Brief regering : Rechtshandhaving Cariben; Periodieke rapportage inzet, hoofdlijnen JVO en reactie Staat van de Rechtshandhaving Caribisch Nederland
36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024
29 279
Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2023
In deze brief bundel ik verschillende informatie met betrekking tot de rechthandhaving
in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Ten eerste ga ik, mede namens
de Minister voor Rechtsbescherming, in op de hoofdlijnen van het Justitieel Vierpartijenoverleg
(JVO) tussen de vier landen van het Koninkrijk. Daarna ga ik, mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), in op de gezamenlijke inzet op
het gebied van de rechtshandhaving in het Caribisch deel van het Koninkrijk.1 Tot slot ga ik in op de bevindingen van de Raad voor de Rechtshandhaving wat betreft
de staat van de rechtshandhaving in Caribisch Nederland over 2022.
Hoofdlijnen JVO juni 2023
Op 22 juni 2023 heeft het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) plaatsgevonden op Sint
Maarten, onder voorzitterschap van de Minister van Justitie van Sint Maarten. Het
JVO is het halfjaarlijks overleg tussen de vier Ministers van Justitie van Aruba,
Curaçao, Sint Maarten en Nederland. De Minister voor Rechtsbescherming heeft Nederland
tijdens dit JVO vertegenwoordigd. Hieronder volgt een korte uiteenzetting van de belangrijkste
onderwerpen die zijn behandeld tijdens het overleg.
Forensische Zorg, TBS en PIJ
Tijdens het JVO is gesproken over het realiseren van forensische zorg voor jeugdigen
en volwassenen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het JVO heeft daarvoor eerder
de werkgroep Forensische Zorg, Terbeschikkingstelling en Plaatsing in een Inrichting
voor Jeugdigen (FZ, TBS en PIJ) ingesteld. Deze werkgroep, met deelnemers uit alle
vier de landen, heeft aan de Ministers een voortgangsrapportage voorgelegd met een
aantal verzoeken waaraan door de Ministers opvolging is gegeven. Dat betrof onder
meer het leggen van een verbinding met de gezondheidszorgministers van het Koninkrijk
ten behoeve van samenwerking bij forensische en beveiligde zorg, alsmede facilitering
van een nulmeting van het niveau van beveiligde en forensische zorg in dit deel van
het Koninkrijk om een gedeelde definitie vast te stellen van de minimale voorwaarden
ten behoeve van een advies voor verbetering. Verder is het JVO geïnformeerd over het
pilotproject Aruba, met ondersteuning van Nederland, dat inmiddels van start is gegaan.
De Ministers hebben de werkgroep verzocht om een businesscase op te stellen voor het
realiseren van basisvoorzieningen voor Forensische Zorg voor alle eilanden in het
Caribisch deel van het Koninkrijk (dus inclusief Caribisch Nederland) en zijn overeen
gekomen dat dit onderwerp met de nodige voortvarendheid dient te worden opgepakt.
De werkgroep is gevraagd om in deze businesscase ook de juridische en financiële consequenties
mee te nemen en om de businesscase aan te bieden voor het volgende JVO van januari
2024. Nederland en Curaçao zullen hierin het voortouw nemen.
Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)
Nederland heeft gewezen op het belang van de uitwisseling van justitiële gegevens
tussen de landen voor de VOG-screening. Het JVO heeft het belang van dit thema en
van voortgang op dit dossier onderschreven. Afgesproken is om het onderwerp op het
JVO van januari 2024 verder te bespreken.
Opleiding en professionalisering Openbare Ministeries (OM)
Tijdens het JVO zijn de voortgang en de positieve resultaten besproken van het eerder
in gang gezette opleidingstraject bij de Openbaar Ministeries van Curaçao, Sint Maarten
en Caribisch Nederland. Onderdeel van dit traject is de opleiding tot officier van
justitie (OiO). Door het werven van lokaal, niet uitgezonden talent en door deze een
kwalitatief hoogstaande opleiding te laten volgen tot officier van justitie, is er
op termijn sprake van een evenwichtiger samengesteld OM (met een gelijkere verdeling
tussen uitgezonden en niet-uitgezonden personeel) en met officieren uit alle landen
van het Koninkrijk.
De vier Ministers hebben aangegeven verheugd te zijn over de positieve resultaten
van het traject en hebben afgesproken in het JVO van januari 2024 verder te verkennen
wat de mogelijkheden zijn voor de voortzetting van dit traject. Hiervoor worden in
de aanloop naar het volgende overleg de specifieke opleidingswensen van de verschillende
landen geïnventariseerd door het Parket van de Procureur Generaal.
Verkorte uitleveringsprocedure
In het JVO van 22 februari 2022 is gesproken over een reeds langere tijd gewenste
aanpassing aan het Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Tijdens
het JVO van juni is de voortgang van deze wijziging besproken. De wijziging regelt
de verkorte uitleveringsprocedure voor deze drie landen en is in lijn met de Nederlandse
Uitleveringswet. De wijziging maakt het mogelijk dat het Derde Aanvullend Protocol
bij het Europees Verdrag betreffende uitlevering van de Raad van Europa, waarin de
verkorte procedure is geregeld, medegelding kan verkrijgen voor Aruba, Curaçao en
Sint Maarten. Hierdoor wordt het binnen het gehele Koninkrijk mogelijk op een snellere
en makkelijkere manier personen uit te leveren aan een staat die een van de landen
van het Koninkrijk daarom verzoekt. Eind augustus is de wijziging aangeboden aan de
Rijksministerraad en is besloten om het ontwerpbesluit aanhangig te doen maken bij
de Raad van State van het Koninkrijk voor advies.
Medegelding verdrag Ljubljana-Den Haag
Nederland heeft tijdens het JVO de landen geïnformeerd over het Verdrag van Ljubljana-Den
Haag inzake de internationale samenwerking bij de opsporing en vervolging van genocide,
misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en andere internationale misdrijven.2 Tijdens de MLA Diplomatic Conference in Ljubljana in mei 2023 waren bijna 70 landen
aanwezig. Nederland zet zich in voor brede ondertekening en ratificatie van dit verdrag.
De ondertekening van het verdrag is voorzien in februari 2024.
Dit op handen zijnde verdrag zal ook voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten van belang
zijn. Zoals gebruikelijk zijn daarom eerder dit jaar «medegeldingsbrieven» aan Aruba,
Curaçao en Sint Maarten gestuurd, waarin zij zijn geïnformeerd over de mogelijkheid
om het verdrag mede voor hen te laten gelden. Op het JVO heeft Nederland aangeboden
om de landen bij te staan met informatie ten behoeve van hun besluitvorming over eventuele
medegelding.
Preventie jeugdcriminaliteit
De werkgroep preventie jeugdcriminaliteit, met vertegenwoordigers uit alle landen,
werkt in opdracht van het JVO aan het in kaart brengen van samenwerkingskansen om
jeugdcriminaliteit te voorkomen. Deze samenwerking tussen de landen beoogt bij te
dragen aan een afname van High Impact Crimes in zowel Aruba, Curaçao en Sint Maarten
als in de grote steden van Europees Nederland. De werkgroep heeft aan de Ministers
een advies uitgebracht over de prioriteiten in de samenwerking.
Een van deze prioriteiten is de bestendiging en intensivering van de preventieve gedragsinterventies
zoals «Alleen jij bepaalt wie je bent» en het Leerorkest. Daarnaast is het van belang
dat de landen elkaar tijdig informeren over trainingen en opleidingen zodat de landen
(waar mogelijk) gebruik kunnen maken van elkaars trainingen en opleidingen ter bevordering
van de verdere ontwikkeling en professionalisering van de aanpak preventie jeugdcriminaliteit.
Tevens is het een prioriteit dat de landen verder investeren in de coördinatie en
ontwikkeling van de HALT-aanpak, en investeren in de bekendheid van HALT in de keten,
de manier van doorverwijzen, het aanmelden, het lik op stuk beleid en het besef van
de nut en noodzaak van de interventie. Tot slot luidt het advies om onderzoek te doen
naar hoe de door de Voogdijraad van Sint Maarten geïdentificeerde voordelen van het
HALT-registratiesysteem Aruba, Curaçao en Caribisch Nederland ook kunnen worden geïncorporeerd
in het HALT registratiesysteem van Sint Maarten.
Het JVO onderschrijft het advies zoals door de werkgroep uiteengezet.
Harmonisatie bescherming persoonsgegevens
De landen van het Koninkrijk werken binnen een projectgroep gezamenlijk aan een geharmoniseerd
beschermingsniveau voor de uitwisseling van persoonsgegevens door middel van een Rijkswet.
Tijdens het JVO van januari 2023 is afgesproken dat de financiële consequenties van
de gehele Rijkswet in kaart worden gebracht, voordat kan worden ingestemd met de gehele
wettekst. De financiële consequenties worden daarnaast per hoofdstuk getoetst door
middel van een uitvoeringstoets.
Tijdens het JVO lag dit keer de concept wettekst van hoofdstuk 2, dat toeziet op de
gegevensverwerkingen door privaatrechtelijke en publiekrechtelijke organisaties in
het algemeen, en bijbehorende memorie van toelichting voor. De wetgevingsdirecties
van de landen leveren hierop nog input. Ook is er een uitvoeringstoets gedaan ten
aanzien van de financiële haalbaarheid met betrekking tot hoofdstuk 1, dat algemene
bepalingen bevat die van toepassing zijn op alle soorten persoonsgegevens die onder
de reikwijdte van de wet vallen. Deze uitvoeringstoets is voorgelegd aan het JVO.
Tijdens het JVO is ingestemd met de voortzetting van de werkzaamheden door de projectgroep.
Nederland zal verder in samenspraak met de landen bezien hoe wetgevingsbijstand aan
de landen kan worden geleverd voor de implementatie van deze veelomvattende wet.
Capaciteitsvraagstuk
Tijdens het JVO is wederom stilgestaan bij de capaciteit in de rechtshandhavingsketens
van de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Eerder constateerden de vier
Ministers namelijk een disbalans tussen enerzijds de afgesproken prioriteiten en anderzijds
de beschikbare capaciteit van lokale diensten in de landen om hieraan invulling te
geven.3 Nederland investeerde de afgelopen jaren in capaciteit en middelen ten behoeve van
de aanpak van grensoverschrijdende, ondermijnende criminaliteit in het Koninkrijk.
De werkgroep disbalans/capaciteitsvraagstuk, ingesteld door het JVO, is aan de slag
gegaan om de verschillende oorzaken van deze disbalans in capaciteit te identificeren
en analyseren. Afgesproken is dat voor het volgende JVO in januari 2024 voor elk land
een analyse van de oorzaken van de disbalans wordt opgesteld en dat tevens oplossingsrichtingen
voor het capaciteitsvraagstuk in de ketens van de landen in kaart worden gebracht.
Overige samenwerking in het Caribisch gebied
Met betrekking tot de bestuurlijke aanpak van ondermijning is afgesproken om samenwerkingsafspraken
tussen de landen vast te leggen in een protocol. De ondertekening van dit protocol
is inmiddels plaatsgevonden door alle landen. Ook is besproken dat Aruba, Curaçao
en Sint Maarten nieuwe aanvragen indienen voor projecten op dit gebied. Deze projecten
starten later dit jaar.
Ook het belang van regionale politiesamenwerking in het gebied is besproken, in het
bijzonder de samenwerking ten aanzien van informatiecoördinatie. Afgesproken is dat
de uitvoering van het plan Doorontwikkeling Informatie Organisaties Carib wordt voortgezet.
Naast de hoofdpunten en de voortgang van de verschillende JVO-werkgroepen zijn tijdens
het JVO ook diverse jaarplannen, jaarverslagen, begrotingen en meerjarenramingen van
gezamenlijke instellingen en diensten besproken, waaronder het Gemeenschappelijk Hof
van Justitie, het Recherchesamenwerkingsteam (RST), het Parket Procureur-Generaal
(PPG) en de Stichting Beheer ICT Rechtshandhaving (SBIR).
De landen binnen het Koninkrijk werken constructief en intensief samen om georganiseerde
(ondermijnende) criminaliteit te bestrijden en de rechtsstaat en veiligheid te versterken.
Mede vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de justitieketen in Caribisch Nederland
is deze nauwe samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint Maarten essentieel voor alle
landen. Ik kijk dan ook uit naar het volgende JVO op 17 januari 2024 op Curaçao om
deze samenwerking te continueren.
Gezamenlijke inzet rechtshandhaving
De rechtshandhavingsketens van de Caribische landen van het Koninkrijk staan voor
grote uitdagingen, onder andere door de geografische ligging, kleinschaligheid en
de daarmee samenhangende slagkracht van de lokale diensten. Nederland levert een bijdrage
aan de versterking van de rechtsstaat in de landen, maar is mede afhankelijk van de
algehele sterkte van de rechtshandhavingsketen. Zoals ook is besproken op het JVO,
blijven de Ministeries van Justitie en Veiligheid (JenV) en Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (BZK) samen met de landen werken aan het capaciteitsvraagstuk
en de daaraan gerelateerde disbalans in de keten. In reactie op de uitkomsten van
de beleidsdoorlichting van artikel 1 begrotingshoofdstuk IV Koninkrijksrelaties, waarin
deze punten ook aan de orde kwamen, heeft de Staatssecretaris van BZK, mede namens
de betrokken bewindspersonen van JenV en Defensie, begin dit jaar toegezegd te komen
met een beleidsstuk over de herijking van de Nederlandse inzet in de rechtsstaat van
het Caribisch deel van het Koninkrijk.4 Later dit jaar ontvangt uw Kamer een update over het herijkingstraject medenamens
BZK en JenV.
Reactie inspectierapport Rechtshandhaving Caribisch Nederland 2022
In de jaarlijkse staat van de rechtshandhaving5 geeft de Raad voor de Rechtshandhaving een overkoepelend beeld van de rechtshandhaving
in Caribisch Nederland, als aanvulling op de thematische onderzoeksrapporten die de
Raad uitbrengt. In de Staat van 2022 blikt de Raad terug op de drie onderzoeken die
in 2022 door de Raad zijn uitgevoerd over corruptiebestrijding, jeugdcriminaliteit,
en de onderlinge regeling detentie (ORD). Hoewel de Raad voor het jaar 2022 over het
algemeen positieve ontwikkelingen signaleert, ziet hij ook een aantal ontwikkelpunten
en aanbevelingen.
Voor de beleidsreacties op de onderzoeken over corruptiebestrijding en jeugdcriminaliteit
verwijs ik uw Kamer naar de Kamerbrieven van 14 oktober 2022, 18 april 2023 en 8 mei
2023.6 Op het rapport inzake de Onderlinge Regelingen Detentie komt u nog een reactie toe.
Het streven is te komen tot een gezamenlijke beleidsreactie met de landen. Dit proces
loopt nog.
Naast het feit dat de Raad terugblikt op deze onderzoeken, heeft hij twee constateringen
gedaan. De eerste is dat de totstandkoming van wetgeving voor Caribisch Nederland
veel tijd vraagt. Zoals eerder door de Staatssecretaris van BZK aan uw Kamer is gemeld,7 wordt Rijksbreed gewerkt aan het wegwerken van achterstallig onderhoud van wetgeving
voor Caribisch Nederland. Het bij deze eerdere brieven gevoegde wetgevingsoverzicht
geeft onder andere inzicht in bij JenV lopende wetstrajecten voor Caribisch Nederland.
Om te komen tot duurzame wetgeving die aansluit bij de lokale context zijn goede voorbereiding
en zorgvuldigheid in het proces vereist. Ontwerpwetgeving behoort goed te worden afgestemd
met uitvoeringsorganisaties en andere betrokken partijen.
De tweede constatering van de Raad is dat er nog geen faciliteit is voor forensische
zorg voor de behandeling van niet-gedetineerden in Caribisch Nederland. Zoals u hierboven
heeft kunnen lezen in de alinea over Forensische Zorg, TBS en PIJ, is tijdens het JVO van juni 2023, naast het opvolgen van de verzoeken die door de
werkgroep aan het JVO zijn gedaan, tevens aan de werkgroep verzocht om een businesscase
uit te werken voor het realiseren van basisvoorzieningen voor Forensische Zorg voor
alle eilanden. Dit onderwerp heeft de aandacht van de Minister voor Rechtsbescherming,
met de ambitie om zo spoedig mogelijk invulling te geven aan deze aanbeveling.
Tot slot geeft de Raad nog twee aanbevelingen. De eerste is het nemen van concrete
maatregelen om de sturing vanuit Europees Nederland op opvolging van aanbevelingen
te verbeteren en de tweede is het verbeteren van de ketensamenwerking in Den Haag
en Caribisch Nederland. Hoewel ik vind dat de afgelopen jaren veel verbeterd is op
beide punten, neem ik de tweeledige boodschap van de Raad ter harte. Een efficiënte
samenwerking op de JenV-onderwerpen vergt een voortdurend gesprek tussen het ministerie
en de lokale JenV-organisaties en met de lokale overheden in Caribisch Nederland.
Daarbij is het van belang om een goede balans te vinden tussen sturing vanuit Europees
Nederland en lokale verantwoordelijkheden. Verder is het belangrijk om hierover in
gesprek te blijven met de overige betrokken Nederlandse departementen en, gezien de
nauwe samenwerking binnen het Koninkrijk op het gebied van justitie en veiligheid,
ook met de overheden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
De boodschap van de Raad over verdere verbetering van de ketensamenwerking, zowel
lokaal als in Den Haag, wordt de komende periode in dit gesprek meegenomen. Ik zal
in de volgende voortgangsbrief van de JenV-beleidsagenda Caribisch Nederland 2021–2025
met een uitgebreidere inhoudelijke reactie komen en aangeven welke opvolging er zal
worden gegeven aan deze twee algemene aanbevelingen van de Raad.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid