Brief regering : Uitwerking van de motie van de leden Dassen en Van Weyenberg over opties uitwerken voor het structureel en laagdrempelig maken van gratis schoolmaaltijden (Kamerstuk 36350-29) en de motie van het lid De Hoop over bezien hoe het initiatief van brugfunctionarissen verbreed kan worden (Kamerstuk 36200-VIII-93)
36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023
24 515
Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 265
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN VOOR ARMOEDEBELEID,
PARTICIPATIE EN PENSIOENEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN
SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2023
Het zou niet uit mogen maken waar je woont, opgroeit of wat je ouders verdienen; elk
kind moet eerlijke, gelijke kansen krijgen om zich te ontwikkelen. School is daarbij
cruciaal, omdat het de plek is waar kinderen tot ontplooiing kunnen komen. Hiervoor
is een goede verbinding tussen school, thuis en aanbieders van zorg en ondersteuning
in de wijk onmisbaar, net zoals dat kinderen niet met een lege maag in de klas zitten.
Enkele randvoorwaarden die essentieel zijn voor het welzijn, de gezondheid en ontwikkeling
van leerlingen.
Een aantal scholen in Nederland werkt al aan het versterken van de verbinding tussen
school, thuis en ondersteuning geboden in de wijk door de inzet van brugfunctionarissen.
Eerste ervaringen laten zien dat de brugfunctionaris helpt om de gelijke kansen van
leerlingen te bevorderen: door de verbinding tussen thuis en school te versterken
en door leerlingen te ondersteunen als dat nodig is. Vanuit het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap wordt daarom de komende jaren extra ingezet op brugfunctionarissen.
In deze brief informeert de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs uw Kamer
hoe zij van plan is dat te doen.
Een gevulde maag is essentieel om goed te kunnen leren en volop mee te kunnen doen
in de klas. Daarom zijn we in maart 2023 het programma Schoolmaaltijden gestart, waarbij
leerlingen die dit het hardst nodig hebben dagelijks een schoolmaaltijd ontvangen.
Dat dit nodig is, blijkt uit de cijfers van het huidige programma: op dit moment doet
ruim één op de vijf scholen mee. Dat zijn ruim 200.000 leerlingen. Hieraan is te zien
dat een schoolmaaltijd al voor veel leerlingen een vast onderdeel van de schooldag
is.
De nieuwe koopkrachtcijfers van het Centraal Planbureau laten zien dat ook in 2024
bij veel gezinnen achter de voordeur armoedeproblematiek speelt. Er zijn onder andere
zorgen over of een broodtrommel dit schooljaar wel elke dag gevuld kan worden. Deze
kinderen uit minder welvarende gezinnen krijgen minder kansen, ze groeien op met meer
zorgen en scoren lager. Omdat deze leerlingen hetzelfde verdienen als ieder andere
leerling, investeren wij, de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de Minister
voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en de Staatssecretaris van Volksgezond,
Welzijn en Sport, € 166 miljoen in het verlengen van het programma Schoolmaaltijden
in 2024, uitgevoerd door het Jeugdeducatiefonds en het Rode Kruis. Wij doen dit in
gezamenlijkheid, omdat schoolmaaltijden bijdragen aan meerdere, kabinetsbrede doelstellingen:
van het bestrijden van (kinder-)armoede tot het verbeteren van kansengelijkheid en het bevorderen van gezondheid.
Wij slaan de handen ineen om het programma Schoolmaaltijden met een jaar te continueren.
In deze brief zetten wij uiteen hoe wij dit willen doen. Ook ontvangt u met deze brief
de uitwerking van opties voor het structureel maken van schoolmaaltijden, waarmee
wij invulling hebben gegeven aan het verzoek van de motie van de leden Dassen (VOLT)
en Van Weyenberg (D66).1
Schoolmaaltijden
Huidig programma
Het huidige programma Schoolmaaltijden is eind maart 2023 van start gegaan. Het programma
wordt uitgevoerd met hulp van het Jeugdeducatiefonds en het Rode Kruis. Per begin
september 2023 doet ruim één op de vijf scholen mee. Daarmee bereikt het huidige programma
op dit moment, zoals gezegd, ruim 200.000 leerlingen. De verwachting is dat dit er
aan het eind van 2023 ongeveer 400.000 zullen zijn. De eerste signalen die we ontvangen
van scholen en ouders zijn positief. Ze laten zien dat kinderen echt baat hebben bij
een schoolmaaltijd. Zo zitten kinderen bijvoorbeeld niet meer met honger in de klas,
eten ze gezonder en gevarieerder en leren ze bovendien nieuwe smaken kennen. Daarnaast
ervaren ouders minder financiële stress, verbetert de band tussen ouders en de school
en de ouderbetrokkenheid. Scholen ervaren verder dat leerlingen geconcentreerder in
de klas zitten en de sfeer verbetert. Om inzicht te krijgen in hoeverre deze signalen
breed spelen, zijn KBA Nijmegen en de Wageningen University & Research (WUR) in opdracht
van het Ministerie van OCW een onderzoek gestart naar de ervaren effectiviteit van
het huidige programma. Ook om lessen te trekken voor de continuering van het programma.
