Brief regering : Kabinetsappreciatie Rechtsstaatsrapport 2023 van de Europese Commissie
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
29 279
Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 2772
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VAN BINNENLANDSE
ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN
ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 september 2023
Op 5 juli jl. presenteerde de Europese Commissie (de Commissie) haar Rechtsstaatsrapport
2023, waarin zij verslag doet van de rechtsstatelijke situatie in de Europese Unie
(EU) als geheel en in de lidstaten afzonderlijk, aan de hand van vier pijlers; justitieel
stelsel, corruptiebestrijding, pluriformiteit en vrijheid van de media en andere institutionele
kwesties die verband houden met checks and balances.1
De jaarlijkse rechtsstaatsdialoog, op basis van het horizontale deel van het rapport,
staat geagendeerd op de Raad Algemene Zaken van 19 september a.s., gevolgd door de
bespreking van de landenhoofdstukken van Duitsland, Ierland, Denemarken, Griekenland
en Estland op 24 oktober as. Daarnaast komen bij de Raad Justitie en Binnenlandse
Zaken thematische onderwerpen uit het rapport aan de orde. De eerstvolgende agendering
in de JBZ-Raad is op 20 oktober a.s. voorzien. De rechtsstaatsdialogen worden onder
het Spaanse voorzitterschap geëvalueerd, de Nederlandse inzet voor de evaluatie staat
beschreven in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 10 juli jl.2
Het rechtsstaatsrapport 2023 is het resultaat van een intensieve dialoog van de Commissie
met nationale autoriteiten en belanghebbenden. Ook heeft de Commissie bijdragen ontvangen
van het EU-grondrechtenagentschap, de Raad van Europa, en de VN.3 Op 26 januari jl. ontvingen beide Kamers de input van de Nederlandse regering.4 De Commissie beoordeelt de belangrijke ontwikkelingen sinds de publicatie van de
drie voorgaande rechtsstaatsrapporten.
In deze schriftelijke appreciatie van het jaarlijkse rechtsstaatrapport zal het kabinet
eerst ingaan op de bredere, horizontale ontwikkelingen op het terrein van rechtsstatelijkheid
in de EU zoals die in het algemene deel van het rapport geschetst worden. Vervolgens
zal het kabinet ingaan op het Nederlandse landenhoofdstuk langs de vier genoemde pijlers
en daarbij ook de vier aanbevelingen adresseren, die grotendeels voortbouwen op de
aanbevelingen ontvangen in 2022.
Aanbevelingen 2023:
i. Voortzetten van de inspanningen om het niveau van digitalisering van het rechtsbestel
te verbeteren, met name wat betreft de publicatie van rechterlijke beslissingen.
ii. Rond de herziening van de regels af inzake draaideurpraktijken, met inbegrip van een
afkoelingsperiode van twee jaar en beperkingen op betaalde activiteiten.
iii. Stel strengere transparantieregels vast voor lobbyen voor leden van de regering en
het parlement.
iv. Zet de inspanningen voor een volledige follow-up van de kinderopvangtoeslagaffaire
voort, met betrokkenheid van alle relevante overheidsinstanties en met inachtneming
van het werk van de staatscommissie rechtsstaat.
Net als vorig jaar is ook de elfde editie van het European Justice Scoreboard (EJS) meegenomen in deze kabinetsreactie. Deze brief beperkt zich tot nieuwe ontwikkelingen.
Voor een compleet beeld moet deze kabinetsreactie worden bezien in samenhang met de
kabinetsreacties op de afgelopen rechtsstaatsrapporten.
Uw Kamer wordt via deze weg tevens geïnformeerd over de intentie van de Commissie
om de Coöperatie- en Verificatiemechanisme (CVM)-beschikking op korte termijn in te
trekken, als ook over de opvolging van de motie Van Wijngaarden van 6 juli jl.5
Intrekken CVM-beschikking
Toen Roemenië en Bulgarije in 2007 lid werden van de Europese Unie, is het CVM ingesteld
om deze twee lidstaten bij te staan bij het aanpakken van de voor toetreding noodzakelijke
hervormingen van de rechtsstaat, de bestrijding van corruptie en – in het geval van
Bulgarije – de bestrijding van georganiseerde misdaad omdat er nog tekortkomingen
bestonden op dat vlak. Op 6 juli jl. heeft de Commissie de Raad geïnformeerd over
haar intentie de CVM-beschikkingen van Roemenië6 en Bulgarije7 op korte termijn in te trekken.8 De Commissie kan hiertoe zelfstandig besluiten, indien zij meent dat aan alle in
het CVM opgenomen ijkpunten is voldaan. Op grond van de artikelen 37 en 38 van de
Toetredingsakte voor Bulgarije en Roemenië dient zij hierbij naar behoren rekening
te houden met de opmerkingen van de Raad.
In het CVM-rapport van oktober 2019 concludeerde de Commissie dat Bulgarije aan de
CVM-verplichtingen had voldaan en is zij, ondanks aandringen van Nederland en gelijkgezinde
lidstaten, gestopt met rapporteren. Het laatste CVM-rapport over Roemenië dateert
uit november 2022, met daarin de conclusie dat ook Roemenië de CVM-verplichtingen
in toereikende mate is nagekomen. Door in beide gevallen niet meer te rapporteren
wordt aan het CVM de facto geen invulling meer gegeven. Voor zowel Bulgarije als Roemenië was wel sprake van
een aantal openstaande toezeggingen, waarvan de Commissie in haar voorstel om de CVM-beschikkingen
in te trekken, constateert dat de nodige voorgang is geboekt in de implementatie.9 Zo is er onder andere in Bulgarije op 26 mei jl. wetgeving aangenomen waarmee de
strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Procureur Generaal wordt bevorderd en stemde
het Roemeense parlement op 28 juni jl. in met de herziening van het wetboek van strafrecht
en het wetboek van strafvordering. Voorts is volgens de Commissie de bredere rechtsstatelijke
infrastructuur van de EU sinds de oprichting van het CVM in 2006 wezenlijk veranderd.
Door deze nieuwe context kan de samenwerking met Bulgarije en Roemenië en de monitoring
van de rechtsstaatshervormingen worden voortgezet in het kader van de rechtsstaatsrapporten
en het overige rechtsstaatsinstrumentarium dat op alle lidstaten van toepassing is.10 Met het voorstel tot het intrekken van de CVM-beschikkingen wil de Commissie het
CVM formeel beëindigen.
Het overgrote deel van de lidstaten is al langer van mening dat het CVM kan worden
afgesloten, en wenst geen substantiële opmerkingen bij het Commissie voornemen te
plaatsen. In zijn reactie nam de Raad kennis van de aankondiging van de Commissie,
en erkende dat de samenwerking ten aanzien van het hervormingsproces binnen het reguliere
rechtsstaatsinstrumentarium wordt voortgezet. Tevens verzoekt de Raad – mede op aandringen
van Nederland – de intrekking van de CVM-beschikking uit te stellen ten behoeve van
het parlementaire proces.11
Reactie kabinet
Het blijft voor Nederland van het grootste belang dat Bulgarije en Roemenië de vereiste
rechtsstaatshervormingen duurzaam en onomkeerbaar implementeren. Een goed functionerende
rechtsstaat met voldoende instrumenten om corruptie en, voor Bulgarije, georganiseerde
misdaad aan te pakken, is immers fundamenteel voor het goed functioneren van de Unie
als zodanig, de werking van de interne markt en goede onderlinge samenwerking tussen
EU-lidstaten.
Het kabinet erkent dat Bulgarije en Roemenië sinds de laatste rapportages een aantal
belangrijke stappen hebben gezet en dat de ontwikkelingen in beide landen over het
geheel genomen in de juiste richting bewegen. Desalniettemin is een aantal van de
hervormingen volgens het kabinet nog niet volledig uitgevoerd.12 Het kabinet wijst hier voor Bulgarije met name op de hervorming om de samenstelling
van de Raad voor de Rechtspraak in lijn te brengen met Europese standaarden (SJC),
en het verbeteren van het functioneren van de Inspectie voor de Rechtspraak, hetgeen
volgens Bulgarije een grondwetswijziging vereist. Bulgarije heeft 28 juli jl. een
wetsvoorstel ingediend die deze grondwetswijziging in gang zet en dat kon rekenen
op ruime steun van het parlement. Daarnaast is het van belang dat Bulgarije de wetgeving
inzake de hervorming van de anti-corruptiecommissie volledig doorvoert, en laat zien
dat corruptiezaken op hoog niveau serieus worden aangepakt. Zoals ook vermeld in de
Kamerbrief van 2 december 2022 verwelkomt het kabinet de vele positieve stappen die
Roemenië op het gebied van rechtsstaat en corruptiebestrijding heeft genomen, een
van de redenen waarom het kabinet in kon stemmen met de toetreding van Roemenië tot
het Schengengebied.13 Wel zijn er stappen te zetten in onder andere de verdere implementatie van de justitiewetten,
waarbij de aanbevelingen van de Venetië Commissie adequaat dienen te worden meegenomen.14 Structurele monitoring blijft noodzakelijk om te zorgen dat de rechtsstaatshervormingen
in beide landen volledig, duurzaam en onomkeerbaar worden geïmplementeerd.
Het kabinet deelt de analyse van de Commissie dat het rechtsstaatsinstrumentarium
de afgelopen jaren is geëvolueerd en versterkt. Naast het structurele monitoren van
rechtsstatelijke ontwikkelingen is de Commissie beter in staat gesteld handhavend
op te treden en financiële druk uit te oefenen om Bulgarije en Roemenië aan te zetten
tot hervormingen.
De volgende instrumenten zijn daarbij relevant:
• De rechtsstaatscyclus, een instrument dat met een ander doel tot stand is gekomen,
maar waarvan de reikwijdte op belangrijke punten overeen komt met het CVM en dat sinds
2022, naast een analyse van de justitie- en anti-corruptiehervormingen, ook concrete
aanbevelingen bevat, waarvan een aantal specifiek toeziet op de toezeggingen gedaan
in het kader van het CVM.15 Deze aanbevelingen zijn niet bindend, maar bieden wel een raamwerk waarbinnen de
opvolging van onder meer de hierboven genoemde aandachtspunten ook in de toekomst
nauwkeurig gemonitord wordt, zodat er, indien er bijvoorbeeld sprake is van achteruitgang,
kan worden ingegrepen.
• De uitvoeringsbesluiten ter goedkeuring van de Bulgaarse en Roemeense herstelplannen
bevatten CVM-gerelateerde mijlpalen (deels overlappend met de aanbevelingen in het
rechtsstaatsrapport), waaraan voldaan moe(s)t worden voordat beide landen aanspraak
kunnen maken op verschillende tranches uit het herstelfonds.16 Dat dit instrument aanzet tot actie, blijkt onder meer uit de bovengenoemde hervormingen
aangaande de positie van de Procureur Generaal in Bulgarije17 en de recent aangenomen «justitiewetten» (wetten inzake de status van magistraten,
rechterlijke organisatie, hoge raad voor de magistratuur) in Roemenië.18 Gedurende de looptijd (t/m 2026), vormt het herstelfonds een drukmiddel richting
Bulgarije en Roemenië om de hervormingen te implementeren en in stand te houden.
• Bulgarije en Roemenië zijn aangesloten bij het Europees Openbaar Ministerie, operationeel
sinds 1 juni 2021, hetgeen bijdraagt aan de versterking van de bestrijding van fraude
en corruptie.
• Op het moment dat er in Bulgarije en Roemenië in de toekomst sprake zou zijn van achteruitgang
en schendingen van de beginselen van de rechtsstaat met voldoende (potentiële) rechtstreekse
gevolgen voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie, dan heeft de
Commissie de mogelijkheid EU-subsidies in te houden op grond van de MFK-rechtsstaatverordeningen
en de Common Provisions Regulation (CPR).
Gelet op de positieve rechtsstatelijke ontwikkelingen in Bulgarije en Roemenië, in
combinatie met het geëvolueerde rechtsstaatsinstrumentarium dat de afgelopen jaren
aanzienlijk meer tanden heeft gekregen, heeft het kabinet kennis genomen van het voornemen
van de Commissie om de CVM-beschikking in te trekken. Het kabinet blijft Bulgarije
en Roemenië oproepen door te gaan op de ingeslagen weg, om ook de resterende aandachtspunten
volledig te adresseren. Daarnaast blijft het kabinet er bij de Commissie op aandringen
dat het beschikbare rechtsstaatsinstrumentarium zo volledig en adequaat mogelijk wordt
benut om te waarborgen dat alle rechtsstaatshervormingen duurzaam en onomkeerbaar
worden geïmplementeerd.
Zoals uw Kamer bekend is actuele informatie waaruit blijkt dat significante voortgang
is geboekt op het gebied van de rechtsstaat ook een belangrijk element voor het kabinet
om een besluit te kunnen nemen over toetreding van Bulgarije tot het Schengengebied.
De rechtsstaatshervormingen worden onverminderd meegewogen in dit traject. Ook als
de Commissie de CVM-beschikking intrekt. In dit kader is ook de motie Van Wijngaarden19 van belang, die het kabinet onder andere oproept bij de beoordeling of een lidstaat
klaar is voor toetreding tot het Schengengebied strikt en fair te kijken naar het
functioneren van de rechtsstaat en de afname van corruptie en georganiseerde misdaad.
Opvolging motie Van Wijngaarden c.s.
De motie Van Wijngaarden c.s. verzoekt het kabinet om in EU-verband te bepleiten gevolgen
te verbinden aan de opnieuw geconstateerde Hongaarse rechtsstatelijke tekortkomingen
voordat het Hongaarse voorzitterschap van start zal gaan.20
In het Hongaarse landenhoofdstuk van het rechtsstaatsrapport 2023 constateert de Commissie
dat Hongarije, binnen de context van de toepassing van het financiële- en rechtsstaatinstrumentarium,
stappen onderneemt om tegemoet te komen aan de zorgen op het terrein van corruptie
en rechterlijke onafhankelijkheid. Het gaat onder meer om de voorbereiding van een
nieuwe nationale anti-corruptiestrategie, de oprichting van de integriteitsautoriteit
en een anti-corruptie taskforce, en de introductie van een rechterlijke toets van
het besluit om een corruptiezaak niet te vervolgen. De Commissie concludeert dat Hongarije
aan de twee aanbevelingen op het terrein van rechterlijke onafhankelijkheid uit het
rechtsstaatsrapport 2022 heeft voldaan. Het betreft het versterken van de Hongaarse
Raad voor de Rechtspraak en van de rechterlijke onafhankelijkheid van het Hooggerechtshof
(de Kúria), alsook het wegnemen van belemmeringen voor het stellen van prejudiciële
vragen aan het EU-Hof van Justitie. De Commissie is binnen de context van de inzet
van het financiële instrumentarium echter nog niet overgegaan tot een formele beoordeling
van de bovengenoemde maatregelen. Voor de laatste stand van zaken hierover en de Nederlandse
inzet wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 juni jl.21
Naast de beschreven voortgang op het terrein van corruptie en rechterlijke onafhankelijkheid
biedt het rapport net als voorgaande jaren aanleiding tot zorg. De Commissie wijst
onder meer op het gebrek aan transparantie bij het toewijzen van zaken bij lagere
rechtbanken, het gebrek aan een trackrecord op anti-corruptie-rechtszaken, gebrekkige
lobby-regels en aanhoudende problematiek rondom nepotisme en belangenverstrengeling.
Ook constateert de Commissie dat Hongarije geen maatregelen heeft getroffen om de
grote zorgen omtrent persvrijheid, onafhankelijke media, het onder druk staan van
het maatschappelijke middenveld en de continuerende geldende noodtoestand en ondemocratische
gevolgen hiervan, te adresseren.
Het rapport is voor het kabinet een bevestiging dat de breedte en de ernst van de
rechtsstaatsproblematiek in Hongarije blijven vragen om de effectieve inzet van het
gehele rechtsstaatsinstrumentarium. Naast de drie financiële instrumenten, is de Commissie
verschillende inbreukprocedures gestart tegen Hongarije op het terrein van de rechtsstaat,
en besloot de Commissie om Hongarije voor het EU-Hof van Justitie te dagen wegens
de anti-lhbtiq+ wetgeving. Nederland zal met een grote groep lidstaten aan de zijde
van de Commissie deelnemen aan deze procedure bij het EU-Hof van Justitie. Ook dringt
het kabinet bij de Commissie aan om naleving af te dwingen van arresten van het EU-Hof
van Justitie die Hongarije niet nakomt, inclusief waar nodig het vorderen van een
geldelijke sanctie. Daarnaast zet het kabinet in op de effectieve voortzetting van
de Artikel 7 procedure. Het Spaanse voorzitterschap is voornemens dit najaar een hoorzitting
over Hongarije te organiseren in het kader van de Artikel 7 procedure, wat gelegenheid
biedt om Hongarije nog voor de aanvang van het Hongaarse voorzitterschap aan te spreken
op problematiek die aan deze procedure ten grondslag ligt. Zoals ook aangegeven in
de beantwoording van de Kamervragen van het lid Piri van 14 juni jl.,22 doet het aankomende Hongaarse voorzitterschap, niets af aan de inzet van het kabinet
op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in
Hongarije.
Reactie op de horizontale rechtsstatelijke ontwikkelingen in de Unie
Sinds het vorige rechtsstaatsrapport en in navolging van de daarin opgenomen aanbevelingen
hebben de lidstaten diverse maatregelen genomen binnen de vier pijlers van het rapport.
Het gaat onder andere om herzieningen van de benoemingsprocedures binnen de rechterlijke
macht en de voorzetting van investeringen in personele middelen en digitalisering.
Ook hebben verschillende lidstaten voortgang geboekt met het herzien van anti-corruptie
strategieën, het wegnemen van procedurele obstakels bij het onderzoek naar – en vervolging
van – corruptiezaken, en het aanscherpen van transparantie en integriteitskaders.
Verder hebben meerdere lidstaten het afgelopen jaar stappen genomen om de kwaliteit
van wetgevingsprocessen verder te verbeteren, en om de status van onafhankelijke instituten
zoals de Ombudsman te versterken. Ten slotte werkt een aantal lidstaten aan het vergroten
van de onafhankelijkheid van de publieke omroep en nemen diverse lidstaten maatregelen
ter bevordering van de veiligheid van journalisten.
Bij verschillende lidstaten is sprake van aanhoudende rechtsstaatsproblematiek, onder
andere gerelateerd aan disciplinaire regimes voor rechters, en aan benoemingsprocedures
voor (hoge) justitiële functies. Capaciteitstekorten bij openbare ministeries zit
effectieve corruptiebestrijding in een aantal lidstaten in de weg en klokkenluiders
ervaren nog altijd belemmeringen bij het rapporteren van corruptiezaken. De Commissie
constateert verder dat in sommige lidstaten het maatschappelijk middenveld in toenemende
mate geconfronteerd wordt met een krimpende publieke ruimte, en geeft een overzicht
van de ontwikkelingen ten aanzien van het onrechtmatig gebruik van binnendringsoftware
tegen journalisten, advocaten, politici en andere kwetsbare groepen.
De zorgen rondom de rechterlijke onafhankelijkheid in Polen zijn nog altijd ernstig,
en worden hier, ook gezien de aandacht van uw Kamers, apart vermeld. De Commissie
constateert dat de problematiek rondom de Poolse Raad voor de Rechtspraak (KRS) nog
niet is geadresseerd en dat de wijzigingen van de wet op het Hooggerechtshof, die
onder meer toezien op de ontmanteling van de Tuchtkamer en aanpassing van het tuchtregime
voor rechters, nog niet in behandeling zijn genomen door het Poolse Grondwettelijke
Hof. Ook wijst de Commissie erop dat zij Polen voor het EU-Hof van Justitie heeft
gedaagd vanwege de serieuze zorgen die bestaan over de onafhankelijkheid van het Poolse
Grondwettelijke Hof. De bevindingen over Hongarije zijn al eerder in deze brief toegelicht
onder opvolging motie Van Wijngaarden.
Reactie kabinet
Het rechtsstaatsrapport is een belangrijk preventief instrument om de staat van de
Europese rechtsstaat structureel te monitoren en eventuele problemen in een vroeg
stadium te signaleren, te bespreken en gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Het
rapport laat zien dat alle 27 lidstaten in meer of mindere mate te maken hebben met
uitdagingen op het terrein van de rechtsstaat. De technische ondersteuning van de
Commissie en de onderlinge uitwisseling van ervaringen en best practices tussen lidstaten kunnen een belangrijke rol spelen bij het adequaat adresseren van
deze uitdagingen. Het is positief dat 65% van de aanbevelingen uit het rechtsstaatsrapport
2022 is opgevolgd, dit laat zien dat deze praktijk bijdraagt aan de gerichte ondersteuning
van de lidstaten bij het versterken van de rechtsstaat.
Het kabinet deelt de zorgen van de Commissie over de aanhoudende en ernstige rechtsstaatsproblematiek
in met name Polen en Hongarije. Voor de algemene kabinetsinzet ten aanzien van de
bescherming van de Europese rechtstaat wordt verwezen naar de Staat van de Unie 2023.23 Het is voor het kabinet daarnaast van belang dat de verschillende rechtsstaatsinstrumenten
elkaar zo goed mogelijk versterken. In dit licht is het bijvoorbeeld positief dat
vier van de supermijlpalen over rechterlijke onafhankelijkheid opgenomen in het goedkeuringsbesluit
van het Hongaarse herstelplan, voortbouwen op aanbevelingen uit het Hongaarse landenhoofdstuk
in het rechtsstaatsrapport 2022. Dit illustreert hoe het structureel monitoren van
de rechtsstaat kan bijdragen aan het effectief gebruik van de overige politieke, juridische
en financiële instrumenten.24
Daarnaast verwelkomt het kabinet de initiatieven die de Commissie het afgelopen jaar
heeft gepresenteerd om de Europese rechtsstaat en democratie te versterken en weerbaarder
te maken. Zo maakt het op 16 september 2022 gepubliceerde voorstel voor een Europese
Mediavrijheidsverordening en de Aanbeveling redactionele onafhankelijkheid en transparantie
mediaeigendom deel uit van de inspanningen van de EU om democratische participatie
te bevorderen, desinformatie tegen te gaan en mediavrijheid en pluralisme te waarborgen,
zoals uiteengezet in het actieplan voor de Europese democratie.25 Het op 3 mei jl. gepubliceerde voorstel voor een richtlijn en een gezamenlijke mededeling
ter bestrijding van corruptie binnen de EU, draagt bij aan een integrale EU-aanpak
om corruptie te voorkomen en te bestrijden, en daarmee aan de bescherming van de rechtsstaat
in de gehele Unie.26 Voorts blijft het kabinet zich actief inzetten om de toetreding van de EU tot het
EVRM te bewerkstelligen, een belangrijk instrument voor de bescherming van grondrechten.
Reactie op het landenhoofdstuk over Nederland
Pijler I – Justitieel stelsel
De Nederlandse rechtsstaat wordt in het rapport van de Commissie dit jaar positief
beoordeeld met een hoge gepercipieerde rechterlijke onafhankelijkheid door burgers
en bedrijfsleven, een efficiënt werkend rechtssysteem, en bijzondere aandacht voor
het verbeteren van de kwaliteit van het rechtssysteem door innovatieve projecten.
Ook het Europees Justitieel Scorebord 2023 (EJS) bevat nuttige informatie over het
functioneren van het Nederlandse rechtsstelsel en biedt de gelegenheid de ontwikkelingen
te volgen, zowel in de tijd als in vergelijking tot andere lidstaten. Samen met het
EU Rechtsstaatrapport is het EJS daarom een waardevolle graadmeter van de efficiëntie,
kwaliteit en onafhankelijkheid van het Nederlandse rechtsstelsel. De elfde editie
van het EJS biedt een aantal nieuwe indicatoren met nuttig vergelijkend materiaal,
en een aantal indicatoren is geactualiseerd.27 Bij de kabinetsreactie op pijler I worden, indien relevant, eveneens de bevindingen
van het EJS betrokken.
Onafhankelijkheid
Op basis van het EJS 2023 merkt de Commissie op dat in Nederland wederom de onafhankelijkheid
van rechters hoog wordt gewaardeerd. Het EJS (fig. 49) laat zien dat in 2023 70% van
de respondenten heeft aangegeven de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht goed
of zeer goed te beoordelen. Wel geeft ongeveer 15% van de respondenten ten opzichte
van om en nabij 10% vorig jaar aan niet te weten hoe het met de rechterlijke onafhankelijkheid
is gesteld (fig. 49), maar er is geen duidelijke trend te zien ten opzichte van voorgaande
jaren. Het EJS (fig. 51) laat zien dat de perceptie van de rechterlijke onafhankelijkheid
onder bedrijven vrijwel gelijk is gebleven aan 2022.
De mate van het vertrouwen van de samenleving in de rechtspraak is geen vanzelfsprekendheid
en vergt voortdurend onderhoud. Het kabinet blijft inzetten op het waarborgen en verder
versterken van de rechterlijke onafhankelijkheid. De Commissie identificeert een aantal
ontwikkelingen in Nederland ter versterking van de rechterlijke onafhankelijkheid,
onder meer met het wetsvoorstel ten behoeve van integere, onafhankelijke en onpartijdige
rechtspraak van 7 november 202228 en de benoeming van een vijfde lid van de Raad voor de Rechtspraak in september 2022
waardoor nu meer dan de helft van de leden uit rechters bestaat. Het kabinet onderschrijft
dat dit belangrijke positieve ontwikkelingen zijn die bijdragen aan de onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht.
De Commissie wijst op het besluit van het kabinet van februari jl. om af te zien van
het voorstel voor wijziging van de benoemingsprocedure van leden van de Hoge Raad.
Het kabinet nam dit besluit naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State om het voorstel te heroverwegen.29 Hierover is de Tweede Kamer op 6 februari jl. geïnformeerd.30
Daarnaast zijn er, zoals de Commissie aangeeft, verbeteringen in voorbereiding ten
aanzien van de kroongetuigenregeling, het programma getuigenbescherming en het stelsel
bewaken en beveiligen. Over de voortgang hiervan is uw Kamer reeds in verschillende
brieven geïnformeerd. In het najaar zal uw Kamer naar verwachting verdere toelichting
ontvangen over zowel de verbetering van de kroongetuigenregeling als over bewaken
en beveiligen.
Kwaliteit
Aanbeveling I: Voortzetten van de inspanningen om het niveau van digitalisering van het rechtsbestel
te verbeteren, met name wat betreft de publicatie van rechterlijke beslissingen.
Het EJS laat zien dat Nederland ook dit jaar brede beschikbaarheid biedt van online-informatie
over het rechtsbestel voor burgers (fig. 40). Dit betreft onder meer informatie over
rechtsbijstand; gerechtskosten; contactgegevens over andere organisaties buiten het
bestaande rechtsbijstandssysteem; duidelijk zichtbare en begrijpelijke informatie
over de procedurele rechten van burgers; en informatie voor anderstaligen.
De Commissie stelt voorts dat – in navolging op dezelfde aanbeveling uit 2022 – er
enige vooruitgang is geboekt bij het verder verbeteren van de digitalisering van het
rechtsbestel, met name wat betreft de publicatie van rechterlijke beslissingen en
digitale oplossingen voor gerechtelijke procedures. Daarop voortbouwend beveelt de
Commissie aan de inspanningen voort te zetten om het niveau van digitalisering van
het rechtsbestel te verbeteren, met name wat betreft de publicatie van rechterlijke
beslissingen.
Het kabinet onderschrijft het belang van digitale toegankelijkheid van de Rechtspraak.
Er lopen momenteel verschillende proefprojecten die het digitaliseringsniveau verder
kunnen verbeteren. Zo worden, om het werkproces rond de digitale publicatie van rechterlijke
uitspraken te versnellen met behoud van een hoge kwaliteit van pseudonimisering, digitale
tools voor het pseudonimiseren getest.
De Commissie gaat ten aanzien van de kwaliteit van het justitieel stelsel ook in op
uitingen van bezorgdheid van rechters en openbaar aanklagers over personeelstekorten
en moeilijke werkomstandigheden als gevolg van een hoge werkdruk. Er worden maatregelen
getroffen om het hele justitiële stelsel te versterken en de toegang tot het recht
en de rechter te verbeteren, onder meer door meer financiering vrij te maken voor
het strafrecht en het Openbaar Ministerie (OM). Bij het OM wordt onder andere geïnvesteerd
in versterking van de organisatie (capaciteit), wat ook bedoeld is om de werkdruk
te verminderen, en wordt er geïnvesteerd in de loopbaanontwikkeling van gerechtelijk
personeel. De Rechtspraak investeert ook in de capaciteitsuitbreiding van gerechtelijk
personeel en in communicatie en zichtbaarheid op de arbeidsmarkt. Zo is de jaarlijkse
opleidingscapaciteit voor rechters en raadsheren structureel verhoogd van 80 naar
130 en is er fors geïnvesteerd in ondersteunend personeel. Verder heeft de regering
op 16 mei jl. een wetsvoorstel ingediend die het tijdelijk mogelijk maakt om rechters
– die de wettelijke ontslagleeftijd van 70 jaar hebben bereikt – door te laten werken
als plaatsvervanger tot 73 jaar. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de brief van
27 juni jl.31 Deze inspanningen worden in de komende periode voortgezet. Ook zet de Rechtspraak
in op het verminderen van de werkdruk en verhogen van het werkplezier, de opzet van
een traineeprogramma en activiteiten om inclusiviteit en diversiteit te bevorderen.32
De Commissie maakt tot slot melding van de lopende initiatieven om de toegang tot
het recht te verbeteren, onder andere door een vernieuwing van het stelsel van gesubsidieerde
rechtsbijstand. Dit laatste verwijst naar het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand,
dat in overeenstemming met de opgave in het Regeerakkoord 2017–2021 het stelsel van
gesubsidieerde rechtsbijstand beoogt te vernieuwen langs de lijnen van de rapporten
van de commissies Wolfsen en Van der Meer. In de negende voortgangsrapportage van
juli 2023 zijn beide Kamers uitvoerig geïnformeerd over de voortgang van die stelselvernieuwing.33 Uw Kamer is onlangs ook geïnformeerd over verschillende nieuwe maatregelen die worden
getroffen, in aanvulling op bestaande initiatieven, om de toegang tot het recht in
den brede te versterken.34
Efficiëntie
De efficiëntie van het Nederlands rechtsstelsel blijft volgens de Commissie hoog en
achterstanden in de behandeling van strafzaken worden verder teruggebracht. Het terugdringen
van de doorlooptijden en achterstanden in het civiele, bestuurs- en strafrecht blijft
in de komende jaren een belangrijk aandachtspunt van de Rechtspraak. Mede om die reden
is het programma Tijdige rechtspraak met twee jaar verlengd, tot eind 2025. De evaluatie
van het programma en een tussenevaluatie van de inloopkamers starten dit jaar zodat
de tot nu toe opgedane resultaten en ervaringen kunnen worden meegenomen in het vervolg.
Pijler II – anti-corruptiekader
Met een verwijzing naar een achtste plaats in de Transparency International Corruption
Perceptions Index geeft de Commissie aan dat experts en bedrijven de perceptie hebben
dat Nederland één van de minst corrupte landen ter wereld is. Uit voorgedane gevallen
van corruptie blijkt echter dat Nederland niet immuun is voor corruptie. Dat is afgelopen
jaar ook gebleken uit verschillende zaken die te maken hadden met de verkoop van gegevens
en diensten door overheidsmedewerkers aan georganiseerde misdaadgroepen.
De Commissie geeft aan dat Nederland geen overkoepelende anti-corruptie strategie
kent, maar onderkent tegelijkertijd dat de goede samenwerking tussen gespecialiseerde
anti-corruptie en inlichtingenteams is voortgezet. Het kabinet onderschrijft dat.
Corruptie kan echter beter worden voorkómen dan achteraf (met strafrecht) worden bestreden.
Een gedegen integriteitsbeleid en de uitvoering daarvan op lokaal, regionaal en landelijk
niveau is één van de belangrijkste preventieve instrumenten in de strijd tegen corruptie.
Het kabinet beziet hoe het anti-corruptiebeleid goed kan worden aangesloten op bestaande
en nieuwe initiatieven voor de bevordering van de integriteit van het openbaar bestuur
om zo elkaar te versterken.35 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid verkent daarnaast hoe het repressieve anti-corruptiebeleid
verder kan worden versterkt.36 Daarbij is in het bijzonder aandacht voor corruptie in relatie tot georganiseerde
ondermijnende criminaliteit.
Het kabinet beaamt dat het voorkomen van infiltratie door georganiseerde criminele
groeperingen in het ambtenarenapparaat en de politie door middel van corruptie een
strategische prioriteit blijft. Het kabinet acht het positief dat de Commissie in
dat kader de Mainportaanpak uitlicht. Het is immers bekend dat vanuit de georganiseerde
criminaliteit veel druk wordt uitgeoefend op de logistieke keten om criminelen te
faciliteren. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid blijft zich daarom inzetten
om de logistieke knooppunten weerbaarder te maken37. Over de stand van zaken met betrekking tot de screening van risicovolle beroepen
in de havens wordt uw Kamer op een later moment nader geïnformeerd.
Voorts geeft de Commissie aan dat, volgens een van de respondenten, de huidige maatregelen
tegen corruptie soms onvoldoende rekening houden met de preventieve aspecten.38 Het kabinet onderschrijft deze opmerking niet geheel. Om medewerkers en organisaties
minder kwetsbaar te maken voor inmenging door criminelen zet het kabinet binnen de
aanpak van georganiseerde criminaliteit juist sterk in op het voorkomen van corruptie.
Dit gebeurt bijvoorbeeld door bewustwordingsprojecten op de logistieke knooppunten.39 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid monitort dit beleid en stelt dit indien
nodig bij.
De Commissie erkent dat het onderzoek naar en de vervolging van met corruptie verband
houdende misdrijven efficiënt is en er een nieuwe samenwerkingsstructuur, de Nationale
Samenwerking Tegen ondermijnende Criminaliteit (NSOC), is opgezet die zich onder meer
richt op corruptie in verband met georganiseerde misdaad. NSOC zal begin 2024 worden
geëvalueerd.
Het kabinet deelt voorts de mening van de Commissie dat de opsporing en vervolging
van complexe buitenlandse omkopingszaken met een aantal problemen kampt. Uiteraard
worden de inspanningen op dit punt voortgezet. In oktober 2023 zal Nederland aan de
OESO Anti-corruptiewerkgroep rapporteren over de voortgang van de opvolging van haar aanbevelingen op
dit onderwerp. Uw Kamer wordt hierover separaat geïnformeerd.
De Commissie wijst ook op het ontbreken van een expliciete strafbaarstelling van ongeoorloofde
beïnvloeding (trading in influence). De Commissie heeft in haar voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van corruptie
binnen de EU verschillende nieuwe strafbaarstellingen, waaronder ongeoorloofde beïnvloeding
voorgesteld. Het kabinet steunt het voornemen van de Commissie om tot een meer effectieve
bestrijding van corruptie te komen. Hierbij is het hanteren van heldere strafbaarstellingen
wel een belangrijk aandachtspunt, waarvoor het kabinet zich zal inspannen.40
Integriteitsbeleid bewindspersonen
In 2022 heeft Nederland twee aanbevelingen ontvangen op het terrein van integriteitsbeleid
voor bewindspersonen. Eén aanbeveling zag op het vaststellen van een gedragscode voor
bewindspersonen met een werkend monitorings- en sanctiemechanisme. De Commissie stelt
in het huidige rapport dat Nederland significante voortgang heeft geboekt door de
gedragscode integriteit voor bewindspersonen vast te stellen, jaarlijks integriteitstrainingen
aan bewindspersonen zullen worden gegeven en een vertrouwenspersoon voor bewindspersonen
zal worden aangesteld. De Commissie stelt echter wel dat de aanbeveling maar deels
is geïmplementeerd omdat niet is voorzien in een sanctioneringsmechanisme. Voor wat
betreft de vraag in hoeverre het binnen de constitutionele grenzen van de ministeriële
verantwoordelijkheid mogelijk is om een intern- of extern toezichts- en handhavingsmogelijkheid
op te nemen voor integriteitsregels voor bewindspersonen,41 stelde de Raad van State in een voorlichting dat een extern sanctioneringsmechanisme
indruist tegen de autonomie van het parlement om op basis van de vertrouwensregel
zelfstandig een oordeel te vellen over een bewindspersoon. Uw Kamer is in december
2022 geïnformeerd dat het kabinet de voorlichting van de Raad van State opvolgt en
geen extern sanctioneringsmechanisme instelt.42 Het kabinet onderschrijft de voorlichting van de Raad van State om meer in te zetten
op preventieve maatregelen, omdat effectieve versterking van integriteit als morele
waarde een veel bredere aanpak behoeft dan handhaving en sanctionering, waarbij regelmatige
agendering, bespreking van dilemma’s, leiderschap en voorbeeldgedrag centraal staan.
De eerdergenoemde vertrouwenspersoon en integriteitstrainingen zijn voorbeelden van
die aanpak.
Een andere aanbeveling zag op het afronden van het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen.
Deze aanbeveling heeft Nederland in 2023 opnieuw ontvangen en wordt hieronder toegelicht.
Aanbeveling II: Rond de herziening van de regels af inzake draaideurpraktijken, met
inbegrip van een afkoelingsperiode van twee jaar en beperkingen op betaalde activiteiten
De Commissie constateert dat er enige voortgang is geboekt ten aanzien van de bovenstaande
aanbeveling, gezien het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen onlangs is gepubliceerd
voor internetconsultatie. Dat wetsvoorstel bevat een verplichting voor gewezen bewindspersonen
om advies te vragen over de toelaatbaarheid van een vervolgfunctie in de private en
semipublieke sector, codificatie van het lobbyverbod en een draaideurverbod. De Commissie
is kritisch op het wetsvoorstel, omdat het wetsvoorstel gebaseerd is op een eigen
verantwoordelijkheid van gewezen bewindspersonen om advies aan te vragen en het advies
over de vervolgfunctie een niet-bindend karakter heeft. De Commissie beoordeelt de
opvolging van deze aanbeveling als deels geïmplementeerd, omdat het wetsvoorstel nog
niet in werking is getreden. Het wetsvoorstel is voor de zomer voor advies aan de
Raad van State voorgelegd.
Aanbeveling III: Stel strengere transparantieregels vast voor lobbyen voor leden van de regering en
het parlement.
Het kabinet heeft in 2022 een wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren naar de manier
waarop een lobbyregister kan worden ingevoerd in Nederland en in mei 2023 de Kamer
geïnformeerd over de vervolgstappen. Het kabinet heeft toegezegd dat zij de transparantie
van agenda-afspraken van bewindspersonen wil verbeteren.43 De Commissie is kritisch vanwege de eigen verantwoordelijkheid van bewindspersonen
om hun agenda-afspraken in de openbare agenda’s te publiceren en inbreng van derden
in de lobbyparagraaf in de toelichting bij wet- en regelgeving te vermelden. Ook is
de Commissie kritisch op het vrijwillige karakter van het lobbyregister van de Tweede
Kamer. Het kabinet is van mening dat de verbetering van transparantie van agenda-afspraken
van bewindspersonen en de lobbyparagraaf bij wet- en regelgeving tegemoetkomt aan
de gedachte achter een lobbyregister. Met transparantie over agenda-afspraken wordt
immers duidelijk gemaakt welke personen en organisaties toegang hebben gehad tot de
bewindspersoon. Bovendien worden in openbare agenda’s in beginsel alle inbreng en
afspraken met derden opgenomen, in tegenstelling tot lobbyregisters in andere landen
waar voorwaarden worden gesteld aan de verplichting tot inschrijving in een lobbyregister.
Vervolgens vindt met de vermelding van de inbreng van externen in de lobbyparagraaf
in de toelichting bij wet- en regelgeving verantwoording plaats over de vraag hoe
de inhoud van die contacten al dan niet van invloed is geweest op keuzes bij het opstellen
van wet- en regelgeving. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
heeft onlangs aan de Tweede Kamer geschreven dat in 2024 zal worden geëvalueerd of
de verbeteringen van de openbare agenda’s en lobbyparagrafen voldoende effect sorteren.
Wanneer dat niet het geval blijkt, dan zal het kabinet alsnog een ontwikkeltraject
overwegen om te komen tot een lobbyregister44. In de tussentijd zal het kabinet alvast wel inventariseren welke vormen en onderdelen
van lobbyregisters in andere landen effectief en uitvoerbaar zijn. Mochten de uitkomsten
van de evaluatie volgend jaar aanleiding geven tot een andere invulling van een lobbyregister,
dan hoeft op dat moment niet pas te worden begonnen met ideeënvorming.
Voor zover de aanbeveling van de Commissie ziet op het parlement, geldt dat de Kamers
zelf gaan over het opstellen van strengere transparantieregels voor lobbyen ten aanzien
van Kamerleden. Het is niet aan het kabinet om hierover een standpunt in te nemen.
Integriteitsbeleid decentrale overheden
De Commissie schrijft dat de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal
sinds 1 januari 2023 van kracht is.45 Met dit wetsvoorstel zijn kandidaat-bestuurders verplicht om een Verklaring Omtrent
het Gedrag (VOG) te overleggen alvorens zij benoemd kunnen worden en zijn bepalingen
omtrent belangenverstrengeling verduidelijkt. Daarnaast is een nieuw wetsvoorstel
in voorbereiding waarbij de risicoanalyse integriteit voor kandidaat-bestuurders van
decentrale overheden verplicht wordt gesteld en tevens van de nodige waarborgen wordt
voorzien. Dit vloeit voort uit de nota integriteit openbaar bestuur die op 25 april
2023 aan uw Kamer is aangeboden.46
Klokkenluiders
De Commissie merkt op dat de klokkenluiderswetgeving grondig herzien is, hoewel belanghebbenden
nog steeds ruimte voor verbetering zien. De wet ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn
is grotendeels op 18 februari 2023 in werking getreden.47 De definitieve Wet bescherming klokkenluiders heeft een bredere scope dan het initiële
wetsvoorstel. De Commissie merkt op dat de regering heeft aangegeven dat verdere wetgeving
voor klokkenluiders, inclusief de oprichting van een fonds ter ondersteuning van klokkenluiders,
in 2023 zal worden voorbereid. Bij brief van 6 juli 202348 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer geïnformeerd
over de stand van zaken met betrekking tot onder andere het voorstel voor een fonds
ter ondersteuning van klokkenluiders op juridisch en psychosociaal gebied en de verdere
regelgeving voor klokkenluiders.
Pijler III – mediapluriformiteit
Net als in het vorige rapport merkt de Commissie op dat grondwettelijke en wettelijke
waarborgen een hoge mate van mediavrijheid in Nederland blijven ondersteunen, onder
meer dankzij het functioneel onafhankelijke Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat)
en de grote bestuurlijke en financiële onafhankelijkheid van de publieke media. De
Commissie merkt op dat het Commissariaat zelfstandig blijft werken met voldoende middelen.
De onafhankelijkheid van het bestuur en de financiering van de publieke media worden
volgens de Commissie gewaarborgd.
De nieuwsmediasector kenmerkt zich door een hoge mate van concentratie, merkt de Commissie
op. Op dit moment rapporteert het Commissariaat jaarlijks over de ontwikkelingen in
de Nederlandse mediamarkt, ook gericht op concentraties in de markt. Het Commissariaat
is gevraagd een onderzoeksmodel voor de pluriformiteit in de media te ontwikkelen.49 De Kamer zal over de uitkomsten worden geïnformeerd.
Wet open overheid
In het rapport wordt aangegeven dat er nog kritiek is op de uitvoering van de Wet
open overheid (Woo), die in mei 2022 in werking is getreden en de toegang tot informatie
moet verbeteren. Informatieverzoekers moeten vaak langer dan de wettelijke afhandelingstermijnen
wachten en het hebben van een open houding van de overheid is benoemd als aandachtspunt.
Het kabinet erkent dat de uitvoering van deze nieuwe wet op onderdelen knelt. Het
kabinet hecht aan openheid en afgelopen jaar zijn er belangrijke stappen gezet richting
een opener overheid. Zo worden sinds 20 september 2022 alle beslisnota’s bij Kamerstukken
actief openbaar gemaakt,50 zijn zowel digitale als fysieke internationale werkbezoeken afgelegd (onder andere
aan Noorwegen en Denemarken)51 en worden verschillende maatregelen genomen rond het bewaren en beheren van chatberichten.52 Tevens wordt in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk vanaf dit jaar gerapporteerd
over de afhandeling van Woo-verzoeken door de Rijksoverheid ten behoeve van monitoring
en sturing.53 Daarnaast kunnen bestuursorganen sinds juni aansluiten op de Woo-index, waardoor
actief openbaar gemaakte, online gepubliceerde informatie voor de burger vindbaar
wordt op overheid.nl.54
Er wordt momenteel Rijksbreed verder gewerkt aan verbetering en versnelling van het
afhandelen van Woo-verzoeken, onder andere door het uitvoeren van Woo-pilots bij verschillende
ministeries. Daarnaast wordt er gewerkt aan een Meerjarenplan Openbaarheid & Informatiehuishouding
dat voor het nieuwe parlementaire jaar aan de Kamer is toegezegd.55 Bovendien zal dit jaar een invoeringstoets op de Woo worden uitgevoerd door een
extern onderzoeksbureau56, waarin een inventarisatiestudie wordt gedaan naar knelpunten en best practices die
door gebruikers en uitvoerders van de Woo worden ervaren. Het rapport dat hierop volgt
zal concrete aanbevelingen bevatten mede op basis van inzichten uit het internationaal
rechtsvergelijkend onderzoek naar openbaarheidswetgeving.
Bescherming journalisten
De Commissie stelt dat bedreigingen en fysiek geweld tegen journalisten een punt van
zorg blijven, ondanks de aanhoudende inspanningen van de Nederlandse regering om dit
fenomeen tegen te gaan. De Commissie benoemt onder andere de inzet op bewustwording
bij burgers van de rol van journalistiek en de aanpak van online intimidatie, het
Nederlandse wetsvoorstel dat doxing strafbaar stelt en recent onderzoek «Beelden van geweld, een mixed-methods onderzoek naar geweld en agressie tegen journalisten» uitgevoerd in opdracht van de regering.57
Het kabinet deelt de zorg van de Commissie over bedreigingen en fysiek geweld tegen
journalisten. In een democratische rechtsstaat is het van cruciaal belang dat journalisten
hun werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Het kabinet zet zich daarom op
verschillende manieren in om geweld en agressie tegen journalisten tegen te gaan.
Het hiervoor genoemde onderzoek heeft meer inzicht gegeven in de contexten waarin
journalisten te maken (kunnen) krijgen met geweld en bevat een aantal concrete aanbevelingen.
Het rapport pleit onder meer voor de striktere naleving van het PersVeilig-protocol,
waarin een belangrijk deel van het strafvorderlijk beleid is vastgelegd. Dit zal via
het project PersVeilig door de betrokken organisaties worden opgepakt. Tevens wordt
aanbevolen om online haatzaaiende publicaties sneller te verwijderen. Het kabinet
verwacht dat de inwerkingtreding van de Digital Services Act (DSA), dat zeer grote
online platforms onder meer verplicht om systeemrisico’s te beoordelen en beperken,
hier een positieve bijdrage aan zal leveren. Tot slot is PersVeilig voornemens een
vervolg te geven aan een onderzoek naar online intimidatie van vrouwelijke journalisten.
PersVeilig heeft recent een onderzoek uitgevoerd naar de veiligheid van vrouwelijke
journalisten. Kort gezegd krijgen vrouwelijke journalisten vaker te maken met verbale
agressie online. Die agressie is vaak terug te leiden naar de genderidentiteit van
het slachtoffer. Lessen uit dit onderzoek zullen worden opgenomen in de trainingen
die PersVeilig aanbiedt aan journalisten om de weerbaarheid te vergroten.
Om ook in de toekomst journalisten die bedreigingen en agressie ervaren te kunnen
blijven ondersteunen wordt, zoals ook aangekondigd in de voortgangsrapportage over
persvrijheid en persveiligheid van 25 mei 2023, het project PersVeilig vanaf 1 januari
2025 als een structurele organisatie opgezet en waar mogelijk de personele capaciteit
uitgebreid.58 Voorafgaand hieraan wordt het project PersVeilig geëvalueerd.
Pijler IV – overige zaken m.b.t. checks and balances
Kinderopvangtoeslagenaffaire
Aanbeveling IV: Zet de inspanningen voor een volledige follow-up van de kinderopvangtoeslagaffaire
voort, met betrokkenheid van alle relevante overheidsinstanties en met inachtneming
van het werk van de staatscommissie rechtsstaat.
Deze aanbeveling bouwt voort op de aanbeveling ontvangen in 2022. De Commissie schrijft
dat er enige vooruitgang is geboekt bij het aanpakken van de structurele problemen
als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire, waarbij alle drie de staatsmachten
(wetgevende-, uitvoerende- en rechterlijke macht) betrokken zijn, terwijl de schadeloosstelling
van de slachtoffers langzaam vordert. In het debat van 23 mei 2023 (Handelingen II
2022/23, nr. 83, item 26) is gesproken over de opvolging van het rapport «Ongekend Onrecht»59 en de moties en toezeggingen uit het debat van 19 januari 2021.60 In de brief van 26 juni 202361 is aangegeven dat over de opvolging jaarlijks op een vast terugkerend moment zal
worden gerapporteerd, te weten in de diverse departementaal jaarverslagen op Verantwoordingsdag.
Daarbij wordt gerapporteerd aan de hand van een tabel, bijvoorbeeld zoals gebruikt
bij de Kamerbrief over de stand van zaken van de maatregelen van 29 juni 2021.62
Zoals aangegeven in de brief van de Minister-President van 31 maart 2023,63 blijft het kabinet zich daarnaast inspannen om op korte termijn de aanpak van de
problemen die zijn ontstaan door de kinderopvangtoeslag en het herstel van gedupeerden
te verbeteren. De toetssteen hierbij is dat de maatregelen echte versnelling opleveren
en uitvoerbaar zijn. Voornoemde brief schetst de stappen die het kabinet wil zetten.
De uitwerkingen komen terug in de veertiende voortgangsrapportage hersteloperatie
Toeslagen.64 Hiermee geeft het kabinet ook gevolg aan de moties van de leden Inge van Dijk c.s.65 en Paul c.s.,66 waarin de Kamer het belang heeft benadrukt van het zoeken naar verdere versnelling,
en het kabinet heeft gevraagd zich daarbij uit te laten dagen door professionals en
onorthodox te werk te gaan.
Constitutionele toetsing
De Commissie haalt de hoofdlijnenbrief aan die op 1 juli 2022 aan het parlement is
gestuurd inzake constitutionele toetsing.67 Op 19 april 2023 is met de Tweede Kamer gedebatteerd over deze hoofdlijnenbrief,
waarbij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor
Rechtsbescherming het voornemen hebben geuit om voor het einde van het kalenderjaar
een wetsvoorstel voor de invoering van constitutionele toetsing in consultatie te
brengen. Voorts is aan het parlement toegezegd rond de zomer een brief betreffende
het toetsingskader voor constitutionele toetsing te sturen. Bovendien wordt een extern
onderzoek verricht naar de grondwettelijke beperkingssystematiek. De resultaten hiervan
worden, ter uitvoering van een door Kamerlid Omtzigt ingediende en door de Tweede
Kamer aangenomen motie,68 meegenomen in het wetsvoorstel.
Demonstratierecht
De Commissie karakteriseert de Nederlandse publieke ruimte als «open». Wel wijst de
Commissie op een aantal gerapporteerde tekortkomingen op het gebied van het demonstratierecht,
zoals in het Amnesty-rapport «Demonstratierecht onder druk».69 Het kabinet neemt deze signalen serieus. Recent heeft het kabinet in een Kamerbrief
uitgebreid gereflecteerd op het demonstratierecht, waarbij ook werd ingegaan op het
rapport van Amnesty.70 In de Kamerbrief is onder andere – op aanbevelen van Amnesty – toegezegd een online
kennisbank op te richten om kennisuitwisseling over het demonstratierecht te faciliteren.
Wetsvoorstel wijziging Algemene wet bestuursrecht
De Europese Commissie refereert aan het wetsvoorstel om de Algemene wet bestuursrecht
meer mensgericht te maken. Dit wetsvoorstel (Wet versterking waarborgfunctie Awb71) is in een zogeheten pre-consultatie gegeven, een voorontwerp fase voorafgaand aan
de gebruikelijke (internet)consultatie, gericht op het vroegtijdig in beeld krijgen
van de gevolgen voor de uitvoering en de rechtspraak. Er zijn in deze pre-consultatie
schriftelijke reacties binnengekomen van uitvoeringsinstanties, decentrale overheden,
de rechtspraak, de wetenschap en andere belanghebbenden, zoals de Nationale ombudsman.
Daarnaast hebben KleinLef en het Netwerk van Publieke Dienstverleners gezamenlijke
reacties gestuurd. Verder hebben acht expert sessies plaatsgevonden, een sessie met
burgers en drie bijeenkomsten met de vier hoogste rechters in het bestuursrecht en
een rechter namens de Raad voor de rechtspraak. De pre-consultatie reacties worden
momenteel verwerkt ten behoeve van de (internet)consultatie die in het najaar van
2023 zal plaatsvinden. Hierbij wordt meegenomen de uitvoering van de motie Van Baarle72 en wordt bekeken of de uitkomsten van een Awb-onderzoeksagenda relevant zijn voor
het wetsvoorstel. De onderzoeksrapporten zullen uw Kamer worden toegezonden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yesilgöz-Zegerius
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.