Brief regering : Reactie op rapport 'Grip op Gegevensuitwisseling'
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
32 761
Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 727
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR ARMOEDEBELEID,
PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2023
Op 11 januari jl. heeft de Tweede Kamer het rapport «Grip op gegevensuitwisseling» (Bijlage bij Kamerstuk 26 448, nr. 693) over de governance van de Stichting Inlichtingenbureau (IB) en Bureau Keteninformatisering
Werk en Inkomen (BKWI) ontvangen. Dit onderzoek gaat over de sturing op deze organisaties
die gegevensuitwisseling in de sociale zekerheid tot stand brengen. Wij vinden het
belangrijk om te reflecteren op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan deze sturing,
die de afgelopen jaren complexer is geworden.
In de Stand van de Uitvoering van december 2022 (Kamerstuk 26 448, nr. 693) is toegezegd dat de Kamer in 2023 zal worden geïnformeerd over de uitkomsten van
dit onderzoek en de verdere opvolging van de aanbevelingen en adviezen. Deze brief
bevat tevens de reactie op de motie van het lid Van Kent (Kamerstuk 26 448, nr. 660) over de democratische controle op het Inlichtingenbureau, van september 2021.
Na een korte introductie van BKWI en het IB en een schets van de ontwikkelingen die
aanleiding hebben gegeven tot het onderzoek, wordt in deze brief stil gestaan bij
de uitkomsten van het onderzoek en hoe hier opvolging aan wordt gegeven.
1. Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen en de Stichting Inlichtingenbureau
De Stichting Inlichtingenbureau (IB) en Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
(BKWI – als onderdeel van UWV) zijn organisaties die een veilige uitwisseling van
gegevens tussen UWV, SVB, gemeenten en andere (overheids-)instanties faciliteren.
Met de gegevens die IB en BKWI beschikbaar stellen zijn organisaties als UWV, SVB
en gemeenten in staat om mensen passende dienstverlening te bieden, bijvoorbeeld bij
het vaststellen van de hoogte van een uitkering of wanneer mensen met schulden bij
hen om hulp vragen. Op deze manier worden mensen goed en snel geholpen zonder administratieve
rompslomp.
Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI)
BKWI is een «afzonderlijk en herkenbaar» organisatieonderdeel van UWV (een zelfstandig
bestuursorgaan) en valt als zodanig onder de verantwoordelijkheid van de Raad van
Bestuur van UWV. BKWI kent een specifieke sturingsrelatie met SZW met een eigen planning-
en controlcyclus, budgettoekenning en verantwoording.
Inlichtingenbureau (IB)
Het IB is een privaatrechtelijke stichting, met een vijfkoppig bestuur waarvan drie
leden (inclusief de voorzitter) door SZW worden benoemd en twee leden door de VNG.
Het IB valt niet onder de reikwijdte van de Woo omdat het IB geen bestuursorgaan is.
Het IB is geen bestuursorgaan omdat het IB geen besluiten neemt over het recht van
mensen op een uitkering of kwijtschelding van belastingen, zoals gemeenten, UWV en
SVB die wel nemen. Het IB kent een interbestuurlijke positie omdat het zowel opdrachten
voor de Rijksoverheid als gemeenten uitvoert. Formeel is de Minister van SZW verantwoordelijk
voor het deel van de opdrachten die het IB uitvoert op het beleidsterrein van SZW,
en zijn de VNG (namens gemeenten) en de Minister van OCW verantwoordelijk voor het
deel van de opdrachten dat het IB buiten het beleidsterrein van SZW voor de VNG en
OCW uitvoert. In de praktijk kan de Minister van SZW bevraagd worden op het gehele
takenpakket en het functioneren van het IB als organisatie. Er bestaat geen bestuursvorm
die recht doet aan de gezamenlijke sturing van de VNG en de Minister van SZW op het
IB waarbij het IB onder de toepassing van de Woo wordt gebracht. De interbestuurlijke
positie van het IB maakt het ook ingewikkeld om een goede invulling te geven aan de
ministeriële verantwoordelijkheid van SZW ten aanzien van het IB, bijvoorbeeld bij
een eventueel datalek op het domein buiten SZW.
2. Aanleiding voor herijking governance IB en BKWI
Wij zien diverse ontwikkelingen die aanleiding geven tot een herbezinning op de governance,
waaronder de positionering, van het IB en BKWI. Om goede dienstverlening aan mensen
te kunnen geven is het voor (overheids-)organisaties steeds vaker nodig om onderling
gegevens uit te wisselen. Het IB en BKWI bedienen hierbij ook nieuwe beleidsdomeinen
(zoals de schuldenketen), die op verschillende manieren worden aangestuurd. Het gevolg
hiervan is dat het bewaken van de samenhang en sturing complex is geworden. Verder
is een goede bescherming van privacy- en informatiebeveiliging een belangrijke randvoorwaarde
voor de taakuitvoering van het IB en BKWI. We vinden dat gegevensdeling beperkt moet
blijven tot wat noodzakelijk is voor het doeleind die wordt beoogd. Verder onderstrepen
we het belang dat burgers zelf regie op hun gegevens kunnen uitoefenen. We zien dat
de aandacht voor deze thema’s toeneemt.
Naast deze ontwikkelingen zijn er organisatie-specifieke ontwikkelingen die aanleiding
geven tot reflectie. In de beleidsdoorlichting van artikel 11 en de evaluatie van de Wet SUWI (2021) (Kamerstuk 30 982, nr. 62) is geconcludeerd dat de sturing van BKWI, als organisatieonderdeel van UWV, complex
is. Enerzijds bestaat door de verschillende rollen van UWV het risico van ongelijkwaardigheid
in de invloed van de ketenpartners op BKWI. Anderzijds voorziet de huidige regulering
van de sturingsrelatie tussen SZW en BKWI niet in de hierboven geschetste ontwikkeling
van uitbreiding van taken binnen de verschillende ketens.
Rondom IB speelt het volgende. In 2021 was er veel media aandacht rond het bericht
dat een vrouw in Wijdemeren vanwege wekelijks ontvangen boodschappen een deel van
haar bijstandsuitkering moest terugbetalen. Dit gebeurde nadat de gemeente informatie
van het IB over het bezit van een motorvoertuig had ontvangen, wat de aanleiding was
voor de gemeente om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering.
De casus leidde tot Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1375) Ook heeft uw Kamer vragen gesteld over de controle op en transparantie van het handelen
van het IB, waar uw Kamer een brief (Kamerstuk 17 050, nr. 599) over heeft ontvangen.
Via de motie van het lid Van Kent heeft uw Kamer gevraagd de democratische controle
op het IB te borgen en om opties om het IB onder de reikwijdte van de Wet open overheid
(Woo) te brengen.
3. Het rapport «Grip op Gegevensuitwisseling»
De hierboven geschetste ontwikkelingen gaven aanleiding om een extern onderzoeksbureau
te vragen om onderzoek te doen naar toekomstbestendigheid van de huidige governance
en positionering van het IB en BKWI. Het onderzoeksbureau is daarbij gevraagd een
aantal varianten voor toekomstige governance en positionering te onderzoeken en deze
te wegen aan de hand van beoordelingskaders op een aantal criteria, zoals effectiviteit
van de taakuitvoering, toekomstbestendigheid, de democratische controle en de uitvoerbaarheid
(transitie inspanningen). In de bijlage bij het rapport zijn de beoordelingskaders
per variant uiteengezet.
Voor BKWI zijn de volgende varianten onderzocht:
• versterken van de governance van BKWI binnen de huidige positionering
• BKWI volledig integreren in UWV.
• BKWI buiten UWV plaatsen en omvormen tot een zbo, agentschap of organisatieonderdeel
van SZW.
Voor het IB zijn de volgende varianten onderzocht:
• versterken van de governance binnen de huidige positionering.
• het IB omvormen tot een zbo, agentschap of organisatieonderdeel van SZW.
• het IB onderbrengen bij de VNG.
Ook is het onderzoeksbureau gevraagd om een gezamenlijke variant te beoordelen:
• het samenvoegen van het IB en BKWI tot één zbo, agentschap, stichting of organisatieonderdeel
van het Ministerie van SZW.
4. Overkoepelende aanbevelingen voor verbetering governance IB en BKWI
Het onderzoeksrapport bevat een aantal overkoepelende aanbevelingen over de governance
van het IB en BKWI. Een aantal aanbevelingen is al in gang gezet of zal op korte termijn
worden gestart. Sommige aanbevelingen vereisen nog nadere reflectie.
1. Versterken van het toezicht
Aanbevolen wordt om het toezicht te versterken. Wij erkennen het belang van goed (toe)zicht
op het gebruik van gegevensdiensten en het stelsel van gegevensuitwisseling en verwelkomen
de diverse aanbevelingen. De nadere uitwerking van de aanbevelingen met betrekking
tot toezicht vereist nadere reflectie en gesprekken met betrokken partijen. De komende
periode gaan wij hiermee aan de slag.
1.1 Zicht op beleidsmatige effecten van gegevensuitwisseling
De onderzoekers concluderen dat het zicht van de Minister van SZW op de effecten van
gegevensverwerkingen verricht door het IB beperkt is. Dit sluit aan bij de resultaten
van de Algemene Rekenkamer in hun Verantwoordingsonderzoek 2021 (Bijlage bij Kamerstuk 36 100 XV, nr. 2). Betere informatie hierover maakt inzichtelijk hoe deze verwerkingen bijdragen aan
de bestaanszekerheid en participatie van mensen. Dit verworven inzicht draagt vervolgens
bij aan de verbetering van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid van
SZW. Wij zijn daarom voornemens om in 2024 onderzoek te doen naar de effectiviteit
van het gebruik van de diensten van het IB en BKWI. Dit onderzoek dient handvatten
voor verbeterd zicht op de effecten van gegevensuitwisseling te bieden.
1.2 Onafhankelijk stelseltoezicht
De onderzoekers stellen dat er intensiever extern toezicht moet zijn op het functioneren
van de ketens van gegevensuitwisseling, de effecten van gegevensuitwisseling op mensen
en de risico’s die zich hierbij voordoen. Hierbij dient bijzondere aandacht te zijn
voor de proportionaliteit en meerwaarde van de gegevensdeling. De onderzoekers stellen
dat een externe toezichthouder het stelselverantwoordelijke ministerie moet kunnen
aanspreken op de inhoud van beleidsvoornemens en inrichtingskeuzes.
1.3 Toezicht op naleving
De onderzoekers stellen dat de Minister verantwoordelijk is voor het stelsel van gegevensuitwisseling
en voor het inrichten van toezicht op naleving door de gebruikers van gegevensdiensten,
bijvoorbeeld of zij zich houden aan de gemaakte stelselafspraken en normen.
2. Samenhangende visie over sturing en samenwerken in het stelsel van gegevensuitwisseling
De onderzoekers bevelen aan om met betrokken partijen gezamenlijk toe te werken naar
een eenduidige visie op de inrichting en sturing van de gegevensuitwisseling in het
SZW-domein. Een dergelijke visie zal bijdragen aan meer samenhang in de keuzes die
gemaakt worden in beleidsopdrachten en daarmee aan een meer uniforme inrichting van
het stelsel. Een belangrijke stap naar deze gedragen visie zien wij het versterken
van regie door SZW en het opnieuw inrichten van opdrachtgeverschap (zie ook aanbeveling
5.2).
5. Specifieke aanbevelingen over verbetering governance BKWI
De onderzoekers stellen dat BKWI idealiter een zelfstandige positionering heeft. Op
die manier komt BKWI als intermediair in verschillende ketens met verschillende taken
op het gebied van gegevensdeling, het meest tot zijn recht. Ook vermindert dit de
stapeling van rollen bij UWV en het risico op ongelijkwaardige invloed. Tegelijkertijd
stellen de onderzoekers dat elk alternatief voor de huidige positionering van BKWI
nieuwe vragen en mogelijke risico’s meebrengt. Zo is zelfstandige positionering van
BKWI volgens de onderzoekers (waarschijnlijk) niet mogelijk in het licht van de Kaderwet
zbo’s en remt de optie om BKWI met UWV te integreren verbreding van het takenpakket
van BKWI1. Daarbij is een eventuele herinrichting afhankelijk van een eenduidige visie op het
stelsel waar het nu nog aan ontbreekt (zie aanbeveling 2). Tegen deze achtergrond
is het advies van de onderzoekers om op dit moment geen ingrijpende wijzigingen door
te voeren en om binnen de huidige positionering van BKWI een aantal punten te verbeteren.
Wij nemen dit advies over. De onderzoekers geven een aantal specifieke aanbevelingen
voor BKWI, die hieronder worden toegelicht.
5.1 Schep duidelijkheid in de verwerkingsverantwoordelijkheid
Zowel IB als UWV (incl. BKWI) verwerken persoonsgegevens, waardoor de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) van toepassing is. De AVG onderscheidt de rol van verwerkingsverantwoordelijke
(die het doel en de middelen van de verwerkingen bepaalt) en van verwerker (die de
persoonsgegevens verwerkt).
BKWI beheert namens UWV, SVB en gemeenten de Gezamenlijke Elektronische Voorzieningen
SUWI (GeVS). Voor de verwerkingen van gegevens in het centrale deel van de GeVS is
de verwerkingsverantwoordelijkheid in de zin van de AVG niet bij wet geregeld. Hierdoor
is het onduidelijk voor mensen tot welke organisatie zij zich moeten wenden als zij
gebruik willen maken van hun recht op inzage of correctie van hun gegevens. Ook is
het lastig te bepalen wie (bronhouder, UWV of afnemer) een eventueel datalek moet
melden. Het rapport concludeert dat UWV op grond van de feitelijke situatie als verwerker
kan worden aangemerkt. Daarnaast adviseren de onderzoekers om afspraken te maken over
gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid van de bronhouders en afnemers van het
centrale deel van de GeVS. De onderzoekers roepen SZW op om daarin het voortouw te
nemen.
Wij onderschrijven het belang van duidelijkheid voor burgers. Het moet duidelijk zijn
welke organisatie hun gegevens verwerkt en welke organisatie daarop aanspreekbaar
is. De komende periode zullen we werken aan een wijziging van de Regeling SUWI om
UWV/BKWI aan te wijzen als verwerkingsverantwoordelijke voor het centrale deel van
de GeVS. De uitwerking zullen we in gezamenlijkheid met UWV/BKWI uitwerken.
5.2 Breng eenduidigheid aan in het sturingsmodel voor de ketens waarin BKWI werkt
Geadviseerd wordt om meer eenduidigheid aan te brengen in de sturing van de ketens
van SZW waaraan BKWI bijdraagt. In de sturing dient de Minister van SZW op grond van
haar stelselverantwoordelijkheid duidelijker gepositioneerd te worden als opdrachtgever
van alle BKWI-taken en UWV (incl. BKWI) als opdrachtnemer. Op dit moment speelt het
ketenoverleg een centrale rol in het portfoliomanagement van BKWI. Onder voorzitterschap
van UWV nemen ketenpartners van BKWI (UWV, SVB, gemeenten, het IB en SZW) besluiten
over onder meer de planning en prioritering van de opdrachten die BKWI uitvoert. Volgens
de onderzoekers dienen de ketenpartijen een advies uit te brengen aan SZW over de
opdrachtverlening en het portfoliomanagement. Deze aanbeveling ondersteunen we. De
uitwerking van deze aanbeveling zal resulteren in een nieuwe overlegstructuur, die
gelaagdheid aanbrengt tussen de verschillende gespreksonderwerpen, die soms operationeel,
soms tactisch en soms strategisch van aard zijn. De nieuwe overlegstructuur brengt
ook meer samenhang in de prioritering van opdrachten in de portfolio’s van IB en BKWI.
5.3 Versterk de sturingsrelatie UWV/BKWI en SZW
De onderzoekers roepen op om de verwevenheid van UWV en BKWI te verminderen. Het streven
zou moeten zijn dat BKWI zo veel mogelijk direct schakelt met opdrachtgever SZW, en
dat UWV betrokken wordt bij meer fundamentele vragen die raken aan de verantwoordelijkheid
van de Raad van Bestuur van UWV. Een meer eigenstandige eigenaarsrelatie tussen BKWI
en SZW past bij de hierboven beschreven aanbevelingen, zo stellen de onderzoekers.
Zij adviseren om nieuwe afspraken te maken over de inrichting van de P&C-cyclus voor
het BKWI-takenpakket en een mandaatsbesluit op te stellen voor de bevoegdheden van
de directeur van BKWI. Het mandaatbesluit zou duidelijkheid moeten verschaffen over
de vraag waar de Raad van Bestuur van UWV wel en niet op aanspreekbaar is. De komende
periode zal SZW met UWV in gesprek gaan om langs de lijnen van dit advies afspraken
te maken over de samenwerkingsrelatie tussen SZW, UWV en zijn organisatieonderdeel
BKWI.
6. Specifieke aanbevelingen voor verbetering governance IB
Het IB is een aanbieder van informatiediensten van landelijke stelselvoorzieningen,
gericht op gemeenten als afnemende partij van die diensten. Hiermee is het IB een
organisatie die interbestuurlijk gepositioneerd is tussen rijk en medeoverheden. De
juridische vorm van het IB als privaatrechtelijke stichting met een eigen rechtspersoonlijkheid
doet recht aan deze positionering, zo stellen de onderzoekers. Tegelijkertijd erkennen
zij dat een publiekrechtelijke vormgeving beter zou passen tegen het licht van de
stelselvoorzieningen waar het IB verantwoordelijk voor is en de toepasselijkheid van
de Wet open overheid (Woo). Zoals hiervoor aangegeven valt het IB niet onder de Woo
omdat het geen bestuursorgaan is. Wanneer het uitgangspunt van interbestuurlijke positionering
wordt losgelaten ontstaan er alternatieven, zo stellen de onderzoekers. Deze alternatieve
vormen kennen echter hun eigen nadelen. Zo wordt geconcludeerd dat het niet logisch
is om het volledige takenpakket van het IB onder zeggenschap van de VNG te brengen,
omdat het IB ook verschillende bredere stelseldiensten levert aan andere afnemers
dan gemeenten. Het omvormen van het IB naar een zbo of organisatieonderdeel van SZW
leidt tot een moeilijke invulling van het opdrachtgeverschap vanuit andere departementen,
VNG, gemeenten en waterschappen en wordt daarom door de onderzoekers afgeraden. Zij
constateren dat geen enkele juridische vorm aan alle relevante voorwaarden en wensen
voldoet. Daarom adviseren zij om de aansturing van het IB te versterken binnen de
bestaande constructie.
Het ontbreken van een passende interbestuurlijke vorm is een vraagstuk dat breder
speelt dan alleen voor het IB. Om dit op te pakken gaan wij in gesprek met de Minister
van BZK, die naar aanleiding van de brede evaluatie naar kaders voor rijksorganisaties
op afstand bezig is met het uitwerken van een overkoepelende visie op organisaties op afstand (Kamerstukken 31 490 en 25 268, nr. 323). Ondertussen gaan wij, samen met de VNG, aan de slag met de aanbeveling van de onderzoekers
om het IB om te vormen tot een organisatie met een Raad van Toezicht en een directeur-bestuurder.
Tevens verbeteren we de zichtbaarheid van het IB door jaarstukken met uw Kamer te
delen en zullen we uw Kamer proactief informeren wanneer het IB voornemens is nieuwe
taken uit te voeren. Het IB werkt zo transparant mogelijk, onder andere door op hun
website een dienstencatalogus en registers van gegevensverwerkingen te publiceren,
die periodiek worden bijgewerkt. Wat betreft het onder toepassing van de Woo brengen
van het IB geldt dat documenten van het IB of over het IB die bij andere bestuursorganen
zoals SZW of andere departementen berusten, kunnen worden opgevraagd door een Woo-verzoek
bij SZW of andere betrokken departementen in te dienen. Het IB heeft toegezegd haar
medewerking te verlenen aan dergelijke Woo-verzoeken, waarmee informatie over het
IB beschikbaar is.
6.1 Sturingsrelatie IB, VNG en SZW
Het rapport beveelt aan om de betrokkenheid van SZW en VNG bij het IB te versterken,
zodat een meer gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt ervaren.
Verder geeft het rapport het advies om het IB om te vormen naar een bestuursmodel
met directeur-bestuurder en een Raad van Toezicht. Hierdoor kent het bestuur een minder
zware bestuurlijke invulling en is het IB duidelijker in de eerste plaats vooral uitvoerder
van wettelijke taken en opdrachtnemer van SZW en VNG. In plaats van bestuurders benoemen
SZW en VNG voortaan toezichthouders die namens hen toezicht houden op het functioneren
van de stichting. Met de toezichthouders, VNG en SZW zal een overlegstructuur worden
ingericht. De taakverdeling tussen de werkzaamheden van SZW en VNG in de rol van «eigenaar»
(formeel heeft het IB als privaatrechtelijke stichting geen eigenaar), en de nieuw
te vormen Raad van Toezicht zal de komende periode worden uitgewerkt. De aanpassing
vraagt om een wijziging van de statuten van het IB, die door de Minister van SZW zal
worden vastgelegd. Via het doorlopen van de voorhangprocedure zal uw Kamer geïnformeerd
worden over de concept-statuten. Ook zal advies van het Ministerie van Financiën (DGRB)
worden ingewonnen en vindt omvorming plaats in overleg met de Algemene Rekenkamer.
Om de ministeriële sturingsmogelijkheden te vergroten en om de democratische controle
te borgen hebben de onderzoekers ook onderzocht of een aanwijzingsbevoegdheid van
de Minister van toegevoegde waarde is. De onderzoekers adviseren hierover negatief
omdat een dergelijke bevoegdheid niet in lijn is met de regelgeving voor sturingsrelaties
zoals vastgelegd in het Stichtingenkader. Ook doet deze geen recht aan de interbestuurlijke
positie van het IB en kan de VNG dan geen beroep doen op de in de Aanbestedingswet
opgenomen uitzondering van quasi-inbesteden. Het toezichtscriterium is namelijk een
voorwaarde om een beroep te kunnen doen op deze uitzondering. Een aanwijzingsbevoegdheid
van de Minister van SZW zou op gespannen voet staan met het toezichtscriterium dat
geldt ten aanzien van de VNG. Het advies van de onderzoekers wordt opgevolgd. In de
nieuwe statuten van het IB zal aandacht besteed worden aan hoe het IB de Minister
informeert over wijzingen in bestaande en nieuwe taken, zodat recht wordt gedaan aan
de invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid die de Minister van SZW heeft
in relatie tot het IB.
6.2 Democratische controle IB
Mede in het licht van de motie van het lid Van Kent is onderzocht of de stichtingsvorm
voldoende recht doet aan de democratische legitimiteit van het IB, gezien het belang
van de taken van het IB voor de maatschappij. Aangezien de meeste taken van het IB
wettelijk verankerd zijn en in het huidige construct SZW sturingsmogelijkheden heeft
via de statutaire bevoegdheden van de Minister (o.a. het benoemen van bestuursleden,
het kunnen afzetten van het bestuur bij wanprestatie en het kunnen aanpassen van de
financiële bijdrage aan het IB) is de democratische legitimiteit van het IB voldoende
geborgd, zo stellen de onderzoekers. Voor het ervaren gebrek aan stuurbaarheid van
het IB door VNG en SZW doet het rapport de suggestie om het opdrachtgeverschap te
versterken (zie aanbeveling 5.2). Ook roepen de onderzoekers SZW op om meer de regie
te pakken bij de verdere inrichting van het stelsel van gegevensuitwisseling (zie
aanbeveling 2).
Verder roepen de onderzoekers op om als extra waarborg voor democratische legitimiteit
alle taken die het IB uitvoert in opdracht van ministeries wettelijk te verankeren.
De taken die het IB uitvoert in opdracht van het Ministerie van VWS zijn verankerd
middels het Wetsvoorstel bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) (Kamerstuk 35 515). Op 18 april jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 75, item 7)heeft de TK ingestemd met dit wetsvoorstel. Het IB voert voor het Ministerie van
OCW één taak uit, namelijk het leveren van informatie over inkomen en uitkeringen
over voortijdig schoolverlaters aan het Doorstroompunt (RMC). Deze taak is niet wettelijk
verankerd, wel is er een dienstverleningsovereenkomst opgesteld. Met het Ministerie
van OCW wordt verkend of wettelijke verankering van het Inlichtingenbureau mogelijk
is.
6.3 Verbeter zichtbaarheid en informeer de Tweede Kamer proactief over taakuitvoering
IB
Om de democratische legitimiteit van het IB meer kracht bij te zetten adviseren de
onderzoekers om uw Kamer meer te betrekken bij de taakuitvoering van het IB. Dit kan
onder meer worden gedaan door de jaarplannen en jaarverslagen van het IB actief aan
uw Kamer te bieden. Met het IB en BKWI is afgesproken om dit vanaf jaarplan 2024 te
gaan doen. Verder geven de onderzoekers de aanbeveling om uw Kamer standaard te informeren
over nieuwe taken die het IB voornemens is uit te voeren. Via de Stand van de Uitvoering
zal uw Kamer op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen in de taakuitvoering
van het IB.
De onderzoekers menen dat uw Kamer ook beter geïnformeerd moet worden over de taakuitvoering
buiten het SZW-domein, zoals op de beleidsdomeinen van VWS en OCW. Deze aanbeveling
ondersteunen wij. Via deze brief willen wij u alvast informeren over een nieuwe taak
voor het IB vanuit JenV. Het IB is door JenV verzocht om een informatiedienst te realiseren
die gemeenten ondersteunt bij de uitvoering van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne
(hierna: RooO). De RooO regelt de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne door gemeenten.
Met de informatiedienst van het IB wordt onder andere de hoogte geregeld van de financiële
toelage die vluchtelingen uit Oekraïne ontvangen om in hun levensbehoeften te kunnen
voorzien. Deze taak zal naar verwachting per 1 januari 2024 ingaan en in ieder geval
tot begin 2025 doorlopen. Dit is de eerste taak die het IB voor J&V zal uitvoeren.
Voor meer informatie over de regeling verwijs ik u naar mijn collega van het Ministerie
van J&V. In het jaarplan IB 2024 zal uw Kamer nadere informatie vinden over de implementatie
van de nieuwe taak in het kader van de RooO bij het IB.
Het rapport bevat tevens de aanbeveling aan mijn collega-Ministers van VWS en OCW
om hun respectievelijke opdrachtgeverschappen actief vorm te geven en om de betrokkenheid
van hun departementen bij het IB te vergroten. Ons departement is hierover in gesprek
met VWS en OCW.
6.4 Verantwoord gebruik van gegevens
De verantwoordelijkheden van het IB binnen het SUWI-domein in het kader van de AVG
zijn volgens de onderzoekers goed geborgd. Wel zien de onderzoekers een opgave bij
gemeenten om het verantwoord gegevensgebruik van de informatiediensten van het IB
te verbeteren. De onderzoekers zien hier een rol voor het IB weggelegd via het ondersteunen
van gemeenten bij het gebruik van de diensten van het IB en het geven van voorlichting
over het verantwoord gebruik ervan. Sinds 2023 is het IB gestart met het opzetten
van het Beraad van Bedoelingen, waarbij het IB samen met gemeenten en samenwerkingspartners
bekijkt hoe diensten van het IB worden ingezet, waar dit leidt tot knelpunten en welke
oplossingen hiervoor zijn. Ook heeft het IB recentelijk de gebruikershandleiding voor
rechtmatigheidscontrole van een update voorzien en gedeeld met gemeenten. Bij het
verantwoord gebruik van gegevens neemt het IB de rol van apotheker op zich. Hiermee
wordt bedoeld dat het IB bij hun informatiediensten een bijsluiter levert over hoe
gegevensproducten van het IB gebruikt dienen te worden. Het verantwoord gebruik van
gegevens blijft de verantwoordelijkheid van gemeenten zelf.
7. Conclusie en vervolg
Uit het onderzoek blijkt dat de sturing en opdrachtverlening vanuit SZW op BKWI en
het IB onvoldoende zijn meegegroeid met de ontwikkelingen sinds de oprichting van
het IB en BKWI 20 jaar geleden. Aanbevolen wordt om periodiek te evalueren of de gezette
stappen tot voldoende verbeteringen in het stelsel hebben geleid en of daarmee de
toekomstbestendigheid voldoende is geborgd.
De komende periode gaan wij, samen met de betrokken partijen, verder met de aanbevelingen
aan de slag. Over de voortgang van de aanbevelingen zal uw Kamer periodiek via de
Stand van de Uitvoering worden geïnformeerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.