In dit onderzoek worden scholen en ouders bevraagd over hun ervaringen met het huidige
programma. In het najaar volgen de eerste resultaten van dit onderzoek. Deze zal de
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs dan ook aan uw Kamer aanbieden.
Verlenging van het programma Schoolmaaltijden in 2024: incidentele investering van
€ 166 miljoen
Met het verlengen van het huidige programma Schoolmaaltijden bieden we de deelnemende
scholen en leerlingen voor het komende jaar continuïteit in het ontvangen van een
maaltijd tijdens de schooldagen. Omdat het, gezien de demissionaire status van het
kabinet, niet gepast is het programma meerjarig vast te leggen – maar wij het belang van schoolmaaltijden duidelijk zien – kiezen
wij voor een gezamenlijke investering in 2024. Wij zien en horen dat schoolmaaltijden
namelijk echt het verschil maken voor leerlingen. Mogelijkheden voor het structureel
aanbieden van schoolmaaltijden bieden wij uw Kamer aan middels de bijlage.
Hoe ziet het programma eruit?
Het voortzetten van het programma Schoolmaaltijden in 2024 zal worden uitgevoerd door
het Rode Kruis en het Jeugdeducatiefonds, net als het huidige programma. De voortzetting
is bedoeld voor scholen en leerlingen die in 2023 al deelnemen aan het programma.
Bij de voortzetting blijven de twee organisatievormen bestaan: scholen kunnen kiezen
tussen een maaltijd op school of een boodschappenkaart voor thuis.2 Hierbij is het van belang dat de voortzetting direct vanaf 1 januari 2024 ingaat,
zodat leerlingen die in 2023 een schoolmaaltijd krijgen dit ook vanaf 1 januari 2024
aangeboden krijgen, en continuïteit blijft bestaan voor de opgezette structuren van
scholen en de uitvoerders van het programma.
Voor het voortzetten van het programma in 2024 stelt het kabinet eenmalig gezamenlijk
€ 166 miljoen ter beschikking. De ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport dragen respectievelijk
€ 102,5 miljoen, € 52,5 miljoen en € 10,0 miljoen bij. Bij het Ministerie van OCW
is hiervoor dekking gevonden (in totaal € 102,5 miljoen) middels incidentele extensiveringen
in 2024 op het budget voor MDT (€ 25,0 miljoen) en de subsidieregeling heterogene
brugklassen (€ 55,5 miljoen). Daarnaast is er voor € 22,0 miljoen geëxtensiveerd op
de bekostiging van het primair en voortgezet onderwijs. Wanneer er in het voorjaar
eindejaarsmarge beschikbaar is, zal bezien worden of de lumpsum met € 22 miljoen kan
worden aangevuld. Bij het Ministerie van SZW is hiervoor dekking gevonden vanuit het
flankerend beleid (€ 52,5 miljoen). Bij het Ministerie van VWS is hiervoor dekking
gevonden vanuit de enveloppe Preventie (€ 5,5 miljoen), de enveloppe Volksziekten
(€ 1,3 miljoen) en de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp (€ 3,2 miljoen). Daarnaast
zijn er voor € 1,0 miljoen middelen ter beschikking gesteld voor schoolmaaltijden
in Caribisch Nederland.
Wij zullen uw Kamer in het najaar informeren over de verdere invulling van het programma
Schoolmaaltijden 2024 en de eerste resultaten van het onderzoek van KBA Nijmegen en
de WUR. Over Gezonde Basisschool van de Toekomst informeert de Staatssecretaris uw
Kamer apart in het najaar.
Motie Dassen en Van Weyenberg: in kaart brengen structurele scenario’s
Tijdens het debat over de Voorjaarsnota heeft uw Kamer een motie aangenomen van de
leden Dassen (VOLT) en Van Weyenberg (D66) over schoolmaaltijden. Die motie vraagt
om de uitwerking van opties voor het structureel en laagdrempelig maken van gratis,
gezonde en gevarieerde schoolmaaltijden voor kinderen in het primair en voortgezet
onderwijs.3 In de bijlage «Uitwerking Motie Dassen/Van Weyenberg: Structurele scenario’s voor het aanbieden van
schoolmaaltijden» vindt u de uitwerking van deze motie. In deze uitwerking zijn de mogelijke scenario’s
voor het structureel maken van schoolmaaltijden uiteengezet en de kosten ervan in
kaart gebracht. De uitwerking bevat drie hoofdscenario’s voor een structurele vormgeving
van schoolmaaltijden. De scenario’s verschillen op doelstelling, doelgroep, aanbod,
en financieringsstroom en verantwoordelijkheid voor de uitvoering.
Brugfunctionaris
Ruim € 51 miljoen voor de inzet van extra brugfunctionarissen
Er is veel draagvlak voor (een verbreding van) de inzet van brugfunctionarissen. Op
veel plekken zijn al prachtige voorbeelden te vinden – bijvoorbeeld in Groningen,
Zutphen, Maastricht en Rotterdam – en de eerste ervaringen binnen de lopende pilot
van de Gelijke Kansen Alliantie zijn positief. De brugfunctionarissen versterken de
verbinding tussen school, thuis en zorg en ondersteuning (in de wijk). Daarom investeert
de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs per 2024 € 51,8 miljoen per jaar
in meer brugfunctionarissen op scholen. Dit is onderdeel van de aanpak gericht op
kansengelijkheid in het onderwijs, waar het kabinet in totaal € 1 miljard in investeert.
De middelen hiervoor zijn al eerder beschikbaar gesteld op de OCW-begroting. Met het
openstellen en op tijd beschikken van de subsidieregeling in januari 2024, kunnen
scholen in hun formatieplannen voor het schooljaar 2024–2025 rekening houden met budget
voor brugfunctionarissen.
Uw Kamer heeft eind vorig jaar gevraagd te bezien in hoeverre de inzet van brugfunctionarissen
kan worden gestimuleerd en verbreed. Met deze brief geeft de Minister voor Primair
en Voortgezet Onderwijs opvolging aan de motie van Kamerlid De Hoop.4
Wat doet een brugfunctionaris?
De brugfunctionaris zet zich vanuit school in om de verbinding tussen school, thuis,
zorg en ondersteuning te versterken. Deze rol kan worden ingevuld door een bestaande
of nieuwe medewerker of door een klein kernteam. Het is wel belangrijk dat de brugfunctionaris
onderdeel is van de school en tegelijkertijd onafhankelijk van het team werkt. De
brugfunctionaris richt zich in de eerste plaats op het versterken van de relatie tussen
ouders en school. Ook zorgt deze voor verbinding met organisaties in de wijk die voor
betekenis kunnen zijn voor gezinnen, zoals het wijkteam en de Jeugdgezondheidszorg.
De brugfunctionaris helpt zo nodig ouders op een laagdrempelige manier bij allerlei
vraagstukken. Daarnaast kan een brugfunctionaris leraren en intern begeleiders ontlasten
en ondersteunen bij hun werk.
Niet op alle scholen wordt de naam brugfunctionaris gebruikt, soms wordt hetzelfde
werk verricht door schoolmaatschappelijk werk of «jeugdhulp op school.» De basis is
een vertrouwd gezicht en laagdrempelige ondersteuning voor het gezin op en rond school,
bij opvoedvragen, problematiek rond armoede en schulden of gedragsproblemen van kinderen.
De brugfunctionaris staat naast het gezin en trekt samen met hen op zodat leerling
en ouder(s) sneller en beter geholpen worden met als doel ook om zwaardere (jeugd)hulp
te voorkomen.
Anders dan leraren, intern begeleiders en zorgcoördinatoren beweegt de brugfunctionaris
ook buiten de omgeving van de school. Zij hebben meer ruimte, tijd en aandacht voor
ouders en de thuissituatie, waardoor beter een vertrouwensband opgebouwd kan worden.
Vertrouwen is namelijk cruciaal als vertrekpunt om de juiste ondersteuning te kunnen
bieden waar dat nodig is. Ouders laten zich dan gemakkelijker uit, vragen sneller
en makkelijker om hulp en raken meer betrokken bij de schoolomgeving van hun kind.
De brugfunctionaris ontlast op deze manier ook leraren en ander onderwijspersoneel,
door met de signalen die zij opvangen in de klas aan de slag te gaan en draagt bij
aan het versterken van het pedagogisch klimaat binnen de school. Vaak komt nu het
coördineren van de zorg rondom de leerling (en het helpen van ouders hierbij) en de
afstemming met het onderwijs op het bord van de zorgcoördinator of intern begeleider,
en soms zelfs de leraar. Een brugfunctionaris kan hier een rol spelen, zeker als er
nog geen zorgpartijen betrokken zijn bij school en/of het gezin. De leraar kan zich
– zo leert de ervaring – hierdoor weer meer richten op het lesgeven en de intern begeleider
of zorgcoördinator en directeur kunnen zich weer richten op het ondersteunen van de
leraar.
De brugfunctionaris kan breed worden ingezet, afhankelijk van wat er speelt in de
wijk, op de school en bij de individuele leerlingen. Hierbij is te denken aan het
zoeken naar passende hulpverlening wanneer de leerling vast dreigt te lopen, het regelen
van financiële hulp wanneer ouders niet in staat zijn een fiets te betalen, zodat
de leerling naar school kan of het samen invullen van formulieren die ervoor zorgen
dat de leerling of ouders de ondersteuning krijgt die deze nodig heeft. In sommige
gevallen kan de brugfunctionaris zelf de hulp bieden die nodig is, maar vaak zal deze
de verbinding zoeken met bestaande hulp en ondersteuning rond de school. Waar de zorg-
en welzijnspartijen al wel een rol vervullen, ligt het voor de hand dat de brugfunctionaris
deze rol versterkt en geen taken overneemt.
Het is daarom belangrijk dat de brugfunctionaris kennis heeft van het (ondersteunings)aanbod
in de wijk en hulpmogelijkheden vanuit de gemeente en het zorgsysteem. Zij kunnen
ouders helpen bij het vinden van de juiste plek, het verkrijgen van de gewenste informatie
en het navigeren door (soms complexe) procedures. Hierdoor krijgen ouders voor wie
dit geen vanzelfsprekendheid toegang tot de zorg en diensten die het gezin nodig heeft.
Het is van belang dat de brugfunctionarissen samenwerken met de wijkteams en bestaande
zorgstructuren op school en in de wijk. Dit helpt ouders (tijdig) in de route naar
de juiste ondersteuning.
Structureel investeren in een brugfunctie op school
OCW investeert per 2024 structureel € 51,8 miljoen in het versterken van de verbinding
tussen school, thuis en zorg en ondersteuning (in de wijk).
De komende jaren wordt ervoor gezorgd dat de scholen die dit het hardst nodig hebben
de middelen krijgen om een brugfunctionaris in te zetten. De subsidie Brugfunctionaris wordt opengesteld in het voorjaar van 2024. De subsidie biedt scholen de kans een
brugfunctionaris aan te stellen en biedt tevens de kans om te leren welke vorm van
inzet en ondersteuning werkt, in vervolg op de lopende (kleinschalige) pilot vanuit
de Gelijke Kansen Alliantie. Op basis van de uitkomsten van deze pilot, zal worden
gekeken naar geschikte wijze voor een structurele inzet van deze middelen, gericht
op de versterking van de ondersteuningsstructuur op school en de verbinding tussen
school, kind en gezin.
Schoolbesturen doen de aanvraag voor één of meerdere scholen die behoren tot het PO,
VO of (V)SO. In de aanloop naar de aanvraag zal via diverse communicatiekanalen meer
informatie over de brugfunctionaris worden verspreid, onder meer over de vraag hoe
scholen deze in kunnen zetten. Zo komt er onder andere een folder uit, waarin goede
voorbeelden genoemd worden van scholen (vaak samen met de gemeente) die werken aan
de verbinding tussen school, ouders, zorg en ondersteuning. Deze is bedoeld om scholen
te inspireren wanneer zij zelf nadenken over hoe een brugfunctionaris voor hun doelgroep
kan werken.
Er zijn vooraf geen selectiecriteria voor het aanvragen van de subsidie. Schoolbesturen
hebben de gelegenheid om zelf in te schatten welke scholen het meeste baat hebben
bij een brugfunctionaris. Om de administratieve lasten voor scholen en schoolbesturen
te beperken, is ervoor gekozen om de aanmelding zo eenvoudig mogelijk te houden.
Per school is een vast bedrag beschikbaar, zodat alle scholen voldoende middelen hebben
om de brugfunctionaris goed in te kunnen zetten. Het beschikbare budget biedt de mogelijkheid
om een subsidie toe te kennen aan circa 15% van de scholen. Bij overschrijving zal
achteraf een selectie plaatsvinden. De selectie gebeurt op basis van de CUMI (voor
het (voortgezet) speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs) of CBS (voor het
basisonderwijs en het voortgezet onderwijs) indicator zodat de middelen daar terechtkomen
waar deze het hardst nodig zijn.
Voor het succes van de brugfunctionaris is het opbouwen van duurzame relaties en een
vertrouwensband met ouders essentieel. Ook is het belangrijk dat het scholen bij het
maken van keuzes goed proberen aan te sluiten bij de inzet vanuit de gemeente. Hiervoor
is tijd nodig. De subsidie heeft een looptijd van drie jaar zodat scholen de tijd
krijgen om de rol van brugfunctionaris goed in te bedden in hun organisatie en de
samenwerking in de wijk en met de gemeente goed vorm te kunnen geven. Waarbij het
van belang is dat er wordt aangesloten bij de bestaande initiatieven en landelijke
ontwikkelingen op het gebied van de aansluiting zorg-onderwijs.
De afgelopen periode heeft overleg plaatsgevonden met de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG) en PO-raad en VO-raad over de uitwerking van de subsidieregeling. Deze gesprekken
worden de komende tijd voortgezet.
Vervolgonderzoek en kennisdeling
De brugfunctionaris wordt al op diverse scholen in het land ingezet en er wordt ook
al onderzoek gedaan naar de inzet van de brugfunctionaris. De wijze waarop de brugfunctionaris
werkt en de inbedding in de organisatie verschilt echter van plek tot plek. Ook zijn
de ervaringen in het voortgezet onderwijs en (V)SO met deze rol beperkt. De komende
jaren zijn nadrukkelijk bedoeld om te leren wat werkt, in welke context.
Het ontbreekt nog aan een breed gedeeld beeld van de meest passende werkwijze en de
effectiviteit van de brugfunctionaris. Daarom wordt parallel aan de subsidie een onderzoek-
en monitoringsprogramma gestart waarmee de effecten, ervaringen en succesfactoren
van de brugfunctionaris kunnen worden gevolgd en de beschikbare wetenschappelijke
kennis wordt ontsloten. Met deze lerende aanpak brengt de Minister voor Primair en
Voortgezet Onderwijs in beeld hoe de brugfunctionaris in de verschillende sectoren
wordt ingezet, wat een effectieve en efficiënte inzet is, hoe de samenwerking met
de gemeente en het sociaal domein het beste tot zijn recht komt en waar de brugfunctionaris
het hardst nodig is. Daarbij wordt ook bekeken hoe de brugfunctionaris zich verhoudt
tot jeugdhulp op school of varianten die bijdragen aan hetzelfde doel.
Door te werken met jaarlijkse tussenrapportages kunnen de scholen van elkaar leren
en waar nodig hun aanpak bijstellen. Het eindrapport van het onderzoek biedt handvatten
om te bepalen hoe de structurele middelen het beste een plek kunnen krijgen in de
bekostiging van scholen.
Tot slot
Ieder kind verdient goede kansen om zijn of haar talenten elke dag te benutten en
ontwikkelen. Het programma Schoolmaaltijden zien we hierin als belangrijk instrument.
Met het programma dragen we direct bij aan het bestrijden van armoede, het bevorderen
van gezondheid en het vergroten van kansengelijkheid van kinderen en jongeren. Dat
we met het programma tot nu toe al zoveel leerlingen een maaltijd hebben kunnen bieden,
was niet mogelijk geweest zonder al die mensen die zich daar dagelijks voor inzetten.
Onze dank gaat daarom extra uit naar al het onderwijspersoneel, de vrijwilligers op
school en uit de wijk en in het bijzonder het Jeugdeducatiefonds en het Rode Kruis,
die dit samen mogelijk hebben gemaakt.
Ook met de verbreding van de inzet van brugfunctionarissen kunnen we door een goede
samenwerking tussen onderwijs, thuis en zorg het verschil maken. Daarom werken we
ook op dit gebied vanuit de drie ministeries nauw samen.
Bovendien zien wij op lokaal niveau dat er ook al mooie samenwerkingen zijn tussen
scholen, gemeenten en zorgaanbieders.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen