Brief regering : Verslag Landbouw- Visserijraad 18 september 2023
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1581
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de Landbouw- en Visserijraad (hierna: Raad)
die op 18 september 2023 plaatsvond te Brussel. Verder maak ik van de gelegenheid
gebruik om de Kamer te informeren over het jaarverslag Europees Fonds voor Maritieme
Zaken en Visserij, het rapport «tare conversion factors for whole-frozen mackerel,
horse mackerel, herring, blue whiting and greater argentine» en de Raadswerkgroep
duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen
I. Verslag van de Landbouw- en Visserijraad
Tijdens de Raad vond een gedachtewisseling plaats over de aankomende onderhandelingen
met betrekking tot de vangstmogelijkheden voor 2024. Naast visserij sprak de Raad
ook over de Richtlijn voor bodemmonitoring en de Langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden
van de EU. Daarnaast werd ook gesproken over de handelsgerelateerde landbouwvraagstukken,
waaronder de situatie in Oekraïne. Verder stonden er ook een aantal diversenpunten
op de agenda, waaronder één namens Nederland, waarin werd opgeroepen tot vereenvoudigde
en verbeterde regelgeving in de EU op het gebied van voedsel, landbouw en visserij.
Onderhandelingen vangstmogelijkheden 2024
De Raad startte met een gedachtewisseling over de visserijmogelijkheden voor 2024,
waarover met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen en de Oost-Atlantische kuststaten
afspraken moeten worden gemaakt. De Europese Commissie (hierna: Commissie) sprak zijn
zorgen uit over de toegenomen hoeveelheid vangstadviezen met een advies voor beperktere
vangstmogelijkheden ten opzichte van 2023 en de toename aan nulvangstadviezen. Ook
heeft de Commissie zorgen geuit over de vaak stroef lopende onderhandelingen met het
Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. De Commissie zet in op een akkoord dat zoveel mogelijk
tegemoet komt aan de belangen van de Unie. De Commissie tracht de onderhandelingen
dit jaar tijdig te beëindigen en riep de lidstaten op daarom zoveel mogelijk een eenheidsstandpunt
op te stellen.
Lidstaten deelden de zorgen van de Commissie over de toegenomen hoeveelheid vangstadviezen
met een advies voor beperktere vangstmogelijkheden en de toename van nulvangstadviezen.
Lidstaten gaven aan dat de visbestanden duurzaam beheerd moeten worden om overbevissing
te voorkomen. In afwachting van de benchmark voor tong, die in 2024 is voorzien, en
waarover ik de Tweede Kamer in de geannoteerde agenda voor de Raad heb geïnformeerd
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1574), heb ik gevraagd om nu geen drastische besluiten te nemen en de sociaaleconomische
situatie van de vloot in ogenschouw te blijven nemen.
De Raad was eensgezind over het belang van goede afspraken met derde landen in relatie
tot vaste verdeelsleutels voor de verdeling van quota en toegang tot elkaars wateren.
Daarbij werd wederom het belang van duurzaam beheer onderstreept. Daarnaast gaven
de meeste lidstaten aan dat wetenschappelijke adviezen leidend moeten zijn in de onderhandelingen.
Ik heb samen met België daarbij aandacht gevraagd voor de niet onderbouwde gebiedsuitsluitingen
en boomkorban van Noorwegen. Duidelijk werd ook dat er een toenemende roep van lidstaten
is voor de mogelijke inzet van onderhandelingsmiddelen, zoals (preferentiële) markttoegang,
in de onderhandelingen met Noorwegen.
De Commissie eindigde met een oproep om verenigd te blijven en verzocht om flexibiliteit
om tijdig tot de best mogelijke akkoorden te komen. Ook gaf de Commissie aan de inbreng
van de lidstaten te betrekken bij het verder vormgeven van het onderhandelingsmandaat.
Hierover zal overleg blijven plaatsvinden tussen de Commissie en lidstaten.
Richtlijn voor bodemmonitoring en weerbaarheid
Verder vond er tijdens de Raad een gedachtewisseling plaats over de landbouwaspecten
van het recent gepresenteerde voorstel voor een Richtlijn bodemmonitoring en -weerbaarheid,
waarvan besluitvorming plaatsvind in de Milieuraad. De Commissie gaf aan dat gezonde
bodems essentieel zijn voor de verschillende uitdagingen van de toekomst, waaronder
het omgaan met klimaatverandering, biodiversiteit en het halen van de duurzaamheidsdoelen.
Door de meeste lidstaten werd steun uitgesproken voor het behandelen van dit voorstel
in de Raad en werd de noodzaak erkend van gezonde bodems voor land- en bosbouw. Veel
lidstaten gaven aan al veel te doen om de staat van hun bodems te verbeteren, waarmee
ze de Commissie verzochten om synergie met de nationale initiatieven en monitoringssystemen.
Daarbij riepen enkele lidstaten op tot flexibiliteit vanwege de grote verschillen
tussen soorten bodems in lidstaten alsook tussen lidstaten onderling en werd duidelijk
naar voren gebracht dat het voorstel niet tot aanvullende financiële lasten en administratieve
druk mag leiden. Als laatste gaven meerdere landen aan zorgen te hebben over het «one
out-all out» principe. Nederland heeft aangegeven nog bezig te zijn met het bepalen
van een positie ten opzichte van het voorstel.
De Commissie herhaalde de noodzaak voor gezonde bodems en gaf daarbij aan dat het
voorstel juist moet leiden tot minder administratieve en financiële lasten. Daarbij
werd ook aangegeven dat bestaande nationale monitoringssystemen gebruikt kunnen blijven
worden.
Polen riep daarnaast in een diversenpunt op om bepalingen uit de natuurherstelverordening
te halen die verplichtingen opleggen aan de landbouwsector. Polen gaf daarbij aan
dat deze verplichtingen gevolgen hebben voor de landbouwgrond en -productie. Dit diversenpunt
werd laat door Polen op de agenda gezet. Voor deze oproep was in de Raad weinig steun.
Nederland heeft dit agendapunt aangehoord.
Afrikaanse varkenspest (diversenpunt)
Zweden informeerde de Raad over de Afrikaanse varkenspest (AVP) waarmee het recent
te maken heeft gekregen en gaf aan de noodzakelijke maatregelen te treffen om verdere
negatieve gevolgen te beperken. Zweden gaf aan «best practices» en kennis uit te willen
wisselen.
Een aantal lidstatenen de Commissie, gaven aan dat er goed samengewerkt en gecommuniceerd
moet worden om de AVP effectief te kunnen bestrijden. Duidelijk werd dat de ziekte
op dit moment voorkomt in 14 lidstaten. Het belang van gezamenlijk optreden en het
delen van kennis en ervaring werd daarom onderstreept. Nederland heeft dit agendapunt
aangehoord.
UN Food Systems Summit + 2 Stocktaking (Rome, 24–26 juli 2023) (diversenpunt)
Van 24–26 juli 2023 vond in Rome het UN Food Systems Summit (UNFSS) plaats, waarover
in de Raad door Italië een terugkoppeling werd geven. Tijdens het UNFSS is gesproken
over de noodzaak tot gezamenlijk optrekken in het kader van duurzame en veerkrachtige
voedselsystemen, extreme weersomstandigheden en de verslechterde voedselzekerheidssituatie
in de wereld. Nederland heeft dit agendapunt aangehoord.
Handelsgerelateerde landbouwvraagstukken
Tijdens het reguliere agendapunt over handelsgerelateerde landbouwvraagstukken informeerde
de Commissie de Raad over de stand van zaken van haar werkzaamheden op het gebied
van internationale handel in landbouwgoederen en lopende bilaterale en multilaterale
onderhandelingen (o.a. WTO). De Commissie gaf aan dat er een formele reactie van de
Mercosur landen is ontvangen op het door de EU voorgestelde aanvullende instrument
over duurzaamheid, deze vormt de basis voor verdere discussies.
De discussie ging voornamelijk over het besluit van de Commissie van 15 september
jl. om de doorvoerverplichting voor tarwe, maïs, zonnebloemzaad en koolzaad uit Oekraïne
door Polen, Hongarije, Slowakije, Bulgarije en Roemenië niet te verlengen, waarop
een drietal lidstaten aankondigde (wederom) nationale importverboden in te voeren.
Er was unanieme steun voor het bijstaan van Oekraïne. De aangekondigde unilaterale
maatregelen van de drie lidstaten werden veroordeeld door de overige lidstaten, die
hierin eensgezind waren. Gewezen werd op de noodzaak de solidariteitscorridors te
versterken en het zoeken naar alternatieve uitvoerroutes via onder andere de Baltische
staten. Voor wat betreft onderhandelingen over de handelsakkoorden werd het strategisch
belang en diversificatie van handelsstromen benadrukt en werd door een aantal lidstaten
het belang van hoge duurzaamheidsstandaarden opgebracht. Daarbij werd wederom een
oproep gedaan aan de Commissie om te komen met een herziene versie van de studie uit
2021 over de cumulatieve impact van handelsakkoorden op landbouw. Deze studie verschijnt
naar verwachting aan het eind van het jaar. Zoals toegezegd heb ik bepleit dat een
mogelijk EU-Mercosur akkoord een integraal associatieakkoord blijft. Verder riepen
lidstaten op om de 13de Ministeriële Conferentie van de WTO aan te grijpen om verdere stappen te zetten naar
duurzame voedselsystemen. Zoals toegezegd heb ik de Commissie opgeroepen om het belang
van duurzaamheid en verdere integratie van handel en milieu en sociale kwesties (inclusief
vraagstukken t.a.v. productiestandaarden) onder de aandacht te brengen binnen de WTO.
Daarnaast heb ik steun uitgesproken voor het stoppen van subsidies die kunnen bijdragen
aan illegale, niet gerapporteerde en ongereguleerde visserijpraktijken. Ten slotte
heb ik een oproep tot snelle publicatie van de aankondigde dierenwelzijnsvoorstellen
gedaan. Ik heb hierbij het belang onderstreept om bij de herziening van de EU-dierenwelzijnsnormen
ook de import uit derde landen te betrekken. Daarbij heb ik aangegeven dat het rapport
van de Commissie van juni 2022 over toepassing van gezondheids- en milieunormen van
de EU op ingevoerde landbouw- en agrovoedingsproducten daarvoor een goede basis vormt.
Langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU
Tijdens dit agendapunt vond een gedachtewisseling plaats over de langetermijnvisie
voor de plattelandsgebieden van de EU. De lidstaten onderstreepte het belang van de
plattelandgebieden en de noodzaak deze gebieden te versterken. Veel lidstaten, waaronder
Nederland, verwelkomden daarom het initiatief van het Spaans voorzitterschap om Raadsconclusies
over de in 2021 gepubliceerde langetermijnvisie voor plattelandsgebieden vast te stellen,
waarvan goedkeuring voorzien is tijdens de Raad van november.
In de Raad was consensus over de noodzaak voor meer synergie tussen de verschillende
beleidsinstrumenten en trajecten, zoals het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB)
met een nadruk op LEADER en andere (cohesie)fondsen. Daarnaast werd er een oproep
gedaan tot meer flexibiliteit en het verlagen van de al bestaande administratieve
lasten. Enkele lidstaten riepen ook op om meer financiële middelen beschikbaar te
stellen, de digitale infrastructuur te verbeteren en het beleid meer aan te laten
sluiten op regionale behoeften.
Weersomstandigheden Slovenië en Griekenland (diversenpunt)
Tijdens dit agendapunt gaven Slovenië en Griekenland een toelichting op de situatie
waarmee zij te maken hebben naar aanleiding van extreme weersomstandigheden. Beide
landen hebben recentelijk te maken gehad met grote droogte, bosbranden of veel neerslag.
Dit heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de landbouw, bosbouw en akkercultuur.
Lidstaten gaven aan veel sympathie te hebben voor de moeilijke situatie. Er werd breed
erkend dat schade door extreme weersomstandigheden vaker voor zal gaan komen. Daarom
pleitte een aantal lidstaten voor meer (financiële) lange termijn instrumenten en
werd opgeroepen om meer flexibiliteit in het toekomstige GLB. De Commissie gaf aan
bereid te zijn bijzondere maatregelen te financieren vanuit de landbouwreserve en
te kijken welke (financiële) flexibiliteit in het GLB zit. Nederland heeft dit agendapunt
aangehoord.
Vereenvoudiging en verbetering van gemeenschappelijk landbouw-, voedsel- en visserijbeleid
(diversenpunt)
Denemarken deed, mede namens Nederland, een oproep voor vereenvoudigde en verbeterde
regelgeving in de EU op het gebied van voedsel, landbouw en visserij. Hiervoor was
grote steun. Om vereenvoudigde en betere regelgeving te realiseren in de EU bracht
ik in dat het van belang is om te sturen op doelen in plaats van op maatregelen. Gelet
op de implementatieproblemen van de aanlandplicht heb ik gewezen op het belang van
een evaluatie. Verder deed een aantal lidstaten de oproep om het GLB te vereenvoudigen.
De Commissie onderstreepte de bestaande initiatieven en gaf aan open te staan voor
suggesties voor vereenvoudiging.
II. Jaarverslag Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2022
Als bijlage ontvangt u het jaarverslag Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
(EFMZV) 2022 alsmede de publiekssamenvatting van het jaarverslag EFMZV 2022. In dit
jaarverslag kunt u meer lezen over de Nederlandse uitvoering van het EFMZV in 2022.
De programma periode van het EFMZV 2014–2021 is afgelopen en de subsidiabiliteitsperiode
van het EFMZV loopt af in 2024. Dat betekent dat de inspanning zich nu vooral richt
op afrondende werkzaamheden. Tevens is het EMFAF gestart voor de programmaperiode
2021–2027. Er is daarom in 2022 voor het EFMZV niet meer ingezet op de selectie van
nieuwe subsidieprojecten. Voor het beperkte budget dat in 2022 nog open stond, zijn
de budgetten van bestaande overheidsopdrachten opgehoogd. In 2022 is bijna 100% van
het totale programmabudget gecommitteerd. Meer dan de helft van de geselecteerde projecten
(investeringen, compensaties en een deel van de meerjarige projecten) en overheidsopdrachten
zijn inmiddels afgerond.
III. Rapport «tare conversion factors for whole-frozen mackerel, horse mackerel, herring,
blue whiting and greater argentine»
Ook informeer ik u graag over het rapport «tare conversion factors for whole-frozen
mackerel, horse mackerel, herring, blue whiting and greater argentine»*. Naar aanleiding van een verzoek van de Europese Commissie (EC) heeft Nederland dit
onderzoek in de afgelopen jaren door Wageningen Marine Research (WMR) laten uitvoeren.
Diepvriestrawlers vriezen de vis direct na de vangst in plastic en karton verpakte
blokken vis van ca. 20 kg in. Hiervan wordt 1,5 kg van dit gewicht door de Europese
Commissie (EC) en Atlantische «Coastal States» beschouwd als tarragewicht (ijs van
aanhangend water, verpakkingsmateriaal etc.). Dit gewicht telt niet mee in de benutting
van het quota. Het onderzoek is gericht op het verifiëren van het tot op heden gehanteerde
tarragewicht. Het gebruik van een correct tarragewicht acht ik van belang omdat een
te hoog tarragewicht duurzaam bestandsbeheer in de weg kan staan.
Het onderzoek is in twee fasen uitgevoerd om zowel generiek als specifiek voor vijf
vissoorten uitspraak te kunnen doen over een tarragewicht. Er kan worden geconcludeerd
dat het op dit moment gehanteerde tarragewicht voor alle vijf soorten te hoog is én
dat er een verschil in het tarragewicht tussen soorten lijkt te zijn. Deze uitkomst
laat zien dat aanpassing van het tarragewicht wenselijk is en dat zal daarom worden
besproken met de EC en de Coastal States. Daarbij is voor Nederland uitvoerbaarheid
tijdens de controle op aanlandingen van belang. De EC neemt dit mee in hun onderhandeling
met de Coastal States.
IV. Raadswerkgroep duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen
Op 14 september jl. heeft een bespreking plaatsgevonden in de raadswerkgroep duurzaam
gebruik gewasbeschermingsmiddelen over het voorstel voor een Verordening duurzaam
gebruik gewasbeschermingsmiddelen. Deze verordening (hierna: SUR-voorstel) moet in
de plaats komen van de huidige Richtlijn 2009/128/EG, die voorschriften voor lidstaten
bevat over het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Naar aanleiding van
het informatieverzoek van de Kamer, informeer ik u over de uitkomsten van deze bespreking
en het vervolg hiervan.
Aan de start van de vergadering meldde het Spaanse voorzitterschap dat deze erop inzet
om een compromis te bereiken over de onderdelen in het voorstel die het meest gevoelige
liggen bij lidstaten. Dit zijn reductiedoelstellingen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen
en een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in zogeheten gevoelige
gebieden. Nederland is blij met deze ambitie maar vraagt zich af of zo’n compromis
bereikt kan worden in de nu nog door Spanje geplande raadswerkgroepen (drie stuks).
Aanvullende impactanalyse
De Commissie presenteerde de uitkomsten van de op 5 juli jl. gepubliceerde aanvullende
impactanalyse van het SUR-voorstel2. Hieronder vindt u een weergave en de betekenis hiervan voor het Nederlandse standpunt
in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3472) in lijn met mijn schriftelijke toezegging aan het lid Van der Plas (Kamerstuk 21 501–32, nr. 1565).
De Commissie concludeerde dat de aanvullende impactanalyse opnieuw de noodzaak bevestigt
van een reductie van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Ook blijft
de Commissie achter de voorgestelde reductiedoelstellingen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen
staan.
De Commissie voerde aan dat de neerwaartse trend in de verkoop van chemische middelen
in de Europese Unie, de zogeheten Farm-2-Fork trends, sterke aanwijzingen geven dat
de reductiedoelstellingen in het SUR-voorstel haalbaar zijn voor lidstaten. Bovendien
wijst de impactanalyse op meerdere reeds bestaande studies die kwantitatieve gegevens
opleveren over de potentiële impact van de reductiedoelstellingen op landbouwopbrengsten.
Deze (externe) studies bevestigen dat oogstverliezen ontstaan, echter vooral in gewassen
die volgens de Commissie weinig relevant zijn voor voedselzekerheid, zoals hop, druiven
en tomaat. Een verdere kwantificering van de effecten van de voorgestelde reductiedoelstellingen
is voor de Commissie overigens niet mogelijk, omdat zij geen gegevens heeft over het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in lidstaten uitgesplitst naar gewassen.
Daarnaast concludeerde de Commissie op basis van de impactanalyse dat de stijging
van administratieve lasten voor kleine en middelgrote land- en tuinbouwbedrijven als
gevolg van het SUR-voorstel beperkt is. Wél leidt de voorgestelde verplichting voor
telers om gebruik te maken van een onafhankelijke adviseur tot extra kosten, die kunnen
worden teruggebracht door de verplichting aan te passen. Verder bevestigde de Commissie
dat EU-gefinancierd onderzoek is uitgevoerd en nog loopt om kennis over geïntegreerde
gewasbescherming te ontwikkelen en te verspreiden. Ook wees de Commissie op de aanbevelingen
in de impactanalyse om de beschikbaarheid van biologische stoffen en -middelen te
stimuleren. Namelijk om in het SUR-voorstel ten aanzien van drie punten een wijziging
van de Verordening Gewasbescherming (EG) nr. 1107/2009 mee te nemen, zodat de goedkeuring
en toelating van biologische stoffen en middelen sneller verloopt. Het gaat bijvoorbeeld
om het toestaan van een voorlopige toelating voor middelen op basis van biologische
stoffen. Tot slot heeft de Commissie in lijn met het informatieverzoek van lidstaten
de effecten onderzocht van gebruiksrestricties in gevoelige gebieden die door het
brede publiek worden gebruikt zoals stedelijk en publiek-toegankelijk gebied, waaronder
sport- en recreatieterreinen. De uitkomst is dat gebruiksrestricties in deze gebieden
mogelijk zijn, hoewel dat voor sportterreinen nog een uitdaging vormt.
Voor Nederland vormt de aanvullende impactanalyse van de Commissie geen aanleiding
om de inzet van Nederland conform BNC-fiche aan te passen. Nederland heeft vaker aangegeven
dat het positief staat tegenover de voorgestelde reductiedoelstellingen. Wél wijst
Nederland er in Europees verband herhaaldelijk op dat een EU-actieplan nodig is om
de beschikbaarheid van alternatieven voor chemische gewasbeschermingsmiddelen te vergroten.
Dit is essentieel om de afhankelijkheid van chemische middelen te verminderen bij
het beschermen van gewassen. Daarnaast kan Nederland zich vinden in de conclusie over
een beperkte lastenstijging, omdat deze aansluit bij de Nederlandse studie van de
financiële en administratieve gevolgen van het Commissievoorstel voor overheden, ondernemers
en burgers, waarover de Kamer in juli 2023 is geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 617). Ten aanzien van het verplichte onafhankelijke advies, vindt Nederland het – mede
om kosten te beperken – wenselijk dat telers dit periodiek in plaats van jaarlijks
inwinnen (Kamerstuk 27 858, nr. 609). De hiervoor genoemde aanbevelingen voor wijziging van de Verordening Gewasbescherming
(EG) nr. 1107/2009 sluiten in grote lijnen aan bij de inzet van Nederland om alternatieven
voor chemische gewasbeschermingsmiddelen te bevorderen, in lijn met de motie van het
lid Boswijk c.s. over het wegnemen van wettelijke barrières voor moderne veredelingstechnieken
en groene middelen en de toepassing hiervan te stimuleren (Kamerstuk 22 112, nr. 3512). Tot slot heeft Nederland in de raadswerkgroep herhaaldelijk aangegeven dat een
verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in gebieden die door
het brede publiek worden gebruikt succesvol te implementeren is en dat zo’n verbod
al geldt in Nederland in alle gebieden buiten de landbouw.
Tijdens de bespreking wees het overgrote deel van lidstaten erop dat de impactanalyse
beperkt is en niet de zorg wegneemt over de negatieve impact die de voorgestelde 50%
reductiedoelstelling in het SUR-voorstel kan hebben op voedselzekerheid, zoals een
stijging van voedselprijzen. Enkele landen benoemden dat een toename van biologische
landbouw geen oplossing biedt om de doelen van het SUR-voorstel te halen. Ook waren
meerdere landen het niet eens met het aanmerken door de Commissie van druif, tomaat
en hop als niet-essentieel voor voedselzekerheid.
Nederland riep op om door te gaan met de behandeling van het voorstel, waaronder met
de voorgestelde wijzigingen van de Verordening Gewasbescherming (EG) nr. 1107/2009
voor het vergroten van de beschikbaarheid van biologische gewasbeschermingsmiddelen.
Gevoelige gebieden
Voorafgaand aan de vergadering verstuurde het voorzitterschap een vragenlijst toe
over gewenste aanpassingen in het SUR-voorstel voor gevoelige gebieden. Tijdens de
bespreking gaven veel lidstaten aan dat zij zelf eventuele beperkingen aan het gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen of gebruiksverboden in gevoelige gebieden willen regelen
in nationale regelgeving, op basis van algemene kaders in het SUR-voorstel. Dit houdt
in dat de werkwijze in de huidige Richtlijn 2009/128/EG wordt voortgezet. Enkele landen
geven expliciet aan dat de definitie voor gevoelige gebieden ieder landbouwareaal
moet uitsluiten. Enkele landen, waaronder Nederland, steunden juist EU-brede beperkingen
in gevoelige gebieden. Zo heeft Nederland opnieuw voorgesteld om een duidelijk onderscheid
te maken tussen niet-landbouw gebieden en Europees beschermde gebieden waarin landbouw
gelegen kan zijn, zoals Natura-2000 gebieden. Hierbij wees Nederland op het bestaande
verbod in Nederland op het professioneel gebruik van middelen buiten de landbouw.
Vervolg
Duidelijk is dat een meerderheid van de lidstaten kritisch is op het hele voorstel,
wat een voortvarende behandeling in de weg staat. Op dit moment is Nederland één van
een handvol lidstaten die het SUR-voorstel omarmt, waarbij Nederland uiteraard conform
BNC-fiche ook kanttekeningen plaatst bij het SUR-voorstel en inzet op verbetering
hiervan. Op 2 oktober a.s. vindt een plenaire stemming plaats in het Europees Parlement.
De uitkomst ervan zal bepalend zijn voor het verdere vervolg in de Raad. De volgende
raadsbespreking vindt plaats op 16 oktober a.s. Naar verwachting zal Spanje dan een
compromistekst voorleggen over gevoelige gebieden. Nederland zal deze dan beoordelen
conform de inzet in het BNC-fiche en de relevante, door uw Kamer aangenomen moties.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Indieners
-
Indiener
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit