Brief regering : Geannoteerde agenda met inzet voor de Jaarvergadering 2023 van de Wereldbank
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 281
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2023
Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Financiën, de Geannoteerde Agenda
voor het Schriftelijk Overleg met de Commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
inzake de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de Jaarvergadering van de
Wereldbank van 9–14 oktober 2023. Voor de zitting van het Development Committee op
12 oktober staat het onderwerp Evolving World, Evolving Multilateral Development Banks op de agenda. De Geannoteerde Agenda gaat ook in op de inzet voor de rondetafelconferentie
Oekraïne, die tijdens de Jaarvergadering plaatsvindt, en geeft een vooruitblik op
de mid-term review van IDA20, die eind 2023 plaatsvindt.
Hierbij informeer ik u verder dat de Rijksministerraad de Minister van Financiën en
mijzelf het mandaat heeft verleend om de voordracht van de heer Eugene Rhuggenaath
als nieuwe Nederlandse bewindvoerder bij de Wereldbankgroep namens het Koninkrijk
te doen. De benoeming van de heer Rhuggenaath werd definitief na instemming van de
andere kiesgroeplanden, die tot 28 september de tijd hadden om voor zijn kandidaatsstelling
te stemmen. De heer Rhuggenaath treedt in november aan voor een termijn van vier jaar.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Geannoteerde agenda voor Jaarvergadering 2023 van de Wereldbank
Aanleiding
Van 9–14 oktober 2023 vindt in Marrakesh de Jaarvergadering van de Wereldbankgroep
(«de Bank») plaats. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
vertegenwoordigt het Koninkrijk bij deze vergadering. Als plaatsvervangend gouverneur
draagt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, samen met
de Minister van Financiën, als gouverneur, de verantwoordelijkheid voor het Nederlandse
beleid bij de Bank.
Dit is de eerste Jaarvergadering onder leiding van de nieuwe president, Ajay Banga,
die per 2 juni jl. is aangetreden voor een termijn van vijf jaar. De president heeft
in zijn eerste maanden de samenwerking opgezocht met ontwikkelingspartners in zowel
de publieke als de private sector, om een betere strategische samenwerking voor elkaar
te krijgen.
Voor het Koninkrijk is de Bank een belangrijke en effectieve partner voor het behalen
van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen, de doelstellingen van het klimaatakkoord van
Parijs en de invulling van de akkoorden van de 15e Conferentie van Partijen van het Biodiversiteitsverdrag (het
Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework – GBF).
Het Development Committee(DC) van 12 oktober staat, net als de Voorjaarsvergadering van afgelopen april, in
het teken van de hervorming van de Bank (Evolving Worlds, Evolving MDB’s)1. Evenals vorig jaar vindt en marge van de Jaarvergadering, op 11 oktober, een rondetafelconferentie over Oekraïne plaats.
Tot slot wordt op 15 oktober vooruitgekeken naar de mid-term review (MTR) van IDA20, omdat in december de uitvoering van de 20e middelenaanvulling van de International Development Association (IDA) zal worden besproken.
Evolving World, Evolving MDB’s
Sinds de vorige Jaarvergadering, in oktober 2022, wordt bij de Bank gewerkt aan hervormingen
– het Evolution Process – om de instelling beter in staat te stellen om mondiale grensoverschrijdende uitdagingen
(global challenges), zoals klimaatverandering en pandemieparaatheid, aan te pakken. Dit gebeurde op
initiatief van donorlanden, waaronder Nederland, die constateerden dat deze «nieuwe»
uitdagingen grote gevolgen hebben voor de mondiale economische ontwikkeling en van
mening zijn dat de Bank hier meer aandacht aan moet besteden.
Tijdens de Voorjaarsvergadering in april 2023 onderschreven alle aandeelhouders het
belang van hervormingen en zijn de eerste twee hervormingen goedgekeurd: (1) de verwijdering
van de Statutory Lending Limit (die middels een verdragswijziging moet worden goedgekeurd), en (2) de verlaging
van de Equity to Loan ratio van 20% naar 19%. Aandeelhouders hebben de Bank toen ook gevraagd om voor de
Jaarvergadering in Marrakesh met een aanvullend hervormingspakket te komen om het
mandaat, de bedrijfsvoering en de financiële slagkracht van de Bank te versterken.
Het afgelopen half jaar heeft de Bank voorstellen uitgewerkt en ter goedkeuring voorgelegd
aan de raad van bewindvoerders, waar de aandeelhouders in vertegenwoordigd zijn. In
het Development Committee zullen ministers, als gouverneurs van de Bank, deze aanbevelingen bespreken.
Missie en visie
De raad van bewindsvoerders en de president hebben een nieuwe missie en visie voor
de Bank voorgesteld: «Our mission is to end extreme poverty and boost shared prosperity on a livable planet». De toevoeging van een «leefbare planeet» aan het oorspronkelijke mandaat van de
Bank verankert duurzaamheid als kernwaarde in de activiteiten van de Bank. Hiermee
wordt het mandaat van de Bank ook meer in lijn gebracht met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDG’s). Naast duurzaamheid wordt voorgesteld om «inclusiviteit» (van vooral vrouwen
en jongeren) en «weerbaarheid» tegen klimaatverandering, biodiversiteitscrises, pandemieën
en fragiliteit aan de missie toe te voegen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de
wereldwijde uitdagingen die de Bank wil adresseren, die een belemmering vormen voor
armoedebestrijding en gedeelde welvaart.
De verdere voorstellen zijn onder te verdelen in twee categorieën: verbeteringen van
het bedrijfsmodel («a better Bank») en voorstellen om het leenvolume te verhogen om aan het bredere mandaat te kunnen
voldoen («a bigger Bank»).
A better Bank: een slagvaardiger bedrijfsmodel
De activiteiten van de Bank volgen in beginsel de ontwikkelingsprioriteiten van klantlanden.
Dit model zorgt voor een sterk eigenaarschap van regeringen bij hun landenprogramma’s,
maar biedt onvoldoende prikkels voor investeringen in de aanpak van wereldwijde uitdagingen.
De kosten van deze investeringen worden op nationaal niveau gedragen, maar een deel
van de voordelen komt toe aan andere landen.
Het opnemen van deze wereldwijde uitdagingen in het mandaat van de Bank heeft als
doel om investeringen hierin te stimuleren. Concreet betekent dit (i) meer rekening
houden met wereldwijde uitdagingen in het analytische instrumentarium dat ten grondslag
ligt aan de vormgeving van landenprogramma’s en (ii) het opzetten van Global Priority Programs voor meer investeringen in deze uitdagingen. Deze programma’s geven additionele steun
aan klantlanden door advies en expertise van de Bank, coördinatie van investeringen
en betere toegang tot privaat kapitaal. Tijdens de jaarvergadering wordt gouverneurs
gevraagd om een aantal wereldwijde uitdagingen en Global Priority Programs te prioriteren waar de Bank zich op moet richten.
Gerelateerd hieraan stelt het management van de Bank een pakket van maatregelen voor
ter ondersteuning van landen bij crises (de Crisis Response Toolkit), zoals het tijdelijk pauzeren van schuldaflossingen na een natuurramp, het bieden
van ondersteuning bij de opzet van noodsystemen en het opnemen van verzekeringen tegen
catastrofes in leningen van de Bank.
Het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen, waaronder klimaatdoelstellingen,
wordt voornamelijk gefinancierd uit nationale middelen van landen.2 Een manier om deze middelen te verhogen is het mobiliseren van belastingmiddelen.
Voor assistentie daarbij zet de Bank in op een eerlijk, rechtvaardig, groen en groeivriendelijk
belastingbeleid in lenende landen. Dit zal de Bank doen op basis van uitgebreide evaluaties
van de overheidsfinanciën in alle klantlanden.
De grote uitdagingen kunnen niet alleen met publieke financiële middelen aangepakt
worden, maar vragen ook om meer samenwerking van de Bank met de private sector3. De verschillende onderdelen van de Wereldbankgroep moeten daarom meer met elkaar
en met private investeerders op een structurele basis samenwerken. Het zogeheten Private Sector Investment Lab wordt opgezet met als doel beter inzicht te krijgen in de beperkingen voor investeringen
in lage- en middeninkomenslanden. Dit moet vervolgens leiden tot nieuwe voorstellen
van de Bank om privaat kapitaal op schaal te mobiliseren.
Gezien de inzet van het Koninkrijk om het bedrijfsleven uit het Koninkrijk in staat
te stellen om opdrachten te verkrijgen in het werkveld van de Wereldbank en andere
multilaterale ontwikkelingsbanken is vermeldenswaard dat de Wereldbank, mede op aandringen
van het Koninkrijk, per 1 september 2023 verplicht stelt dat zogeheten non-price factors, zoals kwaliteit, duurzaamheid en innovatieve aspecten, worden meegewogen in bijna
alle door de Bank gefinancierde aanbestedingen voor het inkopen van goederen en diensten4. Deze verplichting leidt tot meer aandacht voor duurzaam aanbesteden en inkopen van
de Bank en is in het voordeel van het Nederlandse bedrijfsleven dat doorgaans goed
op deze punten scoort.
Tenslotte is de aanpak van de president van de Bank meer dan voorheen gericht op partnerschappen
met andere banken, met de private sector en met de instellingen van de Verenigde Naties.
Om deze samenwerking te institutionaliseren, wordt gouverneurs gevraagd om akkoord
te gaan met een nieuw handvest voor partnerschappen en een interne partnerschapsraad.
Dit moet leiden tot een versterkte dialoog en betere coördinatie van investeringen
gebaseerd op de behoeftes van klantlanden aan de hand van de vernieuwde landendiagnoses.
A bigger Bank: verhoging van het leenvolume
Het verbreden van het mandaat van de Bank mag niet ten koste gaan van de twee oorspronkelijke
ontwikkelingsdoelen: armoedebestrijding en de bevordering van brede welvaart. Daarom
moet de Bank ook de financiële slagkracht vergroten. Aandeelhouders, waaronder Nederland,
hebben de Bank gevraagd om het leenvolume eerst te verhogen door balansoptimalisatie
conform de aanbevelingen van de Capital Adequacy Framework (CAF) Review van de G20. Dit onderzoek toonde aan dat al gemobiliseerde middelen efficiënter ingezet
kunnen worden met behoud van een hoge kredietwaardigheid (AAA-rating).
Inmiddels zijn twee maatregelen voor balansoptimalisatie bij de Bank goedgekeurd:
(i) de verwijdering van de statutory lending limit uit de statuten van de IBRD en (ii) de verlaging van de equity to loan
ratio van 20% naar 19%. Door deze wijzigingen hoeft de Bank minder kapitaal aan te houden
tegen uitstaande leningen, waardoor over de komende 10 jaar ongeveer USD 50 miljard
aan extra leningen verschaft kunnen worden.
In lijn met de aanbevelingen van het CAF-rapport van de G20 worden nu hoofdzakelijk
twee andere opties verkend om het leenvolume te vergoten: (i) hybride kapitaal en
(2) portfoliogaranties. Hybride kapitaal is in dit geval een achtergestelde obligatie
van de Bank die een vaste rente uitkeert aan houders maar een groter risico draagt
dan een normale obligatie. Bij financiële tegenslagen zou de Bank de rentebetalingen
kunnen uitstellen of in het ergste geval zelfs de obligaties kunnen annuleren. Hybride
kapitaal verleent geen stemrecht aan de houder ervan. Bij portfoliogaranties staan
aandeelhouders garant voor de terugbetalingen van de hoofdsom en verschuldigde rente
op leningen van klantlanden aan de IBRD tot aan een bepaald maximum. Beide instrumenten
maken het voor de Bank mogelijk om voor iedere euro steun van aandeelhouders zes euro
aan additionele leningen te verstrekken over een periode van tien jaar.
Inzet Koninkrijk
Het Koninkrijk is voorstander om naast de bestrijding van extreme armoede en het bevorderen
van gedeelde welvaart een select aantal wereldwijde uitdagingen sterker te verankeren
in de activiteiten van de Bank. Dit betekent ook dat de Bank in analyses, in meerjarige
landenprogramma’s en in de prioritering van investeringen met deze uitdagingen beter
rekening houdt. Het Koninkrijk vindt het daarbij van groot belang dat de hervormingen
breed gedragen worden.
Het Koninkrijk steunt de voorgestelde hervormingen. Het Koninkrijk zal ervoor waken
dat deze niet ten koste gaan van de financiële houdbaarheid op lange termijn en dat
deze de effectiviteit van financiering door de Bank vergroten zoals de grotere focus
op het mobiliseren van privaat kapitaal ten behoeve van duurzame ontwikkeling. Het
Koninkrijk ziet vooral veel potentieel in het breder beschikbaar stellen van investeringsrelevante
data voor private partijen zoals (i) via de Global Emerging Markets Risk Database(GEMS), (ii) het uitbreiden van het instrumentarium om risico’s van private investeringen
beter en op grotere schaal te dekken en (iii) een betere coördinatie tussen multilaterale
ontwikkelingsbanken onderling (en met de private sector) door samen te werken via
zogeheten landenplatforms («country platforms»).
Wat betreft financiële hervormingen is het Koninkrijk positief over de verhoging van
het leenvolume via balansoptimalisatie en steunt het ook de doorvoering van de andere
aanbevelingen uit de Capital Adequacy Framework Review van de G20. De concrete voorstellen van hybride kapitaal en portfoliogaranties steunt
het Koninkrijk zonder dat het – gezien de demissionaire status van het kabinet – financiële
toezeggingen kan doen.
De Bank is voorstander van het versterken van financiële prikkels aan klantlanden
om investeringen in wereldwijde uitdagingen aantrekkelijker te maken. Dit kan bijvoorbeeld
ook door de verruiming van concessionele financiering aan middeninkomenslanden. Voor
het Koninkrijk blijft voorop staan dat dit zeer selectief moet gebeuren, op basis
van heldere en overtuigende criteria, en dat het niet ten koste mag gaan van concessionele
financiering voor lage-inkomenslanden. Het Koninkrijk benadrukt ook de rol van technische
assistentie als stimulans en faciliterende factor voor dit soort type investeringen.
Het Koninkrijk heeft bijzondere aandacht voor de noden van Small Island Development States (SIDS). De Verenigde Naties erkennen de status van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten
als SIDS. SIDS kampen met specifieke sociaaleconomische uitdagingen. Zo zijn zij bijzonder
kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Het beleidsadvies en de technische
advisering vanuit het IMF en de Wereldbank leveren een belangrijke bijdrage aan het
versterken van de veerkracht en economische ontwikkeling in deze landen.
Rondetafelconferentie Oekraïne
Sinds de inval van Rusland in Oekraïne heeft de Bank voor ongeveer USD 37,5 miljard
aan steun voor Oekraïne gefaciliteerd5. Andere belangrijke partners in dit verband zijn de Europese Bank voor Wederopbouw
en Ontwikkeling (EBRD), de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB).
Opnieuw organiseert de Bank tijdens de Jaarvergadering samen met Oekraïne een rondetafelconferentie
om over internationale steun voor de wederopbouw van het land te spreken.
Voor deze bespreking is de bijgewerkte Rapid Damage and Needs Assessment 2 (RDNA2) uit maart 2023 leidend6. Deze is opgesteld door de Bank samen met de Oekraïense autoriteiten, de Europese
Commissie en de Verenigde Naties. De RDNA2 schat de kosten van de wederopbouw en het
herstel van Oekraïne thans in op totaal USD 411 miljard; de schatting van acute noden
voor 2023 bedraagt USD 14 miljard. Het Koninkrijk blijft voornemens om onze fair share aan de herstel- en wederopbouwopgave van Oekraïne te leveren, zoals het Koninkrijk
ook eerder heeft uitgedragen. Het Kabinet heeft een Speciaal Gezant Bedrijfsleven
en Wederopbouw Oekraïne aangesteld om het Nederlandse bedrijfsleven actief bij deze
inspanningen te betrekken.
Voor 2023 heeft Nederland EUR 2,5 miljard uit de algemene middelen gereserveerd voor
steun aan Oekraïne via de Ministeries van Defensie, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
en van Buitenlandse Zaken7. Hierover is de Kamer reeds geïnformeerd8 9. Dit najaar volgt een derde non-militair steunpakket voor Oekraïne.
Inzet Koninkrijk
Het Koninkrijk vindt het belangrijk dat de Bank Oekraïne adequaat blijft ondersteunen,
des temeer omdat Oekraïne deel uitmaakt van de Nederlandse kiesgroep bij de Bank.
Deze steun beoogt bij te dragen aan economische en financiële stabiliteit en weerbaarheid
in Oekraïne, met als gevolg daarvan een snellere en minder kostbare herstel- en wederopbouwfase.
Het Koninkrijk zal oproepen tot verbetering van internationale coördinatie van steun
aan Oekraïne via o.a. het opgerichte Multi Agency Donor Coordination Platform, bestaande uit Oekraïne, G7-leden, de Europese Commissie en de internationale financiële
instellingen, waaronder de Wereldbank. Het Koninkrijk voorziet hierbij ook een belangrijke
rol voor de EU-Oekraïne faciliteit10. Deze EU-faciliteit omvat EUR 50 miljard om tijdens de periode 2024–2027 meerjarig
financiële steun te verlenen aan Oekraïne. Derde landen en internationale financiële
instellingen kunnen bovendien additionele financiële bijdragen doen aan deze faciliteit.
Dit zou de internationale samenhang van financiële steun aan Oekraïne ten goede komen.
Vanwege het belang van tijdige en efficiënt gecoördineerde hulpverlening, zal het
Koninkrijk in het bijzonder oproepen tot het treffen van voorbereidingen om Oekraïne
ook de aankomende winter door te helpen. Het Koninkrijk werkt tot slot samen met de
internationale financiële instellingen aan de versterking van nationale en lokale
(overheids-)instellingen die betrokken zijn bij de uitvoering van het herstel en de
wederopbouw. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de versterking van financieel-economisch
beleid en anti-corruptiemaatregelen, om een effectieve en transparante besteding van
fondsen te waarborgen.
Mid-term Review IDA20
De International Development Association (IDA) is het onderdeel van de Wereldbankgroep dat steun biedt aan de 75 armste landen
in de wereld via schenkingen en concessionele leningen. Deze landen hebben geen of
slechts beperkte toegang tot internationale kapitaalmarkten en worstelen vaak met
(bijna) onhoudbare publieke schulden. Het financiële model van IDA is dermate gunstig
voor lenende landen dat de IDA middelen om de drie jaar aangevuld worden.
Het IDA19 middelenpakket kwam onder grote druk te staan door de coronapandemie. De
Wereldbankgroep, en IDA in het bijzonder, speelde een sleutelrol in de aanpak van
de pandemie in lage- en middeninkomenslanden o.a. door de aanschaf en distributie
van vaccins. Door deze financiële druk is de IDA20 middelenaanvulling een jaar naar
voren gehaald. Uw Kamer is daarover op 1 maart 2022 geïnformeerd11. In december vindt de mid-term review (MTR) van IDA20 in Tanzania plaats.
Voorafgaand aan deze MTR zal de Bank de stand van zaken presenteren aan aandeelhouders
over de programmering en de financiële besteding van de middelen van IDA20. Naar verwachting
wordt ook vooruitgeblikt op de onderhandelingen voor IDA21 en de financiële positie
van IDA op de lange termijn.
Inzet Koninkrijk
IDA is de grootste bron van schenkingen en concessionele financiering wereldwijd.
Met comparatieve voordelen als een wereldwijd bereik, sectorale kennis en het vermogen
om innovatieve financiële instrumenten toe te passen op schaal is het een onmisbare
partner voor de armste landen. IDA wordt ook gezien als een bijzonder effectief en
transparant kanaal voor ontwikkelingssamenwerking, ook op gebieden die prioritair
zijn voor Nederland. Het Koninkrijk zal de aankomende MTR daarom gebruiken om de koploperspositie
van IDA te borgen en om een nog betere aansluiting te zoeken van de IDA-programmering
met het BHOS-beleid. Nederland zal hierbij inzetten op bestaande Nederlandse prioriteiten
(klimaat, gender, menselijk kapitaal, schulden, leningen in lokale valuta en samenwerking met andere
ontwikkelingspartners) en aansluiting bij het feministisch buitenlands beleid.
Indieners
-
Indiener
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.