Brief regering : Fiche: Richtlijn invoering Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3791 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling reactie burgerinitiatief cosmetica dierproefvrij (Kamerstuk 22 112, nr. 3790)
Fiche: Richtlijn invoering Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Richtlijn invoering Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot de invoering
van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese gehandicaptenparkeerkaart
b) Datum ontvangst Commissiedocument
6 september 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023) 512
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CONSIL:ST_12755…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2023) 289, 290, 291 en SEC (2023) 305
f) Behandelingstraject Raad
Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in samenwerking met het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 53, lid 1, artikel 62, artikel 91 en artikel 21, lid 2 van het Verdrag betreffende
de Werking van de Europese Unie (hierna: VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 6 september jl. heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) een voorstel uitgebracht
aangaande een richtlijn voor het invoeren van een nieuwe uniforme Europese gehandicaptenkaart
en het verbeteren van de huidige Europese gehandicaptenparkeerkaart. Het voorstel
bouwt voort op de pilot van de Europese gehandicaptenkaart van 2016 tot 2019 en de
ervaring die is opgedaan met de Aanbeveling1 van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor mensen met een beperking.
Het beoogde doel van het voorstel is het bereiken van wederzijdse erkenning van de
nationale gehandicaptenstatus tussen de EU-lidstaten zodat EU-burgers met een beperking
van dezelfde speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling, die overheidsinstanties
en particuliere ondernemers bieden, kunnen profiteren. Voorbeelden hiervan zijn gratis
toegang, kortingen en persoonlijke assistentie. Het voorstel heeft betrekking op allerlei
diensten, activiteiten en faciliteiten op uiteenlopende terreinen, zoals cultuur,
vrije tijd, toerisme, sport, openbaar vervoer, particulier vervoer (inclusief toegang
tot parkeervoorzieningen en -faciliteiten die voorbehouden zijn aan personen met een
beperking) en onderwijs.2 Het gaat hier om zowel private als publieke diensten.
Het voorstel behoudt de bevoegdheid van de lidstaten om naast de voorgestelde kaarten
andere formele documenten voor personen met een beperking uit te reiken. Daarnaast
bepalen de lidstaten zelf wie zij erkennen als persoon met een beperking en wie daarmee
in aanmerking komt voor de Europese gehandicaptenkaart en de Europese gehandicaptenparkeerkaart.
Ook legt het voorstel overheidsinstanties en particuliere ondernemers geen verplichtingen
op wat betreft het al dan niet toekennen van speciale voorwaarden en/of preferentiële
behandeling. De Commissie verwacht wel van de nationale overheden dat zij overheidsinstanties
en particuliere ondernemers aanmoedigen om vrijwillig speciale voorwaarden en/of preferentiële
behandeling aan te bieden aan personen met een beperking en dat zij ervoor zorgen
dat informatie hierover toegankelijk is. Ook zijn de lidstaten verantwoordelijk voor
de afgifte van de kaarten, het waarborgen van de naleving van de richtlijn, de bescherming
van persoonsgegevens, het bepalen van de sancties in het geval de richtlijn niet wordt
nageleefd en moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om elk risico op vervalsing
en misbruik van de kaarten te voorkomen.
De Commissie constateert dat EU-burgers met een beperking problemen ondervinden wanneer
zij voor een korte periode reizen naar en verblijven in een andere lidstaat. Hun beperking
wordt niet altijd erkend waardoor zij niet in aanmerking komen voor speciale voorwaarden
en/of preferentiële behandeling waar nationale burgers met een beperking wel recht
op hebben. Hierdoor kunnen zij problemen ondervinden bij het uitoefenen van hun recht
op vrij verkeer.
Wat specifiek de Europese gehandicaptenparkeerkaart betreft heeft de toevoeging van
specifieke nationale aanvullingen ertoe geleid dat er een grote verscheidenheid aan
parkeerkaarten bestaat. Dit belemmert de grensoverschrijdende erkenning van de parkeerkaarten
in alle lidstaten en bemoeilijkt de toegang tot parkeervoorzieningen en -faciliteiten
die voorbehouden zijn aan personen met een beperking die in bezit zijn van een Europese
gehandicaptenparkeerkaart. Ook ondervinden de lidstaten problemen met fraude en vervalsing
van de parkeerkaarten, omdat de parkeerkaart eenvoudig na te maken is en in elke lidstaat
er anders uitziet waardoor het moeilijk is om de parkeerkaart te controleren. De Commissie
beoogt met de invoering van de twee kaarten om deze onzekerheden weg te nemen. Dit
sluit aan op het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap (hierna:
het VN-verdrag handicap)3, waarin het bevorderen van participatie en een meer inclusieve samenleving centraal
staat. Zowel de EU als alle EU-lidstaten zijn partij bij dit Verdrag.
De begunstigden van de Europese gehandicaptenkaart zijn burgers van de EU van wie
de beperking door de bevoegde instanties in de lidstaat waar zij wonen, wordt erkend
door middel van een certificaat, kaart of enig ander officieel document dat overeenkomstig
de nationale bevoegdheden, praktijken en procedures is afgegeven. De begunstigden
van de Europese gehandicaptenparkeerkaart zijn burgers van de EU van wie het recht
op parkeervoorzieningen en -faciliteiten die voorbehouden zijn aan personen met een
beperking in de lidstaat waar zij verblijven, wordt erkend door middel van een parkeerkaart
of een ander document dat overeenkomstig de nationale bevoegdheden, praktijken en
procedures is afgegeven. Ook de familieleden van EU-burgers met een beperking en,
eventueel, begeleiders van mensen met een beperking die overeenkomstig de nationale
wetgeving of praktijken als zodanig zijn erkend, behoren tot de begunstigden. Voor
beide kaarten geldt dat de lidstaten ook kunnen besluiten de kaarten te verstrekken
aan personen met een beperking die geen burgers van de EU zijn die legaal op hun grondgebied
verblijven.
De Commissie stelt een gemeenschappelijk gestandaardiseerd model vast voor zowel de
Europese gehandicaptenkaart als de Europese gehandicaptenparkeerkaart. In het geval
dat personen met een beperking een kaart (of beide kaarten) aanvragen dan kunnen zij
kiezen voor een fysieke kaart en/of een digitale variant van de kaart. Het format
en specificaties van de digitale variant worden nog uitgewerkt en later vastgesteld
door de Commissie via gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Ook heeft de Commissie
de bevoegdheid om de fysieke kaarten verder uit te werken via gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
Het gaat onder andere om het toevoegen van digitale kenmerken om vervalsing en fraude
te voorkomen en de interoperabiliteit te waarborgen. Op de kaarten komen een pasfoto
en persoonsgegevens te staan.
b) Impact assessment Commissie
Allereerst heeft de Commissie gekeken naar de mogelijkheid om de Europese gehandicaptenkaart
en de Europese gehandicaptenparkeerkaart samen te voegen tot één kaart. Uit het impact
assessment blijkt echter dat deze optie praktisch en technisch gezien niet haalbaar
is. De twee kaarten hebben namelijk verschillende toelatingscriteria, uitgifteprocedures
en toepassingsgebieden. Daarnaast wezen belanghebbenden erop dat de beide kaarten
niet tegelijkertijd gebruikt kunnen worden als deze worden samengevoegd tot één kaart.
De Commissie is daarom tot de conclusie gekomen om de twee kaarten gescheiden te houden.
Bij de beoordeling is gekeken naar verschillende beleidsopties. Zo is er gekeken naar
de mogelijkheid van vrijwillige regelingen die alleen betrekking hebben op een selectie
van diensten, het harmoniseren van de definities en toelatingscriteria voor de beoordeling
van de handicapstatus en het harmoniseren van de procedures voor de afgifte van de
kaarten op EU-niveau. De Commissie heeft bovenstaande beleidsopties terzijde geschoven,
omdat deze minder doeltreffend zouden zijn dan de voorkeursopties die hieronder worden
beschreven. De Commissie geeft daarnaast de voorkeur aan een verplicht model van de
Europese gehandicaptenkaart en een verplicht model van de Europese gehandicaptenparkeerkaart
in alle lidstaten. Volgens de Commissie is een verplicht model van de Europese gehandicaptenkaart
het meest doeltreffend om de wederzijdse erkenning van de handicapstatus met betrekking
tot de toegang tot diensten bij een bezoek aan een andere lidstaat te vergemakkelijken.
De kaart is makkelijk te herkennen waardoor dienstverleners eenvoudiger kunnen controleren
of iemand een beperking heeft.
Ook een verplicht model van de Europese gehandicaptenparkeerkaart is volgens de Commissie
het meest doeltreffend om de wederzijdse erkenning van de parkeerkaart te vergemakkelijken.
Het gaat hier om een bindend wetgevingsinstrument, dat bepaalde minimumeisen stelt
aan het model van de parkeerkaart met een verplicht veiligheidsformat en verplichte
veiligheidskenmerken. Deze meer uniforme Europese gehandicaptenparkeerkaart zou de
onzekerheid over de erkenning ervan voor personen met een beperking verminderen, waardoor
zij gemakkelijker met de auto kunnen reizen in de EU. Ook zou het leiden tot kostenbesparingen
voor mensen met een beperking, omdat zij gebruik zouden kunnen maken van openbare
parkeerplaatsen die voorbehouden zijn voor personen met een beperking.
De Commissie concludeert dat de twee hierboven genoemde opties naar verwachting positieve
sociale effecten hebben op het waarborgen van de grondrechten binnen de EU, met name
het recht op vrij verkeer, non-discriminatie en de integratie van personen met een
beperking. De aangescherpte veiligheidseisen en monitoring van de kaart helpen om
fraude met de gehandicaptenparkeerkaart in de EU te verminderen. Tot slot verwacht
de Commissie dat de gekozen beleidsopties geen significant effect hebben op de concurrentiekracht
en het midden- en kleinbedrijf, dat de verwachte administratieve kosten voor bedrijven
marginaal zullen zijn en dat er geen significant effect is voor het milieu.
De Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) heeft op 19 juli 2023 een positief advies
onder voorbehoud uitgebracht over het concept impact assessment van de Commissie.
De Commissie heeft het impact assessment herzien en in overeenstemming gebracht met
de bevindingen en aanbevelingen van de Raad.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland heeft het VN-verdrag handicap in 2007 ondertekend en in 2016 geratificeerd.
Met de ratificatie van dit VN-verdrag heeft Nederland zich gecommitteerd aan de ambitie
om de positie van mensen met een beperking te verbeteren. Het kabinetsbeleid is er
op gericht om te komen tot een inclusieve samenleving: een samenleving, waaraan iedereen
kan deelnemen op voet van gelijkheid.
In het Coalitieakkoord 2021–2025 benoemt het kabinet het ongekende potentieel van
mensen met een beperking voor de samenleving.4 Op 19 april 2022 informeerde het kabinet de Eerste en Tweede Kamer over de actielijnen
voor het vervolg van het programma Onbeperkt Meedoen!5. Hierin werd de ambitie uitgesproken om de samenleving toegankelijker en inclusiever
te maken voor mensen met een beperking. Daarnaast is op 1 november 2022 de motie van
het Kamerlid Werner (CDA) over het ontwikkelen van een meerjarige nationale strategie
voor mensen met een beperking aangenomen.6 Op dit moment werkt het kabinet deze strategie nader uit.
Nederland heeft het advies voor de invoering van een vrijwillige Europese gehandicaptenparkeerkaart
destijds overgenomen. Deze is geïmplementeerd via de Regeling gehandicaptenparkeerkaart
van de Wegenverkeerswet. Veel gemeenten hebben aanvullende beleidsregels voor parkeren
met een gehandicaptenparkeerkaart op reguliere parkeerplaatsen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie en onderschrijft de doelstellingen
ervan, namelijk het bevorderen van het vrije verkeer van personen met een beperking
binnen de EU en de gelijke behandeling van EU-burgers met een beperking. De doelstelling
sluit aan bij Nederlandse wet- en regelgeving en beleid, waarin het bevorderen van
inclusie en maatschappelijke participatie van mensen met een beperking centraal staat.
Het kabinet is positief over de Europese gehandicaptenkaart en ziet hier verschillende
voordelen in. Naast het positieve oordeel onderkent het kabinet verschillende aandachtspunten.
Ook vraagt het kabinet aandacht voor enkele zaken die niet zijn opgenomen in het huidige
voorstel.
Het kabinet heeft zich eerder kritisch uitgelaten over de kaart, vanuit de gedachte
dat een aparte kaart niet past bij een inclusieve samenleving en kan leiden tot stigmatisering.
Echter, het kabinet herziet dit standpunt en is van mening dat een Europese gehandicaptenkaart
een wezenlijke bijdrage kan leveren aan de participatie van mensen met een beperking.
Hoewel het belangrijk is dat er ingezet blijft worden op verbetering van toegankelijkheid
voor iedereen, ook zonder een kaart te laten zien, is dit niet onverenigbaar met de
invoering van de Europese gehandicaptenkaart. Het voorstel dat nu voorligt draagt
bij aan een toegankelijkere samenleving voor mensen met een beperking en daarom steunt
het kabinet dit voorstel.
Een Europese gehandicaptenkaart biedt EU-burgers met een beperking de mogelijkheid
om op uniforme wijze hun beperking kenbaar te maken. Dit is goed voor de begunstigden
alsook voor dienstverleners, die door de komst van de kaart makkelijker kunnen nagaan
of iemand een beperking heeft. Daarnaast is het kabinet positief over het feit dat
ook erkende begeleiders en familieleden van mensen met een beperking tot de begunstigden
behoren. Zij zijn in sommige gevallen onmisbaar en het is belangrijk dat ook zij in
aanmerking komen voor bepaalde speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling.
De vraag is echter wel hoe wordt aangetoond dat iemand (en ook hoeveel personen) een
begeleider is van iemand met een beperking. Het kabinet zal in de onderhandelingen
trachten meer duidelijkheid hierover te verkrijgen. Ook is het kabinet positief over
het feit dat de Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart
gescheiden blijven en dat de Commissie werkt aan zowel een fysieke vorm als digitale
variant zodat de kaart voor iedereen toegankelijk is.
Tot slot, steunt het kabinet dat alle lidstaten toegankelijke informatie moeten verstrekken
over welke speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling zij toekennen aan
de Europese gehandicaptenkaart zodat mensen met een beperking vooraf weten waar ze
aan toe zijn.
Hoewel het kabinet het voorstel van de Commissie steunt, hecht het kabinet er groot
belang aan dat ingezet blijft worden op verbetering van toegankelijkheid voor iedereen,
ook zonder een kaart te laten zien. Ook is het voor het kabinet van belang dat de
kaart niet bedoeld of onbedoeld mensen uitsluit, bijvoorbeeld vanwege de kosten van
de kaart of de medische keuring die moet worden ondergaan. Daarnaast mist het kabinet
een EU-brede bewustmakingscampagne in het voorstel. Het kabinet ziet graag dat deze
er komt en zet zich hiervoor in tijdens de onderhandelingen. Verder zet het kabinet
in de onderhandelingen in op het afdoende borgen van het tegengaan van vervalsing
en misbruik van de kaart en de bescherming en veilige verwerking van persoonsgegevens.
De Commissie doelt op gelijke behandeling bij «kort verblijf». Deze tijdsduur wordt
echter in de artikelen niet genoemd of ingeperkt. Ook komt niet terug in de artikelen
wat de Commissie precies bedoelt met de ambitie om de kaarten beschikbaar te hebben
voor «workers»7. Het kabinet wenst hier meer duidelijkheid over te krijgen en zet in op betere definiëring.
Het kabinet is positief over de Europese gehandicaptenparkeerkaart en Nederland heeft
deze al geruime tijd geïmplementeerd. De kaart heeft een duidelijk doel, wordt breed
herkend en draagt bij aan het verbeteren van de bereikbaarheid van mensen met een
beperking in Europa.
De aanleiding om de Europese gehandicaptenparkeerkaart (verplicht en gewijzigd) in
te voeren wordt door het kabinet herkend. De gehandicaptenkaart kan de positie van
mensen met een beperking, met name in het buitenland verbeteren. Daarnaast verbetert
het voorstel de positie van Nederlanders met een beperking in het buitenland en helpt
het onterechte boetes voorkomen. Ook andere aanleidingen met betrekking tot fraude
en namaak, onduidelijkheid over de rechten in andere landen, en de mismatch tussen
de fysieke kaart en de toenemende digitalisering worden door het kabinet herkend.
Het voorstel kan aanzienlijk bijdragen aan het verminderen van bovengenoemde problematiek.
Het toevoegen van veiligheidskenmerken aan de fysieke kaart maakt het lastiger om
de kaart te vervalsen. Betere registratie van de kaart helpt daarnaast ook om diefstal
van de kaart te verminderen. De mogelijkheid om een digitale kaart te hanteren kan
helpen bij een groot probleem waar veel Nederlandse gemeenten tegen aanlopen: handhaving
op reguliere parkeerplaatsen via scanauto’s. Dit kan leiden tot onterechte boetes
voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart.
Naast het positieve oordeel over de Europese gehandicaptenparkeerkaart heeft het kabinet
vragen en zorgen over de praktische uitwerking van de digitale kaart. Op dit punt
moeten nog veel aspecten van het voorstel worden uitgewerkt in gedelegeerde handelingen
of uitvoeringshandelingen, waardoor er op dit moment nog geen compleet beeld gevormd
kan worden over bijvoorbeeld de implicaties voor de uitvoerbaarheid en handhaving.
Dit geldt bijvoorbeeld voor het format en de specificaties van de digitale kaart en
bijbehorende databases, die geen onderdeel uitmaken van het voorstel. Het betreft
immers het digitaal koppelen van privacygevoelige informatie op gemeentelijk, nationaal
en Europees niveau. Het kabinet zet zich in om zo snel mogelijk meer duidelijkheid
te krijgen over de technische specificaties van de digitale kaarten. Daarnaast zet
het kabinet in op een aanvullend impact assessment zodra er meer duidelijkheid is
rondom de vormgeving van de digitale kaarten. Specifiek vraagt het kabinet daarbij
aandacht voor de omgang met privacygevoelige informatie. Het kabinet zal tijdens de
onderhandelingen tevens toezien op het waarborgen van de privacy van de begunstigen.
Ook zal worden ingezet op de digitale toegankelijkheid voor de digitale gebruiker,
en controle en handhavingsmogelijkheden door handhavers. Daarnaast vraagt het kabinet
om nauwe betrokkenheid bij de uitwerking van het opstellen van de gedelegeerde handelingen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is binnen de Raad brede steun voor de invoering van de Europese gehandicaptenkaart
maar in de eerste algemene ronde uitten de lidstaten ook zorgen over o.a. de implementatietermijn,
de ontwikkeling en vormgeving van de digitale versie van de kaarten en de scope van
de sectoren waar het voorstel op van toepassing wordt. Naar verwachting is er brede
steun in het Europees Parlement (EP). Het Comité voor de werkgelegenheid, sociale
zaken en inclusie (EMPL) lijkt het enige comité te zijn waarin het voorstel wordt
behandeld. Er is nog geen rapporteur bekend. Zowel de lidstaten als de EU zelf zijn
partij bij het VN-verdrag Handicap, waarvan de Commissie met het voorstel de verdere
implementatie door lidstaten wil ondersteunen. Tegelijkertijd hebben verschillende
lidstaten benadrukt dat het van belang is dat het aan de lidstaten is om te bepalen
wie in aanmerking komt voor een kaart. Verschillende lidstaten hebben ook aangegeven
de gehandicaptenkaart en de parkeerkaart gescheiden te willen houden.
Er is ook brede steun voor de Europese gehandicaptenparkeerkaart aangezien de meeste
lidstaten reeds nationaal een gehandicaptenparkeerkaart hebben geïmplementeerd. De
positie van het EP is onbekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 21, lid 2, artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 91 VWEU.
Artikel 21, lid 1, VWEU geeft de EU de bevoegdheid om op te treden en bepalingen vast
te stellen ter bevordering van het recht van iedere burger van de Unie om zich vrij
op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven. Dit artikel dient
als rechtsgrondslag om de speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling voor
de toegang tot activiteiten en faciliteiten te dekken die niet tegen vergoeding worden
aangeboden en vallen onder de categorie «diensten». Op grond van artikel 53 VWEU heeft
de EU de bevoegdheid om teneinde de toegang tot werkzaamheden, anders dan in loondienst,
en de uitoefening daarvan te vergemakkelijken, richtlijnen vast te stellen inzake
de onderlinge erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels en inzake de
coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende
de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan. Op
grond van artikel 62 zijn de bepalingen over het vrije verkeer van vestiging, waaronder
artikel 53 VWEU, van toepassing op het vrije verkeer van diensten. Artikel 91 VWEU
heeft betrekking op nadere regels ten aanzien van het gemeenschappelijke vervoersbeleid
en biedt de noodzakelijke rechtsgrondslag voor het toekennen van speciale voorwaarden
en/of preferentiële behandeling voor de toegang tot diensten op het gebied van vervoer,
waaronder parkeerfaciliteiten. Deze grondslag is ook gebruikt voor de huidige Aanbeveling
van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap.
Op grond van artikel 4, tweede lid, onder a), b), g), heeft de Unie een met de lidstaten
gedeelde bevoegdheid op het terrein van de interne markt, sociaal beleid en vervoer.
De mededeling ziet op bovenstaande beleidsterreinen en de Commissie is daarom bevoegd
om de onderhavige mededeling te doen.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel is
positief. De richtlijn heeft tot doel om te komen tot harmonisatie op EU-niveau van
een gehandicaptenkaart en een gehandicaptenparkeerkaart zodat EU-burgers met een beperking
van dezelfde speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling, die overheidsinstanties
en particuliere ondernemers bieden kunnen profiteren. De huidige situatie leidt tot
veel onderlinge verschillen. De vastgestelde problemen hebben een grensoverschrijdende
dimensie die niet door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen
worden opgelost. Het is daarom noodzakelijk dat de EU optreedt en zorgt voor een gecoördineerde
aanpak tussen de lidstaten. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het
voorgestelde optreden is bedoeld om te komen tot harmonisatie op EU-niveau van een
gehandicaptenkaart en een gehandicaptenparkeerkaart zodat EU-burgers met een beperking
van dezelfde speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling, die overheidsinstanties
en particuliere ondernemers bieden kunnen profiteren. Het voorstel voor een richtlijn
is geschikt om dit doel te bereiken, omdat het voorstel bewerkstelligt dat EU-burgers
met een beperking grensoverschrijdend van dezelfde speciale voorwaarden en/of preferentiële
behandeling kunnen profiteren als de nationale burgers met een beperking. Daarnaast
mogen de lidstaten zelf bepalen wie in aanmerking komt voor de kaarten en legt het
voorstel geen verplichtingen op tot het al dan niet toekennen van speciale voordelen
en/of preferentiële behandeling. Ook overheidsinstanties en particuliere ondernemers
worden niet verplicht tot het al dan niet toekennen van speciale voorwaarden en/of
preferentiële behandeling. Tot slot doet het voorstel geen afbreuk aan de bevoegdheid
van de lidstaten om andere formele documenten voor mensen met een beperking uit te
reiken en worden EU-burgers met een beperking niet verplicht om gebruik te maken van
de kaarten.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
In het voorstel wordt aangegeven dat de gevolgen voor de EU-begroting zeer beperkt
zijn. Voor de periode 2024 en 2027 zijn de totale geschatte kosten 2.33 miljoen euro.
De Commissie voorziet extra kosten voor de organisatie van comités vergaderingen en
deskundigengroepen. Ook voorziet de Commissie extra kosten voor de ondersteuning van
de controles op de nationale omzettingsmaatregelen, d.w.z. operationele kredieten
ten bedrage van 0,62 miljoen euro in het kader van de bestaande begrotingslijn, alsook
administratieve uitgaven ten bedrage van ongeveer 0,342 miljoen euro per jaar tot
en met 2027. Ook na 2027 wordt een zeer beperkt effect verwacht Het kabinet wil niet
vooruitlopen op de integrale afweging van middelen na 2027.
Deze uitgaven worden gedekt via interne herschikking van de middelen, zonder verhoging
van het budget. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen
te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/ of medeoverheden
In het impact assessment wordt ingegaan op de financiële gevolgen voor de nationale
autoriteiten. De totale uitvoeringskosten bedragen ongeveer 95 000 tot 530 000 EU
voor de Europese gehandicaptenkaart (per land). Daarbij gaat het onder meer om de
eenmalige kosten van de nationale website (ongeveer 7 500 tot 23 000 EUR) en de voorlichtingscampagnes
(ongeveer 20 000 tot 70 000 EUR). De totale eenmalige kosten voor overheidsinstanties
in de EU-27 om een IT-systeem voor de digitale Europese gehandicaptenkaart op te zetten,
worden op 1,67 miljoen EUR geraamd en de kosten voor regelmatig onderhoud worden op
ongeveer 250 000 EUR per jaar geraamd, wanneer aan alle personen die melding maken
van «ernstige» beperkingen (d.w.z. de groep personen met een handicap die waarschijnlijk
een Europese gehandicaptenkaart krijgen), een kaart wordt afgegeven.
Bij de Europese gehandicaptenparkeerkaart zullen er enkele aanpassingskosten zijn
voor een update van het kaartmodel en kosten voor het opzetten van een nationale databank
en een nationale website (kosten die vergelijkbaar zijn met bovenvermelde kosten).
Goed om hierbij te vermelden is dat de geraamde kosten kunnen variëren van lidstaat
tot lidstaat en dat er nog veel onzekerheden bestaan over de nationale uitwerking
van het voorstel. Het kabinet acht het van belang dat de voordelen van het voorstel
in verhouding staan tot de financiële consequenties. Eventuele budgettaire gevolgen
voor de rijksbegroting worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departementen, conform de regels van de budgetdiscipline. Ook kunnen eventuele kosten
die voortvloeien uit het voorstel een financiële impact hebben op medeoverheden bijvoorbeeld
gemeenten.
De hoogte van de kosten zal met name afhangen van het vervolgtraject ten aanzien van
de digitale gehandicaptenkaart en gehandicaptenparkeerkaart. Volgens het voorstel
wordt het Rijk gevraagd om tot een landelijke database te komen voor registratie.
Gezien de gevoeligheid van de data, de veelheid van actoren die toegang dient te krijgen
tot de database en de complexiteit van de organisatie kan dit tot substantiële kosten
leiden. Onduidelijk is hoe controle op de digitale kaart tussen verschillende landen
georganiseerd gaat worden; ook hiervoor zal een datakoppeling ontwikkeld dienen te
worden.
Voor de gehandicaptenparkeerkaart verdient het de aanbeveling om te verkennen of het
Nationaal Parkeerregister geschikt is als landelijke database zoals vermeld in het
voorstel. Momenteel verzorgen de Rijksdienst voor Wegverkeer en het Servicehuis Parkeer-
en Verblijfsrechten via het Nationaal Parkeerregister de landelijke registratie van
uitgegeven kaarten met als doel om diefstal en misbruik van de kaarten tegen te gaan.
Bijna alle gemeenten hebben de door hen uitgegeven kaarten hierin geregistreerd. De
nieuwe gehandicaptenparkeerkaart zal de huidige kaart dienen te vervangen. Het voorstel
geeft aan dat lidstaten binnen 30 maanden na inwerkingtreding van de richtlijn aan
de geïmplementeerde regels moeten voldoen. Aangezien de gehandicaptenparkeerkaart
5 jaar geldig is, is het aannemelijk dat dit eenmalig tot extra uitvoeringsdruk voor
gemeenten zorgt. Het kabinet zal oog houden voor de (financiële) gevolgen op lokaal
en nationaal niveau. Dit mede als doel om de Nederlandse inbreng op de digitale specificaties
goed te borgen.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Uit het impact assessment blijkt dat de Europese gehandicaptenkaart verschillende
voordelen heeft voor personen met een beperking. De kaart leidt tot minder onzekerheid
en een grotere deelname aan toerisme. De reiskloof zou naar schatting met 2,8 tot
4,12 procent verkleinen. Daarnaast heeft het voorstel directe financiële voordelen
voor ongeveer 44% van de personen met een beperking, die volgens de resultaten van
de openbare raadpleging tot dusver niet van preferentiële voorwaarden hebben kunnen
profiteren bij een reis naar een andere lidstaat. Deze voordelen variëren van 30 tot
120 EUR (als ze alleen reizen) en 80 tot 250 EUR (bij reizen met een persoonlijke
assistent) bij reizen van maximaal vier dagen tot maximaal 100 tot 400 EUR per reis
(per persoon) voor reizen van maximaal twee maanden.
In het impact assessment staat niets vermeld over eventuele kosten en gevolgen voor
regeldruk voor mensen met een beperking. Echter, een toename van de regeldruk is aannemelijk
voor burgers die de kaart aanvragen. Ze moeten hoogstwaarschijnlijk zelf de kaart
aanvragen en eventueel medisch worden gekeurd. Daarnaast kan er een kleine financiële
bijdrage worden gevraagd. Dit lijkt lastig te verenigen met het uitgangspunt dat de
kaart niet bedoeld of onbedoeld mensen met een beperking uitsluit vanwege de kosten
ervan. Ook blijkt uit het impact assessment dat de Europese gehandicaptenkaart verschillende
voordelen heeft voor dienstverleners. De kaart leidt tot minder onzekerheid over de
geldigheid van de nationale kaarten, minder kosten voor het controleren van kaarten/certificaten,
een grote omzet dankzij de begeleiders van personen met een handicap en marktvoordelen
doordat meer personen met een beperking op reis gaan. De markt voor toegankelijk toerisme
zal naar verwachting met 2,1 à 3,1 miljard EUR groeien. Deze cijfers hebben betrekking
op al hun activiteiten en uitgaven tijdens reizen.
Daarnaast blijkt uit het impact assessment dat de kosten voor dienstverleners naar
verwachting niet significant zijn. Zelfs in het meest optimistische scenario, waarin
de reiskloof tussen personen met een beperking en de algemene bevolking wordt gedicht,
zou de groei van het aantal reizende personen met een handicap niet significant genoeg
zijn om gevolgen te hebben voor het klantenbestand van dienstverleners uit andere
lidstaten, en zou het aantal personen met een handicap tussen de 1 en 2% blijven.
Bovendien worden de kosten voor dienstverleners mogelijk gecompenseerd door een uitbreiding
van hun klantenbestand als gevolg van een grotere toegankelijkheid van hun diensten,
een betere zichtbaarheid en een betere reputatie, of door de toegang van extra klanten
die personen met een beperking vergezellen, zoals familie en vrienden, die geen persoonlijke
assistent zijn en bijgevolg niet in aanmerking komen voor preferentiële voorwaarden.
Tot slot worden de volgende bijkomende kosten genoemd in het impact assessment: de
opleiding van personeel (in het herkennen van de kaart), het verlenen van persoonlijke
assistentie en enige administratieve kosten m.b.t. de jaarlijkse verslaglegging over
het type preferentiële voorwaarden dat wordt aangeboden (bv. gegevensverzameling,
gegevensopslag, gegevensexport en communicatie met nationale autoriteiten.
Voor wat betreft de Europese gehandicaptenparkeerkaart zal de regeldruk voor bedrijfsleven
en burgers weinig verschillen van de huidige situatie. Het versneld invoeren van de
nieuwe kaart kan betekenen dat een deel van de huidige kaarthouders opnieuw leges
moeten betalen.
Het kabinet is het eens met de analyse van de Commissie over de gevolgen van het voorstel
voor het bedrijfsleven.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De inschatting van het kabinet is dat beide kaarten geen effecten hebben op de concurrentiekracht
van de EU, noch geopolitieke aspecten kennen.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De juridische consequenties van de Europese gehandicaptenkaart kunnen pas worden vastgesteld
nadat besloten is bij wie de kaart aangevraagd kan worden en aan wat voor voorwaarden
voldaan moeten worden om er één te krijgen. Dan kan worden bepaald door wie en op
welk niveau van regelgeving er aanpassingen nodig zijn.
Voor wat betreft de Europese gehandicaptenparkeerkaart lijkt het voorstel te vragen
om een grotere verwerking van privacygevoelige data dan nu het geval is. Zo wordt
gevraagd om monitoring, fraudebeperking en het koppelen van data tussen verschillende
lidstaten en overheidslagen om de digitale kaart mogelijk te maken. Het voorstel zal
naar verwachting in ieder geval leiden tot een aanpassing van de Wegenverkeerswet
1994 en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel voorziet in de toekenning aan de Commissie van de bevoegdheid om gedelegeerde-
en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Artikel 6 en artikel 7 geven de Commissie
de bevoegdheid gedelegeerde handelingen vast te stellen om de richtlijn aan te vullen
teneinde het digitale format van de kaarten vast te stellen en de interoperabiliteit
te waarborgen.
Ook heeft de Commissie de bevoegdheid om de fysieke kaarten verder uit te werken via
gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen. Het gaat om het wijzigen van de gemeenschappelijke
kenmerken van het format, het aanpassen van het format naar technische ontwikkelingen,
het toevoegen van digitale kenmerken om vervalsing en fraude te voorkomen en de interoperabiliteit
te waarborgen. De Commissie heeft deze mogelijkheid voor onbepaalde tijd met ingang
van de datum van inwerkingtreding van de richtlijn. Het kabinet zal pleiten voor toekenning
voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegatie
naar behoren geëvalueerd kan worden.
Deze gedelegeerde handelingen zien op het aanpassen van de richtlijn naar de huidige
stand van de techniek als op het vaststellen van een format. Het gaat om niet-essentiële
onderdelen van de richtlijn, waardoor toekenning van bevoegdheden aan de Commissie
mogelijk is. Voor het aanpassen van de Bijlagen ligt delegatie ligt ook voor de hand
omdat de maatregelen mede zien op wijziging van de basishandeling. Toekenning van
deze bevoegdheden met betrekking tot het aanpassen de Bijlagen acht het kabinet wenselijk,
omdat de Commissie kan zorgen voor een gecoördineerde aanpak waardoor er geen verschillende
kaarten ontstaan, om de wetgevingsprocedure niet te belasten en vanwege de flexibiliteit.
Echter, het kabinet ziet graag dat de Commissie de lidstaten hierbij actief betrekt
en raadpleegt aangezien de lidstaten uiteindelijk de aanpassingen moeten verwerken.
Voor wat betreft het vaststellen van het digitale format van de kaarten is er naar
mening van het kabinet echter geen sprake van aanvulling van de richtlijn maar van
handelingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de richtlijn deze eenvormig
(via hetzelfde digitale format) uit te voeren. Evenals bij artikel 8, zou er naar
mening van het kabinet hier dus sprake moeten zijn van een uitvoeringshandeling. Het
kabinet gaat dit aankaarten in de onderhandelingen.
Artikel 8 geeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van uitvoeringshandelingen
gemeenschappelijke technische specificaties vast te stellen voor de gehandicaptenkaart
en gehandicaptenparkeerkaart, de respectieve digitale veiligheids- en state-of-the-art kenmerken ervan, met inbegrip van hun specifieke formaat en de gegevens die ze bevatten,
met inbegrip van de passende veiligheidsmaatregelen voor de persoonsgegevens, alsmede
inzake interoperabiliteitskwesties, zoals gemeenschappelijke EU-toepassingen voor
het lezen van de gegevens in digitale kenmerken op fysieke kaarten met behulp van
elektronische middelen om fraude te voorkomen, alsmede voor het definiëren van de
technische specificaties van het digitale opslagmedium van de kaart, voor aangelegenheden
zoals het verifiëren van de geldigheid van de kaarten en hun nummer, voor het controleren
van hun echtheid, voor het voorkomen van vervalsing en fraude, het lezen van de kaart(en)
tussen lidstaten, voor het gebruik ervan in de digitale identiteitsportefeuille van
de EU en voor het waarborgen van de toegankelijkheid voor personen met een beperking
van alle gegevens op de kaarten.
Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet essentiële onderdelen
van de basishandeling betreft. De keuze voor uitvoeringsbevoegdheden ligt voor de
hand, omdat het gaat om handelingen die ertoe leiden dat de verordening volgens eenvormige
voorwaarden wordt uitgevoerd, en om handelingen tot het vaststellen van procedures
en technische aspecten ter uitvoering van de richtlijn. De toekenning van deze uitvoeringsbevoegdheden
is ook wenselijk, omdat hiermee niet de gewone wetgevingsprocedure hoeft te worden
belast, waardoor de benodigde snelheid voor de uitvoering van de verordening wordt
gewaarborgd. Artikel 8 bepaalt dat de uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig
de in artikel 12, tweede lid, van het voorstel genoemde onderzoeksprocedure zoals
neergelegd in artikel 5 van Verordening (EU) 182/2011. De keuze voor de onderzoeksprocedure
bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen acht het kabinet geschikt omdat het
hier gaat om handelingen van algemene strekking (zie artikel 2, lid 2, onder a, van
Verordening (EU) 182/2011). Het kabinet kan zich vinden in de toekenning van deze
bevoegdheid aan de Commissie.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De lidstaten dienen uiterlijk binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van de richtlijn
de Commissie op de hoogte te brengen welke bevoegde instanties zijn aangewezen voor
de afgifte, vernieuwing en intrekking van de Europese gehandicaptenkaart en de Europese
gehandicaptenparkeerkaart. Daarnaast dienen de lidstaten uiterlijk binnen 18 maanden
na de inwerkingtreding van deze richtlijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. De
lidstaten passen deze bepalingen toe 12 maanden na het verstrijken van de termijn
voor omzetting naar nationale wetgeving. De voorgestelde implementatietermijn wordt
als te kort beschouwd. Met name de juridische implementatie, parlementaire afstemming,
keuzes over de uitvoeringen en de afstemming met betrokken partijen kost tijd. Daarnaast
dienen databases worden gebouwd, c.q. gekoppeld aan zeer privacygevoelige data. Het
kabinet is van mening dat de voorgestelde implementatietermijn niet haalbaar is en
zal inzetten op een termijn van tenminste 36 maanden.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat een evaluatiebepaling. Drie jaar na inwerkingtreding van de richtlijn,
en elke vijf jaar daarna, brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement,
de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité,en het Comité van de Regio’s over
de toepassing van de richtlijn. Het kabinet acht deze bepaling wenselijk.
e) Constitutionele toets
Het voorstel heeft een positief effect op verschillende rechten in het EU-Grondrechtenhandvest.
Door de onzekerheid over de erkenning van de handicapstatus weg te nemen, kan het
voor personen met een beperking gemakkelijker worden om hun recht op vrij verkeer
uit te oefenen wanneer zij reizen naar en verblijven in een andere lidstaat.8
Daarnaast moeten personen met een beperking onder gelijke voorwaarden toegang hebben
tot speciale voorwaarden en/of preferentiële behandeling met betrekking tot diensten,
faciliteiten en activiteiten, ook als deze niet tegen betaling worden aangeboden,
en tot parkeergelegenheid en -voorzieningen die voorbehouden zijn voor personen met
een beperking die naar een andere lidstaat reizen of een andere lidstaat bezoeken.
Dit moet personen met een beperking ten goede komen en hun zelfstandigheid, sociale
integratie en deelname aan de samenleving waarborgen.9
De vaststelling van een kader van regels en gemeenschappelijke voorwaarden voor zowel
de Europese gehandicaptenkaart als de Europese gehandicaptenparkeerkaart zal ook bijdragen
tot de bevordering, bescherming en waarborging van het volledige en gelijkwaardige
genot van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden door alle personen met een
beperking en tot de bevordering van de eerbiediging van hun inherente waardigheid.
Dit zal op zijn beurt zorgen voor een effectievere en inclusievere participatie in
de samenleving van personen met een beperking, zoals beoogd door het VN-verdrag handicap.
Sinds 25 mei 2018 is in de EU dezelfde privacywetgeving van toepassing. De belangrijkste
privacywet is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De AVG bevat strengere
regels voor gegevensbescherming. Door de komst van de AVG hebben mensen meer zeggenschap
over hun persoonsgegevens. Ook legt de AVG meer verantwoordelijkheden neer bij organisaties
die persoonsgegevens verwerken. De AVG geldt voor iedereen die persoonsgegevens verwerkt,
dus ook voor de overheid. Het beheer, de opslag en het uitwisselen van persoonsgegevens
zijn gebonden aan wettelijke verplichtingen. Overheidsorganisaties mogen alleen gegevens
gebruiken die zij nodig hebben om hun taak uit te voeren. Het is nog onduidelijk hoe
de digitale kaarten er precies uit komen te zien en of deze in overeenstemming zijn
met de vereisten van de AVG. Het kabinet zal toezien op het waarborgen van de privacy
van de begunstigen.
Ook draagt het voorstel bij aan de uitvoering van het VN-verdrag handicap waarbij
de EU en al haar lidstaten partij zijn. Het VN-verdrag verplicht de staten die partij
zijn het recht van personen met een beperking op bewegingsvrijheid op voet van gelijkheid
met anderen te erkennen. De staten die partij zijn worden ook verzocht effectieve
maatregelen te nemen om de persoonlijke mobiliteit van personen met een beperking
met de grootst mogelijke onafhankelijkheid te waarborgen, onder meer door de persoonlijke
mobiliteit van personen met een beperking te faciliteren op de wijze en op het tijdstip
van hun keuze, en tegen betaalbare kosten. Tot slot sluit het voorstel aan bij de
beginselen van gelijke kansen en inclusie van personen met een beperking uit de Europese
pijler van sociale rechten.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Het is nog niet duidelijk wie het voorstel tot invoering van de Europese gehandicaptenkaart
zal gaan uitvoeren. Op dit moment zijn er een aantal organisaties die kaarten uitgeven
waarmee mensen met een beperking voordelen ontvangen, zoals de Autipas die uitgegeven
wordt door de Nederlandse Vereniging voor Autisme. De verwachting van het kabinet
is dat de uitvoering van het voorstel zal leiden tot extra (administratieve) werkzaamheden
en taken. Denk bijvoorbeeld aan het aanvragen van de kaart, het uitvoeren van mogelijke
medische keuringen en de uitgifte van de kaart. Het kabinet acht het daarom van belang
om op korte termijn in kaart te brengen wat de implicaties voor de uitvoering zijn.
Dit geldt zowel voor de uitvoerbaarheid van de fysieke als digitale kaart. Dat vraagt
dus een zorgvuldige implementatietermijn.
De fysieke Europese gehandicaptenparkeerkaart wordt in Nederland al jarenlang uitgegeven
door gemeenten. De wijze van aanvragen van de kaart, het uitvoeren van medische keuringen
en de uitgifte van de kaart is daarmee al georganiseerd. Onduidelijk is welke digitale
wijzigingen in de fysieke kaart zullen worden toegepast (t.b.v. fraudebestrijding
en security), omdat deze nog nader moeten worden uitgewerkt. Dit kan gevolgen hebben
voor de uitvoerbaarheid. De uitvoerbaarheid van de digitale gehandicaptenparkeerkaart
dient eveneens nader verkend te worden.
b) Handhaafbaarheid
De Commissie schrijft in het voorstel dat lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen
om ervoor te zorgen dat de richtlijn wordt nageleefd. Het is nog niet duidelijk hoe
de Europese gehandicaptenkaart kan worden gehandhaafd. De verwachting van het kabinet
is dat dit zal leiden tot extra werkzaamheden voor het toezicht. Denk bijvoorbeeld
aan de controle op vervalsing en misbruik van de kaart. Het kabinet acht het daarom
van belang om op korte termijn in kaart te brengen wat de implicaties voor de handhaving
zijn, Vervolgens wordt bekeken wie wordt belast met het toezicht binnen Nederland,
wat hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn en/of waar die staan en welke sancties
mogelijk zijn. De nieuwe Europese gehandicaptenparkeerkaart kan een positief effect
hebben op de handhaafbaarheid van de kaart omdat extra veiligheidseisen worden toegevoegd.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Er zijn geen specifieke effecten voor ontwikkelingslanden ten opzichte van de effecten
voor derde landen in het algemeen.
Indieners
-
Indiener
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.