Brief regering : Stand van zaken gaswinning Noordzee
33 529 Gaswinning
Nr. 1174
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2023
De Europese energiemarkt is verstoord geraakt als gevolg van de oorlog in Oekraïne
en de daaropvolgende sancties richting Rusland. Het kabinet kiest er daarom voor om
de daling van de binnenlandse productie van aardgas op de Noordzee zoveel mogelijk
af te remmen, de zogenoemde versnelling (Kamerstuk 29 023, nr. 289). Dit mede naar aanleiding van de oproep vanuit de Kamer om samen met de sector een
ambitieus doel voor 2025 op te stellen voor gaswinning op de Noordzee. Ik heb op 15 juli
2022 een Kamerbrief over het versnellingsplan gaswinning Noordzee aan uw Kamer gestuurd
(Kamerstuk 33 529, nr. 158). In deze brief ga ik in op de voortgang ten aanzien van dit versnellingsplan gaswinning
Noordzee, zoals toegezegd tijdens het Commissiedebat Mijnbouw/Groningen van 1 februari
jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1120).
Op basis van de onlangs door TNO-AGE opgeleverde cijfers over de productiecijfers
van het afgelopen jaar, is gebleken dat in 2022 (nog) geen sprake is geweest van een
versnelling van de gasproductie op de Noordzee. Dat is verklaarbaar aangezien het
versnellingsplan pas medio 2022 is gepresenteerd. Eerder werd door TNO-AGE ook al
aangegeven dat extra winning op korte termijn beperkt zal zijn, maar dat er zeker
nog potentieel zit in het naar voren halen van met name opsporingsprojecten op de
(middel)lange termijn.
Versnellingsplan gaswinning Noordzee
Het versnellingsplan voor gaswinning op de Noordzee behelst verschillende maatregelen
om de verwachte afname van gasproductie op de Noordzee te beperken. Daarmee wordt,
in aanvulling op energiebesparing en het opschalen van de productie van duurzame energie,
een bijdrage geleverd aan het beperken van de importafhankelijkheid van aardgas. Het
realiseren van het potentieel op de Noordzee vergt met name een bestendig beleid met
politiek en maatschappelijk draagvlak in combinatie met een gestroomlijnd en voorspelbaar
vergunningenproces.
Vergunningen
Om het potentieel op de Noordzee beter te kunnen benutten, heb ik ingezet op de volgende
verbeteringen in het vergunningenproces, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit en
de zorgvuldigheid van het proces. Ten eerste zijn er, in overleg met de sector, verduidelijkende
afspraken gemaakt over de aan te leveren informatie ten behoeve van de aanvraag van
vergunningen voor gaswinning op de Noordzee. Deze afspraken zijn vastgelegd in branchedocumenten
die onlangs zijn gepubliceerd. Ten tweede zie ik dat het aanleveren vanuit het ministerie
van een Engelse vertaling van de uitnodiging voor het indienen van concurrerende aanvragen,
welke in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt geplaatst, tot een snellere
publicatie leidt. Ten derde ben ik bezig met het werven en opleiden van medewerkers
voor de snellere afhandeling van vergunningaanvragen door het ministerie. Daarnaast
zal ik waar mogelijk de vergunningaanvragen voor opsporing of gaswinning op de Noordzee
met voorrang behandelen. Dit zijn allemaal maatregelen waar we op de kortere termijn
(zo’n één tot drie jaar) het effect van moeten zien in de vorm van een sneller en
een meer voorspelbare afhandeling van vergunningsaanvragen.
Opsporingsactiviteiten
Ik doe samen met EBN nader onderzoek of, en zo ja op welke wijze, een andere invulling
gegeven kan worden aan hun rol als beleidsdeelneming in gasprojecten op de Noordzee.
Daarnaast heb ik aan TNO-AGE gevraagd om in kaart te brengen op welke manier het mogelijk
is om de gegevens over de diepe ondergrond sneller te openbaren, om op deze wijze
opsporingsactiviteiten te bespoedigen. Deze gegevens kunnen daarnaast een rol spelen
bij het in kaart brengen van de potentie van de diepe ondergrond voor de energietransitie.
Ik streef ernaar om met de sector nog dit jaar tot afspraken te komen. Die zouden
bijvoorbeeld middels een convenant bekrachtigd kunnen worden. Beide maatregelen zien
met name op het versnellen van de opsporingsactiviteiten, die pas effect zullen hebben
na zo’n drie tot vijf jaar na invoering.
Transitiedeal
Ten slotte ben ik gestart met gesprekken met de sector om invulling te geven aan de
in de Kamerbrief beschreven transitiedeal om de sector een breder perspectief te bieden
voor de langere termijn. Het gaat daarbij om hun rol in de energietransitie in het
licht van de continuerende afname van de gaswinning richting 2050. Hier komen onderwerpen
aan bod als de verdere verduurzaming van de huidige productie, de bijdrage van de
sector ten behoeve van CO2-opslag en waterstofprojecten op de Noordzee, en is aandacht voor de human capital
agenda van de offshore sector.
Aanvullende maatregelen
De maatregelen uit het versnellingsplan kunnen een positieve bijdrage leveren aan
de randvoorwaarden om investeringen in opsporing en winning van aardgas te bevorderen
ten behoeve van de gasleveringszekerheid. Ik constateer echter dat deze onvoldoende
bijdragen aan het inzetten van de afvlakking van de dalende trend, zoals beoogd met
het versnellingsplan. Ook dreigt het niveau van de gaswinning op de Noordzee juist
versneld af te nemen, omdat de benodigde offshore hoofdinfrastructuur voor het aantakken
van nieuwe projecten naar verwachting binnen 5 tot 10 jaar uit bedrijf wordt genomen
als deze dalende trend zich blijft ontwikkelen. Dit komt omdat operators elkaars offshore
infrastructuur gebruiken voor de transport van het geproduceerde gas en de beperkte
productie de operationele kosten van infrastructuur niet langer kan dekken. Dit werd
onlangs ook benadrukt in het rapport «Aardgaswinning in Nederland: Impact op betaalbaarheid,
leveringszekerheid en klimaat» door het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)
dat onafhankelijk onderzoek heeft uitgevoerd in opdracht van EBN1. Hierdoor zal niet alleen die infrastructuur niet meer beschikbaar zijn voor nieuwe
gaswinningprojecten die daardoor niet meer rendabel blijken voor verdere ontwikkeling,
maar het zal ook niet meer mogelijk zijn om die infrastructuur te hergebruiken voor
duurzame alternatieven zoals CO2- en waterstof transport en opslag. Deze infrastructuur zal dan namelijk versneld
ontmanteld worden.
Op dit moment verken ik additionele maatregelen die een bijdrage kunnen leveren aan
de gewenste versnelling van de opsporing van gas op de Noordzee. Hierbij wordt gedacht
aan maatregelen zoals een wijziging van het stelsel voor opsporingsactiviteiten waarmee
exploratieboringen worden aangemoedigd, een grotere rol voor EBN op onder andere opsporingsactiviteiten
of het beperken of wegnemen van financiële risico’s bij operators. Dit zijn verregaande
maatregelen die een zorgvuldige afweging, afstemming en mogelijk een wetswijziging
vergen.
Investeringsklimaat
Een voorspelbaar en stabiel investeringsklimaat wordt door de markt gezien als een
belangrijke randvoorwaarde om extra investeringen in de gaswinning op de Noordzee
in de komende jaren te bewerkstelligen. Met de maatregelen om excessieve overwinsten
te belasten middels een tijdelijke ophoging van de cijns voor 2023 en 2024, maar met
name met de invoering van de solidariteitsheffing over het jaar 2022 werd daar in
de ogen van de sector niet aan voldaan. De sector heeft overigens kenbaar gemaakt
dat zij het niet meer dan redelijk vindt dat er een substantiële bijdrage van hen
gevraagd werd. De terugwerkende kracht vinden zij echter niet wenselijk.
Vanuit EBN en de sector heb ik signalen ontvangen die er op wijzen dat de investeringsbereidheid
vanuit de sector inmiddels zeer laag is. Op dit moment vinden de budgetrondes plaats
waarin de verschillende operators eventuele investeringen voor het komende jaar bespreken.
EBN geeft, als deelnemende partij, aan dat ook hier de voorspellingen niet positief
zijn. Zij zien geen of nauwelijks investeringsbereidheid voor nieuwe investeringen
in opsporing en winning van aardgas in Nederland.
Om inzichtelijk te krijgen hoe het investeringsklimaat voor gaswinning op de Noordzee
zich precies verhoudt tot de landen om ons heen waar ook gaswinning plaatsvindt, heeft
EBN in opdracht van het ministerie een onderzoek uitgezet voor een fiscale benchmark
met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. Dit maakt ook inzichtelijk hoe de verschillende
heffingsregimes in verhouding staan tot elkaar. De resultaten hiervan heb ik bijgevoegd,
evenals de toelichting van EBN op de internationale fiscale benchmark. Deze analyse
laat zien dat voor een gemiddeld genomen gaswinningproject de hoogste waarde voor
de operator wordt bereikt in het regime van het Verenigd Koninkrijk. Het Noorse regime
geeft de operator de meeste mitigatie voor het risico van het boren van een droge
put, maar daar staat tegenover dat afdrachten bij daadwerkelijke productie hoger uitvallen.
Een stabiel en voorspelbaar investeringsklimaat is cruciaal voor de benodigde lange
termijn investeringen in exploratie en winning van aardgas op zee. De internationale
benchmarkstudie vormt input om te bekijken of en hoe het investeringsklimaat in Nederland
verder verbeterd kan worden.
Ik zal de komende maanden verder uitwerken welke aanvullende maatregelen wenselijk
en mogelijk zijn, deze met de sector bespreken en hierover nader rapporteren aan uw
Kamer.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat