innovatieve duurzame projecten die zonder de regeling niet
hadden plaatsgevonden. De uitvoeringskosten voor RVO per beoordeelde aanvraag (€ 5.255
en € 6.175) liggen wel hoger dan bijvoorbeeld die van de voorloper, de Regeling groenprojecten
2022 (€ 1.350). Dit komt door verhoogde complexiteit van de beoordeling van buitenlandse
projecten en het opvragen van een advies van de ambassade.
Uit de evaluatie komt naar voren dat de Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen
en Aruba 2002 daarentegen nauwelijks doeltreffend en doelmatig is vanwege voornamelijk
het feit dat er via deze regeling al negen jaar lang geen groenverklaring is aangevraagd.
Volgens de onderzoekers worden vanwege regio- specifieke afwegingen door de rijksoverheid
andere beleidsmaatregelen genomen om de verduurzaming in het Caribisch gebied te versnellen.
Voor beide Regelingen geldt volgens de onderzoekers dat deze beleidsmatig en uitvoeringstechnisch
onvoldoende actueel zijn. Hierdoor is de impact die de regelingen de afgelopen jaren
hebben gemaakt vermoedelijk kleiner dan die had kunnen zijn.
Aanbevelingen van het evaluatierapport
De onderzoekers hebben de volgende aanbevelingen gedaan om de Regelingen impactvoller
te maken en beter te laten aansluiten op de huidige praktijk:
1. Actualiseer en verbeter de regeling(en) voor meer impact indien gekozen wordt voor
voortzetting van dit beleid;
2. Beschrijf de beleidsdoelen en specificeer de beoogde effecten;
3. Onderzoek hoe inzicht gekregen kan worden op gerealiseerde effecten.
Kabinetsreactie
Het kabinetsbeleid is onder meer gericht op groene en duurzame economische ontwikkeling
en het versnellen van de transitie naar een klimaatneutrale, klimaatadaptieve en circulaire
economie voor het gehele Koninkrijk der Nederlanden en daarbuiten. Om de beleidsdoelen
van de rijksoverheid te realiseren is het noodzakelijk dat duurzame innovatieve projecten
worden gerealiseerd. Het onderkent dat duurzame innovatieve investeringen een minder
gunstig risico-rendementsprofiel hebben ten opzichte van gangbare investeringen, onder
andere als gevolg van de relatief hoge investeringslasten, het lagere verwachte rendement
en de grotere onzekerheid ten aanzien van het financiële resultaat. Dit minder gunstige
risico-rendementsprofiel geldt zeker ook voor projecten in het buitenland en in het
Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, waarbij Nederlandse investeerders
nog moeilijker technische, politieke en geografische risico’s (bijv. natuurgeweld)
kunnen inschatten.
De Regeling groenprojecten in Nederland wordt goed gebruikt en voor iedere euro minder
afgedragen belasting wordt € 29 tot € 34 aan financiering gegenereerd voor innovatie
milieu-investeringen. Daarmee zorgt het kabinet dat met € 81 mln. aan gederfde belastingmiddelen
meer dan € 2 miljard aan financiering door banken en groenfondsen voor groene projecten
is gerealiseerd, waarmee alleen al in 2021 ruim 2200 projecten waren gemoeid.
Het kabinet constateert dat, in tegenstelling tot de Nederlandse regeling, er in twintig
jaar tijd in totaal 21 groenverklaringen zijn afgegeven via de Regeling groenprojecten
buitenland 2002 en slechts vijf via de Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen
en Aruba 2002. Dit zeer beperkte gebruik in combinatie met het door de onderzoekers
geduide beperkte potentieel rechtvaardigt volgens het kabinet niet meer het overeind
houden van deze separate regelingen. Het kabinet zal bezien of en op welke andere
wijze, aanvullend op de bestaande middelen/methoden/regelingen, stimulering van financiering
van duurzame innovatieve projecten in deze gebieden wenselijk en mogelijk is. Deze
stimulering moet dan, anders dan het huidige fiscale voordeel, opwegen tegen de hoge
risico’s die financiering van dergelijke projecten met zich meebrengt.
Het kabinet is daarom voornemens de Regeling groenprojecten buitenland 2002 en de
Regeling groenprojecten Nederlandse Antillen en Aruba 2002 in te trekken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat