Brief regering : Voorhangbrief experiment zinnig en simpel verantwoorden in de langdurige zorg
29 515 Aanpak regeldruk en administratieve lasten
34 104
Langdurige zorg
Nr. 489
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 25 september 2023.
Het besluit tot het doen van een aanwijzing kan niet eerder worden genomen dan op
31 oktober 2023.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2023
Doel van het programma [Ont]regel de Zorg is meer tijd en werkplezier voor de zorgprofessional.
Samen met alle partijen in de zorg wil ik de (administratieve) regeldruk aanpakken
en zorgverleners en betrokken partijen helpen hier in de eigen organisatie mee aan
de slag te gaan. Ik wil samen met betrokken ketenpartners bereiken dat mensen die
in de zorg werken, hun tijd zo veel mogelijk kunnen besteden aan zorg in plaats van
aan administratieve handelingen. Hierdoor komt er meer tijd voor zorg, meer ruimte
voor werkplezier en minder regeldruk voor zorgverleners en zorginstellingen.
Op 8 juni 2022 heb ik u het programma [Ont]regel de Zorg 2022–20251 toegestuurd. Een belangrijk onderdeel van het programma is dat zorgaanbieders zelf
aan de slag gaan met het verminderen van de regeldruk. Zorgaanbieders moeten de ruimte
krijgen om te experimenteren. Zo kunnen zij onderzoeken wat anders kan, de minste
regeldruk oplevert en welke regels knellen. Om dit te kunnen faciliteren, ben ik van
plan om de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aanwijzing te geven voor het creëren
van ruimte binnen haar regelgeving door het opzetten van een experiment dat ziet op
zinnig en simpel verantwoorden in de langdurige zorg. Het experiment heeft tot doel
om de administratieve belasting van het verantwoordingsproces te verlagen, en kan
zich richten op alternatieve invulling van het nacalculatieproces en de nacalculatie-opgave,
verantwoording middels de jaarrekening en het steunen op elkaars controles.
Middels deze voorhangbrief informeer ik u, conform artikel 8 van de Wet marktordening
gezondheidszorg (Wmg), over de zakelijke inhoud van de aanwijzing die ik van plan
ben te geven op grond van artikel 7 van de Wmg aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Overeenkomstig artikel 8 van de Wmg ga ik tot het geven van de aanwijzing niet eerder
over dan na de datum van 30 oktober 2023. Deze datum is zodanig gekozen dat ten minste
drievierde deel (23 dagen) van de in artikel 8 van de Wmg voorgeschreven termijn van
dertig dagen buiten een recesperiode van beide Kamers van de Staten-Generaal valt
(zie Aanwijzing 2.38. Aanwijzingen voor de regelgeving). Van de vaststelling van de
aanwijzing zal ik mededeling doen door plaatsing in de Staatscourant.
Eerst zal ik ingaan op de aanleiding en inhoud van deze voorhangbrief. In het laatste
onderdeel van deze brief treft u de zakelijke inhoud van de voorgenomen aanwijzing.
Experiment Vernieuwend Verantwoorden
Naar aanleiding van het Actieplan [Ont]regel de Zorg dat op 22 mei 2018 is aangeboden
aan uw Kamer2, is per 1 januari 2019 het experiment «Vernieuwend Verantwoorden» gestart. Hierin
wordt de mogelijkheid gecreëerd voor zorgaanbieders in alle sectoren binnen de Wet
langdurige zorg om te experimenteren met een andere wijze van verantwoorden die bijdraagt
aan het verminderen van administratieve lasten. Ik heb hierop de NZa de opdracht gegeven
een beleidsregel vast te stellen waarbinnen dit mogelijk is.3,
4 Deelname aan het experiment Vernieuwend Verantwoorden geeft zorgaanbieders en één
of meerdere uitvoerder(s) van de Wet langdurige zorg (Wlz) de ruimte om te experimenteren
met het op een alternatieve manier afleggen van interne en externe verantwoording
over de geleverde zorg.
Een vijftal zorgaanbieders in de gehandicaptensector is hiermee aan de slag gegaan.
Centraal binnen deze experimenten staat hoe deze organisaties de zorg op een andere
wijze kunnen verantwoorden; onder meer integraal, eenvoudig, aansluitend bij de context
van de praktijk en in dialoog met externe stakeholders. Belangrijk hierbij is reflecteren
op gemaakte keuzes en dit bespreekbaar maken. Vernieuwend Verantwoorden gaat niet
alleen om het terugbrengen van administratieve lasten, het gaat over leren en ontwikkelen
en het verbeteren van de kwaliteit van de zorg. Een manier van verantwoorden die recht
doet aan de kern van de zorg waarin de cliënt centraal staat. Dit begint bij vertrouwen,
van elkaar weten waarom je wilt registreren en dit op een eenvoudige manier realiseren.
Op welke manier draagt het verantwoorden bij aan de kwaliteit van zorg voor de cliënt
en is deze gericht op de dagelijkse praktijk. Daarbij is het uitgangspunt dat wat
nodig is voor de interne sturing ook wordt benut voor de externe verantwoording. De
eerste uitkomsten zijn gedeeld in de publicatie «Vernieuwend Verantwoorden, veelbelovend
en weerbarstig».5
Ik heb de NZa gevraagd naar hun bevindingen naar aanleiding van het experiment. Ik
ben blij te horen dat de NZa ziet dat het experiment ertoe heeft geleid dat meerdere
zorgaanbieders nu de stap maken naar het verantwoorden via de jaarrekening in plaats
van een controleverklaring bij de nacalculatieOok kijken de deelnemers naar de mogelijkheden
om interne (sturings)informatie te gebruiken voor het aantonen van de feitelijke levering
van zorg. Dat is een mooi resultaat. De NZa ziet ook dat het tijd kost om een verandering
in een organisatie te realiseren. De opgedane ervaringen zijn mede de aanleiding om
al gedurende het experiment haar regelgeving voor 2023 aan te passen voor alle Wlz-aanbieders.
De NZa verwacht dat experimenteerruimte nodig is om mogelijke vervolgstappen te kunnen
maken. Het experiment Vernieuwend Verantwoorden loopt af. Een nieuw experiment is
daarom nodig.
Nieuwe ruimte voor experimenteren
In mijn brief over de voortgang van het programma [Ont]regel de Zorg van 6 juli 20236 heb ik de Kamer laten weten dat ik mij beraad op de mogelijkheden om met ingang van
2024 opnieuw ruimte te bieden aan zorgaanbieders in de Wet langdurige zorg om op een
andere manier te verantwoorden. Het is een beweging waarmee het lerend vermogen van
de organisatie verder wordt ontwikkeld. Medewerkers moeten de ruimte krijgen en het
vertrouwen hebben om keuzes te maken die kwaliteit bieden, zonder daarbij te worden
afgeleid door (verantwoordings)regels, richtlijnen en protocollen. Bovendien wil ik
dat er ruimte is voor organisaties om aan de slag te gaan en op nieuwe onderwerpen
met experimenten te starten die betrekking hebben op het verantwoordingsproces. Ik
wil benadrukken dat de experimenteerruimte, net als onder het huidige experiment,
beschikbaar is voor alle sectoren binnen de Wet langdurige zorg. Ik vind het belangrijk
dat organisaties van elkaar leren en elkaar meenemen in deze beweging en ik vraag
deelnemende zorgaanbieders daarom één of meer zorgaanbieders actief te betrekken bij
het experiment, bij voorkeur in een regionale setting zodat ook de regionale samenwerking
wordt gestimuleerd.
Op basis van ervaringen met andere experimenten zie ik dat organisaties de experimenteerruimte
als aanleiding gebruiken om in veel meer aspecten van hun organisatie en bedrijfsvoering
de efficiëntie te verbeteren. Zo dient een experiment vaak als vliegwiel voor het
verminderen van regeldruk in organisaties. En dat is wat mij betreft ook een belangrijk
neveneffect van dit nieuw op te zetten experiment.
Met dit experiment geef ik ook uitvoering aan de motie van het lid Werner c.s., aangenomen
op 28 maart 20237, alsmede de motie van het lid Peters aangenomen op 15 juni 2020.8 In beide moties wordt gevraagd een pilot op te zetten in een van de 31 zorgkantoorregio’s
waarin gekeken wordt naar het verminderen van regelgeving die niet een directe relatie
heeft met cliëntgebonden zorg. In mijn interpretatie van de Motie Werner heb ik aangegeven
dat een zorgaanbieder en samenwerkende partijen het uitgangspunt zijn voor een pilot
in een zorgkantoorregio, en dat ik kijk wat er maximaal mogelijk is. Hierbij wil ik
opmerken dat ik pilots wil faciliteren, maar alleen als deze echt iets opleveren voor
de sector. Dus geen langdurende pilots waarvan het resultaat onduidelijk blijft. Hierbij
is de geldende wetgeving het uitgangspunt, bovendien zijn wettelijke voorschriften
ook nodig. Wetten en alle landelijke regels in één zorgkantoorregio buiten werking
stellen kan niet zomaar, maar ik wil met partijen verkennen wat maximaal mogelijk
is. Ik nodig partijen uit die deelnemen aan dit experiment alle relevante stakeholders
te betrekken waardoor zij maximaal in kunnen zetten op het vereenvoudigen van deze
regelgeving, binnen de wettelijke kaders. Daarbij heb ik wel, om concreet resultaat
te boeken, met de sector gezocht naar onderwerpen die betrekking hebben op de verantwoording
waar de sector ook echt mee geholpen is. Dit kan ook omdat er wordt voortgebouwd op
de ervaringen in de experimenteerruimte Vernieuwend Verantwoorden.
Ruimte creëren door middel van een Wmg-experiment
Een andere wijze van verantwoorden raakt de regelgeving van de NZa. Bijvoorbeeld waar
het gaat om regels over de interne controle en declaratie.
De NZa is, na ontvangst van een aanwijzing, op grond van artikel 58 Wmg bevoegd experimenten
te faciliteren waarbij het mogelijk wordt om af te wijken van bestaande NZa beleidsregels
en nadere regels. Om de NZa in staat te stellen datgene te doen wat – voor zover het
de Wmg betreft – nodig is om een andere wijze van verantwoorden te faciliteren, ben
ik van plan haar een dergelijke aanwijzing te geven op grond van artikel 59, aanhef
en onder f van de Wmg.
Zakelijke inhoud van de voorgenomen aanwijzing
Met deze aanwijzing zal ik de NZa opdragen om op grond van artikel 58 van de Wmg vanaf
1 januari 2024, in haar beleidsregels te voorzien in een experiment «zinnig en simpel
verantwoorden». Op grond van dit experiment kunnen zorgaanbieders experimenteren met
een andere wijze van verantwoorden die bijdraagt aan het verminderen van administratieve
lasten.
Het experiment ziet op zorg zoals omschreven bij of krachtens de Wlz. De NZa stelt
als voorwaarde aan de aanvraag voor de experimentbeschikking dat deze door de deelnemende
zorgaanbieders en de Wlz-uitvoerders gezamenlijk wordt ingediend. Het experiment kent
een looptijd van maximaal 5 jaar en eindigt uiterlijk op 31 december 2028. Het is
toegestaan om binnen deze periode op elk willekeurig moment een experiment te starten.
Het experiment heeft, als gezegd, tot doel om de administratieve belasting die ontstaat
door het verantwoordingsproces te verlagen en kan zich richten op alternatieve invulling
van het nacalculatieproces en de nacalculatie-opgave, verantwoording middels de jaarrekening
en het steunen op elkaars controles. Uiteraard blijft er een noodzaak bestaan voor
enige vorm van nacalculatie in verband met de contracteerruimte- en budgetsystematiek.
Binnen het experiment is er geen ruimte om prestaties samen te voegen, de inhoud van
prestaties te wijzigen of nieuwe prestaties op te voeren. Ook is het niet toegestaan
om te experimenteren met hetgeen is opgenomen in artikel 40b Wmg, wat ziet op het
openbaar maken van de jaarverantwoording.
Verder zal ik de NZa vragen de volgende uitgangspunten op te nemen in haar regelgeving:
• Personen aan wie zorg wordt verleend komen door een experiment niet in een nadeliger
positie te verkeren, dan wanneer het experiment niet zou plaatsvinden;
• Een zorgaanbieder kan geen beroep doen op extra financiële middelen in verband met
deelname aan het experiment;
• Het experiment heeft geen gevolgen voor het budgettair kader Wlz;
• De NZa behoudt zich het recht voor een experiment, indien en voor zover het haar bevoegdheidsdomein
betreft, onmiddellijk te beëindigen indien een experiment naar haar oordeel niet meer
voldoet aan één van de bovengenoemde uitgangspunten en informeert mij hier onmiddellijk
over;
• De NZa kan in haar beleidsregels het aantal experimenten alsmede de experimentonderwerpen
beperken.
De voortgang van de experimenten zal regelmatig worden besproken tussen VWS en de
NZa. Het experiment zal tijdig en tijdens de uitvoering van de experimenten door de
NZa worden gemonitord en geëvalueerd. Na evaluatie van de resultaten van de experimenten
zal worden besloten of er reden is tot wijziging van regelgeving. De resultaten worden
op termijn met de Tweede Kamer gedeeld.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport