Brief regering : Aangenomen moties met budgettaire consequenties tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen
36 410 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 83
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2023
Het demissionaire kabinet heeft in de Miljoenennota 2024 een pakket van maatregelen
voorgesteld om de koopkracht te verbeteren. Dit pakket bestaat onder andere uit een
substantiële verhoging van de huurtoeslag en het kindgebonden budget voor een totaalbedrag
van 2 miljard euro structureel met een gedekte begroting. Met dit pakket voorkomt
het kabinet dat het aantal mensen in armoede toeneemt. Het percentage kinderen in
armoede neemt fors af.
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) heeft uw Kamer verschillende moties
aangenomen met budgettaire consequenties (Handelingen II 2023/24, nr. 3, Stemmingen).
Met deze brief geeft het demissionaire kabinet meer inzicht in de uitvoeringstechnische
mogelijkheden ten aanzien van diverse voorgestelde maatregelen en de budgettaire consequenties.
Door SZW zijn voor relevante moties en waar mogelijk doorrekeningen van inkomenseffecten,
armoedecijfers en gevolgen voor het koopkrachtbeeld gegeven. Met deze brief beoog
ik om u zo volledig mogelijk te informeren in aanloop naar de Algemene Financiële
Beschouwingen (AFB) van 4 en 5 oktober. Deze brief geeft geen inhoudelijke appreciatie
van de voorstellen.
Voor wat betreft de uitvoerbaarheid van de moties geldt dat niet alle fiscale maatregelen
in de moties uitvoerbaar zijn per 1 januari 2024. Sommige fiscale maatregelen in de
moties wijzigen namelijk de structuur van een belasting. Voor het kabinet geldt het
uitgangspunt dat tijdens en na de augustusbesluitvorming uitsluitend parameterwijzigingen
nog uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst per 1 januari van het aankomende jaar.
In de tabellen met budgettaire gevolgen in deze brief worden de effecten aan de lastenkant
en de programmakosten aan de uitgavenkant weergegeven. Hiernaast is sprake van uitvoeringskosten.
In algemene zin kennen structuuraanpassingen hogere uitvoeringskosten dan parameterwijzigingen.
De verwachting is dat er circa € 5 mln. structureel nodig zal zijn voor de uitvoering
van het geheel van deze moties. In een aantal van de voorstellen worden maatregelen
aan de inkomstenkant voorzien van dekking via de uitgavenkant of andersom. Dit is
niet conform de begrotingsregels.
1. Stand overheidsfinanciën
Aan het begin van de kabinetsperiode heeft het kabinet bewust gekozen voor een ambitieuze
investeringsagenda om het hoofd te bieden aan verschillende uitdagingen. In de afgelopen
jaren hadden we daarbij te maken met turbulente tijden, zoals de pandemie, de Russische
agressie in Oekraïne die tot de dag van vandaag voortduurt en de stijgende prijzen
van boodschappen en energie. Dit vroeg veel van ons allemaal en had grote impact.
Maatschappelijk, maar ook op de overheidsfinanciën.
Om het saldo niet verder te laten verslechteren, en daarmee rekeningen door te schuiven,
heeft het kabinet in het voorjaar de tegenvallers op asiel en rente gedekt, mede door
bezuinigingsmaatregelen. Dit was een belangrijke koerswijziging ten opzichte van de
afgelopen jaren. Ook is het koopkrachtpakket in augustus, zoals beschreven in de Miljoenennota,
gedekt. Vanuit deze gedachte blijft het kabinet dan ook kritisch op nieuw beleid met
een negatief effect op de overheidsfinanciën.
De dekking van de moties die uw Kamer heeft aangenomen is niet in alle gevallen deugdelijk,
waardoor deze in de huidige vorm saldo en schuld doen verslechteren. Onderstaande
tabel laat de indicatieve inschatting van het kabinet van het EMU-saldo zien na de
moties ten opzichte van de inschatting van het kabinet bij de Miljoenennota. Indien
de aangenomen moties worden uitgevoerd is de verwachting dat het EMU-saldo in 2024
de Europese grenswaarde van – 3% van het bbp zal doorbreken.
Tabel 1 – EMU saldo Miljoenennota 2024 na moties
In procenten bbp
2023
2024
2025
2026
2027
2028
EMU-saldo Miljoenennota 2024
– 1,6%
– 2,9%
– 2,9%
– 3,6%
– 2,6%
– 3,2%
Verschil door aangenomen moties
0,0%
– 0,2%
– 0,1%
– 0,1%
– 0,1%
0,0%
EMU-saldo na aangenomen moties
– 1,6%
– 3,1%
– 3,0%
– 3,7%
– 2,7%
– 3,2%
2. Uitgangspunten kabinet
Het uitgangspunt van het kabinet is dat nieuw beleid binnen de geldende nationale
en Europese begrotingsregels wordt uitgevoerd. Dat wil onder andere zeggen dat dit
gedekt is en zo budgettair ingepast moet worden binnen de vastgestelde uitgavenplafonds
en het inkomstenkader en dat het saldo en de schuld binnen de grenswaarden van het
huidige Stabiliteits- en Groeipact (SGP) blijven. In deze brief brengt het kabinet
het effect van de moties technisch in beeld, ook als deze niet volledig volgens de
begrotingsregels gedekt zijn. Dit leidt in het totaal tot overlap: sommige beleidsdoelen
(bijvoorbeeld het beperken van de energiebelasting), of doelgroepen (mensen met kinderen,
het bedrijfsleven) worden door verschillende moties geraakt. Deze interferentie betekent
dat totaaleffecten niet helder zijn en dat er sprake kan zijn van onbedoelde stapeling.
Zowel in negatieve zin als in positieve zin. Daarnaast gaat de brief niet in op de
impact van de moties op de voorspelbaarheid van beleid, voor zowel burgers als bedrijven.
In deze brief worden alleen de moties beschreven die directe budgettaire consequenties
hebben.
3. Moties met budgettaire consequenties
Motie van het lid Hermans c.s.1
verzoekt de regering te voorkomen dat de benzine en dieselaccijnzen in 2024 stijgen
door het met een jaar verlengen van de huidige korting en het eenmalig niet indexeren
van de accijnzen. Daarnaast verzoekt de motie de energiebelasting voor huishoudens
te verlagen met 200 miljoen euro structureel. De voorgestelde dekking betreft incidentele
en structurele middelen van de Aanvullende Post (uitgezonderd SZW en VWS), meeropbrengsten
in de aardgasbaten en indien nodig middelen uit het Nationaal Groeifonds.
Tabel 2 – Motie van het lid Hermans c.s.1
in mln. euro, + is saldobelastend, prijzen 2023
2023
2024
2025
2026
2027
2028
struc.
Maatregelen
per
0
1.399
194
194
194
194
194
Benzineaccijns op nominaal niveau 1 juli 2023
1-jan-24
0
677
0
0
0
0
0
Dieselaccijns op nominaal niveau 1 juli 2023
1-jan-24
0
528
0
0
0
0
0
Verhogen belastingvermindering EB
1-jan-24
0
194
194
194
194
194
194
Dekking
0
– 1.399
– 194
– 194
– 194
– 194
– 194
Nader te bepalen dekking uit Aanvullende Post en Nationaal Groeifonds
n.v.t.
0
– 1.399
– 194
– 194
– 194
– 194
– 194
Saldo
0
0
0
0
0
0
0
X Noot
1
De lastenmaatregelen in deze en de andere tabellen in de brief zijn weergegeven in
prijzen 2023, zodat ze vergelijkbaar budgettaire bedragen aan de uitgavenzijde. Dit
wijkt af van de normale weergave, waarin lastenmaatregelen in prijzen jaar van invoering
worden weergegeven.
Toelichting kabinetspositie
Deze motie is door het kabinet ontraden. De dekking is niet conform de begrotingsregels
omdat derving van inkomsten aan de uitgavenkant wordt gedekt. Daarnaast zijn een aantal
van de dekkingsposten niet concreet gemaakt en daarmee onzeker, of niet structureel
terwijl er wel structurele dekking wordt gevraagd. Verdere invulling vergt concreter
inzicht in de gewenste dekking. Wij verwachten dat u nadere toelichting kunt verschaffen
tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Ook leidt het met één jaar uitstellen
van de verhoging van de brandstofaccijns in het basispad tot een nog scherpere verhoging
met ingang van 2025. Tot slot zijn de genoemde maatregelen tot voordeel van alle Nederlanders,
terwijl het kabinet heeft gekozen voor gerichte maatregelen specifiek op de kwetsbare
huishoudens. Daarnaast wordt voorgesteld de accijns op diesel en benzine te verlagen,
terwijl huishoudens voornamelijk benzine gebruiken en de prijsverschillen met buurlanden
bij benzine substantieel groter zijn. Wat betreft de energiebelasting heeft het kabinet
eerder gekozen om geen maatregelen te nemen, omdat de totale energierekening naar
verwachting volgend jaar slechts een gematigde ontwikkeling kent en de energieprijs
zakt onder het prijsplafond.
Brandstofaccijnzen
Budgettaire aspecten
Als de huidige verlaging van de accijnstarieven verlengd wordt en indexatie achterwege
blijft, blijven de tarieven nominaal gelijk aan de tarieven zoals die sinds 1 juli
2023 van toepassing zijn. Het met één jaar verlengen van de verlaging leidt tot een
incidentele derving van € 1.244 mln. in 2024, waarvan € 699 mln. voor benzine en € 545
mln. voor diesel (deze budgettaire bedragen zijn in prijzen jaar van invoering, in
de tabel is het prijspeil van deze maatregel voor vergelijkbaarheid met de uitgaven
in prijzen 2023 gezet). Het Nederlandse accijnstarief (inclusief btw) voor benzine
komt dan 23 eurocent hoger uit ten opzichte van België en 18 eurocent hoger ten opzichte
van Duitsland en voor diesel 10 cent lager dan in België en 6 cent hoger dan in Duitsland.
De motie vraagt niet om de accijns op LPG te verlagen. De accijns op LPG stijgt met
4,08 cent per 1 januari 2024.
In het wetsvoorstel Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om het accijnstarief
van stookolie per 1 januari 2024 gelijk te stellen aan het accijnstarief voor diesel.
De in de motie verzochte accijnsverlaging voor diesel zorgt ervoor dat de maatregel
uit het wetsvoorstel Belastingplan 2024 in 2024 een lagere budgettaire opbrengst kent
dan beoogd. Dit is in bovenstaande tabel meegenomen in de budgettaire derving van
de dieselaccijns.
Uitvoeringsaspecten
Het aanpassen van de accijnstarieven is een parameterwijziging per 1 januari 2024
uitvoerbaar, mits de accijnstarieven uiterlijk 15 december 2023 zijn vastgesteld en
de voorraadbepaling in de Wet op de accijns buiten werking is gesteld.
Inkomenseffecten
Het mediane inkomenseffect van alle huishoudens bedraagt +0,2%. Maar de grootte van
het effect tussen huishoudens verschilt. Huishoudens zonder auto of met een elektrische
auto hebben geen profijt van deze maatregel. Huishoudens met een auto met een verbrandingsmotor
hebben profijt, voornamelijk als ze veel kilometers in een minder zuinige auto rijden.
Het inkomenseffect in euro’s is afhankelijk van het aantal gereden kilometers met
een auto met een verbrandingsmotor.
Verlagen energiebelasting
Budgettaire aspecten
In de motie wordt niet gespecificeerd hoe de energiebelasting voor huishoudens moet
worden verlaagd. Hiervoor zijn drie opties: 1) verhoging van de belastingvermindering,
2) verlaging van het tarief van de eerste schijf gas of 3) verlaging van het tarief
van de eerste en tweede schijf elektriciteit. In onderstaande tabel zijn de gevolgen
per optie uitgewerkt.
Van de budgettaire derving van een verlaging van het tarief van de eerste schijf gas
of verhoging van de belastingvermindering (optie 1 en 2) komt ongeveer 90% terecht
bij huishoudens en het overig deel bij andere verbruikers zoals bedrijven. Bij een
verlaging van het tarief elektriciteit tot 10.000 kWh slaat circa 77% van de budgettaire
derving neer bij huishoudens (bij alleen verlaging eerste schijf elektriciteit tot
2900 kWh naar schatting circa 90%). Verlaging van het tarief van de eerste schijf
gas vermindert naar verwachting de verduurzamingsprikkel voor huishoudens en leidt
ten opzichte van het basispad tot een toename van de CO2-uitstoot.2
Tabel 3 – Overzicht verlaging energiebelasting (in lopende prijzen)
2023
2024
Effect voorgestelde wijziging
Financieel voordeel huishouden gemiddeld verbruik (incl. btw)
1) Belastingvermindering
493
498
521
(= 498 + 23,4)
€ 28,311
2) Tarief 1e schijf gas
(0 – 1.000 m3) in cent/m3
48,98 ct./m3
58,30 ct./m3
55 ct./m3
(= 58,30 ct. – 3,30 ct.)
€ 39,891
3) Tarief 1e en 2e schijf
elektriciteit (tot 10.000 kWh)1
10,88 ct./kWh
10,04 ct./kWh
(=10,88 ct. – 0,843 ct.)
€ 22,23
X Noot
1
Uitgaande van een gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik van 1.080 m3 en 2.180 kWh op basis van voorlopige gegevens van het CBS over het jaar 2022.
Een aandachtspunt ten aanzien van de budgettaire aspecten is tot slot de relatie van
de voorstellen met het Nederlandse herstel- en veerkrachtplan (HVP). In het HVP is
de tariefschuif in de huidige eerste schijf van de energiebelasting tussen gas en
elektriciteit (cf. Coalitieakkoord 2021, bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) opgenomen als hervorming. Concreet is opgenomen dat het tarief in de eerste schijf
gas in 2024 in reële termen met 2,5 cent per m3 wordt verhoogd ten opzichte van 2023 en in 2026 met 1 cent per m3 ten opzichte van 2024. Aan deze afspraak wordt niet voldaan bij de verlaging van
het tarief van de eerste schijf gas (optie 2). Dit leidt tot een financiële korting
die kan oplopen tot een half miljard euro, waarvoor in de motie(s) geen dekking wordt
gezocht. Deze korting kan worden voorkomen door de verlaging van de energiebelasting
via de verhoging van de belastingvermindering vorm te geven.
Gegeven het aandachtspunt rondom het HVP en de uitvoeringsaspecten (zie ook hieronder)
stelt het kabinet voor om invulling aan de motie te geven via een verhoging van de
belastingmindering.
De motie van het lid Hermans c.s. kent een overlap met de motie van het lid Bontenbal,
waarin eveneens wordt voorgesteld om de energiebelasting te verlagen. In de (Kamerstuk
36 410, nr. 26) huidige invulling van deze moties resulteert dit in een dubbele verlaging van de
energierekening; zowel een verlaging van het tarief eerste schijf als een verhoging
van de belastingvermindering. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen ontvangt
het kabinet graag nadere toelichting over of het inderdaad de wens is om de energierekening
twee keer te verlagen en voert het graag het gesprek over het voorstel om invulling
te geven aan de motie door de energiebelasting te verlagen via verhoging van de belastingvermindering.
Uitvoeringsaspecten
Een verhoging van de belastingvermindering en aanpassing van de tarieven is uitvoerbaar
voor energieleveranciers en de Belastingdienst. Het betreft parameterwijzigingen die
uitvoerbaar zijn per 1 januari 2024. De Belastingdienst en energieleveranciers kunnen
in elk geval tot en met de stemming over het wetsvoorstel Belastingplan 2024 in de
Tweede Kamer de hoogte van de belastingvermindering en tariefhoogte voor 2024 aanpassen.3
Een verlaging van het tarief van de nieuwe eerste schijf gas is uitvoeringstechnisch
zeer complex, komt mogelijk niet terecht bij veel huishoudens met blokverwarming en
kent frauderisico’s. Dit komt doordat de Belastingdienst een impactvolle forfaitaire
teruggaveregeling zal moeten invoeren om de naar schatting 600.000 huishoudens met
blokverwarming via hun verhuurder of VvE te kunnen laten profiteren van een verlaging
van het tarief van de eerste schijf gas.
Dekking: Aanvullende Post, Gasbaten en Nationaal Groei Fonds (NGF)
In de motie worden drie dekkingsbronnen genoemd (Aanvullende Post, gasbaten en Nationaal
Groeifonds), waarbij de omvang niet concreet is en een verdeling niet nader is gespecificeerd.
De dekking is niet conform begrotingsregels, vanwege de schending van scheiding inkomsten
en uitgaven. Binnen de gasbatenraming is geen budgettaire ruimte, waardoor deze niet
als dekking ingezet kan worden.
Dekking vanuit de Aanvullende Post kan middels het verlagen van een aantal specifieke
reserveringen of door de dekking te verspreiden over alle posten. In de bijlage is
een tabel opgenomen met een actueel overzicht van reserveringen op de Aanvullende
Post. Hierbij staan ook de reserveringen voor VWS en SZW, die in de motie worden uitgesloten
als dekkingsbron. Welke reserveringen dit betreft is in de tabel gespecificeerd. Op
de Aanvullende Post staan reserveringen voor PEGA, hersteloperatie toeslagen, het
Klimaatfonds en het Transitiefonds. Deze standen zijn inclusief de bij Voorjaarsnota
2023 uitgekeerde loon- en prijsbijstelling (LPO). Diverse reserveringen zijn niet
structureel, zoals het Klimaatfonds en het Transitiefonds. De daarover uitgekeerde
LPO is daarom ook niet structureel. In de tabel in Bijlage 1 is aangegeven of de desbetreffende
reeks structureel is. De onverdeelde loon- en prijsbijstelling voor 2022 die op de
Aanvullende Post staat is ook opgenomen als dekking in de motie van het lid Bikker
c.s.
Het Nationaal Groeifonds wordt als sluitpost genoemd. Onderstaande tabel bevat de
beschikbare ruimte aan juridisch niet verplichte middelen tot en met 2028. Tot en
met 2032 is hiervan circa € 8,2 miljard voor de vierde en vijfde ronde. Daarnaast
is circa € 3,1 miljard voor geselecteerde projecten en het investeringsfonds CAS/BES
gereserveerd. Deze gereserveerde middelen zijn niet beschikbaar, mede omdat hiervoor
bestuurlijke verwachtingen zijn gewekt. In 2024 is € 860 miljoen opgenomen voor reeds
geselecteerde projecten als onder andere het Nationaal Onderwijslab, het Deltaplan
Valorisatie en QuantumDeltaNL en het investeringsfonds CAS/BES. Het inzetten van deze
middelen in 2024 zou betekenen dat ze (gedeeltelijk) niet meer door kunnen gaan. Het
inzetten van middelen uit het NGF uit latere jaren voor dekking in 2024 betekent een
verslechtering in het EMU-saldo 2024.
Tabel 4 – Budgettaire reeks Nationaal Groeifonds
in mln., + is saldobelastend
2024
2025
2026
2027
2028
Nog onverdeelde NGF middelen
– 860
– 733
– 1.137
– 1.479
– 2.474
Motie van het lid Klaver c.s.4
verzoekt de regering het minimumloon per 2024 met 1,7% extra te verhogen met behoud
van de volledige koppeling; verzoekt de regering de verlaging van het afbouwpunt van
het kindgebonden budget voor paren met circa € 9.000 terug te draaien; spreekt uit
dat de kinderopvang bij amendement zal worden verhoogd met circa 425 miljoen zodat
de maximumuurprijs voor de kinderopvang en de buitenschoolse opvang weer gaat aansluiten
bij de daadwerkelijk te betalen prijs; spreekt uit dat deze voorstellen bij amendement
gedekt zullen worden met: (1) het belasten van de inkoop van eigen aandelen gelijk
aan de belasting op het uitkeren van dividend, met een opbrengst van 1,2 miljard euro;
(2) een taakstellende verhoging van de bankenbelasting met 350 miljoen euro; (3) een
verhoging van het (top)tarief in box 2 en box 3 met 2%, met een opbrengst van circa
450 miljoen euro.
Tabel 5 – Motie van het lid Klaver c.s.
in mln. euro, + is saldobelastend
2023
2024
2025
2026
2027
2028
struc.
Maatregelen
per
52
1.761
1.813
1.805
1.926
1.975
2.011
Verhoging WML met 1,7%1
1-jan-24
2
1.158
1.203
1.179
1.193
1.202
1.216
Terugdraaien verlaging afbouwpad kindgebonden budget
1-jan-24
33
394
379
373
371
370
370
Ophoging maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag
1-jan-24
17
209
231
253
362
403
425
Dekking
0
– 773
– 1.543
– 1.542
– 1.542
– 1.542
– 1.542
Belasten inkoop eigen aandelen
1-jan-25
0
0
– 770
– 770
– 770
– 770
– 770
Verhoging bankenbelasting
1-jan-24
0
– 339
– 339
– 339
– 339
– 339
– 339
Verhoging toptarief box 2 en box 3 met 2%
1-jan-24
0
– 434
– 434
– 434
– 434
– 434
– 434
Saldo
52
988
270
263
384
433
469
X Noot
1
Deze reeks gaat uit van een ingangsdatum van 1 januari 2024. Om uitvoeringsaspecten
kan ook voor invoering per 1 juli 2024 worden gekozen. Zie voor de overwegingen hieromtrent
«uitvoeringsaspecten».
Toelichting kabinetspositie
Deze motie is door het kabinet ontraden. Het is op deze korte termijn niet mogelijk
om de verhoging te ontkoppelen, bijvoorbeeld om de doorwerking in de AOW te bezien.
De dekking is niet conform de begrotingsregels omdat hogere uitgaven aan de inkomstenkant
worden gedekt. Daarnaast is de voorgestelde dekking onvoldoende. Verdere invulling
vergt concreter inzicht in de gewenste dekking. Wij verwachten dat u nadere toelichting
kunt verschaffen tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Een verhoging van 75%
van de bankenbelasting heeft gevolgen voor de internationale concurrentiepositie van
Nederlandse banken en het vestigingsklimaat, en leidt tot hogere kosten van kredietverlening
voor burgers en (MKB)-bedrijven. De verhoging leidt bij publieke sectorbanken mogelijk
tot een lager dividend voor hun publieke aandeelhouders, o.a. gemeenten.
Het volledig afschaffen van de inkoopfaciliteit kan een belemmerende werking hebben
op het kapitaalallocatiebeleid voor het Nederlandse beursgenoteerde bedrijfsleven
en de internationale concurrentiepositie. Voor een uitgebreide beschouwing van de
inkoopfaciliteit verwijs ik naar de brief van de Staatssecretaris van Financiën –
Fiscaliteit en Belastingdienst van 26 september 2023 (Kamerstuk 36 410, nr. 77) in reactie op de motie van de leden Van Weyenberg en Nijboer.5
Verhogen wettelijk minimumloon (WML)
Budgettaire aspecten
Het verhogen van het WML met 1,7% leidt tot hogere uitgaven van circa 1,2 mld euro
structureel per jaar, waarvan ca. 0,7 mld. structureel extra AOW-uitgaven bedraagt.
Uitvoeringsaspecten
Een bijzondere verhoging van het minimumloon vergt, anders dan de reguliere indexatie,
een wetswijziging. De wet voorziet in een wettelijke grondslag om het minimumloon
met een AMvB te verhogen. Verhoging van het WML per AMvB is juridisch kwetsbaar. Deze
wetsgrond kan enkel worden gebruikt als de noodzakelijke en bijzondere verhoging van
het minimumloon te rechtvaardigen is. Daar is vorig jaar gebruik van gemaakt vanwege
de uitzonderlijke inflatie. De Raad van State was bij die verhoging kritisch op het
gebruik van deze wettelijke grondslag en de doorwerking op de AOW.
Daarnaast is voor de uitvoerbaarheid van belang dat 1 oktober een implementatieverzoek
is ingediend bij het UWV. Voor dienst Toeslagen geldt dat zij 1 oktober duidelijkheid
moet hebben met welke geschat indexatiecijfer het massaal automatisch continueren-proces
moet worden opgestart. Voor UWV en dienst Toeslagen geldt verder dat zij uiterlijk
15 oktober 2023 zekerheid moeten hebben over het definitieve verhogingspercentage
van het WML. Voor de Belastingdienst is dat 1 november 2023. Dit zou vragen om een
voorhangprocedure die uiterlijk 29 september 2023 start voor beide Kamers. Dit laat
een krap tijdspad zien. De voorhangperiode en advisering door de Raad van State zijn
verplicht.
Alternatief is een bijzondere minimumloonsverhoging per 1 juli 2024. De meest passende
procedure is dan – gelet op het uitgangspunt van de wetgever – een wetswijziging,
in plaats van een AMvB. Hierbij geldt het aandachtspunt dat een verhoging per 1 juli
2024 leidt inkomensstijgingen leidt halverwege het jaar, wat gevolgen kan hebben voor
de hoogte van inkomensafhankelijke regelingen, zoals toeslagen. Daarmee kan invoering
per 1 juli mogelijk tot terugvorderingen van toeslagen en naheffingen bij de inkomstenbelasting
leiden. In de uitvoering kan via het massaal continueren-proces – mits 1 oktober bekend
– geanticipeerd worden op een minimumloonsverhoging halverwege het jaar, wat terugvorderingen
beperkt.
Ook heeft het verhogen van het WML gevolgen voor de beslagvrije voet. De beslagvrije
voet wordt jaarlijks na het ontstaan van de vordering herberekend. De wijziging van
het minimumloon loopt mee in de normbedragen van de beslagvrije voet die bij de berekening
worden toegepast. Een massale herberekening van de beslagvrije voet is uitvoeringstechnisch
niet mogelijk en niet altijd in het voordeel van de belastingplichtige of toeslaggerechtigde.
De wijziging leidt tot een groter beroep op de dienstverlening bij de Belastingdienst
en dienst Toeslagen.
Terugdraaien verlaging afbouwpunt kindgebonden budget (WKB)
Budgettaire aspecten
De motie verzoekt het deels terugdraaien van de verlaging van het afbouwpunt voor
paren met circa € 9.000 waardoor het nieuwe afbouwpunt voor paren op een belastbaar
huishoudinkomen komt van € 44.849 in 2024. Per saldo krijgen circa 85.000 huishoudens
voor het eerst (of opnieuw) recht op kindgebonden budget door deze maatregel. Daarnaast
genieten circa 500.000 paren die al recht hebben op WKB voordeel van deze maatregel.
Deze maatregel kost € 370 mln. structureel. De motie van het lid Klaver c.s. kent
overlap met de motie van het lid Stoffer, waarin eveneens een maatregel wordt voorgesteld
binnen de kindregelingen (Kamerstuk36 410, nr. 45).
Uitvoeringsaspecten
De verhoging van het afbouwpunt voor paren in het kindgebonden budget is een parameterwijziging
en per 1 januari 2024 mogelijk. Om in december 2023 (voor de maand januari 2024) uit
te keren, dient de wijziging uiterlijk 15 oktober 2023 vastgesteld te zijn6. Door de maatregel wordt de groep toeslagengerechtigden groter. Dit leidt tot een
groter beroep op de dienstverlening van de dienst Toeslagen en de Belastingdienst.
Er is hiervoor een wijziging van de begroting 2024 van SZW nodig en van het Belastingplan
2024.
Verhogen maximum uurprijzen kinderopvang
Budgettaire aspecten
De motie verzoekt om de maximum uurprijzen (MUP) waarover ouders in 2024 kinderopvangtoeslag
ontvangen, beleidsmatig te verhogen. De budgettaire effecten bedragen € 209 mln. voor
2024 (en circa € 17 mln. in 2023 vanwege bevoorschotting in december over januari
2024) oplopend naar € 425 mln. structureel. Hierbij is ervan uitgegaan dat de mate
waarin de MUP wordt verhoogd, verschilt per opvangvorm. Het effect van de maatregel
hangt af van de ontwikkeling van de tarieven in de markt. De Minister van SZW zal
dit monitoren.
• Dagopvang: +4,80% (€ 0,46 verhoging)
• Buitenschoolse opvang: +8,43% (€ 0,70 verhoging)
• Gastouderopvang: +2,61% (€ 0,19 verhoging)
Uitvoeringsaspecten
Het verhogen van de maximum uurprijzen kan per AMvB geregeld worden. Onderdeel van
de totstandkomingsprocedure is een verplichte voorhangprocedure bij de Tweede en Eerste
Kamer. Afronding van het AMvB-traject voor 1 januari 2024 is ambitieus, maar het is
mogelijk om de AMvB met terugwerkende kracht in werking te laten treden en per 1 januari
2024 met de uitvoering te starten. Om in december 2023 (voor de maand januari 2024)
uit te keren, dient de wijziging uiterlijk 15 oktober 2023 vastgesteld te zijn7. Wijzigingen gedurende het jaar zijn uitvoeringstechnisch mogelijk met terugwerkende
kracht over het gehele toeslagjaar. Dit vraagt wel om uitvoeringscapaciteit bij dienst
Toeslagen. Ook neemt hiermee de druk op de BelastingTelefoon verder toe.
Dekking: Inkoopfaciliteit dividendbelasting
Budgettaire aspecten
De budgettaire opbrengst per 1 januari 2025 wordt geraamd op € 814 mln., maar deze
kan van jaar tot jaar aanzienlijk fluctueren.8 De budgettaire opbrengst van het afschaffen van de inkoopfaciliteit is moeilijk in
te schatten vanwege de potentieel aanzienlijke gedragseffecten. De geraamde budgettaire
opbrengst van de maatregel kan ook lager uitvallen naarmate bedrijven hun zetel verplaatsen
naar het buitenland. De verwachting is dat slechts een zeer klein deel van de inkoop
van eigen aandelen in de huidige vorm zal worden voortgezet, omdat beursgenoteerde
vennootschappen dan genoodzaakt zullen zijn deze heffing in de vorm van een brutering
voor eigen rekening te nemen.
Uitvoeringsaspecten
De motie noodzaakt tot het wijzigen en verwijderen van rubrieken in de aangifte dividendbelasting
en is daarmee een structuuraanpassing. De voorgestelde wijziging kan niet gedurende
een kalenderjaar in werking treden. De wijziging kan daarom niet eerder dan 1 januari
2025 worden gerealiseerd. Naar verwachting zal dit leiden tot structurele uitvoeringskosten
voor benodigde toezichtscapaciteit.
Dekking: Verhogen bankenbelasting
Budgettaire aspecten
De hoofddoelstelling van de bankenbelasting is het beprijzen van het risico dat de
overheid een bank moet redden. De geraamde opbrengst van de bankenbelasting in 2024
is € 470 mln. De taakstellende verhoging van de bankenbelasting bedraagt € 350 mln.9. Indien deels als gevolg van deze maatregel een grootbank besluit het hoofdkantoor
te verplaatsen valt de opbrengst lager uit. Deze opbrengst wordt behaald door de tarieven
in de bankenbelasting te verhogen. De tarieven worden 0,038% over langlopende schulden
(nu 0,022%) en 0,077% over kortlopende schulden (nu 0,044%).
Uitvoeringsaspecten
Het verhogen van de bankenbelasting gaat om een parameterwijziging en is uitvoerbaar
per 1 januari 2024. Omdat de combinatie van maatregelen (verhogen bankenbelasting
en fiscale wijziging van aandeleninkoop) ook invloed kan hebben op de stabiliteit
van financiële instellingen en markten zal de Europese Centrale Bank om een oordeel
gevraagd moeten worden10.
Dekking: Verhogen (top)tarief box 2 en box 3
Budgettaire aspecten
Het verhogen van het toptarief box 2 levert € 124 mln. per jaar op vanaf 2024.11 Het verhogen van het tarief box 3 levert een opbrengst op van € 324 mln. per jaar.
Gecombineerd met de verhoging van de verhoging van box 2 levert dit dus € 448 mln.
per jaar op, vanaf 2024.12
Uitvoeringsaspecten
Het verhogen van het toptarief box 2 en tarief box 3 gaat om een parameterwijziging
en is uitvoerbaar per 1 januari 2024 worden doorgevoerd, mits dit uiterlijk 17 november
(12.00) is vastgesteld.
Koopkrachteffecten en armoedecijfers motie van het lid Klaver c.s. (Kamerstuk 36 410, nr. 23)
Vanwege de zeer brede doorwerking van het minimumloon heeft dit op bijna alle huishoudens
effect. Onderstaande tabel geeft de koopkrachteffecten van de motie weer, waar bijvoorbeeld
in te zien is dat huishoudens met kinderen er een procentpunt meer op vooruit zullen
gaan dan huishoudens zonder kinderen. In de berekening is het verhogen van het wettelijk
minimumloon per 1 januari 2024, het verhogen van het afbouwpunt voor paren in het
kindgebonden budget en de verhoging van het toptarief in box 2 en het tarief in box
3 meegenomen13.
Tabel 6 – Koopkracht Miljoenennota en bij verhoging minimumloon met 1,7% per 1 januari
2024 en deels terugdraaien verlaging van het afbouwpunt voor paren in het kindgebonden
budget en verhoging toptarief box 2 en tarief box 3.
Inkomensgroep
Miljoenennota
MJN met motie van het lid Klaver c.s.
1e (<=112% WML)
1,1%
1,7%
2e (112–177% WML)
1,7%
2,0%
3e (177–270% WML)
1,9%
2,2%
4e (270–397% WML)
1,9%
2,2%
5e (>397% WML)
1,5%
1,5%
Inkomensbron
Werkenden
2,0%
2,2%
Uitkeringsgerechtigden
0,5%
1,4%
Gepensioneerden
1,0%
1,4%
Huishoudtype
Tweeverdieners
1,8%
2,1%
Alleenstaanden
1,6%
1,8%
Alleenverdieners
1,4%
1,6%
Kinderen
Huishoudens met kinderen
2,3%
2,9%
Huishoudens zonder kinderen
1,8%
1,9%
Alle huishoudens
1,7%
1,9%
De armoedecijfers laten zien dat de armoedecijfers met 0,1%-punt dalen ten opzichte
van de situatie zonder deze maatregelen.
Tabel 7 – armoedecijfers verhoging minimumloon met 1,7% per 1 januari 2024 en verhoging
afbouwgrens paren in het kindgebonden budget.
2024 miljoenennota
2024 met verhoging WML en aanpassing WKB
Personen (% onder armoedegrens)
4,8%
4,7%
Kinderen (% onder armoedegrens)
5,1%
5,0%
Motie van het lid Bontenbal c.s.14
verzoekt de regering om er zo spoedig mogelijk voor te zorgen dat ook transferpassagiers
en privéjets vliegbelasting gaan betalen, en de opbrengst van deze maatregel te gebruiken
om de energierekening voor huishoudens te verlagen door middel van een lager tarief
in de eerste schijf van de aardgasbelasting.
Tabel 8 – Motie van het lid Bontenbal c.s.
in mln. euro, + is saldobelastend, prijzen 2023
2023
2024
2025
2026
2027
2028
struc.
Maatregelen
per
0
257
257
257
257
257
257
Verlaging tarief eerste schijf aardgasbelasting1
1-jan-24
0
257
257
257
257
257
257
Dekking
0
0
– 251
– 251
– 251
– 251
– 251
Verhoging vliegbelasting privéjets en transferpassagiers
1-jan-25
0
0
– 251
– 251
– 251
– 251
– 251
Saldo
0
257
62
6
6
6
6
X Noot
1
Tariefmutatie in 2024 is gebaseerd op budgettaire opbrengst van 265 mln. in 2024 (prijspeil
2024, in prijspeil 2023 is dat 257 mln.). In latere jaren is een iets andere tariefmutatie
nodig om dezelfde lastenverlichting te bieden, vanwege een veranderende grondslag.
X Noot
2
In prijzen jaar van invoering is de maatregel in de jaren na 2024 neutraal, In de
tabel is het prijspeil van deze maatregelen voor vergelijkbaarheid met de uitgaven
in prijzen 2023 gezet.
Toelichting kabinetspositie
Deze motie is door het kabinet ontraden. Een dekking via de vliegbelasting op transferpassagiers
is op zijn vroegst uitvoerbaar vanaf 1 januari 2025. De effecten van het laten vervallen
van deze uitzondering, waardoor deze passagiers zullen worden belast tegen het huidige
tarief van de vliegbelasting, is recent onderzocht door CE Delft.15 Naar verwachting leidt dit tot een daling van het aantal transferpassagiers in Nederland
van 28% tot 34% en een daling van het totaal aantal passagiers in Nederland van 9%
tot 13%. Dit gaat ten koste van de hub-functie en de netwerkkwaliteit van Schiphol.
Dit komt grotendeels door een verplaatsing naar andere Europese landen, omdat Nederland
dan als enige land transferpassagiers zou belasten. Een dergelijke belasting zou daarom
beter in EU-verband ingevoerd kunnen worden.
Daarnaast betreft het verlagen van het tarief van de eerste schijf gas een generieke
maatregel, terwijl het kabinet heeft gekozen voor een gericht koopkrachtpakket dat
met name gericht is op de laagste inkomens. Hierin is ook de verwachte ontwikkeling
van de energierekening meegenomen, die volgend jaar naar verwachting een gematigde
ontwikkeling kent. Consumenten die meer zekerheid over de energieprijzen willen, kunnen
bovendien weer een vast contract afsluiten. De tarieven liggen in veel gevallen onder
het prijsplafond. Tot slot leidt het verlagen van het tarief van de eerste schijf
gas tot veel complexiteit en risico’s in de uitvoering, onder andere het risico dat
huishoudens met blokverwarming niet of onvoldoende worden bereikt. Het verhogen van
de belastingvermindering heeft vergelijkbare financiële effecten, maar zónder dezelfde
gevolgen en risico’s in de uitvoering.
Dekking: Transferpassagier en privéjets belasting in de vliegbelasting
Budgettaire aspecten
De budgettaire opbrengst voor het laten vervallen van de uitzondering van transferpassagiers
in de vliegbelasting levert per 2025 € 264 mln. op en € 264 mln. structureel (hierbij
is rekening gehouden met een gedragseffect)16. Afschaffen van de uitzondering is per 1 januari 2024 niet mogelijk. De budgettaire
opbrengst voor het verlagen van de gewichtsgrens in de vliegbelasting (zodat voor
passagiers van privéjets vaker de vliegbelasting zal moeten worden betaald) levert
per 2025 € 1 mln. op en € 1 mln. structureel.
Uitvoeringsaspecten
Het laten vervallen van de uitzondering van transferpassagiers is niet mogelijk per
1 januari 2024. De belastingplichtigen, zijnde de luchthavens, moeten de tijd krijgen
om deze aanpassing in de systemen te kunnen verwerken. Een gebruikelijk volgend moment
vanuit een fiscaal oogpunt gezien is per 1 januari 2025. Naar verwachting is dit voor
zowel de luchthavens als de Belastingdienst uitvoerbaar, mits hetzelfde tarief wordt
gehanteerd als voor andere passagiers. Een afwijkend tarief voor transferpassagiers
is naar verwachting uitvoerbaar per 1 januari 2026.
Voor het belasten van privéjets neemt het kabinet aan dat dit gaat over het verlagen
van de gewichtsgrens. Daarbij dient het maximaal toegelaten startgewicht dat onderdeel
is van de voor de vliegbelasting geldende definitie van «vliegtuig» te worden verlaagd
van 8.616 kilogram naar 5.700 kilogram. Het kabinet heeft eerder aangegeven dit in
het wetsvoorstel Belastingplan 2025 mee te nemen, met ingangsdatum 1 januari 2025.17 Hiermee zullen meer passagiers van vliegtuigen onder de vliegbelasting komen te vallen.
Verlagen tarief eerste schijf gas energiebelasting
Budgettaire aspecten
Omdat 1 januari 2025 de eerst mogelijke datum voor de aanpassing in de vliegtuigbelasting
is, is er in 2024 een gat in de dekking. Met een beschikbaar budget van circa € 265
mln. kan het tarief in 2024 met 3,91 cent per m3 (in prijzen 2024) worden verlaagd ten opzichte van het basispad. Zoals bij de reactie
op de motie van het lid Hermans c.s. beschreven, leidt een verlaging van het tarief
van de eerste schijf gas naar verwachting tot een toename van de CO2-uitstoot. Zie ook onderstaande tabel. Een aandachtspunt ten aanzien van de budgettaire
aspecten is de relatie van het voorstel met het HVP (zie de opmerkingen bij de motie
van het lid Hermans c.s.).
Tabel 9 – Verlaging in de energiebelasting (in lopende prijzen)
2023
Basispad 2024
Voorstel motie 2024
Tarief eerste schijf gas (0/1.000 m3) in cent/m3
48,98 ct./m3
58,30 ct./m3
53,94 ct./m3
(– 4,36)
Financieel voordeel huishouden gemiddeld verbruik (incl. btw)1
–
–
€ 52,79
*Voordeel voor een huishouden met gemiddeld verbruik én het maximale voordeel voor
een huishouden, omdat het aardgasverbruik van een huishouden met gemiddeld verbruik
hoger dan 1.000 m3 ligt.
X Noot
1
Uitgaande van een gemiddeld gasverbruik van 1.080 m3 op basis van voorlopige gegevens van het CBS over het jaar 2022.
Uitvoeringsaspecten
De uitvoeringsaspecten van de verlaging van het tarief eerste schijf gas, waaronder
de significante vergroting van de complexiteit, het risico dat het voordeel niet terechtkomt
bij de naar schatting 600.000 huishoudens met blokverwarming en het frauderisico bij
de benodigde teruggaveregeling blokverwarming, zijn hierboven beschreven bij de reactie
op de motie van het lid Hermans (Kamerstuk 36 410, nr. 14). De Belastingdienst en energieleveranciers kunnen in elk geval tot en met de stemming
over het wetsvoorstel Belastingplan 2024 in de Tweede Kamer de hoogte van de tarieven
voor 2024 aanpassen.18
De motie van het lid Bontenbal c.s. kent een overlap met de motie van het lid Hermans
c.s., waarin eveneens wordt voorgesteld om de energiebelasting te verlagen. In de
huidige invulling van deze moties resulteert dit in een dubbele verlaging van de energierekening;
zowel een verlaging van het tarief eerste schijf als een verhoging van de belastingvermindering.
Het kabinet gaat graag met de Kamer is gesprek over of het inderdaad de wens is om
de energierekening twee keer te verlagen, en zo niet, welke beleidsoptie de voorkeur
heeft.
Motie van het lid Bikker c.s.19
verzoekt de regering de voorziene prijsstijgingen in 2024 in het regionaal openbaar
vervoer structureel te voorkomen en de beschikbaarheid hiervan structureel te verbeteren
door 300 miljoen euro beschikbaar te stellen uit de LPO-middelen op de Aanvullende
Post bij Financiën en de voorziene prijsstijging bij de NS in 2024 te voorkomen en
voor 120 miljoen euro incidenteel te dekken binnen de begrotingen van Infrastructuur
en Waterstaat en het Mobiliteitsfonds, waarbij onder meer gedacht kan worden aan de
vrijvallen middelen uit de risicoreservering PHS Alkmaar-Amsterdam, het modaliteitsspecifieke
budget en de resterende middelen uit de Transitievergoeding Openbaar Vervoer (TVOV).
Tabel 10 – Motie van het lid Bikker c.s.
in mln. euro, + is saldobelastend
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Struc.
Maatregelen
per
0
420
300
300
300
300
300
Voorkomen prijsstijgingen regionaal OV en verbetering regionaal OV
1-jan-24
0
300
300
300
300
300
300
Voorkomen prijsstijgingen NS 2024
1-jan-24
0
120
0
0
0
0
0
Dekking
0
– 420
– 300
– 300
– 300
– 300
– 300
Onverdeelde loon- en prijsbijstelling Aanvullende Post
nvt
0
– 120
– 87
– 86
– 218
– 223
– 223
Nader te bepalen dekking Aanvullende Post
Nvt
0
– 180
– 213
– 214
– 82
– 77
– 77
Ruimte begroting IenW of MF
nvt
0
– 120
0
0
0
0
0
Saldo
0
0
0
0
0
0
0
Toelichting kabinetspositie
De motie is door het kabinet ontraden. Er is incidentele dekking aangeleverd, terwijl
prijsstijgingen een structureel karakter hebben en ook de dekking op de begroting
van IenW en het Mobiliteitsfonds (MF) in 2024 is nog niet gespecificeerd.
Voorkomen prijsstijgingen regionaal OV en verbeteren regionaal OV
Budgettaire aspecten
De motie specificeert niet welk deel van de structurele middelen beschikbaar wordt
gesteld voor het voorkomen van prijsstijgingen en welk deel voor het verbeteren van
de beschikbaarheid van het regionaal OV. Het is de vraag of deze middelen daadwerkelijk
kunnen worden ingezet gegeven de huidige beschikbaarheid van personeel en materieel.
Uitvoeringsaspecten
Het Rijk gaat niet zelfstandig over de prijzen in het Openbaar Vervoer. Wat het tegengaan
of beperken van de prijsstijgingen kost, moet blijken uit onderhandelingen tussen
decentrale overheden en OV-bedrijven. De motie is daarom niet direct uitvoerbaar door
het Rijk.
Voorkomen prijsstijgingen NS 2024
Budgettaire aspecten
Prijsstijgingen bij de NS zijn structureel. De motie voorziet alleen in middelen voor
2024. Dit betekent dat de prijzen in 2025 vooralsnog zullen stijgen met naar inschatting
8,5 procent plus de inflatie in het volgende jaar.
Uitvoeringsaspecten
Het Rijk gaat niet zelfstandig over de prijzen in het Openbaar Vervoer. Wat het tegengaan
of beperken van de prijsstijgingen kost moet blijken uit onderhandelingen tussen het
Rijk en de NS.
Dekking: LPO Aanvullende Post, nader te bepalen dekking Aanvullende Post, IenW-begroting
en MF
Budgettaire en uitvoeringsaspecten
De aangeleverde dekking van de nog onverdeelde loon- en prijsbijstelling op de Aanvullende
Post (AP) is niet toereikend. Gekeken kan worden naar aanvullende dekking vanuit de
AP die dan wel nader gespecificeerd dient te worden. Hierbij kan een aantal specifieke
reserveringen worden verlaagd of de dekking kan worden verspreid over alle posten.
In de bijlage is een overzicht opgenomen van de reserveringen op de Aanvullende Post
(stand Miljoenennota 2024). Op de Aanvullende Post staan reserveringen voor PEGA,
hersteloperatie toeslagen, het Klimaatfonds en het Transitiefonds. Deze standen zijn
inclusief de bij Voorjaarsnota 2023 uitgekeerde loon- en prijsbijstelling (LPO). Diverse
reserveringen zijn niet structureel, zoals het Klimaatfonds en het Transitiefonds.
De daarover uitgekeerde LPO is daarom ook niet structureel. In de tabel in Bijlage
1 is aangegeven of de desbetreffende reeks structureel is. De Aanvullende Post is
ook opgenomen als dekking in de motie van het lid Hermans c.s.
Tot slot dient, alvorens de motie uitgevoerd kan worden, de dekking vanuit de begroting
van Infrastructuur en Waterstaat 2024 en het Mobiliteitsfonds nader te worden gespecificeerd,
omdat nu niet duidelijk is via welke posten deze € 120 mln. gedekt wordt.
Motie van het lid Stoffer c.s.20
verzoekt de regering, de kinderbijslag structureel te verhogen met 250 miljoen euro
en dit te dekken door het generiek beperken van de tabelcorrectiefactor.
Tabel 11 – Motie van het lid Stoffer c.s.
in mln. euro, + is saldobelastend
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Struc.
Maatregelen
Per
0
250
250
250
250
250
250
Verhogen kinderbijslag
1-jan-24
0
250
250
250
250
250
250
Dekking
0
– 243
– 243
– 243
– 243
– 243
– 243
Beperken tabelcorrectiefactor
1-jan-24
0
– 243
– 243
– 243
– 243
– 243
– 243
Saldo
0
7
7
7
7
7
7
Toelichting kabinetspositie
Deze motie is door het kabinet ontraden. De dekking is niet conform de begrotingsregels
omdat derving van inkomsten aan de uitgavenkant wordt gedekt. De door het kabinet
genomen maatregelen om kinderarmoede tegen te gaan zijn gerichter dan het verhogen
van de kinderbijslag. Daarnaast benadeelt de dekking via de generieke tabelcorrectie
ook de lage inkomensgroepen.
Verhogen kinderbijslag
Budgettaire aspecten
Het budgettair beslag van de maatregel bedraagt € 250 mln. De motie Stoffer kent overlap
met de motie van het lid Klaver c.s., waarin eveneens een maatregel wordt voorgesteld
binnen de kindregelingen.
Met een intensivering van € 250 mln. kan de kinderbijslag worden verhoogd met € 21,78
per kind per kwartaal voor de leeftijdscategorie 12–17 jaar (en respectievelijk € 18,52
en € 15,24 voor de leeftijdscategorieën 6 t/m 11 jaar en 0 t/m 5 jaar).21
Uitvoeringsaspecten
Dit kan per AMvB geregeld worden per 1 januari 2024. De bedragen dienen uiterlijk
voor de eerste week van december 2023 bij de SVB bekend te zijn.
Het is ambitieus om het AMvB-traject voor 1 januari 2024 af te ronden. Als deze datum
niet gehaald zou worden, is het ook mogelijk om de AMvB met terugwerkende kracht in
werking te laten treden en per 1 januari 2024 vast met de uitvoering te starten (anticiperend
op de wijziging).
Dekking: Beperken tabelcorrectiefactor (tcf)
Budgettaire aspecten
In de variant is gekozen voor het beperken van de indexatie via de tcf in de gehele
inkomstenbelasting, in tegenstelling tot de maatregel in de Miljoenennota die gericht
is op hogere inkomens. De tcf wordt voor 97,1% toegepast. Dit betekent dat alle parameters
die normaal gesproken met 9,9% geïndexeerd zouden worden nu nog maar met 9,61% geïndexeerd
worden. Alle schijfgrenzen en heffingskortingen worden op deze manier minder geïndexeerd.
Dit betekent ook een beperking van de indexatie van het toptarief en de tweede schijf
van 3,55% naar 3,45%. Daarnaast grijpt de indexatie aan op de hoogste grens van het
eigenwoningforfait, het drempelbedrag voor specifieke zorgkosten, de maximale giftenaftrek,
het reiskostenforfait en de vermogenstoets voor toeslagen.
Via de algemene heffingskorting (AHK) is er ook doorwerking in de hoogte van uitkeringen.
Een lagere AHK leidt tot lagere netto-uitkeringen. Daarnaast zijn er nog een aantal
regelingen, drempels en grenzen in de inkomstenbelasting die jaarlijks geïndexeerd
worden, maar niet in het simulatieprogramma zitten waarmee we budgettaire- en koopkrachteffecten
doorrekenen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
(KIA), de aftrek speur- en ontwikkelingswerk, de aanslag- en teruggaafdrempel en de
vrijstelling groen beleggen (dit lijstje is niet uitputtend).
Budgettair zitten de grootste effecten bij de AHK en uitkeringen (bijna 50% van de
opbrengst) en arbeidskorting (bijna 30% van de opbrengst). De opbrengst van het voor
97,1% toepassen van de tabelcorrectiefactor in de inkomstenbelasting bedraagt € 251
mln. (prijzen 2024). Het voorstel is daarmee budgettair gedekt.
Uitvoeringsaspecten
Deze maatregel betreft verschillende parameterwijzigingen die voor verschillende plussen
en minnen zullen zorgen voor de belastingplichtige. De parameterwijzigingen zijn uitvoerbaar
per 1 januari 2024. De precieze uitwerking kan per belastingplichtige verschillen.
Koopkrachteffecten en armoedecijfers motie van het lid Stoffer c.s.
Onderstaande tabel geeft de koopkrachteffecten van de motie weer.
Tabel 12 – koopkrachteffecten 2024 van verhoging kinderbijslag en dekking uit tcf
Inkomensgroep
Miljoenennota
MJN met motie van het lid Stoffer c.s.
1e (<=112% WML)
1,1%
1,1%
2e (112–177% WML)
1,7%
1,6%
3e (177–270% WML)
1,9%
1,9%
4e (270–397% WML)
1,9%
1,9%
5e (>397% WML)
1,5%
1,5%
Inkomensbron
Werkenden
2,0%
2,0%
Uitkeringsgerechtigden
0,5%
0,5%
Gepensioneerden
1,0%
0,9%
Huishoudtype
Tweeverdieners
1,8%
1,8%
Alleenstaanden
1,6%
1,6%
Alleenverdieners
1,4%
1,3%
Kinderen
Huishoudens met kinderen
2,3%
2,4%
Huishoudens zonder kinderen
1,8%
1,8%
Alle huishoudens
1,7%
1,7%
Onderstaande tabel laat zien dat de armoede onder kinderen daalt met 0,1%-punt ten
opzichte van de situatie zonder deze maatregel.
Tabel 13 – armoedecijfers verhoging AKW en dekking tcf
2024 miljoenennota
2024 met verhoging AKW en dekking uit tcf
Personen (% onder armoedegrens)
4,8%
4,8%
Kinderen (% onder armoedegrens)
5,1%
5,0%
Motie van het lid Dassen c.s.22
verzoekt de regering de taakstelling voor belastingconstructies en fiscale regelingen
te realiseren en daarmee de inkomstenbelasting voor 2024 niet te verhogen.
Tabel 14 – Motie van het lid Dassen c.s.
in mln. euro, + is saldobelastend,
prijzen 2023
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Struc.
Maatregelen
per
0
141
176
124
239
203
126
Verlagen tarief eerste schijf
1-jan-24
0
141
176
124
239
203
126
Dekking
0
– 141
– 176
– 124
– 239
– 203
– 126
Invulling taakstelling belastingconstructies
1-jan-24
0
– 141
– 176
– 124
– 239
– 203
– 126
Saldo
0
0
0
0
0
0
0
Toelichting kabinetspositie
Deze motie is door het kabinet ontraden. Van de taakstelling resteert een bedrag van
€ 141 mln. in 2024 en € 126 mln. structureel (zie bovenstaande tabel). De invulling
van de aanpak fiscale regelingen vraagt om een zorgvuldig traject met stakeholders
en uitvoering. Voor een deel van de constructies wordt hier nog aan gewerkt. Verdere
uitwerking vergt concreter inzicht in de gewenste invulling. Wij verwachten dat u
nadere toelichting kunt verschaffen tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen.
Als de Kamer geen keuze maakt in welke fiscale regelingen of constructies kunnen worden
ingezet voor de invulling van de taakstelling, kan het kabinet de motie niet uitvoeren.
Verlagen tarief eerste schijf (TES)
Budgettaire aspecten
Een deel van de verhoging van het tarief eerste schijf is het gevolg van de compensatie
voor de lagere zorgpremies. Die verhoging blijft staan. De stelpost voor de taakstelling
constructies zorgt voor de TES-mutaties zoals in onderstaande tabel. Het niet langer
laten doorwerken van de taakstelling in de TES levert de tarieven op zoals op de onderste
regel. Het tarief eerste schijf moet minimaal met 0,01%-punt aangepast worden, wat
grofweg overeenkomt met € 48 mln. Dit betekent dat de uiteindelijke budgettaire aanpassing
TES kan afwijken van wat in de budgettaire tabel is opgenomen.
Tabel 15 – Verlaging tarief eerste schijf
TES
2023
2024
2025
2026
2027
Struc.
Struc. in jaar
Basispad CEP
36,93%
36,91%
36,96%
36,96%
36,96%
36,88%
Taakstelling
constructies
0,03%
0,05%
0,07%
0,08%
0,08%
2027
Correctie
zorgpremies
0,03%
0,04%
0,05%
0,04%
0,04%
2027
Correctie
invullen taakstelling
– 0,04%
– 0,02%
– 0,05%
2029
Basispad MEV
36,93%
36,97%
37,05%
37,04%
37,06%
36,95%
Taakstelling
Constructies niet
via TES
– 0,03%
– 0,05%
– 0,03%
– 0,06%
– 0,03%
TES na verlaging
36,94%
37,00%
37,01%
37,00%
36,92%
2028
Uitvoeringsaspecten
Deze maatregel gaat om een parameterwijziging. Deze dient uiterlijk 17 november 2023
(12.00) vastgesteld te zijn.
Taakopdracht fiscale regelingen invullen
Budgettaire aspecten
Bij Miljoenennota 2023 is een taakstellende opdracht ingeboekt van € 162 mln. euro
per 2024, oplopend tot € 550 mln. structureel vanaf 2027. Als placeholder voor de
taakstellende opdracht geldt het tarief eerste schijf van de inkomstenbelasting. Zoals
onderstaande tabel laat zien is de taakstellende opdracht op structurele basis voor
€ 479 mln. ingevuld met maatregelen die belastingconstructies en fiscale regelingen
aanpakken en resteert er € 71 mln. (zie onderstaande tabel).
Tabel 16 – Invulling taakopdracht belastingconstructies en fiscale regelingen, stand
Miljoenennota 2024
2024
2025
2026
2027
Struc
Taakopdracht bij Miljoenennota 2023
162
310
400
550
550
Ingevuld met aanpak belastingconstructies en fiscale regelingen
16
128
272
306
4791
Resterend = verhoging TES box 1
146
182
128
244
711
X Noot
1
De opbrengst van de invulling van de taakstelling loopt na 2027 zeer geleidelijk op
tot uiteindelijk 479 mln. in 2062. Daarom is bij de concrete invulling van de verhoging
TES gekozen voor een vlakke reeks die leidt tot een opbrengst van 130 mln. vanaf 2029
(gelijk aan de gemiddelde benodigde opbrengst tussen 2029 en 2062). Daarom verschilt
het structurele getal hier van de dekkingsopgave in tabel 14.
Uitvoeringsaspecten
De uitvoeringsaspecten hangen af van de regelingen die voor de invulling gekozen worden.
Voor veel regelingen geldt dat dit gaat om een structuuraanpassing. Deze zijn niet
per 1 januari 2024 uitvoerbaar.
Motie van het lid Den Haan c.s.23
verzoekt de regering middelen te reserveren zodat het nummer 113 gratis kan worden
gemaakt zo snel mogelijk nadat de resultaten van het onderzoek bekend zijn.
Tabel 17 – Motie van het lid Den Haan c.s.
in mln. euro, + is saldobelastend
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Struc.
Maatregelen
per
0
1
1
0
0
0
0
Gratis maken 113
n.n.b.
0
1
1
0
0
0
0
Dekking
0
– 1
– 1
0
0
0
0
LPO of groeiruimte Zvw
n.v.t
0
– 1
– 1
0
0
0
0
Saldo
0
0
0
0
0
0
0
Toelichting kabinetspositie
Deze motie is gedekt en is door het kabinet «oordeel Kamer» gegeven.
Maatregel en dekking: gratis maken 113 uit LPO of groeiruimte zorgverzekeringswet
(Zvw)
Budgettaire aspecten en invoeringsaspecten
Op de begroting van VWS worden middelen beschikbaar gesteld uit Loon- en Prijsontwikkeling
(LPO) of groeiruimte Zvw om na het onderzoek de benodigde stappen te zetten. Dit gaat
om een beperkt bedrag.
4. Totaalbeeld voorstellen
Tabel 18 – Overzicht voorstellen
in mln. euro, + is saldobelastend
2023
2024
2025
2026
2027
2028
struc
Lastenmaatregelen
Motie
Per
0
1.796
626
574
689
653
576
Niet indexeren benzineaccijns
14
1-jan-24
0
677
0
0
0
0
0
Niet indexeren dieselaccijns
14
1-jan-24
0
528
0
0
0
0
0
Verlaging energiebelasting
14
1-jan-24
0
194
194
194
194
194
194
Verhogen belastingvermindering EB
26
1-jan-24
0
257
257
257
257
257
257
Beperken verhoging inkomstenbelasting
52
1-jan-24
0
141
176
124
239
203
126
Uitgavenmaatregelen
52
2.437
2.369
2.360
2.481
2.530
2.566
Verhoging WML met 1,7%1
23
1-jan-24
2
1.158
1.203
1.179
1.193
1.202
1.216
Terugdraaien verlaging afbouwpad kindgebonden budget
23
1-jan-24
33
394
379
373
371
370
370
Ophoging maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag
23
1-jan-24
17
209
231
253
362
403
425
Voorkomen prijsstijgingen regionaal OV en verbetering regionaal OV
29
1-jan-24
0
300
300
300
300
300
300
Voorkomen prijsstijgingen NS 2024
29
1-jan-24
0
120
0
0
0
0
0
Verhogen kinderbijslag
45
1-jan-24
0
250
250
250
250
250
250
Gratis maken 113
57
n.t.b.
0
1
1
0
0
0
0
Uitvoeringskosten Belastingdienst (indicatief)
div
n.v.t.
0
5
5
5
5
5
5
Dekkingsmaatregelen lasten
0
– 1.156
– 2.212
– 2.160
– 2.275
– 2.239
– 2.162
Belasten inkoop eigen aandelen
23
1-jan-25
0
0
– 770
– 770
– 770
– 770
– 770
Verhoging bankenbelasting
23
1-jan-24
0
– 339
– 339
– 339
– 339
– 339
– 339
Verhoging toptarief box 2 en box 3 met 2%
23
1-jan-24
0
– 434
– 434
– 434
– 434
– 434
– 434
Verhoging vliegbelasting privéjets en transferpassagiers
23
1-jan-25
0
0
– 251
– 251
– 251
– 251
– 251
Beperken tabelcorrectiefactor
26
1-jan-24
0
– 243
– 243
– 243
– 243
– 243
– 243
Invulling taakstelling belastingconstructies
45
n.t.b.
0
– 141
– 176
– 124
– 239
– 203
– 126
Dekkingsmaatregelen uitgaven
0
– 1.819
– 494
– 494
– 494
– 494
– 494
Nader te bepalen dekking Aanvullende Post en Nationaal Groeifonds
14
n.v.t.
0
– 1.399
– 194
– 194
– 194
– 194
– 194
Onverdeelde loon- en prijsbijstelling Aanvullende Post
29
n.v.t.
0
– 120
– 87
– 86
– 218
– 223
– 223
Ruimte begroting IenW of MF
29
n.v.t.
0
– 120
0
0
0
0
0
Nader te bepalen dekking Aanvullende Post
29
n.v.t.
0
– 180
– 213
– 214
– 82
– 77
– 77
LPO of groeiruimte Zvw
57
n.v.t
0
– 1
– 1
0
0
0
0
Totaal
52
1.257
288
280
401
450
486
waarvan lasten
0
640
– 1.586
– 1.586
– 1.586
– 1.586
– 1.586
waarvan uitgaven
52
617
1.874
1.866
1.987
2.036
2.072
X Noot
1
Deze reeks gaat uit van een ingangsdatum van 1 januari 2024. Om uitvoeringsaspecten
kan ook voor invoering per 1 juli 2024 worden gekozen. Zie voor de overwegingen hieromtrent
«uitvoeringsaspecten» onder de maatregel van het verhogen van het WML bij de motie
van het lid Klaver c.s.
De reeksen in bovenstaande tabel zijn indicatief en ook de verdeling over de jaren
kan nog wijzigen. Ook zijn de uitvoeringskosten niet meegenomen. De bedragen voor
de lastenmaatregelen worden normaal uitgedrukt in het prijspeil van het jaar waarin
de maatregel wordt ingevoerd. Voor de vergelijkbaarheid met de uitgaven zijn de bedragen
in bovenstaande tabel omgezet naar prijspeil 2023.
Tabel 19 – Correcties EMU-saldo
in mln. euro, + is saldobelastend
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Totaal budgettair effect moties
52
1.257
288
280
401
450
Correcties EMU-saldo lasten
– 458
216
338
155
96
50
Correcties EMU-saldo uitgaven
0
143
219
310
411
504
Totale belasting EMU-saldo
– 406
1.616
845
745
908
1.004
Het verschil tussen de opbrengst die relevant is voor de besluitvorming en de opbrengst
op EMU-basis wordt aan de lastenkant voornamelijk veroorzaakt door de maatregel om
het box 2-tarief te verhogen. Deze maatregel kent door anticipatie-effecten een grillig
opbrengsten-patroon op kas- en EMU-basis. Voor budgettaire besluitvorming wordt conform
de begrotingsregels de lastenrelevante, vlakke reeks gehanteerd.
De geraamde uitgavenmutaties in de tabellen bij de moties zijn in constante prijzen
(prijspeil 2023). Aan de uitgavenkant worden de mutaties op de SZW-begroting standaard
verwerkt in lopende prijzen. Conform begrotingsregels wordt het uitgavenplafond gecorrigeerd
voor de omzetting van constante prijzen naar lopende prijzen. Deze uitgaven hoeven
volgens de begrotingsregels niet gedekt te worden, maar leiden wel tot een belasting
van het EMU-saldo. In tabel 19 is de extra belasting van het EMU-saldo weergegeven
van de in de moties opgenomen maatregelen op de SZW-begroting (verhoging WML, terugdraaien
afbouwpad kindgebonden budget, ophogen maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag en verhogen
kinderbijslag). In totaliteit leidt de uitvoering van de aangenomen moties zoals beschreven
in deze brief tot een extra beslag op het EMU-saldo.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
BIJLAGE 1 – OVERZICHT VAN RESERVERINGEN OP DE AANVULLENDE POST
Onderstaand een actueel overzicht van middelen op de Aanvullende Post (stand Miljoenennota
2024). Een nul in de tabel betekent dat minder dan € 0,5 mln. resteert.
in MLN. euro
2024
2025
2026
2027
2028
Structureel
/incidenteel
Totaal
4.124
8.067
10.693
10.654
10.887
KR
Koopkracht Caribisch Nederland
2
16
16
15
14
structureel
BZ
Vredespaleis
53
incidenteel
JenV
Gemeentelijke en particuliere opvang Oekraïense ontheemden
1.214
100
incidenteel
JenV
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
102
incidenteel
JenV
Spreidingswet
196
214
24
214
24
structureel
BZK
Informatiehuishouding (POK)
0
2
22
6
6
structureel
BZK
Compensatie huurbevriezing
40
40
40
structureel
BZK
Extra woningbouw
0
0
0
0
0
incidenteel
BZK
Volkshuisvestingsfonds
0
0
0
incidenteel
BZK
Regiodeals
129
130
incidenteel
BZK
Woningbouwimpuls
33
100
incidenteel
BZK
Huisvesting Algemene Rekenkamer
8
6
6
7
4
incidenteel
BZK
Zekerheidsfonds
1
1
1
1
1
structureel
BZK
Crisisopvang
6
incidenteel
OCW
Invoering studiebeurs
52
61
20
incidenteel
FIN
Dienstverlening Belastingdienst (POK)
12
13
15
15
15
structureel
FIN
Uitvoeringskosten Belastingdienst
19
24
11
14
18
incidenteel
FIN
Voorziening laagdrempelige fiscale rechtshulp
13
14
15
15
15
structureel
FIN
Aanloopkosten MRB+
8
33
33
34
48
incidenteel
FIN
Box 3
66
30
29
17
incidenteel
FIN
Herstel toeslagen/MSNP
146
317
108
incidenteel
IenW
Infra onderhoud Mobiliteitsfonds
326
326
326
structureel
IenW
Lelylijn
53
107
267
265
265
incidenteel
IenW
Waterveiligheid
97
92
incidenteel
EZK
Middelen Klimaatakkoord
57
26
27
22
19
incidenteel
EZK
Digitale Veiligheid
36
incidenteel
EZK
Groningen
68
60
39
12
35
incidenteel
EZK
Waterstofopslag
37
incidenteel
EZK
Waterstofbackbone Gasunie
27
74
incidenteel
EZK
Stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch
42
incidenteel
EZK
Energieprestatie-eisen nieuwbouw industriële gebouwen
3
3
5
5
5
incidenteel
EZK
Vergroening reisvervoer en personengedrag
1
2
25
28
28
structureel
EZK
Handhaving energiebesparingsplicht
15
15
structureel
EZK
Verplicht percentage recyclaat in bouwmaterialen
1
1
1
incidenteel
EZK
Uitvoeringskosten klimaat
3
6
32
27
27
incidenteel
EZK
Klimaatfonds: kernenergie
147
212
872
874
886
incidenteel
EZK
Klimaatfonds: CO2-vrije gascentrales
0
201
202
148
149
incidenteel
EZK
Klimaatfonds: vroege fase opschaling
131
1.181
1.211
1.245
1.316
incidenteel
EZK
Klimaatfonds: energie-infrastructuur
32
314
313
308
317
incidenteel
EZK
Klimaatfonds: verduurzaming industrie & innovatie mkb
26
368
484
532
536
incidenteel
EZK
Klimaatfonds: verduurzaming gebouwde omgeving
1
120
501
499
503
incidenteel
EZK
Klimaatfonds: overig
80
80
101
132
incidenteel
EZK
Uitvoeringskosten Brexit Adjustment Reserve (BAR)
9
incidenteel
EZK
PEGA
545
1.024
1.024
1.029
1.036
incidenteel
LNV
Maatregelenpakket aanpak stikstofproblematiek (incl. Cie Hordijk)
127
26
206
37
47
incidenteel
LNV
Transitiefonds
702
636
2.975
3.183
3.351
incidenteel
LNV
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
0
1
1
1
structureel
SZW
Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden
17
105
163
162
152
structureel
SZW
Loondoorbetaling bij ziekte
3
42
47
58
69
structureel
SZW
Kinderopvang werkenden (uitvoeringskosten)
11
64
36
33
28
structureel
SZW
Bescherming arbeidsmigranten (ci. Roemer)
5
0
0
incidenteel
SZW
Gebaar van erkenning ouderen van Surinaamse herkomst
122
incidenteel
VWS
Duitse oorlogsuitkeringen
0
0
0
0
0
incidenteel
VWS
Eigen bijdrage huishoudelijke hulp
6
8
9
9
structureel
VWS
Envelop pandemische paraatheid
5
6
2
2
2
structureel
VWS
Volksziektes
1
4
incidenteel
VWS
Standaardisatie gegevensuitwisseling
298
170
160
168
196
incidenteel
VWS
Passende zorg als norm in ZVW
53
6
6
incidenteel
VWS
Valpreventie bij 65-plussers (WMO)
0
incidenteel
DO
Compensatie Zeeland
3
3
3
3
3
incidenteel
DO
Schrappen oploop opschalingskorting
9
5
incidenteel
DO
Overige dossiers medeoverheden
73
81
incidenteel
DO
Jeugd conform advies CVW met aanvullende maatregelen
380
311
311
structureel
Div
Domeinoverstijgende risico's
160
254
44
43
43
structureel
Div
Risicoreservering Traditioneel Eigen Middelen (TEM)
478
478
319
319
319
risicoreservering
Div
Onverdeelde loon- en prijsbijstelling
120
87
86
218
223
structureel
RESO
A4 Reservering transitie werkgevers zorg en overheid
212
212
212
structureel
Div
Werk aan Uitvoering (WaU)
41
42
48
52
61
structureel
wv. VWS en SZW
0
1
2
8
16
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën