Brief regering : Fiche: Mededeling reactie burgerinitiatief cosmetica dierproefvrij
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3790 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling reactie burgerinitiatief cosmetica dierproefvrij
Fiche: Richtlijn invoering Europese gehandicaptenkaart en Europese gehandicaptenparkeerkaart
(Kamerstuk 22 112, nr. 3791)
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Mededeling reactie burgerinitiatief cosmetica dierproefvrij
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie over het Europees burgerinitiatief «Voor cosmetica zonder
dierenleed – Maak Europa dierproefvrij»
b) Datum ontvangst Commissiedocument
25 juli 2023
c) Nr. Commissiedocument
C(2023) 5041
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52023XC08…)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Landbouw- en visserijraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
2. Essentie voorstel
De Commissie heeft een mededeling gepubliceerd als reactie op een Europees burgerinitiatief1 «Voor cosmetica zonder dierenleed – Maak Europa dierproefvrij». Een Europees burgerinitiatief
moet minimaal door één miljoen handtekeningen uit tenminste zeven EU landen worden
ondersteund, voordat het door de Commissie in aanmerking wordt genomen. De Commissie
moet vervolgens binnen zes maanden nadat het initiatief geldig is verklaard, besluiten
of en welke maatregelen ze zal voorstellen. Dat besluit moet worden gemotiveerd en
wordt in een mededeling gepubliceerd (d.d. 25 juli jl.). De Commissie is niet verplicht
om wetgeving voor te stellen. Nieuwe wetgeving is niet altijd het meest geschikte
middel, er zijn allerlei andere maatregelen die geschikter kunnen zijn. Het burgerinitiatief
verzocht de Commissie om actie te ondernemen op drie punten betreffende het uitfaseren
van dierproeven. Deze punten worden na beschrijving van de bestaande EU-wetgeving
met betrekking tot dierproeven beschreven inclusief de reactie van de Commissie daarop.
In de mededeling gaat de Commissie uit van de reeds bestaande categorieën EU-wetgeving
met betrekking tot dierproeven: ten eerste, de dierproevenrichtlijn2 voor de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt;
ten tweede, regelgeving die betrekking heeft op het waarborgen van de veiligheid van
chemische stoffen, zoals de REACH-verordening3; ten derde, worden door de Commissie de regels beschreven voor de beoordeling van
stoffen in specifieke productgroepen, zoals de cosmeticaverordening4 die ingaat op de vereisten waaraan alle cosmetische producten die op de Europese
markt worden aangeboden moeten voldoen.
Als eerste werd de Commissie verzocht om bescherming en versterking van het verbod
op dierproeven voor cosmetische producten. De Commissie benadrukt in de mededeling
het verbod op dierproeven voor cosmetica en dat geen enkel cosmetica-ingrediënt op
dieren mag worden getest voor veiligheidsbeoordeling. Er zijn echter uitzonderingen,
bijvoorbeeld waar het gaat om de veiligheid van werknemers die bij het productieproces
in aanraking komen met die ingrediënten. Ook voor het bepalen van een eventueel milieurisico
of toepassing van cosmetica-ingrediënten in andere producten, die niet onder het cosmeticadierproevenverbod
vallen, worden veiligheidsbeoordelingen via dierproeven gedaan. Zoals de Commissie
in de mededeling aangeeft, zijn veiligheidstesten voor de mens zonder dierproeven
namelijk nog niet mogelijk, daarvoor ontbreekt het nog aan, door (de relevante) regelgevende
instanties, geaccepteerde proefdiervrije modellen. Om die redenen worden cosmetica-ingrediënten
dus toch soms via dierproeven op veiligheid getest. Burgers zien dit als een maas
in de huidige cosmeticawet.
In het kader van de herziening van de REACH-verordening is de Commissie al bezig met
een voorstel om bepaalde informatievereisten in veiligheidsbeoordelingen, die nu nog
gebaseerd zijn op dierproeven, waar mogelijk, te vervangen door proefdiervrije methoden.
De Commissie geeft echter aan dat op dit moment het risico van een breder verbod op
dierproeven voor cosmetica-ingrediënten die in andere producten worden toegepast,
kan leiden tot veiligheidsrisico’s. Om deze reden gaat de Commissie niet in op het
verzoek vanuit het burgerinitiatief om verdere aanpassingen te doen en de wetgeving
voor het testen van cosmetica-ingrediënten aan te scherpen, bijvoorbeeld via aanpassing
van de REACH- of cosmeticaverordening.
Het raakvlak tussen de REACH- en cosmetica-verordeningen wordt momenteel beoordeeld
in twee zaken5 voor het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof). Dit raakvlak betreft
dus de uitzonderingen waarbij ingrediënten uit cosmetica ook worden gebruikt in andere
producten, zoals geneesmiddelen of schoonmaakmiddelen, waardoor er toch dierproeven
worden gedaan. De Commissie zal op basis van de uitkomst van de Hofzaak eventuele
toekomstige wijzigingen van voornoemde regelgeving in overweging nemen.
Ten tweede wordt de Commissie verzocht de REACH-verordening voor chemicaliën te hervormen
om nieuwe dierproeven voor chemicaliën te voorkomen. Als reactie hierop kondigt de
Commissie aan een stappenplan te ontwikkelen, in samenwerking met lidstaten en belanghebbenden.
Het stappenplan beschrijft de acties die nodig zijn om het gebruik van dierproeven
bij veiligheidsbeoordeling in het kader van de wetgeving inzake chemische stoffen
te beperken en waar mogelijk volledig uit te bannen. Naast dat dit stappenplan de
acties zal beschrijven voor het inperken van dierproeven, zal het ook ingaan op het
versnellen van de ontwikkeling, validatie en implementatie van proefdiervrije methoden,
en manieren om opname van deze methoden in wet- en regelgeving te faciliteren.
Ten derde wordt de Commissie met het burgerinitiatief verzocht om voor het einde van
de huidige zittingsperiode een wetsvoorstel op te stellen met een stappenplan om alle
dierproeven in de EU uit te faseren, als stap naar een dierproefvrij Europa. De Commissie
onderschrijft het gewenste doel om het gebruik van dierproeven uit te faseren, echter
ziet de Commissie nieuwe wetgeving niet als de geëigende manier om dit doel te bereiken.
De Commissie benadrukt dat wetenschappelijke vooruitgang en innovatie onvoorspelbaar
zijn en afhangen van de best beschikbare methoden en kennis. De ontwikkeling van de
wetenschap en de daaruit te ontwikkelen methoden zijn niet van tevoren te plannen,
wat maakt dat het instellen van specifieke reductiedoelstellingen in aantallen dierproeven
niet mogelijk is. In aanvulling daarop doet het instellen van een generieke verminderingsdoelstelling
volgens de Commissie geen recht aan de diversiteit van de behoeften van de wetenschap,
waarbij wetenschappelijke disciplines variëren in complexiteit en type model en het
wel of niet voorhanden zijn van een proefdiervrij alternatief. Daarom stelt de Commissie
andere acties voor om de vermindering van dierproeven te versnellen bij onderzoek,
opleiding en onderwijs. De Commissie wil dit doen door onder meer de coördinatie en
harmonisatie op het gebied van de transitie naar proefdiervrije innovatie, de samenwerking
met en tussen lidstaten te bevorderen en financiering voor ontwikkeling van dierproefvrije
innovaties verder voort te zetten. Daarnaast worden workshops met stakeholders voorgesteld
om toekomstige onderzoeksprioriteiten te bepalen en acceptatie en implementatie van
proefdiervrije methoden te bespoedigen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet zet in op vermindering van dierproeven binnen de voor dierproeven geldende
Europese richtlijn6 en de Nederlandse wettelijke kaders7. Het Nederlandse beleid is vormgegeven langs drie pijlers8 en zal op termijn leiden tot het steeds verder uitfaseren van dierproeven.
De eerste pijler is het zogenoemde 3V-beleid, ofwel: vervanging, vermindering en verfijning
van dierproeven. Een belangrijk principe hierbij is het «nee, tenzij»- principe (volgend
uit de Wet op de dierproeven6): is er een alternatief beschikbaar, dan is een dierproef niet toegestaan.
De tweede pijler, Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI), is gericht op versnelling
van de ontwikkeling, de acceptatie en toepassing van proefdiervrije innovaties die
het mogelijk maken om wetenschappelijk onderzoek en wettelijk vereiste testen zonder
dierproeven te doen (TPI-beleid).
De derde pijler is gericht op het verantwoord uitfaseren van dierproeven. Dit betreft
vervanging van dierproeven waar dit wetenschappelijk verantwoord en binnen de huidige
wet- en regelgeving mogelijk is.
De Europese dierproevenrichtlijn laat alleen striktere nationale regels toe die al
golden op het moment dat de richtlijn van kracht werd (artikel 2, eerste lid, van
de richtlijn). Dit geldt zowel voor wettelijk vereiste dierproeven als voor dierproeven
in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Dit is mede om het gelijke speelveld
te behouden tussen lidstaten op de Europese interne markt met betrekking tot onderzoek
en innovatie. Het uitfaseren van dierproeven op nationaal niveau middels striktere
nationale regels is dan ook niet mogelijk: Europese lidstaten moeten zich houden aan
de Europese dierproevenrichtlijn en mogen daar geen striktere nationale regels aan
toevoegen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de mededeling van de Commissie. De voorgestelde acties zijn
in lijn met de ambitie van het kabinet om te komen tot minder dierproeven en sluiten
ook aan op het Nederlandse TPI-beleid. Ook houden ze rekening met het voorkomen van
ongewenste neveneffecten op bijvoorbeeld de innovatiekracht van de wetenschap en effectiviteit
en veiligheid van geneesmiddelen en de veiligheid van consumentenproducten en werknemers.
Het kabinet verwacht dat de acties die de Commissie voorstelt de mogelijkheden vergroot
en versnelde reductie van het aantal dierproeven kan realiseren, zowel voor wettelijk
vereiste dierproeven als voor dierproeven in het kader van wetenschappelijk onderzoek.
Het kabinet onderschrijft met name de acties ten aanzien van Europese samenwerking,
harmonisatie en coördinatie op het gebied van de transitie naar proefdiervrije innovaties.
Het kabinet is van mening dat de voorgestelde acties passend zijn en cruciaal om daadwerkelijke
vermindering van dierproeven te bewerkstelligen.
Het kabinet is van mening dat het wenselijk is dat het verbod op dierproeven voor
cosmetica goed wordt uitgevoerd. Zodra de uitspraken van het Hof bekend zijn met betrekking
tot het raakvlak tussen de cosmetica- en REACH-verordening zal het kabinet nadrukkelijk
volgen welke vervolgstappen de Commissie gaat nemen. De inzet van het kabinet is dat
de Commissie daarbij stappen zet die zorgen voor een goede uitvoering van het bestaande
verbod, hierbij in acht nemend dat de bescherming van werknemers en de bevolking blijft
gewaarborgd. Daarbij moet in ogenschouw genomen worden dat stoffen die gebruikt worden
in cosmetica vaak ook in andere producten zoals medicijnen en speelgoed worden toegepast.
Een algemeen verbod op dierproeven, dus aanvullend ook voor ingrediënten uit cosmetica
die in andere producten gebruikt worden, interfereert met de wens van het kabinet
om de andere productgroepen veilig te houden.
Het kabinet is positief over het aangekondigde stappenplan voor het uitfaseren van
het gebruik van dierproeven in het kader van EU-wetgeving inzake chemische stoffen.
Het kabinet onderschrijft het voornemen van de Commissie om dit stappenplan op te
stellen in samenwerking met lidstaten en in het bijzonder met belanghebbenden om het
draagvlak van dit plan te waarborgen. Deze aanpak sluit tevens nauw aan bij nationaal
beleid. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat het stappenplan concrete en ambitieuze
acties zal bevatten die leiden tot vermindering van dierproeven op Europees niveau,
met daarbij een goed passende monitoring van de voortgang van de voorgestelde acties.
Volgens het kabinet is het in ieder geval essentieel om gezamenlijk in te zetten op
validatie, acceptatie en implementatie van proefdiervrije alternatieven.
Het kabinet onderschrijft de toelichting van de Commissie dat wetgeving niet het geëigende
instrument is voor het uitfaseren van dierproeven. Het kabinet steunt de voorgestelde
lijn om op andere manieren het doel te bereiken zoals door het eerder genoemde stappenplan,
stimulering van proefdiervrije innovaties in onderzoek, training en onderwijs en door
zich in te zetten voor het gebruik van alternatieven in de Nederlandse en Europese
wetgevende kaders. Het kabinet zal erop toezien dat de door de Commissie aangekondigde
acties op dit punt voldoende ambitieus zijn zodat ze bij zullen dragen aan het gebruik
van proefdiervrije innovaties en uitfaseren van dierproeven. Ook zal het kabinet zich
inzetten voor een actie binnen het European Research Area9 beleidsinstrument van de Commissie. Dit instrument is erop gericht om onderzoeksbeleid
en onderzoeksprogramma’s van Europese lidstaten op elkaar af te stemmen, zodat er
betere samenwerking in de EU tot stand komt op specifieke thema’s. Het kabinet werkt
op dit moment samen met de Commissie aan een ERA-initiatief op het gebied van het
versnellen en harmoniseren van de transitie naar een proefdiervrije wetenschap. Op
dit moment wordt er draagvlak bij andere lidstaten gezocht. Bij voldoende steun komt
dit onderwerp in de nieuwe ERA-beleidsagenda voor de periode 2025–2027 die nu opgesteld
wordt. Het kabinet zal zich inspannen om de benodigde ondersteuning vanuit minimaal
14 lidstaten hiervoor te behalen.
De Commissie haalt in haar reactie aan dat in de afgelopen decennia veel methodes
zijn ontwikkeld die minder of helemaal geen proefdieren gebruiken, mede dankzij onderzoeksfinanciering
door de Commissie en nationale overheden. Dit zal ook in de toekomst worden voortgezet.
Het kabinet onderschrijft dit. Mede op basis van een uitvraag die is gedaan bij relevante
belanghebbenden binnen haar TPI-programma signaleert het kabinet echter dat er meer
inzet nodig is om de herhaalbaarheid en betrouwbaarheid van deze proefdiervrije methodes
aan te tonen (samen validatie of kwalificatie genoemd). Dat is een belangrijke reden
waarom toepassing van deze nieuwe methoden in de regelgeving langzaam verloopt. Het
kabinet zal daarom aandringen op het opstellen van een Europese testvaliditatiestrategie,
die als doel moet hebben ontbrekende validatie en testrichtlijnen te identificeren
en te zorgen voor adequate financiering voor ontwikkeling daarvan. Daarnaast is er
inzicht nodig in de voortgang van het beleid, zowel wat betreft het versnellen van
de Transitie Proefdiervrije Innovatie als de vermindering van het aantal dierproeven.
Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat erop beide punten ook op Europees niveau
actie ondernomen gaat worden.
Het kabinet onderschrijft de stellingname van de Commissie dat het onwenselijk is
om het uitfaseren van dierproeven aan een specifiek jaartal te binden. Met de huidige
stand van de wetenschap zijn dierproeven in sommige gevallen helaas nog onvermijdelijk
om de gezondheid en veiligheid van mens, dier en milieu te beschermen. Het is onmogelijk
om te voorspellen hoe en wanneer wetenschappelijke vooruitgang kansen biedt voor uitfasering.
Ook is het niet mogelijk om te voorspellen of en wanneer er zich maatschappelijke
ontwikkelingen voordoen die de noodzaak voor dierproeven verhogen. Hoewel dit klopt,
mag dit geen reden zijn voor de Commissie om niet tot ambitieuze acties te komen die
daadwerkelijk toewerken naar vermindering. Het kabinet vindt het belangrijk dat de
Commissie waarborgt dat de plannen voortvloeien in ambitieuze en concrete stappen
en daadwerkelijk effect hebben op het introduceren van proefdiervrije innovaties en
uitfaseren van dierproeven.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De reactie vanuit de verschillende lidstaten zal naar verwachting wisselend zijn.
Niet alle lidstaten hebben evenveel maatschappelijke en politieke aandacht voor dierproeven
en proefdiervrije innovaties. Daarnaast merkt het kabinet op dat in discussies de
nuance en insteek tussen het gericht uitfaseren van dierproeven en het gericht stimuleren
van proefdiervrije alternatieven van invloed is op het krachtenveld. Wanneer de nadruk
van een discussie gericht is op het uitfaseren van dierproeven zijn er beduidend meer
lidstaten en stakeholders die daartegen zijn, zij leggen dan met name de nadruk op
de mogelijke veiligheidsrisico’s voor de mens. Naar inziens van het kabinet heeft
de Commissie hier in de mededeling een mooie balans in gevonden. Echter, doordat in
de mededeling het belang van afstemming met lidstaten en belanghebbenden wordt benadrukt,
is de verwachting dat de Commissie met deze aanpak lidstaten met zich meekrijgt en
zij zich kunnen vinden in de opzet zoals geformuleerd in de mededeling.
Daarnaast heeft het Europees Parlement op 16 september 2021 een resolutie10 aangenomen aangaande plannen en acties om de overgang naar innovatie te versnellen
zonder dieren te gebruiken voor onderzoek, voorgeschreven testen en onderwijs. Naar
verwachting zal het Europees Parlement dan ook positief zijn over deze mededeling
van de Commissie. De huidige mededeling gaat verder dan de reactie van de Commissie
op die resolutie en sluit beter aan bij waar in de resolutie om werd gevraagd.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft betrekking op een
geharmoniseerde aanpak voor gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden,
waaronder proeven ten behoeve van producten op de interne markt. Op het terrein van
de interne markt is er sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de Europese Unie
en de lidstaten (artikel 4, tweede lid, onder a, VWEU). Op het gebied van onderzoek
is er sprake van een parallelle bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (art. 4,
lid 3, VWEU). De uitoefening van deze bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen
bevoegdheid uit te oefenen. Overeenkomstig artikel 6, onder a, VWEU is de Unie bevoegd
om het optreden van de lidstaten ter bescherming en verbetering van de menselijke
gezondheid te ondersteunen, coördineren of aan te vullen. In de mededeling wordt geen
nieuwe wetgeving aangekondigd, maar gaat het om de toepassing van bestaande Europese
regelgeving in de praktijk en gebruik van bestaande bevoegdheden om te komen tot vermindering
van dierproeven.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief. Het doel van het voorgestelde optreden
is om te komen tot een gefaseerde afbouw van dierproeven, middels een aanpak die zorgvuldig
is afgestemd met lidstaten, belanghebbende partijen en rekening houdt met de stand
van de wetenschap. Dit kan niet voldoende door de lidstaten individueel worden verwezenlijkt,
daarom is een EU-brede aanpak nodig. Om proefdiervrije innovaties effectief toe te
kunnen passen is het noodzakelijk dat deze in de hele EU geaccepteerd worden ten behoeve
van de werking van de interne markt. Als er geen EU-brede aanpak is, kunnen dierproeven
en/of afzetmarkten zich gaan concentreren in bepaalde delen van de EU wat werking
van de interne markt verstoort. Om validatie en acceptatie van proefdiervrije innovaties
te bevorderen zijn veel inspanningen en daarmee budget nodig. Zo is het belangrijk
dat naast financiering van het primaire onderzoek ook budget beschikbaar komt voor
de validatie en acceptatie van proefdiervrije innovaties. Ook dat is beter op Europees
niveau te organiseren, omdat door de bundelingen van middelen en harmonisatie, de
slagkracht van het voorgestelde optreden wordt vergroot.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. Het doel van het voorgestelde optreden
is om te komen tot een gezamenlijke, geharmoniseerde aanpak voor een gefaseerde afbouw
van dierproeven, die gesteund wordt door de lidstaten en belanghebbende partijen en
rekening houdt met de stand van de wetenschap.
Het kabinet is positief over de mededeling van de Commissie om gezien de huidige stand
van de wetenschap af te zien van een verbreed verbod op dierproeven door middel van
wijzigingen van of nieuwe voorstellen voor regelgeving. De acties die de Commissie
aankondigt zijn passend voor het doel om tot een gefaseerde afbouw van dierproeven
te komen, omdat zorgvuldig gekeken dient te worden in welke toepassingsgebieden, sectoren
en wetenschappelijke disciplines proefdiergebruik afgebouwd kan worden zonder dat
daarmee de veiligheid van mens, dier en milieu in gevaar komt. Onderzoeksmethodes
waar proefdieren voor ingezet worden verschillen sterk in de mate waarin geschikte
proefdiervrije alternatieven beschikbaar zijn of alternatieven binnen afzienbare tijd
ontwikkeld kunnen worden. Om te bepalen waar vervanging van dierproeven op een veilige
manier kan plaatsvinden is de expertise en inzet nodig van belanghebbenden zoals universiteiten,
specifieke industrieën, nationale en Europese agentschappen en lidstaten. De voorgestelde
aanpak gaat ook niet verder dan noodzakelijk, omdat de Commissie eerst van plan is
om het uitfaseren van dierproeven zonder regelgeving te bewerkstelligen door zelfstandige
ontwikkelingen in de sector te stimuleren.
d) Financiële gevolgen
De mededeling zelf heeft geen concrete financiële gevolgen. De financiële gevolgen
van de plannen zoals voorgesteld zijn nog niet in te schatten. Het kabinet zal de
Commissie vragen om de financiële gevolgen goed in kaart te brengen. Het kabinet is
van mening dat de eventuele benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
Eventuele budgettaire gevolgen voor de nationale begroting zullen worden ingepast
op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels inzake
budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De mededeling kondigt geen concrete wijzigingen van de EU-regelgeving aan en heeft
daarmee geen gevolgen voor regeldruk. Het kabinet zal de Commissie wel meegeven dat
bij een eventuele aanpassing, zoals in de REACH-verordening of bij een verbod op stoffen
waarvoor in het verleden al wel dierproeven zijn gedaan, rekening te houden met de
regeldruk die heel waarschijnlijk kan ontstaan (administratieve last, maar ook bij
het eventueel uitfaseren van grondstoffen). Betreffende de concurrentiekracht is de
uitwerking positief omdat de inzet op de ontwikkeling en validatie van dierproefvrije
innovaties kan leiden tot beter voorspelbare methoden met betrouwbaardere uitkomsten
dan dierproeven. Daarnaast is de hoop dat als gevalideerde proefdieralternatieven
beschikbaar zijn, deze sneller kunnen worden ingezet om toxiciteit aan te tonen waardoor
de goedkeuring van een nieuw product sneller en goedkoper zou moeten kunnen uitpakken
voor bedrijven.
Er zijn geen geopolitieke aspecten aan deze mededeling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken