Brief regering : Voortgangsbrief Taskforce PG&OBF
35 228 Parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen
Nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2023
Het kabinet staat er pal voor dat iedereen in Nederland in vrijheid, binnen de kaders
van onze democratische rechtsstaat, met elkaar kan samenleven. We staan voor een vrije,
inclusieve en tolerante samenleving, waarin ieder mens zijn of haar leven naar eigen
invulling mag inrichten. Het kabinet heeft daarbij voortdurend aandacht voor intolerante
of onverdraagzame gedragingen die de democratische rechtsorde ondermijnen, ook wel
gedefinieerd als «problematisch gedrag».1
Tijdens de vorige kabinetsperiode zijn de eerste stappen gezet om diverse vormen van
problematisch gedrag binnen het salafistische2 spectrum en buitenlandse financiering aan te pakken. In februari 2019 is in reactie
op diverse incidenten besloten tot een integrale aanpak, waarvan ook de oprichting
van een interdepartementale Taskforce deel uitmaakte.3 De afgelopen jaren is uw Kamer op diverse momenten geïnformeerd over de voortgang
van deze Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering.4
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de geleerde lessen van ruim vier jaar Taskforce.
Deze brief zend ik uw Kamer mede namens de Ministers van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse
Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alsmede de Ministers voor Rechtsbescherming
en Primair en Voortgezet Onderwijs.
De Taskforce heeft de afgelopen jaren een bijdrage geleverd in de ondersteuning van
gemeenten bij de aanpak van problematisch gedrag. Deze Taskforce is echter vanwege
juridische beperkingen en maatschappelijke ontwikkelingen tegen grenzen aangelopen.
In deze brief ga ik hier nader op in.
Ik start de brief met een beschrijving van de aanleiding en de opgaven van de Taskforce.
In het tweede deel van deze brief deel ik de juridische en maatschappelijke lessen
die we de afgelopen jaren geleerd hebben. In het derde deel van de brief ga ik in
op wat de Taskforce, en vooral ook de individuele leden van de Taskforce, doen aan
deze thematiek. Ten slotte beantwoord ik twee nog openstaande moties van de leden
Bisschop (SGP) en Van Toorenburg (CDA).5
I. AANLEIDING EN OPGAVEN VAN DE TASKFORCE PG&OBF
In 2018 en 2019 baarde de groeiende impact van een groep individuen en organisaties
zorg, die vanuit bepaalde salafistische leerstellingen aanzetten tot het afwijzen
van de democratische rechtsorde en het inperken van de vrijheid van anderen. Het kabinet
signaleerde destijds met betrekking tot de aanpak van problematisch gedrag en ongewenste
buitenlandse financiering drie centrale problemen:6
• De beschikbare informatie over problematisch gedrag en (ongewenste) buitenlandse financiering
is versnipperd, daarbij ontbreekt het aan coördinatie;
• Problematisch gedrag is gedrag dat vaak binnen de grenzen van de wet valt en dat maakt
de aanpak ervan lastig;
• Buitenlandse financiering draagt in sommige gevallen bij aan problematisch gedrag.
Het vorige kabinet heeft daartoe een integrale aanpak ontwikkeld. Eén van de instrumenten
was de start van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering.
Sinds de start van de Taskforce in 2019 werken de Ministeries van SZW, JenV (inclusief
NCTV en Nationale Politie), BZ, OCW en BZK (inclusief AIVD), en de Nationale Politie
nauw samen met gemeenten en gemeenschappen. De Taskforce heeft als opgaven het versterken
van de informatiepositie van Rijk en gemeenten, het vergroten van het handelingsperspectief
van gemeenten en het tegengaan van ongewenste buitenlandse financiering.7 Belangrijk uitgangspunt is dat de leden van de Taskforce deelnemen op basis van hun
eigen grondslagen en bevoegdheden.
II. BEVINDINGEN
Aanleiding
Vanwege zorgen over het salafisme is in 2019 gestart met de ondersteuning van gemeenten
bij duiding en analyse van lokale casuïstiek. Hiervoor was de Taskforce toegerust
met een Duiding- en Adviesteam. Gemeenten kregen de mogelijkheid om lokale zorgelijke
situaties voor te leggen aan dit Duiding- en Adviesteam. In de besprekingen tussen
gemeenten en het team stonden gedragingen of uitingen van personen of organisaties
en de context waarbinnen dit plaatsvond centraal. Verschillende leden van de Taskforce
brachten informatie bijeen, en zij voorzagen gemeenten vervolgens van een duiding
en advisering.
Op basis van deze duiding werden gemeenten vervolgens geadviseerd over mogelijke interventies,
daarbij gebruikmakend van de zogenoemde driesporenaanpak (bestaande uit 1. Dialoog, 2. Confronteren en 3. Verstoren).8
Wettelijke grondslagen Taskforce-leden
Aangezien ieder departement deelnam aan de Taskforce op basis van zijn eigen juridische
grondslagen en bevoegdheden, betekende dit dat eenieder onderzoek moest doen hoe deze
werkzaamheden zich verhielden tot hun wettelijke taak. Na grondig juridisch onderzoek
is gebleken dat de Ministeries van SZW, BZ, BZK en de NCTV niet beschikken over de
juiste juridische grondslag voor het verwerken9 van persoonsgegevens in het kader van de aanpak van problematisch gedrag en ongewenste
buitenlandse financiering.10
De Nationale Politie, de AIVD en het Ministerie van OCW beschikken over een grondslag
voor het verwerken van persoonsgegevens. Deze is echter alleen van toepassing voor
hun eigen specifieke wettelijke taak. De Nationale Politie werkt onder de Politiewet
en heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming
met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde,
en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Voor de verwerking van politiegegevens
is de politie gehouden aan het wettelijk kader hiervoor – en het gesloten verstrekkingenregime
– van de Wet politiegegevens. De AIVD werkt onder de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
(Wiv 2017), waarbij zij de bevoegdheid heeft om onderzoek te doen naar personen of
organisaties, waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan
van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige
belangen van de staat. De AIVD kan over de dienst verwerkte gegevens mededeling doen,
voor zover dit in het kader van de goede taakuitvoering is van de AIVD (artikel 62
Wiv 2017). Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een ambtsbericht. OCW mag (bijzondere)
persoonsgegevens verwerken omdat de Minister van OCW verantwoordelijk is voor het
toezicht houden op het onderwijsstelsel zodat deze conform wet- en regelgeving haar
taak uitvoert. Feitelijk betekent dit dat alleen (bijzondere) persoonsgegevens verwerkt
mogen worden van personen en organisaties die direct onder de onderwijswetten vallen.
Beëindiging behandeling casuïstiek
Omdat het merendeel van de Taskforce leden geen juridische grondslag heeft, of alleen
kan handelen binnen de kaders van de eigen wetgeving, betekent dit concreet dat het
in Taskforce-verband delen van informatie, herleidbaar tot personen, niet toegestaan
is. Vanaf de oprichting van de Taskforce zijn er in het kader van het bespreken van
casuïstiek persoonsgegevens verwerkt door de leden van het Duiding- en Adviesteam.
Verschillende leden van de Taskforce deelden bij hen beschikbare informatie over personen
en organisaties en voorzagen gemeenten van duidingen en advies zonder dat zij hiervoor
een juridische grondslag hadden. Er is vanaf eind 2020 nog getracht om geanonimiseerd
te werken, maar in de praktijk bleek dit onmogelijk. Casussen waren in alle gevallen
herleidbaar naar personen of organisaties.
Uiteindelijk is in april 2021 besloten volledig te stoppen met de behandeling van
casuïstiek binnen de Taskforce, wat tevens het einde betekende van het Duiding- en
Adviesteam. Uw Kamer is hierover geïnformeerd per brief van 1 juli 2021.11
Geen mogelijkheid wettelijke grondslag
Het creëren van een wettelijke taak voor (individuele) departementen in de Taskforce
gericht op het tegengaan van problematisch gedrag, wat als grondslag zou kunnen dienen
voor het verwerken van persoonsgegevens, is niet mogelijk. De beleidsomschrijving
van «problematisch gedrag» is, uit de aard van de zaak, niet te vatten in een juridische
definitie of rechtsregime. Zoals in de beleidsomschrijving van de term «problematisch
gedrag» is vastgelegd12, gaat het om gedragingen die niet strafbaar zijn en in beginsel worden beschermd
door verschillende fundamentele rechten, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting,
de vrijheid van vereniging en de godsdienstvrijheid. Grondrechten kunnen bij wet worden
ingeperkt, maar in de rechtspraak worden hoge eisen gesteld aan een beperking ervan.
Vereiste voor beperking van deze rechten is een hele precieze formulering; een niet-juridische
term als «problematisch gedrag» voldoet hier volgens de Landsadvocaat niet aan.13 Gedrag wordt op grond van een politieke of beleidsmatige keuze als problematisch
aangemerkt, zodat voor de aanpak van dat gedrag passende juridische instrumenten of
maatregelen kunnen worden vastgesteld. Ook uitlatingen die kwetsen, choqueren of verontrusten
kunnen binnen een democratische samenleving worden gedaan. Daar waar problematisch
gedrag neerkomt op uitlatingen die aanzetten tot haat, geweld, discriminatie of onverdraagzaamheid,
of opruiend zijn of (onnodig) beledigend, dan is strafrechtelijk optreden in concrete
gevallen mogelijk. Het moet daarbij wel gaan om uitlatingen die in het openbaar zijn
gedaan.14 Deze gedragingen zijn reeds normerend neergelegd in de bestaande wet- en regelgeving
en kunnen worden gehandhaafd door de politie en het OM.
Maatschappelijke ontwikkelingen
De Taskforce richtte zich bij aanvang op problematisch gedrag vanuit het salafistische
spectrum en ongewenste buitenlandse financiering van islamitische organisaties omdat
hier op dat moment de meeste zorgen over waren. De NCTV concludeert recentelijk dat
de dreiging voor de democratische rechtsorde die uitgaat van het (wahhabi-)salafisme
als geheel de afgelopen periode is verminderd.15 De AIVD geeft in zijn Jaarverslag 2022 aan dat een deel van deze groep een meer praktischer
en verdraagzame koers vaart. Dit is bijvoorbeeld terug te zien in het minder afkeren
of haten van andersdenkenden en meer maatschappelijke participatie. De AIVD schat
in dat deze ontwikkelingen hebben geleid tot een vermindering van de dreiging voor
de democratische rechtsorde vanuit het (wahhabi-)salafisme. Of deze ontwikkeling zich
voortzet, moet blijken. Een deel van de aanjagers blijft namelijk wel vasthouden aan
een strikte, onverdraagzame en antidemocratische uitleg van de (wahhabi-)salafistische
leer.16 Het kabinet blijft aandacht houden voor deze dreiging voor de democratische rechtsorde.
Wat betreft ongewenste buitenlandse financiering heeft de AIVD op basis van onderzoek
de indruk dat financiering vanuit de Golfregio een beperkte landelijke impact heeft.17 De AIVD schat in dat dit landelijke normbeeld op de korte en middellange termijn
niet substantieel zal veranderen. Dit maakt dat het kabinet meent dat in die gevallen
waarin sprake is van ongewenste buitenlandse financiering, er voldoende mogelijkheden
en instrumenten zijn om dit tegen te gaan of aan te pakken.
Daarnaast heeft Nederland in toenemende mate te maken met ontwikkelingen die een dreiging
vormen voor de democratische rechtsorde, vanuit onverdraagzaam, anti-democratisch
gedachtengoed vanuit extreem rechts en anti-overheidssentimenten. De partners in het
veiligheidsdomein zetten vanuit hun (wettelijke) taken en expertise in op deze dreigingen.
Deze verschuiving is ook terug te zien in de hulpvragen vanuit zowel lokale als landelijke
partners. Er is behoefte aan kennisdeling en handelingsperspectief ten aanzien van
bijvoorbeeld het voorkomen van de escalatie van maatschappelijke onrust of de omgang
met nieuwe vormen van problematisch gedrag dat niet strafbaar is, maar wel ondermijnend
aan de democratische rechtsorde. Dit vraagt om een bredere focus vanuit het Rijk in
nauwe samenwerking met alle betrokken partners: van het beschermen van de democratische
rechtsorde en het weerbaarder maken van de samenleving, tot het aanpakken van antidemocratisch
en onverdraagzaam gedachtegoed.
III. STAND VAN ZAKEN
Algemeen
De leden van de Taskforce hebben de afgelopen jaren samengewerkt om vanuit hun eigen
specialismes en bevoegdheden problematisch gedrag vanuit het salafistische spectrum
en ongewenste buitenlandse financiering tegen te gaan. Het gezamenlijke doel is de
versterking van de democratische rechtsorde en het tegengaan van ondermijning van
deze rechtsorde. Ter ondersteuning van gemeenten zijn verschillende instrumenten ontwikkeld
die toepasbaar zijn op de aanpak van problematisch gedrag. Deze instrumenten helpen
bij het herkennen van en omgaan met problematisch gedrag, zoals het afwegingskader
problematisch gedrag, de escalatieladder en de Leergang Democratische Rechtsorde.18
Bij de start van de Taskforce is een maandelijkse klankbordgroep met vijfentwintig
gemeenten ingericht om kennisdeling tussen Rijk en gemeenten te stimuleren. Deze groep
is nog steeds actief en wisselt beelden uit over ontwikkelingen, handelingsperspectief
en goede voorbeelden. Tot april 2021 kon lokale casuïstiek (op persoonsniveau en niet
geanonimiseerd) hierbij ook aan bod komen.
Hulpvragen gemeenten
De gemeenten geven aan dat zij inmiddels verschillende structuren hebben opgebouwd
van waaruit zij werken aan lokale casuïstiek. Hierin speelt de Taskforce geen rol
meer. Als gemeenten zorgen hebben over specifieke personen of organisaties maken zij
gebruik van hun reguliere lijnen naar onder andere de lokale driehoek, de politie
en het Zorg- en Veiligheidshuis.
Gemeenten hebben benadrukt dat zij in deze fase vooral behoefte hebben aan brede ondersteuning
bij de aanpak van democratie ondermijnend gedrag vanuit verschillend gedachtegoed.
Voor hen is van belang dat het Rijk hen ondersteunt bij analyse van landelijke en
internationale fenomenen, inzicht in de mogelijke rol van de gemeente en handelingsperspectief
voor het omgaan met fenomenen en verschillende vormen van problematisch gedrag. In
de bijlage treft u een voorbeeld vraag van een gemeente aan. Deze ondersteuning wordt
vanuit de reguliere werkzaamheden geboden door de bij de Taskforce betrokken departementen.
Zo hebben een aantal departementen naar aanleiding van vragen vanuit verschillende
gemeenten een kennissessie georganiseerd over het soevereine gedachtengoed waarbij
uiteindelijk meer dan 150 aanwezigen waren. Eind oktober staat een tweede sessie gepland
waarbij er ervaringen en kennis wordt uitgewisseld over het handelingsperspectief.
Ook hebben de Taskforce leden op meerdere momenten «best practices» uitgewisseld met
gemeenten over hoe om te gaan met thuisonderwijs dat mogelijk ondermijnend is aan
de democratische rechtsorde.
Continuering inzet
Hoewel de Taskforce geen casuïstiek behandelt blijven de departementen inzetten op
verschillende taken en opgaven binnen hun eigen taakveld en specialismen.
Het toezichts- en handhavingsinstrumentarium van de Minister van OCW en de Inspectie
van het Onderwijs is inmiddels uitgebreid ten aanzien van scholen en instellingen
die (ernstige) overtredingen begaan. De Minister van OCW kan het bevoegd gezag een
aanwijzing tot het nemen van een of meer maatregelen geven, indien sprake is van wanbeheer
op scholen en instellingen. Onder wanbeheer valt ook het structureel of flagrant handelen
in strijd met de burgerschapsopdracht, dat leidt of dreigt te leiden tot ernstige
aantasting van een of meer basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Daarnaast
kan de Minister in acute crisissituaties een spoedaanwijzing geven.
Voor het tegengaan van ongewenste buitenlandse financiering zijn er verschillende
sporen. Het Ministerie van BZ heeft een diplomatiek proces ingericht bestaande uit
afspraken met een aantal Golfstaten. Deze landen informeren het ministerie door middel
van een note verbale op het moment dat een Nederlandse organisatie financiering in hun land aanvraagt.
Uw Kamer is in het verleden meermaals geïnformeerd over ontvangen notes verbales.
Het Ministerie van SZW zet onder andere met de Agenda veerkrachtige en weerbare samenleving
in op het effectiever maken van de inzet van de professionals die veerkracht kunnen
bevorderen. De inzet richt zich onder andere op het ontwikkelen en evalueren van nieuwe
interventies. Ook is er aandacht voor de ondersteuning van gemeenten, gemeenschappen
en (jeugd)professionals en het leveren van praktijkkennis over het beleid op polarisatie,
maatschappelijke spanningen en de preventie van radicalisering. Concrete voorbeelden
hiervan zijn het vergroten van de (online) weerbaarheid van jongeren of interventies
gericht op opvoeding zoals tussen jongerenwerk en school.
Verder ligt de nota van wijziging van de Wet transparantie maatschappelijke organisaties
van de Minister van JenV in uw Kamer. Dit wetsvoorstel wil tegengaan dat ontvangen
donaties bij maatschappelijke organisaties zorgen voor onwenselijke buitenlandse beïnvloeding.
De burgemeester, het Openbaar Ministerie (OM) en andere aangewezen overheidsinstanties
krijgen de bevoegdheid om bij een maatschappelijke organisatie gericht navraag te
kunnen doen naar buitenlandse giften en als het hoge giften zijn te vragen naar de
persoon van de donateur. Het tweede deel van het wetsvoorstel betreft stichtingen
en is bedoeld om misbruik van financieel-economische aard, zoals witwassen en terrorismefinanciering
tegen te gaan. Ook maakt artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek het mogelijk om in
te grijpen, indien sprake is van ontwrichting van de democratische rechtsstaat.19
Het Ministerie van BZK zet in op een weerbaar bestuur. Daarnaast ondersteunt BZK bij
het omgaan met maatschappelijk ongenoegen en onrust. Ook zet BZK zich in voor het
vrije en open publieke debat en voor de bescherming van grondrechten. De AIVD doet
onderzoek naar personen, organisaties of ongewenste financieringsstromen waarbij het
vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische
rechtsorde, dan wel voor de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van
de staat.
In de bijlage treft u een overzicht aan van de verschillende activiteiten die de leden
van de Taskforce binnen hun eigen verantwoordelijkheid uitvoeren.
IV. OPENSTAANDE MOTIES
Tijdens het debat naar aanleiding van het eindrapport van de parlementaire ondervragingscommissie
naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (Handelingen II 2020/21, nr. 44, items 4 en 7) heeft het lid Bisschop (SGP) een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd
om te onderzoeken hoe de bevoegdheden van de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste
buitenlandse financiering uitgebreid kunnen worden.20 In deze brief heb ik de begrenzing van de Taskforce-aanpak op problematisch gedrag
en ongewenste buitenlandse financiering geschetst. De Taskforce is geen juridische
entiteit en heeft geen (juridische) bevoegdheden. Uit bovenstaande concludeer ik dat
het niet mogelijk is om de Taskforce als zodanig alsnog bevoegdheden toe te kennen.
Bevoegdheden kunnen indien noodzakelijk en proportioneel aan de individuele leden
van de Taskforce worden toegekend, alsook aan burgemeesters en het OM, zoals in het
voorstel van de wet Transparantie maatschappelijke organisaties het geval is. Uiteraard
kan dit alleen als de betreffende bevoegdheid past binnen de wettelijke taak en de
rechtstatelijke kaders.
Tevens heeft het toenmalig lid Van Toorenburg (CDA) tijdens het voornoemde debat de
regering verzocht om te bezien op welke wijze een grondslag voor informatie-uitwisseling
tussen de Taskforce en het Financieel Expertise Centrum kan worden (FEC) bewerkstelligd.21 De Taskforce is geen juridische entiteit, maar een samenwerking tussen verschillende
organisaties. Alleen de leden van de Taskforce die hiervoor een grondslag hebben,
kunnen en mogen informatie met het Financieel Expertise Centrum22 uitwisselen en doen dat ook. Gemeenten kunnen te allen tijde een signaal neerleggen
bij het FEC voor nadere beschouwing. In de praktijk wisselen naast de vaste partners
van het FEC ook de Douane, Immigratie en Naturalisatiedienst, onderdelen van het Ministerie
van BZK, Bureau Financieel Toezicht en de Koninklijke Marechaussee informatie met
elkaar uit. Deze partners hebben voldoende instrumenten om ongewenste buitenlandse
financiering met een terrorismelink tegen te gaan. In deze samenwerking en informatie-uitwisseling
is geen verandering gekomen met de constatering dat de Taskforce an sich geen grondslag heeft voor het delen van informatie met het FEC.
CONCLUSIE
Naar de inzichten van 2019 was er behoefte aan coördinatie en overstijgende bevoegdheden
in de aanpak van problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering. Intensieve
samenwerking tussen SZW, JenV (inclusief NCTV en Nationale Politie), BZ, OCW en BZK
(inclusief AIVD), en de Nationale Politie in het gebied tussen het veiligheids- en
het sociale domein lag voor de hand. De samenwerking tussen Rijk en gemeenten is sindsdien
verbeterd en deze wordt gecontinueerd. De verschillende leden van de Taskforce zetten
zowel individueel, als gezamenlijk, nog steeds in op het tegengaan van problematische
gedragingen en ondermijning van de democratische rechtsorde vanuit hun eigen bevoegdheden
en opgaven. De leden blijven inzetten op alle vormen van problematisch gedrag (zowel
anti-overheidssentimenten, extreem rechts en radicale religieuze tendensen) waar nog
steeds zorgen over bestaan. De verworvenheden van onze democratische rechtsorde zijn
te belangrijk.
De leden van de Taskforce hebben gezamenlijk geconstateerd dat de Taskforce tegen
juridische grenzen is aangelopen in het uitvoeren van haar opgaven. Omdat «problematisch
gedrag» niet te juridificeren is, is het niet mogelijk om wettelijke bevoegdheden
in dit kader toe te wijzen aan een individueel departement of de Taskforce als samenwerkingsverband.
Om casuïstiek op persoons- of organisatieniveau te behandelen schrijft de AVG dwingend
voor dat er sprake moet zijn van een juridische grondslag. Het creëren van een juridische
grondslag om dit te mogen doen is niet mogelijk gebleken. De Taskforce is derhalve,
zoals reeds aangegeven, per april 2021 gestopt met de behandeling van casuïstiek.
Het is aan een nieuw kabinet om in het licht van de bevindingen van meer dan vier
jaar Taskforce vorm te geven aan een inzet die rechtdoet aan het veranderde maatschappelijke
beeld en de behoeften van gemeenten en andere partners aan ondersteuning en de bescherming
van fundamentele rechten. Ter voorbereiding zullen de leden van de Taskforce gezamenlijk
werken aan een aantal scenario’s. Deze dienen ter eventuele besluitvorming door het
nieuwe kabinet, waarna uw Kamer geïnformeerd wordt.
Het kabinet blijft zich inzetten en hardmaken voor een samenleving waarin eenieder
gebruik kan maken van zijn grondwettelijke vrijheden, zonder zich door anderen beperkt
te voelen in de vrije keuze over de inrichting van zijn of haar leven.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
BIJLAGE OVERZICHT REGULIERE BELEIDSVERANTWOORDELIJKHEID DEPARTEMENTEN
SZW
• Preventie radicalisering (en extremisme – waaronder ook rechts-extremisme)
• Maatschappelijke Spanningen en Polarisatie
• Versterking veerkracht en weerbaarheid via Agenda Veerkracht en Weerbaarheid waaronder
zelfbeschikking
• Inzet ESS op vraagstukken gerelateerd migratie
JenV
• Wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties
• BW2:20
• Wetboek van Strafrecht: misdrijven tegen de openbare orde, misdrijven tegen de persoonlijke
vrijheid
NCTV
• Coördinerend op de totstandkoming van strategie op extremisme
• Coördinerend op NV en crisisbeheersing
BZ
• Diplomatieke middelen
• MOU’s Golfstaten (o.a. note verbale)
OCW
• Toezicht en handhaving op het erkende/bekostigde onderwijs
• Uitvoering van wetgeving is aangekondigd om toezicht op informele scholing te creëren
BZK
• Brede aanpak Maatschappelijk ongenoegen en onrust
• Vernieuwing en versterking democratische rechtsstaat
• Aanpak desinformatie
AIVD
• Onderzoek naar personen of organisaties waarbij het vermoeden bestaat dat zij een
gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, de nationale veiligheid of andere
gewichtige belangen van staat
• Uitbrengen ambtsberichten
NP
• Signaleren, inzicht en duiding van fenomenen en casuïstiek
• Opsporing en Strafrechtelijke vervolging buitenwettelijke daden (waaronder opruiing
haatzaaien, intimidatie etc.)
Voorbeeld hulpvraag gemeente
Wanneer een gemeente advies vraagt over de omgang met anti-institutioneel gedachtegoed
zoals verregaand wantrouwen naar overheidsinstanties:
• De NCTV kan i.s.m. politie en inlichtingendiensten een fenomeenanalyse opstellen
en via het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) een training over
anti-overheidssentimenten aanbieden om kennis en deskundigheid te bevorderen.
• Als ouders kinderen thuishouden van onderwijs kan er via de leerplichtambtenaar
worden bezien welke mogelijkheden er zijn voor ingrijpen.
• BZK kan de gemeente handreikingen bieden op het gebied van omgaan met desinformatie
en met (ongewenste) polarisatie en begeleiding bieden bij maatschappelijke onrust
die hierdoor kan ontstaan.
• SZW kan gemeenten ondersteunen met de preventie van radicalisering en ongewenste
polarisatie door «best practices» uit te wisselen en te ondersteunen in dialoog.
• Indien het vermoeden bestaat dat er sprake is van een gevaar voor de democratische
rechtsorde of nationale veiligheid, kan de AIVD indien daar aanleiding voor en de
mogelijkheid toe is, een ambtsbericht uitbrengen aan de gemeente.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.