Brief regering : Verzamelbrief inburgering 2023
32 824 Integratiebeleid
Nr. 391
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2023
1. Inleiding
Inburgering is belangrijk. Via inburgering leren nieuwkomers de Nederlandse taal en
verbeteren hun mogelijkheden om actief te participeren in de Nederlandse samenleving.
Snel en volwaardig meedoen, het liefst met betaald werk, is het overkoepelende doel
van het inburgeringsbeleid. Actieve deelname biedt perspectief voor zowel de nieuwkomer
als voor hun kinderen. Dat nieuwkomers meedoen, is ook van belang voor de samenleving.
Op de arbeidsmarkt is iedereen nodig. Meedoen zorgt ook voor meer verbinding en het
hebben van oog voor elkaar. Via inburgering doen nieuwkomers noodzakelijke kennis
op van de Nederlandse samenleving, van onze belangrijke waarden en regels en de manier
waarop we met elkaar omgaan. Voor een succesvolle integratie is het belangrijk dat
de samenleving kansen biedt en de nieuwkomer zich optimaal inspant om zichzelf te
ontwikkelen en actief een bijdrage levert aan de samenleving. Nederland is een land
waar veel mensen met verschillende achtergronden, religies en opvattingen een thuis
hebben. Voor het behouden van de cohesie in onze samenleving is het van belang dat
nieuwkomers investeren in participatie in onze maatschappij, maar dat wij ons ook
inspannen om de nieuwkomers een plek te bieden.
Het huidige inburgeringsstelsel is sinds 1 januari van 2022 van kracht. In het inburgeringsbeleid
werken het Rijk, gemeenten en overige uitvoeringspartners nauw samen om een goede
basis aan faciliteiten neer te zetten zodat de inburgeraar aan de slag kan met het
leren van de taal en hoe de Nederlandse samenleving werkt. Begeleiding door gemeenten,
een tijdige start, maatwerk en duale trajecten zijn belangrijke uitgangspunten van
het beleid.
Recent heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de voortgang en uitvoering van
het inburgeringsbeleid1. In die laatste uitvoeringsbrief van 13 juli jl. heb ik aangegeven dat ik me de komende
periode richt op met name twee beleidsprincipes: tijdigheid en dualiteit. Ik zie dat
er vooral op het gebied van tijdigheid een belangrijke opgave ligt om, nu én in de
toekomst inburgeraars ervan te verzekeren dat zij snel van start kunnen met hun inburgering.
Op het gebied van dualiteit liggen kansen om de combinatie van taal leren en werken
of participeren verder te verstevigen.
Met het oog op het commissiedebat van 27 september a.s. wil ik uw Kamer met deze brief
informeren over een aantal actuele ontwikkelingen op deze prioriteiten. Daarnaast
informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van enkele onderzoeken die recent zijn afgerond
en over enkele aanvullende acties die ik heb ondernomen.
1.1 Leeswijzer
De voorliggende brief is als volgt opgebouwd. Na de inleiding ga ik in het tweede
deel in op ontwikkelingen op het terrein van de Wi2021. Vervolgens ga ik in het derde
deel in op de voortgang en aspecten van de eerdere inburgeringsstelsels, Wi2013 en
Wi2007. In het vierde deel informeer ik uw Kamer over enkele overige onderwerpen.
2. Wet inburgering 2021
2.1 Vroege start
In mijn brief van 9 maart jl. (Kamerstuk 32 824, nr. 381) heb ik uw Kamer toegezegd samen met betrokken partners te werken aan concrete mogelijkheden
om de vroege start op het azc te bevorderen. Er is een brede consensus over het belang
van vroegtijdig investeren in de Nederlandse taalbeheersing en participatie van kansrijke
asielzoekers en statushouders. In de afgelopen maanden heb ik al een aantal stappen
gezet om de vroege start te stimuleren:
• Er zijn structurele middelen beschikbaar gesteld voor de bestaande Meedoenbalies en
Nt2-taallessen in azc’s, zodat het voortbestaan hiervan verzekerd is.
• De Nederlandse organisatie voor vrijwilligers (NOV) heeft de opdracht gekregen om
bij de Meedoenbalies extra aandacht te geven aan de participatie van vrouwelijke azc-bewoners.
Reden hiervoor is dat de participatie van vrouwelijke azc-bewoners flink achterblijft
op die van mannelijke azc-bewoners. Deze opdracht wordt bij de Meedoenbalies uitgevoerd
in samenwerking met het COA.
• Eerder is gebleken dat de informatieuitwisseling tussen COA en gemeenten bij de overgang
van een statushouder van opvang naar gemeente (warme overdracht) niet altijd soepel
liep. Er hebben inmiddels verschillende sessies plaatsgevonden om de samenwerking
tussen gemeenten en COA te verbeteren.
De komende periode werk ik met partners om de vroege start op het azc verder te bevorderen.
De bestaande financiële en juridische kaders zijn daarbij uitgangspunt. Het gaat daarbij
onder andere om de volgende acties.
• In gesprekken met partners kwam naar voren dat er onder de asielstatushouders en asielzoekers
in azc’s onduidelijkheid heerst over wat de vroege start inhoudt en wat de mogelijkheden
zijn. Daarom zal ik op korte termijn een overzicht opstellen met deze informatie.
• Om de samenwerking tussen gemeenten en het COA verder te stimuleren, zetten we de
gesprekken en sessies met gemeenten, COA, Divosa en VNG voort. Divosa en COA organiseren
dit najaar o.a. een roadshow om ontmoetingen tussen de casemanagers en klantmanagers
van COA en gemeenten te faciliteren en daarmee de warme overdracht verder te verbeteren.
• Ik verken met het COA de mogelijkheden voor het uitbreiden van noodzakelijke studiefaciliteiten
(ook op de noodopvanglocaties).
• Ik verbind samen met de Minister van OCW het Programma Maatschappelijke diensttijd
(MDT) aan de ambities rondom een vroege start. Een groot aantal MDT projecten biedt
al de mogelijkheid voor de inzet van jonge vrijwilligers als onder meer taalmaatje
voor kansrijke asielzoekers en asielstatushouders. Ook kunnen jonge asielstatushouders
binnen de geldende randvoorwaarden deelnemen aan een MDT-project. Deze verbinding
zal onder meer met de inzet van het platform Refugeework waar mogelijk worden geïntensiveerd.
• Ten slotte verken ik de mogelijkheden voor afstands- en online inburgeringsonderwijs
vanuit de COA-opvang en het afnemen van de brede intake op afstand.
Op langere termijn onderzoek ik ook andere manieren om de vroege start te stimuleren.
Deze manieren vereisen aanpassing van juridische en financiële kaders. Ik denk hierbij
aan mogelijkheden zoals het verlengen van de inburgeringstermijn met de duur van het
verblijf in het azc, en het laten meetellen van onderwijsuren en participatieactiviteiten
die zijn ondernomen tijdens het verblijf in het azc. In de volgende uitvoeringsbrief
informeer ik uw Kamer over de voortgang van activiteiten binnen de aanpak Vroege start.
2.2 Gesprek met VNG over de PIP termijn
Ik heb uw Kamer in het commissiedebat in april 20232 toegezegd in gesprek te gaan met de VNG over de doorlooptijden brede intake en vaststelling
van de plannen inburgering en participatie (PIP’s) en u hierover na het zomerreces
te informeren. Uit de cijfers blijkt dat in vergelijking met 2022 er sprake is van
een versnelling in de vaststelling van de PIP’s. Toch wordt de termijn van 10 weken,
zoals opgenomen in de wet- en regelgeving, te vaak niet gehaald (54%). Ik heb uw Kamer
hierover geïnformeerd in de uitvoeringsbrief inburgering van juli 20233.
Tijdens het bestuurlijk overleg met de VNG in juni heb ik het belang van een goede
doorstroom benadrukt en aangegeven dat ik het belangrijk vind dat gemeenten vroeg
starten met intake activiteiten. Een tijdige start is cruciaal om ervoor te zorgen
dat inburgeraars snel mee kunnen doen. Na huisvesting in de gemeente moet het verdere
vervolg van de inburgering snel in de PIP’s worden vastgelegd. De VNG deelt het belang
van een snelle doorstroom, maar geeft aan dat er verschillende taken bij gemeenten
liggen die veel aandacht vragen, zoals huisvesting. Er is afgesproken dat we de doorlooptijden
van de brede intake volgen en in een volgend bestuurlijk overleg in het najaar hier
opnieuw bij stil staan.
Tegelijkertijd onderneem ik acties voor het versnellen van de doorstroom.
Ik heb uw Kamer daarover recent geïnformeerd4. Dit betreffen onder meer acties om de deskundigheidsbevordering van professionals
in de uitvoering te versterken en verbetering van de communicatie over de mogelijkheid
om bij het uitblijven van een cursusaanbod de inburgeringstermijn te verlengen. Daarnaast
kijk ik met betrokken partijen naar de mogelijkheden voor het verder verkorten van
doorlooptijden voor diplomawaarderingen. Ik blijf met de VNG en gemeenten in gesprek
om het belang van een tijdige start te benadrukken en de doorstroom verder te versnellen.
2.3 Gesprek met de taalschoolbranche over de financiële gevolgen van de gebrekkige
doorstroom
In het commissiedebat Inburgering en Integratie van 13 april jl. heb ik aan het Kamerlid
Becker toegezegd om in gesprek te gaan met de taalschoolbranche over de financiële
gevolgen van de gebrekkige doorstroom van nieuwe inburgeringsplichtigen onder de Wi2021.
De Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO) en de MBO-Raad hebben als vertegenwoordigers
van de taalschoolbranche hun standpunten op mijn ministerie toegelicht.
Ik begrijp dat de taalscholen door de trage doorstroom een moeilijke periode doormaken
en dat er bij sommige scholen zorgen zijn over het voortbestaan. Ik zie echter ook
dat de doorstroom inmiddels beter op gang is. Ik vind het primair aan gemeenten om
met de door hen gecontracteerde taalscholen in gesprek te gaan. Bovendien zie ik in
de nabije toekomst kansen voor taalscholen om de eerder gemaakte verliezen te compenseren.
De meerjarenprognoses voor de instroom van asielstatushouders zijn de afgelopen periode
naar boven bijgesteld. Het aantal inburgeraars zal daarom de komende jaren waarschijnlijk
hoger uitvallen dan waar ten tijde van het opstellen van de contracten rekening mee
is gehouden.
2.4 Financieel ontzorgen
Met de kamerbrief van d.d. 6 april 2023 (Kamerstuk 32 824, nr. 382) heb ik u geïnformeerd over het besluit om tijdelijk een ruimere uitleg te geven
aan het wetsartikel over het financieel ontzorgen van statushouders. Het betalen van
de vaste lasten vanuit de bijstandsuitkering blijft hiermee de standaard voor het
ontzorgen. Wel kunnen gemeenten kiezen voor een andere vorm van ondersteuning indien
dit passender is, zoals het bieden van één op één begeleiding of trainingen gericht
op financiële zelfredzaamheid. Statushouders worden dus hoe dan ook ontzorgd door
de betreffende gemeente. Uit de eerste gesprekken met gemeenten maak ik op dat gemeenten
goed geïnformeerd zijn over dit besluit en zorgvuldig een afweging maken als het gaat
om de ondersteuning. Daar ben ik blij mee. Ik zet de gesprekken met gemeenten voort
over hoe het financieel ontzorgen van statushouders in de toekomst vormgegeven moet
worden.
2.5 Marktmonitor
Als onderdeel van het Monitoring- en Evaluatieplan wordt periodiek de Marktmonitor
uitgevoerd. In deze verzamelbrief informeer ik u over de uitkomsten van de tweede
meting, waarvan u de rapportage aantreft als bijlage bij deze brief. Het doel van
de Marktmonitor is het volgen van ontwikkelingen op de markt voor het inburgeringsaanbod,
nagaan of vraag en aanbod op elkaar aansluiten en of er knelpunten zijn die opgepakt
dienen te worden.
Uit de tweede rapportage concludeer ik dat de markt zijn werk goed doet: er is grotendeels
dekkend aanbod en daar waar groepen extra aandacht nodig hebben, wordt maatwerk ingezet.
Voor de tweede meting is gekozen om interviews te houden met 23 gemeenten, 26 aanbieders
en 16 inburgeraars die ook «inkoper» zijn op de inburgeringsmarkt. Deze laatste categorie
betreft inburgeraars onder de Wi2013 en gezinsmigranten onder de Wi2021, die zelf
verantwoordelijk zijn voor de inkoop van hun inburgeringscursus.
Voldoende aanbod voor inburgeringstrajecten, risico’s voor de toekomst.
Er is op dit moment voor alle groepen voldoende aanbod voor (bijna) alle onderdelen
van de inburgeringstrajecten.
Er worden ook een aantal risico's geconstateerd die bijdragen aan de onzekerheid van
het toekomstig aanbod:
a) De verwachte toename van de instroom van nieuwe inburgeraars;
b) Aanbieders die steeds meer moeite hebben om voldoende (gecertificeerde) NT2-docenten
te werven;
c) Onzekerheid over de financiering van de Onderwijsroute op langere termijn;
d) Het stoppen van niet-gecontracteerde aanbieders en daarmee wegvallen van aanbod voor
Wi2013-inburgeraars;
e) De betaalbaarheid van inburgeringstrajecten voor gezinsmigranten die onder de Wi2021
vallen.
f) De beschikbaarheid van (middelen voor) voldoende plekken om invulling te geven aan
de participatiecomponent in de z-route.
De drie eerstgenoemde signalen zijn al langer bekend. Ik ben met ketenpartners in
gesprek hoe we de toename in de instroom van nieuwe inburgeraars zo goed mogelijk
kunnen opvangen. Voor de aanpak van het docententekort heeft Blik op Werk in overleg
met mij enkele eisen die aan docenten worden gesteld, tijdelijk versoepeld. Daarnaast
werk ik samen met de Minister van OCW en ketenpartners aan maatregelen voor de lange
termijn5. De onzekerheid over de financiering van de onderwijsroute heeft mijn onverminderde
aandacht. Over de borging van de onderwijsroute informeer ik uw Kamer op korte termijn.
Ik ga hieronder nader in op de overige signalen.
Ad. d. Nu voldoende aanbod voor de Wi2013-inburgeraars, risico in de toekomst
Op basis van de interviews is er nu nog voldoende aanbod van inburgeringsonderwijs
voor de Wi2013-inburgeraars. Wel maken bepaalde factoren het onzeker of er voldoende
aanbod blijft. Uit de interviews blijkt dat aanbieders over het algemeen groepen uit
de Wi2013 en de Wi2021 combineren. Enkele door gemeenten gecontracteerde aanbieders
maken zich zorgen dat zij overvraagd zullen worden als meer niet-gecontracteerde aanbieders
stoppen, omdat voor hen de groepen te klein worden om nog rendabel les te kunnen geven.
Deze gecontracteerde aanbieders geven aan in de toekomst inburgeraars onder de Wi2021
wellicht voorrang te moeten geven vanwege de contractafspraken met de gemeente. Zeker
in het geval er wachtlijsten ontstaan vanwege een hogere instroom onder de Wi2021.
De verwachte hogere instroom van statushouders stelt ons allemaal voor uitdagingen.
Ik vind het niet aanvaardbaar als inburgeraars die nog onder de Wi2013 vallen daar
de dupe van worden. Ik verwacht van gemeenten dat zij ook voor deze groep verantwoordelijkheid
nemen en in hun afspraken met taalscholen cursussen toegankelijk houden voor inburgeraars
onder de Wi2013.
Ad e. Zorgen over betaalbaarheid inburgering voor gezinsmigranten
Gezinsmigranten zelf, maar ook gemeenten en aanbieders maken zich zorgen over de betaalbaarheid
van trajecten voor gezinsmigranten onder de Wi2021. Gezinsmigranten moeten het hogere
taalniveau B1 halen (voorheen A2) en hebben daarvoor vaak meer taallessen nodig. Ook
krijgt een kleine groep gezinsmigranten die het advies z-route krijgt, te maken met
een hoge urennorm (800 uur). Ondervraagde gezinsmigranten geven aan dat zij door de
hoge kosten terughoudend zijn om een lening af te sluiten.
Bij de wetsevaluatie bekijk ik of de ontwikkelingen aanleiding geven tot een wijziging
van het beleid. Tot die tijd zet ik verschillende acties in gang om gezinsmigranten
zo goed mogelijk op weg te helpen. Ik verbeter de voorlichting over inburgering in
het land van herkomst voor deze groep. Daarnaast is er nog veel onbekendheid bij gemeenten
hoe zij deze groep het beste kunnen bereiken en ondersteunen. Daarom verspreid ik
meer kennis over deze doelgroep en stimuleer ik gemeenten om ervaringen uit te wisselen.
Deze en overige acties heb ik ook genoemd in de uitvoeringsbrief inburgering d.d.
13 juli 2023.6
Ad f. Beschikbaarheid van voldoende plekken voor de participatiecomponent van de z-route
Terwijl iedere gemeente het belang van dualiteit in de inburgering benadrukt en nastreeft,
blijkt het een uitdaging te zijn om de participatiecomponent passend in te vullen
en taal en participatie goed op elkaar aan te laten sluiten. Gemeenten geven aan dat
dit tijdsintensief is en het proces nog volop in ontwikkeling is. Er zijn daarbij
zorgen of er voldoende plekken gerealiseerd kunnen worden om invulling te geven aan
de participatiecomponent en of deze plekken voldoende bijdragen aan de inburgering.
Het is begrijpelijk dat sommige gemeenten tijd nodig hebben om tot een goede invulling
te komen van dit nieuwe instrument. Ik vind de participatiecomponent een belangrijk
instrument in de inburgering. We hebben er allemaal belang bij dat ook nieuwkomers
die niet in staat zijn om op A2-niveau Nederlands te leren, zich goed kunnen voorbereiden
op participatie op de arbeidsmarkt. Om te voorkomen dat zij langdurig afhankelijk
blijven van een bijstandsuitkering. Ik zal daarom deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Vervolg
Ik neem deze signalen serieus. De derde rapportage van de Marktmonitor stond gepland
voor 2025. Gezien de geschetste risico's heb ik besloten om deze derde meting te vervroegen
naar 2024. Ik zal uw Kamer dan opnieuw informeren over de uitkomsten en over de ontwikkelingen
op de inburgeringsmarkt.
2.6 Invulling praktijkervaring door module Arbeidsmarkt en Participatie
Inburgeringsplichtigen worden in de Wi2021 onder andere aan de hand van de module
Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) voorbereid op de Nederlandse arbeidsmarkt. Ze doen
in de MAP vaardigheden op die bij kunnen dragen aan hun arbeidsmarktparticipatie.
De MAP bevat ook een praktijkelement waarin inburgeringsplichtigen daadwerkelijk werkervaring
op kunnen doen op de arbeidsmarkt.
Om te kunnen monitoren hoe gemeenten de praktijkervaring binnen de MAP invullen, zoals
is verzocht in de motie van het lid Becker7, zijn er diverse vragen opgenomen in de jaarlijkse enquête onder gemeenten ten behoeve
van de monitor van gemeentelijk beleid, arbeidstoeleiding en inburgering statushouders
van het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS). De KIS-monitor 2023 die begin september
gepubliceerd is, laat evenals vorig jaar zien dat gemeenten de praktijkervaring in
de MAP meestal invullen met een combinatie van activiteiten. Gemeenten noemen net
als vorig jaar het vaakst dat ze de praktijkervaring gaan invullen via werkervaringsplekken
of stages bij reguliere werkgevers (41%). Daarnaast is het aandeel gemeenten dat het
praktijkelement onder meer invult via betaald werk gestegen van 6% naar 16%.
Waar vorig jaar bijna een kwart van de gemeenten (23%) aangaf nog niet te weten hoe
zij het praktijkelement zouden invullen, is dat dit jaar slechts bij 4% van de gemeenten
het geval. Het aandeel gemeenten dat aangeeft het praktijkelement in de MAP (ook)
in te vullen via bedrijfsbezoeken en excursies is gestegen van 27% naar 39%.8 Tot slot is er een toename van het aandeel gemeenten dat aangeeft (ook) een andere
invulling te geven aan het praktijkelement; dit is gestegen van 10% naar 34%. Gemeenten
geven vaak aan dat de invulling maatwerk is. Ze regelen dit onder andere via een leerwerkbedrijf,
het aanbieden van een cursus in combinatie met eventueel werkbezoeken, of door het
inzetten van het re-integratieinstrumentarium.
Ik ben blij dat de KIS-monitor 2023 een positieve ontwikkeling laat zien. Met de jaarlijkse
KIS-monitor blijf ik de invulling van de MAP door gemeenten volgen. Uiteraard blijf
ik voortdurend in gesprek met gemeenten om de arbeidsmarktparticipatie van nieuwkomers
te bevorderen. In dat kader heb ik onlangs het plan van aanpak «statushouders en werk9» naar uw Kamer gestuurd, waarin ik samen met andere relevante partijen inzet op verbetering
van de arbeidsmarktkansen en arbeidsparticipatie van statushouders.
2.7 Slachtoffers mensenhandel
Tijdens het Wetgevingsoverleg van 21 november 2022 (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 85), over integratie en maatschappelijke samenhang, heb ik aan het Kamerlid Podt toegezegd
terug te komen op de omstandigheid dat slachtoffers van mensenhandel zelf financieel
verantwoordelijk zijn voor hun inburgeringstraject. Hierbij voldoe ik aan de toezegging.
Onder de Wi2021 zijn gezins- en overige migranten zelf verantwoordelijk voor de financiering
van hun inburgering. Afhankelijk van hun draagkracht kunnen zij een sociale lening
van maximaal € 10.000 aanvragen bij DUO. Alleen asielstatushouders krijgen een gemeentelijk
aanbod waarbij de financiering van het inburgeringstraject voor rekening van de gemeente
komt. Slachtoffers of getuige-aangevers van mensenhandel worden onder de Wi2021 aangemerkt
als overige migrant en zijn daarmee zelf verantwoordelijk voor de financiering van
hun inburgering.
Ik ben het met Kamerlid Podt eens dat het onwenselijk is dat slachtoffers van mensenhandel
zelf voor hun inburgering moeten betalen. Ik wil daarom voor slachtoffers van mensenhandel
eenzelfde behandeling in het stelsel mogelijk te maken als die nu voor asielstatushouders
geldt. Dit betekent dat zij in aanmerking komen voor financiering van het inburgeringstraject
door de gemeente en ook in aanmerking komen voor andere voorzieningen voor asielstatushouders
zoals maatschappelijke begeleiding en financieel ontzorgen.
In de afgelopen periode heb ik onderzocht wat de omvang van de groep is en op welke
wijze dit beleidsmatig gerealiseerd kan worden.
Jaarlijks worden er circa 10 mensen inburgeringsplichtig die kunnen worden aangemerkt
als slachtoffer of getuige-aangever van mensenhandel. De financiële gevolgen van deze
aanpassing worden geraamd op maximaal € 100.000 per jaar. Deze kunnen binnen de bestaande
budgetten voor inburgering worden opgelost.
Ik realiseer mij dat deze aanpassing een inspanning van de uitvoering zal vragen.
Gegevens over slachtoffers van mensenhandel worden namelijk door de IND niet als zodanig
herkenbaar aangeleverd bij DUO. Het is voor DUO nu niet mogelijk om deze doelgroep
te identificeren. De IND zal voor de uitwisseling van gegevens over deze doelgroep
een andere werkwijze moeten hanteren. Mijn beeld is dat dit voor een beperkte groep
van ongeveer 10 personen per jaar realiseerbaar is. Definitief uitsluitsel kan worden
gegeven als de IND en DUO een uitvoeringstoets op het uitgewerkte voorstel hebben
uitgebracht.
Deze aanpassing vraagt een wetswijziging waardoor daadwerkelijke implementatie op
zijn vroegst medio 2025 zou kunnen plaatsvinden. Het is aan de volgende regering om
te besluiten om dit wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen. Ik zal alle voorbereidingen
daarvoor starten en bij de uitwerking samen met IND, DUO en VNG onderzoeken in hoeverre
in de praktijk al op deze wetsaanpassing vooruitgelopen kan worden.
2.8. Vertraging kennisgeving inburgeringsplicht
Er is geconstateerd dat tussen januari 2022 en mei 2023 de gegevensuitwisseling tussen
de IND en DUO onvolledig is geweest. Hierdoor is voor ongeveer 2.760 gezins- en overige
migranten en 450 asielmigranten nog geen kennisgeving voor de inburgeringsplicht afgegeven.
De Wet inburgering 2021 heeft als doel om bij te dragen aan een snelle start van inburgering
en integratie in onze samenleving. Deze ambitie is voor deze personen niet gehaald.
Ik betreur dat zij door de onvolledige gegevensuitwisseling later zijn geïnformeerd
over hun inburgeringsplicht en daardoor later kunnen starten met hun inburgering.
Deze vertraging heeft geen negatieve gevolgen voor hun inburgeringstermijn. Deze start
op de dag na dagtekening van het PIP.
Om deze situatie te herstellen en te voorkomen dat er nieuwe fouten ontstaan, zet
ik de volgende acties in:
1. De IND heeft aanpassingen doorgevoerd waardoor de gegevensuitwisseling sinds mei 2023
weer volledig is. Daarnaast zal de IND haar processen aanscherpen, zodat bij toekomstige
aanpassingen expliciet gecontroleerd zal worden wat de gevolgen zijn voor de geautomatiseerde
gegevenslevering aan DUO;
2. In september wordt de kennisgeving alsnog naar betrokken personen verstuurd en daarvoor
ontvangen zij van DUO een aparte brief met uitleg over de vertraging;
3. Gemeenten zijn door DUO geïnformeerd over welke personen met vertraging een kennisgeving
hebben gehad. Op die manier kunnen zij snel aan de slag met de inburgering;
4. Vanuit de lerende samenwerking in de inburgeringsketen, werk ik samen met de partners
aan een voorstel voor het beter zicht krijgen op de datakwaliteit in de inburgeringsketen.
3. Eerdere stelsels
3.1 Einde lening en inburgeringsplichtig (ELIP)
Halfjaarlijks informeer ik uw Kamer over de actuele ontwikkelingen in de ELIP-groep:
de inburgeraars onder de Wi2013 die hun lening vrijwel volledig hebben verbruikt,
maar nog niet hebben voldaan aan de inburgeringsplicht.
Sinds 2019 heeft er een gestage daling plaatsgevonden van het aantal inburgeringsplichtige
asielmigranten dat een bedrag van minimaal € 9.500 heeft besteed. Deze daling blijkt
nu te stagneren. Op 1 juli van dit jaar waren er 2.341 inburgeraars die minstens € 9.500
hebben verbruikt. Dit aantal is weliswaar iets gedaald ten opzichte van 1 mei 2022
(2.396), maar gestegen ten opzichte van 15 oktober vorig jaar (2.102). Daarom laat
ik de komende maanden een nadere analyse uitvoeren om meer duiding te kunnen geven
aan deze ontwikkeling. Op basis van deze analyse zal ik bezien of aanvullende actie
nodig is.
Tabel 1: ELIP minstens € 9.500 geleend, per cohort (asielmigranten)
Cohort
Peildatum
’13
’14
’15
’16
’17
’18
’19
’20
’21
’22
/’23
Totaal
01-05-2022
24
78
207
460
601
722
270
30
4
0
2.396
15-10-2022
21
65
167
325
391
548
487
87
10
1
2.102
01-07-2023
14
56
138
232
258
308
627
645
156
2
2.341
Bron: DUO
Sinds het begin van dit jaar kunnen gemeenten gegevens over de ELIP-groep rechtstreeks
bij DUO opvragen. Een belangrijke drempel om inburgeraars goed te begeleiden is hiermee
komen te vervallen. Gemeenten kunnen de inburgeraars nu direct benaderen en zo de
begeleiding van de ELIP-groep efficiënter en effectiever inrichten. Om gemeenten in
staat te stellen hun aanpak vroegtijdig in te zetten op een moment dat de inburgeraar
nog wel ruimte in de lening heeft, krijgen gemeenten niet alleen gegevens van inburgeraars
die meer dan € 9.500 van hun lening hebben gebruikt, maar ook van inburgeraars die
meer dan € 7.500 hebben verbruikt en nog minder dan 12 maanden resterende inburgeringstermijn
over hebben. Het aantal mensen in beide groepen samen is gestegen van 4.641 in mei
vorig jaar naar 4.760 per 1 juli dit jaar. Niet iedereen heeft echter ondersteuning
nodig. Gebleken10 is dat een groot deel van de doelgroep ook op eigen kracht tijdig kan voldoen aan
de inburgeringsplicht.
In de recent gepubliceerde KIS-monitor 2023 geeft 68% van de gemeenten aan dat zij
steun hebben geboden aan inburgeraars die onder de ELIP-groep vallen. In de meeste
gevallen gaat het om voortgangsgesprekken, ondersteuning en advies rondom taalverwerving,
of het aanbieden van extra taallessen of examentraining. 85% van de gemeenten geeft
aan gegevens bij DUO op te (gaan) vragen over de in hun gemeente woonachtige inburgeraars
die onder de ELIP-groep vallen, zodat zij deze doelgroep beter kunnen (gaan) bedienen.
Ik ben blij met de inzet van gemeenten voor deze doelgroep en ik reken erop dat deze
brede deelname een stimulans is voor de resterende 15% van de gemeenten om ook ondersteuning
te gaan bieden.
3.2 Gezinsmigranten Wi2013
Ik heb overleg met de VNG gevoerd over de mogelijkheden van het bieden van begeleiding
aan gezinsmigranten onder de Wi2013. Dit was één van de voorstellen uit het verbeterplan
voor de Wi2013. Eerder heeft de VNG aangegeven welwillend te staan tegenover het voorstel,
maar had zij twijfels over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Zij wilde daarom de
eerste ervaringen met de nieuwe inburgeringswet afwachten. Inmiddels is het beeld
dat gezinsmigranten onder de Wi2013 voor gemeenten een lastige doelgroep vormen, die
zij moeilijk in beeld krijgen en houden. Daarnaast vraagt de instroom van nieuwe inburgeraars
onder de Wi2021 veel van gemeenten. Voor een extra doelgroep hebben zij op dit moment
geen ruimte. Ik begrijp deze afweging. Gezien de capaciteitsproblemen bij gemeenten,
moeten we prioriteiten stellen. Hoewel ik het betreur voor de gezinsmigranten onder
de Wi2013, heeft ook voor mij het realiseren van een versnelling van de doorstroom
van de nieuwe inburgeraars onder de Wi2021 de hoogste prioriteit. Ik vind het belangrijk
dat gemeenten hier maximaal op inzetten. Daarom kan ik verder geen invulling geven
aan het eerder geuite voornemen om voor de groep gezinsmigranten onder de Wi2013 extra
begeleiding van gemeenten te bieden.
3.3 Maatschappelijk begeleiding Wi2013
In de uitvoeringsbrief inburgering d.d. 13 juli 2023 informeerde ik u over een aanvulling
op de middelen voor maatschappelijke begeleiding aan gemeenten. Personen die recht
hebben gehad op maatschappelijke begeleiding waren niet meegenomen in de telling.
Gemeenten hebben daardoor geen middelen voor deze personen ontvangen. In mijn eerdere
brief ben ik ervan uitgegaan dat het om zo’n 2.000 personen ging. Uit nader onderzoek
blijkt dat het in totaal om ruim 3.000 personen gaat. Het streven is om voor al deze
personen herstel te laten plaatsvinden. Gemeenten zullen dit jaar nog geïnformeerd
worden over de personen die het betreft en het bedrag dat zij hiervoor nog zullen
krijgen. Het streven is dat gemeenten de middelen ontvangen via de decembercirculaire.
3.4 Fraude urenverklaringen
Ik heb ik uw Kamer geïnformeerd11 over de twijfels die bij DUO zijn gerezen over de rechtmatigheid van urenverklaringen.
Met een urenverklaring verklaart een taalschool dat een inburgeraar een aantal lesuren
heeft gevolgd. De urenverklaring is onder de Wi2013 onder andere van belang voor de
ontheffing van de inburgeringsplicht vanwege aantoonbaar geleverde inspanningen.
Naar aanleiding van casuïstiek heeft DUO de controles met mijn instemming aangescherpt.
Zoals aangegeven in de genoemde brief, vind ik het onwenselijk dat inburgeraars ten
onrechte een ontheffing van de inburgeringsplicht krijgen. Daarom voert DUO sinds
dit voorjaar extra controles uit. Wanneer voor de urenverklaring geen onderliggend
contract bij DUO is, doet DUO in eerste instantie navraag bij de taalschool. Wanneer
de taalschool aangeeft de verklaring niet te hebben afgegeven, wijst DUO de aanvraag
af en doet aangifte van valsheid in geschrifte. In het geval dat de taalschool niet
reageert, niet meer bestaat of dat onregelmatigheden zijn geconstateerd, vraagt DUO
de inburgeraar zelf aanvullend bewijs te leveren (bv. een contract en/of bankafschrift).
Omdat in de regelgeving is vastgelegd dat de inburgeraar de gevolgde uren moet aantonen,
vind ik het in dit stadium gerechtvaardigd om de inburgeraar om aanvullend bewijs
te vragen als er bij DUO twijfel bestaat over de rechtmatigheid van urenverklaring.
Wanneer DUO de urenverklaring niet heeft kunnen verifiëren, informeert DUO de inburgeraar
over het voornemen de verklaring en, indien van toepassing, de ontheffing te weigeren.
Tussen half maart en juli 2023 zijn er 933 urenverklaringen ingediend, waarbij van
69 urenverklaringen geen contractgegevens bij DUO bekend waren. De nieuwe werkwijze
heeft ertoe geleid dat tot nu toe 2 urenverklaringen zijn geweigerd. In beide gevallen
heeft de taalschool verklaard dat zij de desbetreffende urenverklaring niet heeft
afgegeven. Derhalve blijkt uit controles onder nieuwe gevallen dat slechts een beperkt
percentage verklaringen zonder contract of factuur vals is.
Als gezegd in de laatste uitvoeringsbrief, heeft DUO deze problematiek in overleg
met mijn ministerie breder bezien. DUO heeft voor alle taalscholen geïnventariseerd
voor welke urenverklaringen uit 2021 en 2022 een onderliggend contract in de DUO-administratie
ontbrak. Dit betreft afgerond 820 verklaringen op een totaal van circa 6.400 aanvragen.
Dit betekent niet dat deze verklaringen allemaal verdacht zijn. DUO heeft alleen contracten
en facturen van cursussen die betaald zijn uit de lening. Een deel van de gezinsmigranten
betaalt de cursus zelf en van hen zijn geen gegevens bij DUO bekend.
Laat ik vooropstellen dat ik grote waarde hecht aan rechtmatigheid en dat ik vind
dat iedereen moet voldoen aan de eisen die we aan nieuwkomers hebben gesteld. Desondanks
voel ik mij genoodzaakt reeds goedgekeurde aanvragen te laten rusten. De overheid
heeft bij het moment van de initiële beoordeling afgezien van extra controles. Wanneer
DUO de controle nu alsnog zou gaan uitvoeren, ontstaat er strijd met het rechtszekerheidsbeginsel,
terwijl de impact op betrokkenen groot kan zijn. Er is niet vastgelegd dat inburgeraars
een bewaarplicht hebben voor onderliggende stukken nadat een ontheffing is verleend.
Er kan daarom niet van inburgeraars gevraagd worden om dit bewijs alsnog te leveren.
Daarnaast bestaat een te groot risico op onterecht intrekken van urenverklaringen
en ontheffingen, wanneer nieuwkomers die te goeder trouw waren, zich onvoldoende weten
te verweren of bewijsmateriaal inmiddels verloren is gegaan. Het controleren van reeds
goedgekeurde aanvragen en de problemen die zich daarbij voor kunnen doen, weegt daarom
niet op tegen het naar verwachting zeer kleine percentage waarin de verklaring vals
blijkt te zijn. Bij alle nieuwe gevallen vindt de extra controleslag wel plaats.
3.5 Piek in termijnoverschrijdingen en achterstanden bij de boeteoplegging en medische
beoordelingen.
Er is een piek in het aantal overschrijdingen van de inburgeringstermijn ontstaan.
Er zijn ca. 5.200 termijnoverschrijdingen uit de periode mei 2022 tot en met mei 2023
waarvan de boete nog moet worden vastgesteld. Het aantal daadwerkelijke termijnoverschrijdingen
kan nog wijzigen omdat bij de definitieve boetevaststelling kan blijken dat er redenen
zijn om alsnog een verlenging toe te kennen.
Het merendeel van deze termijnoverschrijdingen ligt in de periode augustus tot en
met oktober 2022. Dit is een hoog aantal termijnoverschrijdingen voor deze zeer korte
periode. Ter vergelijking: in 2019 waren er 3.403 inburgeraars die een boete opgelegd
hebben gekregen vanwege het overschrijden van de inburgeringstermijn. Deze piek vloeit
voort uit dat er ruim twee jaar lang geen termijnoverschrijdingen waren, omdat de
inburgeringstermijn diverse keren voor alle inburgeraars verlengd is vanwege corona.
Hierdoor zijn er veel termijnoverschrijdingen in één jaar, terwijl die anders over
drie jaar verspreid zouden zijn. Hoewel de piek dus cijfermatig gezien te verklaren
valt, ga ik nader onderzoek doen naar deze groep. Ik wil kijken of de coronaperiode
een negatieve invloed heeft gehad op het tijdig inburgeren waarvoor de verleende verlengingen
onvoldoende compensatie hebben geboden.
Ik heb er vertrouwen in dat deze vertraging niet leidt tot onterechte boetes voor
inburgeraars. Voordat DUO de van rechtswege verschuldigde boete vaststelt, stelt DUO
de inburgeraar namelijk in staat om aanvullende informatie aan te dragen op basis
waarvan alsnog een verlenging kan worden toegekend, wanneer een overschrijding niet
verwijtbaar blijkt. Of op basis waarvan de boete (verder) kan worden gematigd. Inburgeraars
kunnen een afspraak met DUO maken om hun omstandigheden persoonlijk toe te lichten.
In de periode september 2022 tot december 2022 hebben circa 900 inburgeraars van deze
mogelijkheid gebruik gemaakt.
Achterstanden bij opleggen van boetes
Het forse aantal afspraken met inburgeraars in korte tijd heeft een groot beslag gelegd
op de capaciteit van DUO. Daarnaast is het vanwege de krapte op de arbeidsmarkt lastig
om deze capaciteit snel op te schalen. DUO heeft prioriteit gegeven aan de gesprekken
met inburgeraars boven het vaststellen van boetes. Er zijn daardoor 5.200 inburgeraars
die wel een aankondiging van een boete hebben gekregen, maar aan wie nog geen boete
is opgelegd. De huidige capaciteit van DUO is onvoldoende om de nog op te leggen boetes
zonder aanvullende maatregelen snel te verminderen. Ik hecht er echter wel aan dat
er gehandhaafd wordt in het inburgeringsstelsel. Daarom onderzoekt DUO alternatieve
mogelijkheden om deze achterstanden snel en zorgvuldig weg te werken. Ik zal uw Kamer
hierover bij de volgende uitvoeringsbrief nader informeren.
Doorlooptijd medische beoordelingen
Inburgeraars die om medische redenen het inburgeringstraject niet tijdig kunnen afronden
of die om medische redenen helemaal niet kunnen inburgeren, kunnen een verzoek doen
tot verlenging of ontheffing op medische gronden. De beoordeling wordt uitgevoerd
door Argonaut, de medisch adviseur van DUO. Door verschillende omstandigheden zijn
de wachttijden voor een medische beoordeling sterk opgelopen. Dit komt onder andere
door een tekort aan artsen. Voor de beoordeling van een aanvraag voor verlenging of
ontheffing op medische gronden is bovendien relevante informatie van de behandeld
arts of specialist nodig. Door de toegenomen werkdruk bij deze beroepsgroep, worden
informatieverzoeken van Argonaut vaker als onwenselijke administratieve last ervaren
en duurt het langer voordat de behandelend artsen of specialisten de benodigde stukken
aanleveren. Het beoordelingsproces bij Argonaut ligt in de tussentijd stil.
De gemiddelde doorlooptijd voor de medische beoordelingen van de ontheffingsverzoeken
die in 2022 of 2023 zijn afgerond, was ongeveer 27 weken. Dit is gerekend van het
moment van aanvragen door de inburgeraar tot het moment van besluitvorming. Voor de
nog lopende beoordelingen is deze mogelijk nog langer, maar hierover zijn nog geen
concrete cijfers bekend. De consequentie is dat inburgeraars lang moeten wachten totdat
de uitkomsten van een verzoek tot ontheffing of verlenging op medische gronden bekend
is. En dus lang in onzekerheid verkeren. Daarnaast leidt de lange doorlooptijd bij
ontheffingsaanvragen voor de Wi2021 er vaak toe dat het PIP nog niet wordt vastgesteld.
Dus ook voor een snelle start – in geval een aanvraag wordt afgewezen – is het van
belang om de huidige doorlooptijden sterk te verkorten.
DUO werkt aan de implementatie van maatregelen om waar mogelijk de eigen werkprocessen
te versnellen:
• DUO verduidelijkt haar brieven waarin staat dat DUO het medisch advies van Argonaut
pas mag gebruiken als de inburgeraar daar toestemming voor gegeven heeft. In de praktijk
blijkt het voor de inburgeraar niet altijd duidelijk wat er van hem of haar verwacht
wordt ten aanzien van dit wettelijk blokkeringsrecht. Ook wordt het mogelijk voor
inburgeraars om de toestemming digitaal via Mijn Inburgering te geven.
• DUO is in gesprek met Argonaut over ophoging van de capaciteit en verbetering van
de werkprocessen. Een voorbeeld van dit laatste is het sluiten van dossiers in gevallen
waarin een inburgeraar zonder bericht niet verschijnt bij een afspraak. Daarnaast
heeft Argonaut in de afgelopen periode verschillende pilots uitgevoerd met andere
manieren van werken. Dit heeft tot dusver echter nog niet het gewenste resultaat opgeleverd.
• DUO bekijkt samen met Argonaut hoe gemeenten beter geïnformeerd kunnen worden over
aandoeningen die recht geven op ontheffing. Gemeenten kunnen inburgeraars dan aan
de voorkant beter adviseren.
Ik zal uw Kamer in de volgende uitvoeringsbrief inburgering over de voortgang op deze
trajecten informeren.
3.6 Onderzoek Wet inburgering 2007
Als onderdeel van het verbeterplan voor de Wi201312 heeft Regioplan onderzoek gedaan naar de mensen die nog inburgeringsplichtig zijn
onder de Wi2007 (het stelsel dat gold tussen 1 januari 2007 en 31 december 2012).
Het doel van het onderzoek was om inzichtelijk te maken welke kenmerken de groep heeft
en welke ondersteuning en maatregelen wenselijk zijn om hen te laten uitstromen.
In deze verzamelbrief informeer ik u over de uitkomsten van het onderzoek, waarvan
u het rapport aantreft als bijlage bij deze brief.
Uitkomsten onderzoek
In oktober 2022 waren 6.611 personen nog inburgeringsplichtig onder de Wi2007, van
de in totaal bijna 237.000 personen die ingeburgerd zijn onder deze wet. Dit komt
neer op iets minder dan 3% van het totaal aantal inburgeringsplichtigen.
Uit het onderzoek blijkt dat de groep divers is en wordt gekenmerkt door zeer uiteenlopende
behoeften en omstandigheden. Er is een voor gemeenten weinig zichtbare groep die zelfredzaam
is, geen ondersteuningsbehoefte heeft en ook geen behoefte heeft aan inburgering.
Ook is er een voor gemeenten meer zichtbare groep kwetsbare personen met multiproblematiek.
Er zijn dan ook verschillende redenen waarom mensen nog niet zijn ingeburgerd. De
onderzoekers noemen bijvoorbeeld onduidelijkheid over het inburgeringstraject, een
te hoog niveau van het inburgeringsexamen, de kosten voor inburgering en medische
problematiek. De onderzoekers geven verder aan dat de groep die alsnog het examen
kan halen, naar verwachting klein is.
Regioplan doet aanbevelingen voor vier verschillende groepen:
1. Bieden van gemeentelijke ondersteuning op basis van maatwerk aan de groep die het
examen wel kan halen
2. Inburgeraars die werken en/of in voldoende mate participeren ontheffen op grond van
aantoonbaar voldoende ingeburgerd.
3. Inburgeraars die significante inspanningen hebben laten zien ruimhartig ontheffen
op basis van aantoonbaar geleverde inspanningen.
4. Voor personen met multiproblematiek en personen die tegen de AOW-leeftijd lopen stelt
Regioplan geen actieve aanpak voor.
In de meeste gemeenten is de Wi2007-groep zeer klein. Een klein aantal gemeenten heeft
in de afgelopen jaren actief ingezet om deze groep inburgeraars te begeleiden. Gemeenten
geven aan dat zij behoefte hebben aan meer capaciteit, kennis en middelen en betere
informatievoorziening met betrekking tot de regelgeving voor de Wi2007-groep. Zo blijken
veel gemeenten niet te weten dat gemeenten onder de Wi2007 zelf de ontheffingscriteria
voor aantoonbaar geleverde inspanningen (AGI) en aantoonbaar voldoende ingeburgerd
(AVI) kunnen bepalen. Veel gemeenten toetsen de ontheffing aan de formele criteria
zoals die voor de Wi2013 gelden. Inburgeraars kunnen daardoor ten onrechte nog inburgeringsplichtig
zijn, terwijl ze naar de bedoeling van de wet ontheven zouden kunnen worden.
Vervolg Wi2007
Het is een kleine groep die jaarlijks steeds kleiner wordt. Daarnaast hebben gemeenten
de beschikbare capaciteit nodig voor het versnellen van de doorstroom van de inburgeringsplichtigen
onder de Wi2021. Toch wil ik een snellere afbouw van het stelsel Wi2007 stimuleren.
Daarom zal ik extra voorlichting verstrekken aan gemeenten over de regelgeving Wi2007
en de mogelijkheden die gemeenten hebben om inburgeraars hun traject te laten afronden.
Gemeenten zullen daarbij onder andere worden geïnformeerd over de mogelijkheden om
degenen die werk hebben en voldoende ingeburgerd zijn te laten uitstromen op basis
van een ontheffing aantoonbaar voldoende ingeburgerd. Voor degenen die inspanningen
hebben verricht zonder het vereiste taalniveau te hebben behaald is een ontheffing
aantoonbaar geleverde inspanningen mogelijk.
Daarnaast wil ik gebruik maken van de ervaringen van gemeenten die zich actief inzetten
of willen gaan inzetten voor deze groep. Samen met deze gemeenten wil ik onderzoeken
of en hoe verdere ondersteuning doelmatig en doeltreffend kan worden vormgegeven.
4. Overige onderwerpen
4.1 Gevolgen gedupeerden kinderopvangtoeslag
Er zijn inburgeraars die vertraging op hebben gelopen in het inburgeringsproces als
gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire. DUO zal deze zaken beoordelen en kan zo
nodig maatwerk leveren. Gedupeerden13 kunnen tegemoetgekomen worden door een verlenging van hun inburgeringstermijn (van
maximaal 2 jaar). De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 2.12, tweede lid,
Besluit inburgering 2013, waarin is geregeld dat de bevoegdheid bestaat om in bijzondere
gevallen ambtshalve te besluiten tot verlenging van de termijn. Op deze manier kan
rekening worden gehouden met (nadelige) gevolgen die voortkomen uit de kinderopvangtoeslagaffaire
voor inburgeraars.
4.2 Procedure aanvraag BSN statushouders in de opvang
Ik heb tijdens het commissiedebat Inburgering en Integratie van 13 april 2023 aan
Kamerlid Becker (VVD) toegezegd de problematiek rond het BSN voor statushouders die
nog niet gehuisvest zijn, onder de aandacht te brengen van de Staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft gezamenlijk
met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer
geïnformeerd14 over de stand van zaken betreffende de inschrijving van asielzoekers en vergunninghouders
in de BRP. In de brief wordt onder andere aangegeven dat gewerkt wordt aan procesverbeteringen
en het terugdringen van de achterstanden. Daarnaast wordt vermeld dat het mogelijk
is om een spoedafspraak te maken wanneer een persoon werk heeft gevonden. Dit geldt
zowel voor asielzoekers als vergunninghouders. De Wet Basis Registratie Personen (BRP)
is primair een verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van BZK. De BRP-straten
zijn in gezamenlijkheid opgepakt met de Staatssecretaris Justitie en Veiligheid. Ik
verwijs u voor verdere informatie over het BSN van statushouders in het AZC naar de
Staatsecretaris Justitie en Veiligheid.
Ten slotte
De uitvoering van het inburgeringsbeleid komt steeds beter op gang. De aantallen en
aandelen inburgeraars met een PIP stijgen. Er is grotendeels dekkend aanbod en daar
waar groepen extra aandacht nodig hebben, wordt maatwerk ingezet. We hebben belangrijke
stappen gezet, maar tegelijkertijd zien we dat de uitvoering van het inburgeringsbeleid
weerbarstig is. Regelmatig ontstaan (uitvoerings)problemen die vragen om oplossingen.
De brede krapte op de arbeidsmarkt en de huisvestingsproblematiek zorgen voor aanhoudende
druk op de uitvoeringkracht van gemeenten en andere partijen. Ook de komende periode
zullen het Rijk, gemeenten en uitvoeringspartijen, nauw met elkaar samenwerken om
de uitvoering te verbeteren, zoals bij het lerend stelsel past. Ik heb hierbij ook
aandacht voor de groepen inburgeraars die nog onder de eerdere stelsels actief zijn.
Ik vind het belangrijk dat het huidige inburgeringsstelsel, waarvan de uitgangspunten
breed worden gedeeld, een succes kan worden. Beleid dat nieuwkomers kansen en perspectief
biedt om hun talenten te benutten en te ontplooien, en hiermee actief bijdragen te
leveren aan onze samenleving. En beleid dat bijdraagt aan het samenleven met elkaar
en verbinding. Ik informeer uw Kamer in december van dit jaar over de ontwikkelingen
in de uitvoering van het inburgeringsbeleid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid