Brief regering : Geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC)
26 234 Vergaderingen interim-Committee en Development Committee
Nr. 282
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2023
Hierbij stuur ik u de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden
tijdens de IMF Jaarvergadering van het International Monetary and Financial Committee
(IMFC) op 12, 13 en 14 oktober.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering
van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 12, 13 en 14 oktober
2023
1. Algemene inleiding
Op 12, 13 en 14 oktober vindt de jaarvergadering van het Internationaal Monetair Fonds
(IMF) en de Wereldbank (WB) plaats in Marrakesh. Dit betreft de bijeenkomsten van
het International Monetary and Financial Committee (IMFC), het Development Committee van de Wereldbank (DC), de G20 Finance Ministers and Central Bank Governors en de Coalitie van Ministers van Financiën voor Klimaatactie. Het IMFC is het politieke
adviesorgaan van het IMF, waaraan Ministers van Financiën en centralebankpresidenten
deelnemen. De Ministers van Financiën van Nederland en België vertegenwoordigen op
jaarlijks roterende basis de Nederlands-Belgische kiesgroep bij het IMFC. Dit jaar
neemt de Belgische Minister van Financiën deel aan het IMFC. Minister Schreinemacher
zal namens Nederland deelnemen aan het Development Committee van de Wereldbank en Minister Kaag zal deelnemen aan de G20 bijeenkomst.
Minister Kaag zal samen met de Minister van Financiën van Indonesië de ministeriële
bijeenkomst van de Coalitie van Ministers van Financiën voor Klimaatactie voorzitten,
bestaande uit 90 landen. Tijdens de bijeenkomst zullen Ministers stilstaan bij de
acties die zij uitvoeren op het gebied van vergroening van het financiële systeem
en engagement met de financiële sector. Nederland richt zich als co-voorzitter op
het vergroten van de impact van het forum. Zo zal tijdens deze bijeenkomst een Climate Action Statement worden gepresenteerd dat inzicht geeft in klimaatacties van leden van de Coalitie
in het aankomende jaar.
Een centraal thema tijdens de jaarvergadering is de balans tussen het verder terugbrengen
van afzwakkende maar persistente inflatie en het tegelijkertijd stimuleren van duurzame,
inclusieve groei. De groeiende schuldenproblematiek en externe financieringsbehoefte
van kwetsbare economieën staan op de agenda, net als de noodzakelijke financiering
voor structurele uitdagingen zoals klimaatverandering. Daarbij zal ook worden stilgestaan
bij de risico’s van economische fragmentatie. De mondiale financieel-economische gevolgen
van de Russische aanvalsoorlog in Oekraïne zullen opnieuw een belangrijke rol spelen
tijdens de jaarvergadering. Ministers zullen bespreken hoe de rol van het IMF en de
Wereldbank bij het aanpakken van de bovengenoemde uitdagingen verder versterkt kan
worden. De inzet van het Koninkrijk tijdens het IMFC en het Development Committee wordt uiteengezet in deze geannoteerde agenda.
2. Mondiale financieel-economische situatie
Het mondiale financieel-economische beeld wijst op aanhoudende veerkracht, hoewel
de mondiale groei in historisch perspectief laag is. Ontwikkelde economieën hebben
zich in de eerste helft van 2023 goed staande gehouden, ondanks de hoge inflatie en
stijgende rentes. Dit hangt mede samen met het steunbeleid om koopkracht op peil te
houden en historisch lage werkloosheid. Mondiale waardeketens zijn grotendeels genormaliseerd
nadat de pandemie eerder tot omvangrijke knelpunten leidde. Daarnaast zijn problemen
bij specifieke banken in de VS en Zwitserland binnen de perken gebleven waardoor schade
voor de macro-economie is uitgebleven. Het IMF heeft de mondiale groeiraming in juli
voor dit jaar daarom verhoogd met 0,2%-punt ten opzichte van april1. Wel verwacht het IMF dat de mondiale bbp-groei vertraagt van 3,5% in 2022 tot 3,0%
in 2023 en 2024. Voor beide jaren ligt de verwachte groei onder het gemiddelde van
3,8% tussen 2000 en 2019. De mondiale groei wordt afgeremd door de oorlog in Oekraïne,
de daarmee gepaard gaande inflatieschok en renteverhogingen door centrale banken in
de strijd tegen de hoge inflatie. Ook volgend jaar zullen deze factoren de groei blijven
remmen. Tot slot herstelt de Chinese economie minder snel dan verwacht na het versoepelen
van de covid-maatregelen, met name vanwege de aanhoudende problemen in de vastgoedsector
en lagere wereldwijde vraag naar Chinese producten. Hoewel mondiale voedselprijzen
recent zijn gedaald, blijven deze wel hoger dan historische gemiddelden, wat met name
kwetsbare opkomende markteconomieën en lage-inkomenslanden raakt.
De licht verbeterde vooruitzichten blijven echter overschaduwd door de enorme humanitaire
en economische gevolgen van de oorlog voor Oekraïne. Volgens het IMF is het Oekraïense
bbp met 30% gekrompen in 2022. Dit onderstreept de noodzaak voor aanhoudende steun,
zowel humanitair, financieel als militair. Tegelijk veroorzaakte de oorlog een energiecrisis
in Europa, met als gevolg historisch hoge gasprijzen vorig jaar. Gegeven de goed gevulde
gasvoorraden en de reductie van gasverbruik in de EU (-18% lager dan langjarig gemiddelde
in eerste kwartaal van 2023)2, is het risico op een herhaling hiervan nu lager dan vorig jaar. Om de leveringszekerheid
te borgen blijft de afgesproken reductie van energieverbruik van 15% in de EU echter
noodzakelijk, waarvoor het essentieel is dat prijsprikkels voor energiebesparing behouden
blijven.
Het verkrappende monetaire beleid van centrale banken begint zijn vruchten af te werpen
in de strijd tegen inflatie, maar het bereiken van de inflatiedoelstelling vraagt
om vasthoudendheid. De inflatie is in veel landen gedaald na een piek in het najaar
van 2022, gedreven door de daling van voedsel- en energieprijzen. Onderliggend wordt
de hoge inflatie daarentegen meer en meer gedreven door binnenlandse factoren, zoals
bedrijfswinsten en lonen, als gevolg van krapte en economische oververhitting. Dit
komt tot uiting in de kerninflatie, inflatie gecorrigeerd voor voedsel- en energieprijzen,
die van nature persistenter is. Het IMF raamt de mondiale kerninflatie op 6,0% in
2023 en 4,7% in 2024, ruim boven de inflatiedoelstellingen van centrale banken. Daarmee
is de strijd tegen inflatie nog niet gewonnen.
Krapper monetair beleid remt de economische activiteit onder andere af via hogere
financieringskosten, wat zich ook doet voelen in opkomende markteconomieën, lage-inkomenslanden
waaronder small island development states (SIDS), zoals Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het is daarom van belang dat centrale
banken duidelijk blijven communiceren over hun beleidsvoornemens om voorspelbaarheid
te vergoten en schokken te voorkomen. In het kielzog van dit verkrappende monetaire
beleid nemen de risico’s voor de financiële stabiliteit echter toe, doordat kwetsbaarheden
zijn opgebouwd in de lange periode van lage rentes. Nieuwe problemen, zoals begin
dit jaar bij banken in de VS en Zwitserland, zijn daardoor niet uit te sluiten. Om
deze reden is het belangrijk om de risico’s voor de financiële stabiliteit nauw te
blijven monitoren en daadkrachtig op te treden indien nodig. Daarbij kan het versterken
van bankentoezicht, zoals het volledig implementeren van Bazel 3 standaarden, bijdragen
aan het versterken van financiële stabiliteit.
Na jaren van ruimhartige steun in veel landen is de tijd aangebroken om begrotingsbuffers
geleidelijk te herstellen en begrotingstekorten te beheersen, al blijft het nodig
om kwetsbare huishoudens gericht te ondersteunen. In veel landen hebben steunmaatregelen
bijgedragen aan het dempen van koopkrachtverlies van huishoudens. Vergeleken met voor
de pandemie zijn publieke schuldquotes echter opgelopen en rentes fors gestegen, wat
gepaard gaat met risico’s voor de schuldhoudbaarheid. Het is daarom belangrijk dat
generieke steunmaatregelen worden afgebouwd en waar nodig worden vervangen door meer
gerichte maatregelen voor kwetsbare huishoudens. Bovendien kan dit centrale banken
helpen in de strijd tegen inflatie. Het begrotingsbeleid is in veel landen te expansief
gelet op de stand van de conjunctuur. Daarnaast is het van belang om de aandacht binnen
de begroting te verleggen naar het versterken van de verdiencapaciteit van de economie,
om zo de potentiële groei te verhogen. Hierbij is de uitdaging om het herstellen van
begrotingsbuffers niet ten koste te laten gaan van groeiverhogende investeringen in
onder meer onderwijs en (digitale) infrastructuur, alsook klimaatinvesteringen.
Structurele hervormingen zijn essentieel voor het bevorderen van de potentiële groei
en het toekomstbestendig maken van economieën. De afgelopen decennia is het mondiale
groeipotentieel afgenomen van 3,5% per jaar tussen 2000 en 2010 tot 2,6% in het afgelopen
decennium. Prioritering van uitgaven richting bovengenoemde investeringen kan dit
groeipotentieel verhogen. Private investeringen kunnen hier ook een belangrijke bijdrage
aan leveren. Hervormingen van belemmerende regelgeving kunnen helpen om private investeringen
aan te jagen. In het kader van de krappe arbeidsmarkten en de voortgaande vergrijzing
kunnen hervormingen van de arbeidsmarkt bijdragen aan hogere potentiële groei. Activerend
arbeidsmarktbeleid kan het arbeidsaanbod stimuleren en het verlagen van de kosten
om van baan te veranderen faciliteert de herallocatie richting groeisectoren. Ook
efficiëntere insolventieraamwerken en een goed gekapitaliseerde bankensector kunnen
bijdragen aan een efficiënte inzet van productiefactoren door levensvatbare bedrijven
snel te herstructureren en insolvente bedrijven af te wikkelen. Hieraan gerelateerd
kan het afbouwen van begrotingssteun aan kwetsbare bedrijven het proces van herallocatie
faciliteren. Daarnaast kan adequaat mededingingsbeleid ervoor zorgen dat toegenomen
digitalisering niet ten koste gaat van marktconcurrentie en er voldoende mogelijkheden
blijven voor nieuwe markttoetreders. Tot slot vormt economische fragmentatie een risico
voor de potentiële groei. Het mogelijk uiteenvallen van de mondiale economie in verschillende
blokken leidt per saldo tot hogere prijzen en een lagere productiviteit. Het is daarom
belangrijk om de baten van het op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem te
behouden.
Onderliggend is het groeipotentieel van lage- en middeninkomenslanden verhoudingsgewijs
sneller afgenomen dan voor hoge-inkomenslanden. Hierdoor zijn de mogelijkheden om
mondiale inkomensverschillen te verkleinen gedaald. Naast de factoren genoemd in de
voorgaande alinea beperken schuldproblemen in opkomende markteconomieën en lage-inkomenslanden de investeringsmogelijkheden voor deze landen. Deze problemen worden
gedreven door een combinatie van hoge schulden, lagere groei en toegenomen financieringskosten.
Deze problematiek is het sterkst geconcentreerd bij de meest kwetsbare landen. Naar
schatting van het IMF hebben nu meer dan 60% van de lage-inkomenslanden en 25% van
middeninkomenslanden een hoog risico op of een onhoudbare schuld. Deze hoge schulden
vertalen zich in fors hogere risico-opslag op staatsobligaties. Maar liefst 18 landen
kenden een risico-opslag van meer dan 10%-punt. Door deze hoge risico-opslag hebben
kwetsbare landen sinds vorig jaar veel minder nieuwe leningen in harde valuta afgesloten.
Voor landen met onhoudbare schulden is schuldherstructurering mogelijk noodzakelijk.
Tot slot worden deze landen relatief hard geraakt door hoge voedsel- en energieprijzen
en zijn deze landen vaak extra kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering.
De gevolgen van klimaatverandering worden steeds duidelijker, met de warmste zomer
ooit en toenemende schade door droogte, bosbranden en overstromingen. Een recent G20-rapport3 bevestigt nogmaals dat de economische kosten van klimaatverandering aanzienlijk zijn,
en dat de kosten van het uitblijven van actie aanzienlijk zwaarder wegen dan de kosten
van klimaatbeleid zelf. Daarom is mondiaal voortvarend klimaatbeleid van essentieel
belang. Overheden doen er goed aan om investeringen in toenemende mate hierop te richten,
al is het mobiliseren van groene private investeringen ook onontbeerlijk. Voor private
investeringen is een goede business case essentieel. Het investeringsklimaat van private
investeringen kan op dit terrein verbeterd worden door zowel de transparantie als
beleidszekerheid van klimaatbeleid te vergroten. In de praktijk is het beprijzen van
broeikasgassen cruciaal om groene klimaatinvesteringen voldoende te laten renderen.
Dit vraagt echter om voldoende draagvlak. De overheidsinkomsten die met beprijzing
gegenereerd worden, kunnen onder meer gericht worden ingezet om herverdelingseffecten
van beprijzing vooral voor kwetsbare groepen te verminderen. Dit vergroot klimaatrechtvaardigheid
en kan daarmee het draagvlak voor klimaatmaatregelen ondersteunen. Tot slot is internationale
samenwerking van groot belang bij het behalen van klimaatdoelen, bijvoorbeeld op het
vlak van CO2-beprijzing en het mobiliseren van voldoende financieringsmiddelen voor lage-inkomenslanden.
Dit onderstreept het belang van multilaterale samenwerking en het gevaar van geo-economische
fragmentatie.
3. Het IMF
De 16e herziening van IMF-quota
Een belangrijk onderwerp tijdens de IMFC is de 16e quotaherziening. Deze moet uiterlijk 15 december 2023 worden afgerond. Quota bepalen
onder andere het stemgewicht van een land binnen het IMF en ook de grootte van de
leningen die een land kan aangaan bij het IMF. Quota zijn voor het laatst aangepast
in 2016 bij de 14e quotaherziening. Drie thema’s staan ter discussie, namelijk: i) de omvang en ii)
de compositie van IMF-middelen en iii) de verdeling van quota onder de lidstaten van
het IMF.
Het Koninkrijk onderschrijft het belang van voldoende middelen voor het IMF, dat in
het centrum van het mondiale financiële systeem staat. Dit is extra belangrijk in
de huidige internationale context van hardnekkige inflatie, stijgende rentes, lagere
groeicijfers en hoge schulden. Daarom is het Koninkrijk van mening dat de totale omvang
van IMF-middelen ten minste op het huidige niveau moet blijven. Met de huidige beschikbare
middelen kan het IMF de mondiale financiële stabiliteit bevorderen en landen als lender of last resort bijstaan in tijden van crisis.
Het IMF wordt momenteel deels gefinancierd met tijdelijke bilaterale leenovereenkomsten.
Een deel van deze bilaterale leenovereenkomsten loopt eind 2024 af. Om de huidige
leencapaciteit van het IMF te behouden is het Koninkrijk voorstander van het vervangen
van dit deel van de tijdelijke bilaterale leningen door permanent kapitaal (quota).
Het verhogen van permanent kapitaal heeft drie voordelen. Ten eerste is een voordeel
voor Nederland dat alle lidstaten bijdragen aan het permanente kapitaal, terwijl de
huidige tijdelijke bilaterale leenovereenkomsten gefinancierd worden door een subgroep
van met name ontwikkelde economieën waar Nederland onderdeel van uitmaakt. Ten tweede
zullen programmalanden, inclusief landen uit de kiesgroep zoals Oekraïne, dankzij
hun toegenomen quota in beginsel meer kunnen lenen van het IMF. Ruimere leenvolumes
sluiten beter aan bij de groei van de mondiale economie sinds de vorige quotaherziening
en de huidige krappere financieringsmogelijkheden. Ten derde kan permanent kapitaal
worden ingezet met een eenvoudige meerderheid in de Raad van Bewindvoerders, terwijl
activering van bilaterale leenovereenkomsten instemming vereist van crediteuren die
minstens 85% van het leenvolume van de bilaterale leenovereenkomst vertegenwoordigen.4
De verdeling van quota tussen IMF-lidstaten bepaalt de stemverhoudingen in de Raad
van Gouverneurs en de Raad van Bewindvoerders.5 Het Koninkrijk is voorstander van het gebruik van de huidige quotaformule voor het
verdelen van nieuwe quota, die is gebaseerd op de omvang, openheid en diversiteit
van economieën. Deze formule zorgt ervoor dat het quota-aandeel van middelgrote open
economieën wordt beschermd en dat het quota-aandeel van opkomende economieën meer
in lijn komt met hun toegenomen belang in de wereldeconomie. Een alternatief voor
het toekennen van quota-aandeel aan economieën die sterk gegroeid zijn, is door middel
van een hele beperkte ad hoc verschuiving van quota van ontwikkelde economieën naar
een klein aantal opkomende economieën. Voor het Koninkrijk is het van belang dat de
quotaformule ook bij een ad hoc verschuiving van quota een rol speelt bij het identificeren
van oververtegenwoordigde economieën (die quota-aandeel in moeten leveren). Volgens
de laatst beschikbare data is het Koninkrijk ondervertegenwoordigd op basis van de
quotaformule en levert het in het geval van een herziening op basis van de quotaformule,
geen quota-aandeel in. De Nederlands-Belgische kiesgroep als geheel levert beperkt
in, omdat de kiesgroep als geheel op basis van de laatst beschikbare data licht oververtegenwoordigd
is.
In het kader van de quota-discussie wordt tevens voorgesteld om een 25e stoel in de
Raad van Bewind van het IMF te creëren om Afrikaanse landen een sterkere stem te geven
in het IMF. Dit heeft geen consequenties voor de omvang of verdeling van quota. Nederland
steunt dit voorstel.
De huidige IMF-middelen zijn, ook in tijden van crisis, voldoende gebleken. De aanhoudende
economische schokken en de daaropvolgende groei in de vraag naar financiering hebben
weliswaar geleid tot een toename van IMF-financiering, maar het IMF heeft de bilaterale
leenovereenkomsten niet aan hoeven spreken. Door de toename van IMF-financiering nemen risico’s voor het IMF wel geleidelijk toe. Het Koninkrijk hecht waarde
aan het in stand houden van een goed risicomanagement zodat het IMF ook op de lange
termijn diens belangrijke rol als lender of last resort kan blijven vervullen.
IMF steun voor kwetsbare landen
Door aanhoudende economische schokken, mede als gevolg van de Russische aanvalsoorlog
tegen Oekraïne en klimaatverandering, hebben kwetsbare landen een stijgende behoefte
aan financiering. Tegelijkertijd is er nog altijd sprake van verkrappende financieringscondities.
Door deze ontwikkelingen doen meer landen een beroep op het IMF als lender of last resort. In verband met schuldhoudbaarheid hebben veel lage-inkomenslanden vooral behoefte aan concessionele financiering tegen lage rentes vanuit de
Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT).
Als gevolg van de COVID-19 pandemie en de oorlog in Oekraïne heeft het IMF de afgelopen
jaren veel noodfinanciering verschaft. Dit jaar neemt de vraag naar reguliere programma’s
met conditionaliteit weer toe, waarbij het IMF landen steunt met expertise en begeleiding
bij de implementatie van structurele hervormingen die bijdragen aan gezonde financiën
en robuuste economische groei. Deze hervormingen zijn van groot belang om uitdagingen
als hoge schuldniveaus en klimaatverandering aan te pakken en hebben daarnaast een
katalytisch effect waardoor ook andere financiering kan worden aangetrokken. Om deze
hervormingen te ondersteunen, draagt Nederland bij aan verschillende technische assistentieprogramma’s
ter bevordering van de institutionele capaciteiten van ontwikkelende economieën, onder
andere op het gebied van overheidsfinanciën en schuldmanagement.
Ook de vraag naar concessionele IMF-financiering van lage-inkomenslanden neemt toe. Via de PRGT worden leningen verstrekt met een rentesubsidie, waardoor
landen op dit moment geen rente hoeven te betalen. De rentesubsidie wordt voor het
merendeel gefinancierd door giften van donoren via de zogenaamde PRGT subsidierekening.
Deze subsidierekening kampt met een financieringstekort. Het IMF heeft lidstaten daarom
gevraagd om aanvullende vrijwillige bijdragen. Van de EUR 52 miljoen (SDR 48 miljoen6) die Nederland is verzocht om bij te dragen, is inmiddels EUR 25 miljoen overgemaakt.
Nederland zal tijdens de Jaarvergadering nog eens EUR 15 miljoen toezeggen voor de
PRGT onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring. Voor de langere termijn vindt
het Koninkrijk het belangrijk dat de PRGT voldoende middelen heeft en een duurzaam
financieringsmodel kent dat in staat is om de meest kwetsbare landen te kunnen (blijven)
ondersteunen, zeker nu de vraag naar IMF financiering toeneemt. In 2024–2025 zal er
een uitgebreide herziening van de PRGT plaatsvinden, waar de verschillende mogelijkheden
voor een duurzaam financieringsmodel van de PRGT zullen worden bekeken.
Om kwetsbare landen weerbaar te maken voor economische schokken door klimaatverandering
of pandemieën is tijdens de jaarvergadering van 2022 de Resilience and Sustainability Trust (RST) opgericht. Het Koninkrijk verwelkomt de groter dan verwachte vraag naar RST-programma’s,
waaruit blijkt dat veel landen hun weerbaarheid tegen klimaatschokken willen versterken.
Tegelijkertijd zet het Koninkrijk erop in dat RST-programma’s toezien op een effectieve
implementatie van klimaatadaptatie- en mitigatiebeleid van lidstaten en zodoende additionele
financiering mobiliseren van bijvoorbeeld private investeerders. Er zijn inmiddels
10 programma’s van start gegaan. Om in de vraag naar RST-programma’s te kunnen voorzien
heeft het IMF opgeroepen tot additionele donorfinanciering. Nederland steunt de RST
en heeft bijgedragen met een lening van EUR 1,3 miljard en een bijdrage van EUR 22
miljoen.
Het Koninkrijk heeft bijzondere aandacht voor de noden van SIDS. De Verenigde Naties
erkennen de status van Aruba, Curaçao en Sint Maarten als SIDS. SIDS kampen met specifieke
sociaaleconomische uitdagingen. Zo zijn zij bijzonder kwetsbaar voor de gevolgen van
klimaatverandering. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden is het belangrijk dat
SIDS voldoende ruimte hebben voor investeringen, ook in de huidige context van verkrappende
financieringscondities. Het beleidsadvies en de technische advisering vanuit het IMF
en de Wereldbank leveren een belangrijke bijdrage aan het versterken van de veerkracht
en economische ontwikkeling in deze landen.
Special drawing rights (SDR’s) doorlenen aan de PRGT en de RST
Nederland heeft onder meer bijgedragen aan de PRGT en de RST door een deel van de
in 2021 door het IMF aan Nederland uitgekeerde SDR’s door te lenen aan de PRGT en
RST. Nederland heeft in totaal EUR 1,8 miljard (SDR 1,7 miljard) doorgeleend aan deze
beide fondsen van het IMF. Dit is 20% van de SDR’s die het IMF in 2021 aan Nederland
heeft uitgekeerd als onderdeel van een generieke SDR-allocatie aan alle lidstaten7. Nederland draagt hiermee bij aan de G20-doelstelling om USD 100 miljard van gealloceerde
middelen door te lenen. Inmiddels is meer dan USD 100 miljard toegezegd.
Oekraïne
De Russische aanvalsoorlog heeft grote financiële gevolgen voor Oekraïne. Als onderdeel
van bredere financiële steun aan Oekraïne, is op 31 maart een IMF-programma van vier
jaar en een omvang van EUR 12,6 miljard van start gegaan. Dit programma ondersteunt
Oekraïne bovendien bij het doorvoeren van hervormingen om de economie te stabiliseren
en groeiperspectief te creëren. Uit de eerste review van het programma, die in juni door de Raad van Bewindvoerders van het IMF is goedgekeurd,
blijkt dat Oekraïne vooruitgang boekt met het versterken van belastinginkomsten en
maatregelen inzake goed bestuur en anti-corruptie. Een IMF-programma voor Oekraïne
is belangrijk voor Nederland en om dit programma mogelijk te maken geeft Nederland
dan ook financing assurances af aan het IMF samen met de G7 en een aantal andere landen. Nederland zegt hiermee
toe Oekraïne de komende jaren te blijven steunen, zodat de schuldhoudbaarheid van
de Oekraïense schuld en de financiering van het financieringstekort voor de komende
jaren gewaarborgd is.
Schulden
Wanneer een land te maken heeft met betalingsbalansproblemen of een hoog risico op
onhoudbare publieke schuld, is er in veel gevallen behoefte aan ondersteuning vanuit
het IMF. Door de toegenomen schuldenniveaus is het aannemelijk dat de vraag naar IMF-programma’s
de komende tijd zal blijven toenemen. Voor het IMF is het daarbij van belang dat er
zicht is op een houdbare schuld en daarom is, naast de katalytische werking van een
hervormingsprogramma, ook een goed werkend mechanisme voor internationale schuldbehandeling
van groot belang.
Deze internationale schuldbehandeling is de laatste jaren complexer geworden door
een meer divers crediteurenlandschap. Eind jaren ’90 was de Club van Parijs de grootste
crediteur van veel externe schuld van lage- en middeninkomenslanden en schuldbehandelingen
verliepen volgens eenzelfde procedure, waarbij alle crediteuren in principe een gelijke
schuldbehandeling overeenkwamen. Sindsdien is de omvang van de externe schuld bij
crediteuren die geen lid zijn van de Club van Parijs (zoals China en India), private
crediteuren en binnenlandse partijen sterk toegenomen. Dit, in combinatie met geopolitieke
spanningen, bemoeilijkt het bereiken van een akkoord tussen de debiteur en verschillende
crediteuren. Bij de recente opgerichte Global Sovereign Debt Roundtable, waarvan het IMF en de Wereldbank samen het secretariaat vormen, wordt daarom op
regelmatige basis met een diverse groep deelnemers gesproken over de technische uitwerking
van de processen om de schuldbehandeling te verbeteren. Hierbij komen debiteuren,
bilaterale crediteuren en private crediteuren samen. Het Koninkrijk is positief over
dit forum, omdat het bij kan dragen aan een beter wederzijds begrip van schuldherstructureringen
tussen alle betrokken partijen.
Het Koninkrijk ziet duurzame oplossingen voor de hoge en onhoudbare publieke schuldniveaus
van lage-inkomenslanden en sommige opkomende economieën als een prioriteit. Het Koninkrijk
zet daarom in op een verbeterde uitvoering van de internationale afspraken over deze
coördinatie, namelijk via het G20 Common Framework for debt treatment beyond the DSSI (Common Framework). Op dit moment hebben vier landen (Ethiopië, Tsjaad, Zambia en Ghana) een aanvraag
gedaan voor schuldbehandeling onder het Common Framework, waarbij in het geval van
Tsjaad en Zambia reeds een (principe)akkoord is bereikt. Het vaststellen van een transparant
en efficiënt proces voor een succesvolle schuldherstructurering is daarbij prioritair
omdat langslepende procedures de economische schade in de betreffende landen vergroten.
Tegelijkertijd blijft het Koninkrijk het belang van een goedwerkend mechanisme voor
middeninkomenslanden, zoals Sri Lanka en Suriname, benadrukken.
Om ervoor te zorgen dat er voldoende duidelijkheid is over de omvang van publieke
schulden, is het van belang dat schuldentransparantie hoog op de agenda blijft bij
het IMF. Via zowel beleidsadvies als technische assistentie draagt het IMF bij aan
het vergroten van de transparantie van publieke schuldverplichtingen, het verbeteren
van de capaciteit in schuldenbeheer en verantwoord leenbeleid. Het Koninkrijk vindt
het ook belangrijk om zelf transparant te zijn over de uitstaande schulden. Vanaf
1 juli 2023 wordt daarom de actuele stand van alle exportkrediet-vorderingen die Nederland
heeft op andere landen uit hoofde van Club van Parijs regelingen online gepubliceerd.8
Preventieve kredietlijnen
Het IMF heeft ook de mogelijkheid om kwetsbare landen bij te staan door middel van
preventieve kredietlijnen, waarop een land beroep kan doen voor liquiditeit in het
geval van betalingsbalansproblemen als gevolg van externe schokken. Het gaat hier
om de Flexible Credit Line (FCL), de Precautionary and Liquidity Line (PLL), en de Short-term Liquidity Line (SLL). In de aanloop naar de jaarvergadering worden de preventieve kredietlijnen
herzien.
Het Koninkrijk onderkent dat deze instrumenten kunnen bijdragen aan financiële stabiliteit
van landen in geval van externe schokken, ook om spillovers naar andere landen te
voorkomen. Wel zet het Koninkrijk in op tijdelijk gebruik van deze instrumenten en
duidelijke prikkels voor landen om hun toegang tot kredietlijnen te verlagen of uit
te faseren, onder andere door eigen reserves te versterken. Zo wordt langdurig gebruik
van preventieve kredietlijnen voorkomen, die anders een groot beslag zouden leggen
op de middelen van het IMF.
Indieners
-
Indiener
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.