Brief regering : Kabinetsappreciatie Rechtsstaatsrapport 2023 van de Europese Commissie
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
               29 279
                Rechtsstaat en Rechtsorde
         
Nr. 2772
                   BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, VAN BINNENLANDSE
               ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN
               ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 september 2023
Op 5 juli jl. presenteerde de Europese Commissie (de Commissie) haar Rechtsstaatsrapport
                  2023, waarin zij verslag doet van de rechtsstatelijke situatie in de Europese Unie
                  (EU) als geheel en in de lidstaten afzonderlijk, aan de hand van vier pijlers; justitieel
                  stelsel, corruptiebestrijding, pluriformiteit en vrijheid van de media en andere institutionele
                  kwesties die verband houden met checks and balances.1
De jaarlijkse rechtsstaatsdialoog, op basis van het horizontale deel van het rapport,
                  staat geagendeerd op de Raad Algemene Zaken van 19 september a.s., gevolgd door de
                  bespreking van de landenhoofdstukken van Duitsland, Ierland, Denemarken, Griekenland
                  en Estland op 24 oktober as. Daarnaast komen bij de Raad Justitie en Binnenlandse
                  Zaken thematische onderwerpen uit het rapport aan de orde. De eerstvolgende agendering
                  in de JBZ-Raad is op 20 oktober a.s. voorzien. De rechtsstaatsdialogen worden onder
                  het Spaanse voorzitterschap geëvalueerd, de Nederlandse inzet voor de evaluatie staat
                  beschreven in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 10 juli jl.2
Het rechtsstaatsrapport 2023 is het resultaat van een intensieve dialoog van de Commissie
                  met nationale autoriteiten en belanghebbenden. Ook heeft de Commissie bijdragen ontvangen
                  van het EU-grondrechtenagentschap, de Raad van Europa, en de VN.3 Op 26 januari jl. ontvingen beide Kamers de input van de Nederlandse regering.4 De Commissie beoordeelt de belangrijke ontwikkelingen sinds de publicatie van de
                  drie voorgaande rechtsstaatsrapporten.
               
In deze schriftelijke appreciatie van het jaarlijkse rechtsstaatrapport zal het kabinet
                  eerst ingaan op de bredere, horizontale ontwikkelingen op het terrein van rechtsstatelijkheid
                  in de EU zoals die in het algemene deel van het rapport geschetst worden. Vervolgens
                  zal het kabinet ingaan op het Nederlandse landenhoofdstuk langs de vier genoemde pijlers
                  en daarbij ook de vier aanbevelingen adresseren, die grotendeels voortbouwen op de
                  aanbevelingen ontvangen in 2022.
               
Aanbevelingen 2023:
i. Voortzetten van de inspanningen om het niveau van digitalisering van het rechtsbestel
                              te verbeteren, met name wat betreft de publicatie van rechterlijke beslissingen.
ii. Rond de herziening van de regels af inzake draaideurpraktijken, met inbegrip van een
                              afkoelingsperiode van twee jaar en beperkingen op betaalde activiteiten.
iii. Stel strengere transparantieregels vast voor lobbyen voor leden van de regering en
                              het parlement.
iv. Zet de inspanningen voor een volledige follow-up van de kinderopvangtoeslagaffaire
                              voort, met betrokkenheid van alle relevante overheidsinstanties en met inachtneming
                              van het werk van de staatscommissie rechtsstaat.
Net als vorig jaar is ook de elfde editie van het European Justice Scoreboard (EJS) meegenomen in deze kabinetsreactie. Deze brief beperkt zich tot nieuwe ontwikkelingen.
                  Voor een compleet beeld moet deze kabinetsreactie worden bezien in samenhang met de
                  kabinetsreacties op de afgelopen rechtsstaatsrapporten.
               
Uw Kamer wordt via deze weg tevens geïnformeerd over de intentie van de Commissie
                  om de Coöperatie- en Verificatiemechanisme (CVM)-beschikking op korte termijn in te
                  trekken, als ook over de opvolging van de motie Van Wijngaarden van 6 juli jl.5
Intrekken CVM-beschikking
Toen Roemenië en Bulgarije in 2007 lid werden van de Europese Unie, is het CVM ingesteld
                  om deze twee lidstaten bij te staan bij het aanpakken van de voor toetreding noodzakelijke
                  hervormingen van de rechtsstaat, de bestrijding van corruptie en – in het geval van
                  Bulgarije – de bestrijding van georganiseerde misdaad omdat er nog tekortkomingen
                  bestonden op dat vlak. Op 6 juli jl. heeft de Commissie de Raad geïnformeerd over
                  haar intentie de CVM-beschikkingen van Roemenië6 en Bulgarije7 op korte termijn in te trekken.8 De Commissie kan hiertoe zelfstandig besluiten, indien zij meent dat aan alle in
                  het CVM opgenomen ijkpunten is voldaan. Op grond van de artikelen 37 en 38 van de
                  Toetredingsakte voor Bulgarije en Roemenië dient zij hierbij naar behoren rekening
                  te houden met de opmerkingen van de Raad.
               
In het CVM-rapport van oktober 2019 concludeerde de Commissie dat Bulgarije aan de
                  CVM-verplichtingen had voldaan en is zij, ondanks aandringen van Nederland en gelijkgezinde
                  lidstaten, gestopt met rapporteren. Het laatste CVM-rapport over Roemenië dateert
                  uit november 2022, met daarin de conclusie dat ook Roemenië de CVM-verplichtingen
                  in toereikende mate is nagekomen. Door in beide gevallen niet meer te rapporteren
                  wordt aan het CVM de facto geen invulling meer gegeven. Voor zowel Bulgarije als Roemenië was wel sprake van
                  een aantal openstaande toezeggingen, waarvan de Commissie in haar voorstel om de CVM-beschikkingen
                  in te trekken, constateert dat de nodige voorgang is geboekt in de implementatie.9 Zo is er onder andere in Bulgarije op 26 mei jl. wetgeving aangenomen waarmee de
                  strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Procureur Generaal wordt bevorderd en stemde
                  het Roemeense parlement op 28 juni jl. in met de herziening van het wetboek van strafrecht
                  en het wetboek van strafvordering. Voorts is volgens de Commissie de bredere rechtsstatelijke
                  infrastructuur van de EU sinds de oprichting van het CVM in 2006 wezenlijk veranderd.
                  Door deze nieuwe context kan de samenwerking met Bulgarije en Roemenië en de monitoring
                  van de rechtsstaatshervormingen worden voortgezet in het kader van de rechtsstaatsrapporten
                  en het overige rechtsstaatsinstrumentarium dat op alle lidstaten van toepassing is.10 Met het voorstel tot het intrekken van de CVM-beschikkingen wil de Commissie het
                  CVM formeel beëindigen.
               
Het overgrote deel van de lidstaten is al langer van mening dat het CVM kan worden
                  afgesloten, en wenst geen substantiële opmerkingen bij het Commissie voornemen te
                  plaatsen. In zijn reactie nam de Raad kennis van de aankondiging van de Commissie,
                  en erkende dat de samenwerking ten aanzien van het hervormingsproces binnen het reguliere
                  rechtsstaatsinstrumentarium wordt voortgezet. Tevens verzoekt de Raad – mede op aandringen
                  van Nederland – de intrekking van de CVM-beschikking uit te stellen ten behoeve van
                  het parlementaire proces.11
Reactie kabinet
Het blijft voor Nederland van het grootste belang dat Bulgarije en Roemenië de vereiste
                  rechtsstaatshervormingen duurzaam en onomkeerbaar implementeren. Een goed functionerende
                  rechtsstaat met voldoende instrumenten om corruptie en, voor Bulgarije, georganiseerde
                  misdaad aan te pakken, is immers fundamenteel voor het goed functioneren van de Unie
                  als zodanig, de werking van de interne markt en goede onderlinge samenwerking tussen
                  EU-lidstaten.
               
Het kabinet erkent dat Bulgarije en Roemenië sinds de laatste rapportages een aantal
                  belangrijke stappen hebben gezet en dat de ontwikkelingen in beide landen over het
                  geheel genomen in de juiste richting bewegen. Desalniettemin is een aantal van de
                  hervormingen volgens het kabinet nog niet volledig uitgevoerd.12 Het kabinet wijst hier voor Bulgarije met name op de hervorming om de samenstelling
                  van de Raad voor de Rechtspraak in lijn te brengen met Europese standaarden (SJC),
                  en het verbeteren van het functioneren van de Inspectie voor de Rechtspraak, hetgeen
                  volgens Bulgarije een grondwetswijziging vereist. Bulgarije heeft 28 juli jl. een
                  wetsvoorstel ingediend die deze grondwetswijziging in gang zet en dat kon rekenen
                  op ruime steun van het parlement. Daarnaast is het van belang dat Bulgarije de wetgeving
                  inzake de hervorming van de anti-corruptiecommissie volledig doorvoert, en laat zien
                  dat corruptiezaken op hoog niveau serieus worden aangepakt. Zoals ook vermeld in de
                  Kamerbrief van 2 december 2022 verwelkomt het kabinet de vele positieve stappen die
                  Roemenië op het gebied van rechtsstaat en corruptiebestrijding heeft genomen, een
                  van de redenen waarom het kabinet in kon stemmen met de toetreding van Roemenië tot
                  het Schengengebied.13 Wel zijn er stappen te zetten in onder andere de verdere implementatie van de justitiewetten,
                  waarbij de aanbevelingen van de Venetië Commissie adequaat dienen te worden meegenomen.14 Structurele monitoring blijft noodzakelijk om te zorgen dat de rechtsstaatshervormingen
                  in beide landen volledig, duurzaam en onomkeerbaar worden geïmplementeerd.
               
Het kabinet deelt de analyse van de Commissie dat het rechtsstaatsinstrumentarium
                     de afgelopen jaren is geëvolueerd en versterkt. Naast het structurele monitoren van
                     rechtsstatelijke ontwikkelingen is de Commissie beter in staat gesteld handhavend
                     op te treden en financiële druk uit te oefenen om Bulgarije en Roemenië aan te zetten
                     tot hervormingen.
                  
De volgende instrumenten zijn daarbij relevant:
• De rechtsstaatscyclus, een instrument dat met een ander doel tot stand is gekomen,
                           maar waarvan de reikwijdte op belangrijke punten overeen komt met het CVM en dat sinds
                           2022, naast een analyse van de justitie- en anti-corruptiehervormingen, ook concrete
                           aanbevelingen bevat, waarvan een aantal specifiek toeziet op de toezeggingen gedaan
                           in het kader van het CVM.15 Deze aanbevelingen zijn niet bindend, maar bieden wel een raamwerk waarbinnen de
                           opvolging van onder meer de hierboven genoemde aandachtspunten ook in de toekomst
                           nauwkeurig gemonitord wordt, zodat er, indien er bijvoorbeeld sprake is van achteruitgang,
                           kan worden ingegrepen.
                        
• De uitvoeringsbesluiten ter goedkeuring van de Bulgaarse en Roemeense herstelplannen
                           bevatten CVM-gerelateerde mijlpalen (deels overlappend met de aanbevelingen in het
                           rechtsstaatsrapport), waaraan voldaan moe(s)t worden voordat beide landen aanspraak
                           kunnen maken op verschillende tranches uit het herstelfonds.16 Dat dit instrument aanzet tot actie, blijkt onder meer uit de bovengenoemde hervormingen
                           aangaande de positie van de Procureur Generaal in Bulgarije17 en de recent aangenomen «justitiewetten» (wetten inzake de status van magistraten,
                           rechterlijke organisatie, hoge raad voor de magistratuur) in Roemenië.18 Gedurende de looptijd (t/m 2026), vormt het herstelfonds een drukmiddel richting
                           Bulgarije en Roemenië om de hervormingen te implementeren en in stand te houden.
                        
• Bulgarije en Roemenië zijn aangesloten bij het Europees Openbaar Ministerie, operationeel
                           sinds 1 juni 2021, hetgeen bijdraagt aan de versterking van de bestrijding van fraude
                           en corruptie.
                        
• Op het moment dat er in Bulgarije en Roemenië in de toekomst sprake zou zijn van achteruitgang
                           en schendingen van de beginselen van de rechtsstaat met voldoende (potentiële) rechtstreekse
                           gevolgen voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie, dan heeft de
                           Commissie de mogelijkheid EU-subsidies in te houden op grond van de MFK-rechtsstaatverordeningen
                           en de Common Provisions Regulation (CPR).
                        
Gelet op de positieve rechtsstatelijke ontwikkelingen in Bulgarije en Roemenië, in
                  combinatie met het geëvolueerde rechtsstaatsinstrumentarium dat de afgelopen jaren
                  aanzienlijk meer tanden heeft gekregen, heeft het kabinet kennis genomen van het voornemen
                  van de Commissie om de CVM-beschikking in te trekken. Het kabinet blijft Bulgarije
                  en Roemenië oproepen door te gaan op de ingeslagen weg, om ook de resterende aandachtspunten
                  volledig te adresseren. Daarnaast blijft het kabinet er bij de Commissie op aandringen
                  dat het beschikbare rechtsstaatsinstrumentarium zo volledig en adequaat mogelijk wordt
                  benut om te waarborgen dat alle rechtsstaatshervormingen duurzaam en onomkeerbaar
                  worden geïmplementeerd.
               
Zoals uw Kamer bekend is actuele informatie waaruit blijkt dat significante voortgang
                  is geboekt op het gebied van de rechtsstaat ook een belangrijk element voor het kabinet
                  om een besluit te kunnen nemen over toetreding van Bulgarije tot het Schengengebied.
                  De rechtsstaatshervormingen worden onverminderd meegewogen in dit traject. Ook als
                  de Commissie de CVM-beschikking intrekt. In dit kader is ook de motie Van Wijngaarden19 van belang, die het kabinet onder andere oproept bij de beoordeling of een lidstaat
                  klaar is voor toetreding tot het Schengengebied strikt en fair te kijken naar het
                  functioneren van de rechtsstaat en de afname van corruptie en georganiseerde misdaad.
               
Opvolging motie Van Wijngaarden c.s.
De motie Van Wijngaarden c.s. verzoekt het kabinet om in EU-verband te bepleiten gevolgen
                  te verbinden aan de opnieuw geconstateerde Hongaarse rechtsstatelijke tekortkomingen
                  voordat het Hongaarse voorzitterschap van start zal gaan.20
In het Hongaarse landenhoofdstuk van het rechtsstaatsrapport 2023 constateert de Commissie
                  dat Hongarije, binnen de context van de toepassing van het financiële- en rechtsstaatinstrumentarium,
                  stappen onderneemt om tegemoet te komen aan de zorgen op het terrein van corruptie
                  en rechterlijke onafhankelijkheid. Het gaat onder meer om de voorbereiding van een
                  nieuwe nationale anti-corruptiestrategie, de oprichting van de integriteitsautoriteit
                  en een anti-corruptie taskforce, en de introductie van een rechterlijke toets van
                  het besluit om een corruptiezaak niet te vervolgen. De Commissie concludeert dat Hongarije
                  aan de twee aanbevelingen op het terrein van rechterlijke onafhankelijkheid uit het
                  rechtsstaatsrapport 2022 heeft voldaan. Het betreft het versterken van de Hongaarse
                  Raad voor de Rechtspraak en van de rechterlijke onafhankelijkheid van het Hooggerechtshof
                  (de Kúria), alsook het wegnemen van belemmeringen voor het stellen van prejudiciële
                  vragen aan het EU-Hof van Justitie. De Commissie is binnen de context van de inzet
                  van het financiële instrumentarium echter nog niet overgegaan tot een formele beoordeling
                  van de bovengenoemde maatregelen. Voor de laatste stand van zaken hierover en de Nederlandse
                  inzet wordt verwezen naar de Kamerbrief van 13 juni jl.21
Naast de beschreven voortgang op het terrein van corruptie en rechterlijke onafhankelijkheid
                  biedt het rapport net als voorgaande jaren aanleiding tot zorg. De Commissie wijst
                  onder meer op het gebrek aan transparantie bij het toewijzen van zaken bij lagere
                  rechtbanken, het gebrek aan een trackrecord op anti-corruptie-rechtszaken, gebrekkige
                  lobby-regels en aanhoudende problematiek rondom nepotisme en belangenverstrengeling.
                  Ook constateert de Commissie dat Hongarije geen maatregelen heeft getroffen om de
                  grote zorgen omtrent persvrijheid, onafhankelijke media, het onder druk staan van
                  het maatschappelijke middenveld en de continuerende geldende noodtoestand en ondemocratische
                  gevolgen hiervan, te adresseren.
               
Het rapport is voor het kabinet een bevestiging dat de breedte en de ernst van de
                  rechtsstaatsproblematiek in Hongarije blijven vragen om de effectieve inzet van het
                  gehele rechtsstaatsinstrumentarium. Naast de drie financiële instrumenten, is de Commissie
                  verschillende inbreukprocedures gestart tegen Hongarije op het terrein van de rechtsstaat,
                  en besloot de Commissie om Hongarije voor het EU-Hof van Justitie te dagen wegens
                  de anti-lhbtiq+ wetgeving. Nederland zal met een grote groep lidstaten aan de zijde
                  van de Commissie deelnemen aan deze procedure bij het EU-Hof van Justitie. Ook dringt
                  het kabinet bij de Commissie aan om naleving af te dwingen van arresten van het EU-Hof
                  van Justitie die Hongarije niet nakomt, inclusief waar nodig het vorderen van een
                  geldelijke sanctie. Daarnaast zet het kabinet in op de effectieve voortzetting van
                  de Artikel 7 procedure. Het Spaanse voorzitterschap is voornemens dit najaar een hoorzitting
                  over Hongarije te organiseren in het kader van de Artikel 7 procedure, wat gelegenheid
                  biedt om Hongarije nog voor de aanvang van het Hongaarse voorzitterschap aan te spreken
                  op problematiek die aan deze procedure ten grondslag ligt. Zoals ook aangegeven in
                  de beantwoording van de Kamervragen van het lid Piri van 14 juni jl.,22 doet het aankomende Hongaarse voorzitterschap, niets af aan de inzet van het kabinet
                  op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in
                  Hongarije.
               
Reactie op de horizontale rechtsstatelijke ontwikkelingen in de Unie
Sinds het vorige rechtsstaatsrapport en in navolging van de daarin opgenomen aanbevelingen
                     hebben de lidstaten diverse maatregelen genomen binnen de vier pijlers van het rapport.
                     Het gaat onder andere om herzieningen van de benoemingsprocedures binnen de rechterlijke
                     macht en de voorzetting van investeringen in personele middelen en digitalisering.
                     Ook hebben verschillende lidstaten voortgang geboekt met het herzien van anti-corruptie
                     strategieën, het wegnemen van procedurele obstakels bij het onderzoek naar – en vervolging
                     van – corruptiezaken, en het aanscherpen van transparantie en integriteitskaders.
                     Verder hebben meerdere lidstaten het afgelopen jaar stappen genomen om de kwaliteit
                     van wetgevingsprocessen verder te verbeteren, en om de status van onafhankelijke instituten
                     zoals de Ombudsman te versterken. Ten slotte werkt een aantal lidstaten aan het vergroten
                     van de onafhankelijkheid van de publieke omroep en nemen diverse lidstaten maatregelen
                     ter bevordering van de veiligheid van journalisten.
                  
Bij verschillende lidstaten is sprake van aanhoudende rechtsstaatsproblematiek, onder
                     andere gerelateerd aan disciplinaire regimes voor rechters, en aan benoemingsprocedures
                     voor (hoge) justitiële functies. Capaciteitstekorten bij openbare ministeries zit
                     effectieve corruptiebestrijding in een aantal lidstaten in de weg en klokkenluiders
                     ervaren nog altijd belemmeringen bij het rapporteren van corruptiezaken. De Commissie
                     constateert verder dat in sommige lidstaten het maatschappelijk middenveld in toenemende
                     mate geconfronteerd wordt met een krimpende publieke ruimte, en geeft een overzicht
                     van de ontwikkelingen ten aanzien van het onrechtmatig gebruik van binnendringsoftware
                     tegen journalisten, advocaten, politici en andere kwetsbare groepen.
                  
De zorgen rondom de rechterlijke onafhankelijkheid in Polen zijn nog altijd ernstig,
                  en worden hier, ook gezien de aandacht van uw Kamers, apart vermeld. De Commissie
                  constateert dat de problematiek rondom de Poolse Raad voor de Rechtspraak (KRS) nog
                  niet is geadresseerd en dat de wijzigingen van de wet op het Hooggerechtshof, die
                  onder meer toezien op de ontmanteling van de Tuchtkamer en aanpassing van het tuchtregime
                  voor rechters, nog niet in behandeling zijn genomen door het Poolse Grondwettelijke
                  Hof. Ook wijst de Commissie erop dat zij Polen voor het EU-Hof van Justitie heeft
                  gedaagd vanwege de serieuze zorgen die bestaan over de onafhankelijkheid van het Poolse
                  Grondwettelijke Hof. De bevindingen over Hongarije zijn al eerder in deze brief toegelicht
                  onder opvolging motie Van Wijngaarden.
               
Reactie kabinet
Het rechtsstaatsrapport is een belangrijk preventief instrument om de staat van de
                  Europese rechtsstaat structureel te monitoren en eventuele problemen in een vroeg
                  stadium te signaleren, te bespreken en gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Het
                  rapport laat zien dat alle 27 lidstaten in meer of mindere mate te maken hebben met
                  uitdagingen op het terrein van de rechtsstaat. De technische ondersteuning van de
                  Commissie en de onderlinge uitwisseling van ervaringen en best practices tussen lidstaten kunnen een belangrijke rol spelen bij het adequaat adresseren van
                  deze uitdagingen. Het is positief dat 65% van de aanbevelingen uit het rechtsstaatsrapport
                  2022 is opgevolgd, dit laat zien dat deze praktijk bijdraagt aan de gerichte ondersteuning
                  van de lidstaten bij het versterken van de rechtsstaat.
               
Het kabinet deelt de zorgen van de Commissie over de aanhoudende en ernstige rechtsstaatsproblematiek
                  in met name Polen en Hongarije. Voor de algemene kabinetsinzet ten aanzien van de
                  bescherming van de Europese rechtstaat wordt verwezen naar de Staat van de Unie 2023.23 Het is voor het kabinet daarnaast van belang dat de verschillende rechtsstaatsinstrumenten
                  elkaar zo goed mogelijk versterken. In dit licht is het bijvoorbeeld positief dat
                  vier van de supermijlpalen over rechterlijke onafhankelijkheid opgenomen in het goedkeuringsbesluit
                  van het Hongaarse herstelplan, voortbouwen op aanbevelingen uit het Hongaarse landenhoofdstuk
                  in het rechtsstaatsrapport 2022. Dit illustreert hoe het structureel monitoren van
                  de rechtsstaat kan bijdragen aan het effectief gebruik van de overige politieke, juridische
                  en financiële instrumenten.24
Daarnaast verwelkomt het kabinet de initiatieven die de Commissie het afgelopen jaar
                  heeft gepresenteerd om de Europese rechtsstaat en democratie te versterken en weerbaarder
                  te maken. Zo maakt het op 16 september 2022 gepubliceerde voorstel voor een Europese
                  Mediavrijheidsverordening en de Aanbeveling redactionele onafhankelijkheid en transparantie
                  mediaeigendom deel uit van de inspanningen van de EU om democratische participatie
                  te bevorderen, desinformatie tegen te gaan en mediavrijheid en pluralisme te waarborgen,
                  zoals uiteengezet in het actieplan voor de Europese democratie.25 Het op 3 mei jl. gepubliceerde voorstel voor een richtlijn en een gezamenlijke mededeling
                  ter bestrijding van corruptie binnen de EU, draagt bij aan een integrale EU-aanpak
                  om corruptie te voorkomen en te bestrijden, en daarmee aan de bescherming van de rechtsstaat
                  in de gehele Unie.26 Voorts blijft het kabinet zich actief inzetten om de toetreding van de EU tot het
                  EVRM te bewerkstelligen, een belangrijk instrument voor de bescherming van grondrechten.
               
Reactie op het landenhoofdstuk over Nederland
Pijler I – Justitieel stelsel
De Nederlandse rechtsstaat wordt in het rapport van de Commissie dit jaar positief
                  beoordeeld met een hoge gepercipieerde rechterlijke onafhankelijkheid door burgers
                  en bedrijfsleven, een efficiënt werkend rechtssysteem, en bijzondere aandacht voor
                  het verbeteren van de kwaliteit van het rechtssysteem door innovatieve projecten.
               
Ook het Europees Justitieel Scorebord 2023 (EJS) bevat nuttige informatie over het
                  functioneren van het Nederlandse rechtsstelsel en biedt de gelegenheid de ontwikkelingen
                  te volgen, zowel in de tijd als in vergelijking tot andere lidstaten. Samen met het
                  EU Rechtsstaatrapport is het EJS daarom een waardevolle graadmeter van de efficiëntie,
                  kwaliteit en onafhankelijkheid van het Nederlandse rechtsstelsel. De elfde editie
                  van het EJS biedt een aantal nieuwe indicatoren met nuttig vergelijkend materiaal,
                  en een aantal indicatoren is geactualiseerd.27 Bij de kabinetsreactie op pijler I worden, indien relevant, eveneens de bevindingen
                  van het EJS betrokken.
               
Onafhankelijkheid
Op basis van het EJS 2023 merkt de Commissie op dat in Nederland wederom de onafhankelijkheid
                  van rechters hoog wordt gewaardeerd. Het EJS (fig. 49) laat zien dat in 2023 70% van
                  de respondenten heeft aangegeven de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht goed
                  of zeer goed te beoordelen. Wel geeft ongeveer 15% van de respondenten ten opzichte
                  van om en nabij 10% vorig jaar aan niet te weten hoe het met de rechterlijke onafhankelijkheid
                  is gesteld (fig. 49), maar er is geen duidelijke trend te zien ten opzichte van voorgaande
                  jaren. Het EJS (fig. 51) laat zien dat de perceptie van de rechterlijke onafhankelijkheid
                  onder bedrijven vrijwel gelijk is gebleven aan 2022.
               
De mate van het vertrouwen van de samenleving in de rechtspraak is geen vanzelfsprekendheid
                  en vergt voortdurend onderhoud. Het kabinet blijft inzetten op het waarborgen en verder
                  versterken van de rechterlijke onafhankelijkheid. De Commissie identificeert een aantal
                  ontwikkelingen in Nederland ter versterking van de rechterlijke onafhankelijkheid,
                  onder meer met het wetsvoorstel ten behoeve van integere, onafhankelijke en onpartijdige
                  rechtspraak van 7 november 202228 en de benoeming van een vijfde lid van de Raad voor de Rechtspraak in september 2022
                  waardoor nu meer dan de helft van de leden uit rechters bestaat. Het kabinet onderschrijft
                  dat dit belangrijke positieve ontwikkelingen zijn die bijdragen aan de onafhankelijkheid
                  van de rechterlijke macht.
               
De Commissie wijst op het besluit van het kabinet van februari jl. om af te zien van
                  het voorstel voor wijziging van de benoemingsprocedure van leden van de Hoge Raad.
                  Het kabinet nam dit besluit naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering
                  van de Raad van State om het voorstel te heroverwegen.29 Hierover is de Tweede Kamer op 6 februari jl. geïnformeerd.30
Daarnaast zijn er, zoals de Commissie aangeeft, verbeteringen in voorbereiding ten
                  aanzien van de kroongetuigenregeling, het programma getuigenbescherming en het stelsel
                  bewaken en beveiligen. Over de voortgang hiervan is uw Kamer reeds in verschillende
                  brieven geïnformeerd. In het najaar zal uw Kamer naar verwachting verdere toelichting
                  ontvangen over zowel de verbetering van de kroongetuigenregeling als over bewaken
                  en beveiligen.
               
Kwaliteit
Aanbeveling I: Voortzetten van de inspanningen om het niveau van digitalisering van het rechtsbestel
                  te verbeteren, met name wat betreft de publicatie van rechterlijke beslissingen.
               
Het EJS laat zien dat Nederland ook dit jaar brede beschikbaarheid biedt van online-informatie
                  over het rechtsbestel voor burgers (fig. 40). Dit betreft onder meer informatie over
                  rechtsbijstand; gerechtskosten; contactgegevens over andere organisaties buiten het
                  bestaande rechtsbijstandssysteem; duidelijk zichtbare en begrijpelijke informatie
                  over de procedurele rechten van burgers; en informatie voor anderstaligen.
               
De Commissie stelt voorts dat – in navolging op dezelfde aanbeveling uit 2022 – er
                     enige vooruitgang is geboekt bij het verder verbeteren van de digitalisering van het
                     rechtsbestel, met name wat betreft de publicatie van rechterlijke beslissingen en
                     digitale oplossingen voor gerechtelijke procedures. Daarop voortbouwend beveelt de
                     Commissie aan de inspanningen voort te zetten om het niveau van digitalisering van
                     het rechtsbestel te verbeteren, met name wat betreft de publicatie van rechterlijke
                     beslissingen.
                  
Het kabinet onderschrijft het belang van digitale toegankelijkheid van de Rechtspraak.
                     Er lopen momenteel verschillende proefprojecten die het digitaliseringsniveau verder
                     kunnen verbeteren. Zo worden, om het werkproces rond de digitale publicatie van rechterlijke
                     uitspraken te versnellen met behoud van een hoge kwaliteit van pseudonimisering, digitale
                     tools voor het pseudonimiseren getest.
                  
De Commissie gaat ten aanzien van de kwaliteit van het justitieel stelsel ook in op
                  uitingen van bezorgdheid van rechters en openbaar aanklagers over personeelstekorten
                  en moeilijke werkomstandigheden als gevolg van een hoge werkdruk. Er worden maatregelen
                  getroffen om het hele justitiële stelsel te versterken en de toegang tot het recht
                  en de rechter te verbeteren, onder meer door meer financiering vrij te maken voor
                  het strafrecht en het Openbaar Ministerie (OM). Bij het OM wordt onder andere geïnvesteerd
                  in versterking van de organisatie (capaciteit), wat ook bedoeld is om de werkdruk
                  te verminderen, en wordt er geïnvesteerd in de loopbaanontwikkeling van gerechtelijk
                  personeel. De Rechtspraak investeert ook in de capaciteitsuitbreiding van gerechtelijk
                  personeel en in communicatie en zichtbaarheid op de arbeidsmarkt. Zo is de jaarlijkse
                  opleidingscapaciteit voor rechters en raadsheren structureel verhoogd van 80 naar
                  130 en is er fors geïnvesteerd in ondersteunend personeel. Verder heeft de regering
                  op 16 mei jl. een wetsvoorstel ingediend die het tijdelijk mogelijk maakt om rechters
                  – die de wettelijke ontslagleeftijd van 70 jaar hebben bereikt – door te laten werken
                  als plaatsvervanger tot 73 jaar. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in de brief van
                  27 juni jl.31 Deze inspanningen worden in de komende periode voortgezet. Ook zet de Rechtspraak
                  in op het verminderen van de werkdruk en verhogen van het werkplezier, de opzet van
                  een traineeprogramma en activiteiten om inclusiviteit en diversiteit te bevorderen.32
De Commissie maakt tot slot melding van de lopende initiatieven om de toegang tot
                  het recht te verbeteren, onder andere door een vernieuwing van het stelsel van gesubsidieerde
                  rechtsbijstand. Dit laatste verwijst naar het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand,
                  dat in overeenstemming met de opgave in het Regeerakkoord 2017–2021 het stelsel van
                  gesubsidieerde rechtsbijstand beoogt te vernieuwen langs de lijnen van de rapporten
                  van de commissies Wolfsen en Van der Meer. In de negende voortgangsrapportage van
                  juli 2023 zijn beide Kamers uitvoerig geïnformeerd over de voortgang van die stelselvernieuwing.33 Uw Kamer is onlangs ook geïnformeerd over verschillende nieuwe maatregelen die worden
                  getroffen, in aanvulling op bestaande initiatieven, om de toegang tot het recht in
                  den brede te versterken.34
Efficiëntie
De efficiëntie van het Nederlands rechtsstelsel blijft volgens de Commissie hoog en
                  achterstanden in de behandeling van strafzaken worden verder teruggebracht. Het terugdringen
                  van de doorlooptijden en achterstanden in het civiele, bestuurs- en strafrecht blijft
                  in de komende jaren een belangrijk aandachtspunt van de Rechtspraak. Mede om die reden
                  is het programma Tijdige rechtspraak met twee jaar verlengd, tot eind 2025. De evaluatie
                  van het programma en een tussenevaluatie van de inloopkamers starten dit jaar zodat
                  de tot nu toe opgedane resultaten en ervaringen kunnen worden meegenomen in het vervolg.
               
Pijler II – anti-corruptiekader
Met een verwijzing naar een achtste plaats in de Transparency International Corruption
                  Perceptions Index geeft de Commissie aan dat experts en bedrijven de perceptie hebben
                  dat Nederland één van de minst corrupte landen ter wereld is. Uit voorgedane gevallen
                  van corruptie blijkt echter dat Nederland niet immuun is voor corruptie. Dat is afgelopen
                  jaar ook gebleken uit verschillende zaken die te maken hadden met de verkoop van gegevens
                  en diensten door overheidsmedewerkers aan georganiseerde misdaadgroepen.
               
De Commissie geeft aan dat Nederland geen overkoepelende anti-corruptie strategie
                  kent, maar onderkent tegelijkertijd dat de goede samenwerking tussen gespecialiseerde
                  anti-corruptie en inlichtingenteams is voortgezet. Het kabinet onderschrijft dat.
                  Corruptie kan echter beter worden voorkómen dan achteraf (met strafrecht) worden bestreden.
                  Een gedegen integriteitsbeleid en de uitvoering daarvan op lokaal, regionaal en landelijk
                  niveau is één van de belangrijkste preventieve instrumenten in de strijd tegen corruptie.
                  Het kabinet beziet hoe het anti-corruptiebeleid goed kan worden aangesloten op bestaande
                  en nieuwe initiatieven voor de bevordering van de integriteit van het openbaar bestuur
                  om zo elkaar te versterken.35 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid verkent daarnaast hoe het repressieve anti-corruptiebeleid
                  verder kan worden versterkt.36 Daarbij is in het bijzonder aandacht voor corruptie in relatie tot georganiseerde
                  ondermijnende criminaliteit.
               
Het kabinet beaamt dat het voorkomen van infiltratie door georganiseerde criminele
                  groeperingen in het ambtenarenapparaat en de politie door middel van corruptie een
                  strategische prioriteit blijft. Het kabinet acht het positief dat de Commissie in
                  dat kader de Mainportaanpak uitlicht. Het is immers bekend dat vanuit de georganiseerde
                  criminaliteit veel druk wordt uitgeoefend op de logistieke keten om criminelen te
                  faciliteren. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid blijft zich daarom inzetten
                  om de logistieke knooppunten weerbaarder te maken37. Over de stand van zaken met betrekking tot de screening van risicovolle beroepen
                  in de havens wordt uw Kamer op een later moment nader geïnformeerd.
               
Voorts geeft de Commissie aan dat, volgens een van de respondenten, de huidige maatregelen
                  tegen corruptie soms onvoldoende rekening houden met de preventieve aspecten.38 Het kabinet onderschrijft deze opmerking niet geheel. Om medewerkers en organisaties
                  minder kwetsbaar te maken voor inmenging door criminelen zet het kabinet binnen de
                  aanpak van georganiseerde criminaliteit juist sterk in op het voorkomen van corruptie.
                  Dit gebeurt bijvoorbeeld door bewustwordingsprojecten op de logistieke knooppunten.39 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid monitort dit beleid en stelt dit indien
                  nodig bij.
               
De Commissie erkent dat het onderzoek naar en de vervolging van met corruptie verband
                  houdende misdrijven efficiënt is en er een nieuwe samenwerkingsstructuur, de Nationale
                  Samenwerking Tegen ondermijnende Criminaliteit (NSOC), is opgezet die zich onder meer
                  richt op corruptie in verband met georganiseerde misdaad. NSOC zal begin 2024 worden
                  geëvalueerd.
               
Het kabinet deelt voorts de mening van de Commissie dat de opsporing en vervolging
                  van complexe buitenlandse omkopingszaken met een aantal problemen kampt. Uiteraard
                  worden de inspanningen op dit punt voortgezet. In oktober 2023 zal Nederland aan de
                  OESO Anti-corruptiewerkgroep rapporteren over de voortgang van de opvolging van haar aanbevelingen op
                  dit onderwerp. Uw Kamer wordt hierover separaat geïnformeerd.
               
De Commissie wijst ook op het ontbreken van een expliciete strafbaarstelling van ongeoorloofde
                  beïnvloeding (trading in influence). De Commissie heeft in haar voorstel voor een richtlijn ter bestrijding van corruptie
                  binnen de EU verschillende nieuwe strafbaarstellingen, waaronder ongeoorloofde beïnvloeding
                  voorgesteld. Het kabinet steunt het voornemen van de Commissie om tot een meer effectieve
                  bestrijding van corruptie te komen. Hierbij is het hanteren van heldere strafbaarstellingen
                  wel een belangrijk aandachtspunt, waarvoor het kabinet zich zal inspannen.40
Integriteitsbeleid bewindspersonen
In 2022 heeft Nederland twee aanbevelingen ontvangen op het terrein van integriteitsbeleid
                  voor bewindspersonen. Eén aanbeveling zag op het vaststellen van een gedragscode voor
                  bewindspersonen met een werkend monitorings- en sanctiemechanisme. De Commissie stelt
                  in het huidige rapport dat Nederland significante voortgang heeft geboekt door de
                  gedragscode integriteit voor bewindspersonen vast te stellen, jaarlijks integriteitstrainingen
                  aan bewindspersonen zullen worden gegeven en een vertrouwenspersoon voor bewindspersonen
                  zal worden aangesteld. De Commissie stelt echter wel dat de aanbeveling maar deels
                  is geïmplementeerd omdat niet is voorzien in een sanctioneringsmechanisme. Voor wat
                  betreft de vraag in hoeverre het binnen de constitutionele grenzen van de ministeriële
                  verantwoordelijkheid mogelijk is om een intern- of extern toezichts- en handhavingsmogelijkheid
                  op te nemen voor integriteitsregels voor bewindspersonen,41 stelde de Raad van State in een voorlichting dat een extern sanctioneringsmechanisme
                  indruist tegen de autonomie van het parlement om op basis van de vertrouwensregel
                  zelfstandig een oordeel te vellen over een bewindspersoon. Uw Kamer is in december
                  2022 geïnformeerd dat het kabinet de voorlichting van de Raad van State opvolgt en
                  geen extern sanctioneringsmechanisme instelt.42 Het kabinet onderschrijft de voorlichting van de Raad van State om meer in te zetten
                  op preventieve maatregelen, omdat effectieve versterking van integriteit als morele
                  waarde een veel bredere aanpak behoeft dan handhaving en sanctionering, waarbij regelmatige
                  agendering, bespreking van dilemma’s, leiderschap en voorbeeldgedrag centraal staan.
                  De eerdergenoemde vertrouwenspersoon en integriteitstrainingen zijn voorbeelden van
                  die aanpak.
               
Een andere aanbeveling zag op het afronden van het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen.
                  Deze aanbeveling heeft Nederland in 2023 opnieuw ontvangen en wordt hieronder toegelicht.
               
Aanbeveling II: Rond de herziening van de regels af inzake draaideurpraktijken, met
                  inbegrip van een afkoelingsperiode van twee jaar en beperkingen op betaalde activiteiten
               
De Commissie constateert dat er enige voortgang is geboekt ten aanzien van de bovenstaande
                  aanbeveling, gezien het wetsvoorstel regels gewezen bewindspersonen onlangs is gepubliceerd
                  voor internetconsultatie. Dat wetsvoorstel bevat een verplichting voor gewezen bewindspersonen
                  om advies te vragen over de toelaatbaarheid van een vervolgfunctie in de private en
                  semipublieke sector, codificatie van het lobbyverbod en een draaideurverbod. De Commissie
                  is kritisch op het wetsvoorstel, omdat het wetsvoorstel gebaseerd is op een eigen
                  verantwoordelijkheid van gewezen bewindspersonen om advies aan te vragen en het advies
                  over de vervolgfunctie een niet-bindend karakter heeft. De Commissie beoordeelt de
                  opvolging van deze aanbeveling als deels geïmplementeerd, omdat het wetsvoorstel nog
                  niet in werking is getreden. Het wetsvoorstel is voor de zomer voor advies aan de
                  Raad van State voorgelegd.
               
Aanbeveling III: Stel strengere transparantieregels vast voor lobbyen voor leden van de regering en
                  het parlement.
               
Het kabinet heeft in 2022 een wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren naar de manier
                     waarop een lobbyregister kan worden ingevoerd in Nederland en in mei 2023 de Kamer
                     geïnformeerd over de vervolgstappen. Het kabinet heeft toegezegd dat zij de transparantie
                     van agenda-afspraken van bewindspersonen wil verbeteren.43 De Commissie is kritisch vanwege de eigen verantwoordelijkheid van bewindspersonen
                     om hun agenda-afspraken in de openbare agenda’s te publiceren en inbreng van derden
                     in de lobbyparagraaf in de toelichting bij wet- en regelgeving te vermelden. Ook is
                     de Commissie kritisch op het vrijwillige karakter van het lobbyregister van de Tweede
                     Kamer. Het kabinet is van mening dat de verbetering van transparantie van agenda-afspraken
                     van bewindspersonen en de lobbyparagraaf bij wet- en regelgeving tegemoetkomt aan
                     de gedachte achter een lobbyregister. Met transparantie over agenda-afspraken wordt
                     immers duidelijk gemaakt welke personen en organisaties toegang hebben gehad tot de
                     bewindspersoon. Bovendien worden in openbare agenda’s in beginsel alle inbreng en
                     afspraken met derden opgenomen, in tegenstelling tot lobbyregisters in andere landen
                     waar voorwaarden worden gesteld aan de verplichting tot inschrijving in een lobbyregister.
                     Vervolgens vindt met de vermelding van de inbreng van externen in de lobbyparagraaf
                     in de toelichting bij wet- en regelgeving verantwoording plaats over de vraag hoe
                     de inhoud van die contacten al dan niet van invloed is geweest op keuzes bij het opstellen
                     van wet- en regelgeving. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                     heeft onlangs aan de Tweede Kamer geschreven dat in 2024 zal worden geëvalueerd of
                     de verbeteringen van de openbare agenda’s en lobbyparagrafen voldoende effect sorteren.
                     Wanneer dat niet het geval blijkt, dan zal het kabinet alsnog een ontwikkeltraject
                     overwegen om te komen tot een lobbyregister44. In de tussentijd zal het kabinet alvast wel inventariseren welke vormen en onderdelen
                     van lobbyregisters in andere landen effectief en uitvoerbaar zijn. Mochten de uitkomsten
                     van de evaluatie volgend jaar aanleiding geven tot een andere invulling van een lobbyregister,
                     dan hoeft op dat moment niet pas te worden begonnen met ideeënvorming.
                  
Voor zover de aanbeveling van de Commissie ziet op het parlement, geldt dat de Kamers
                     zelf gaan over het opstellen van strengere transparantieregels voor lobbyen ten aanzien
                     van Kamerleden. Het is niet aan het kabinet om hierover een standpunt in te nemen.
                  
Integriteitsbeleid decentrale overheden
De Commissie schrijft dat de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal
                  sinds 1 januari 2023 van kracht is.45 Met dit wetsvoorstel zijn kandidaat-bestuurders verplicht om een Verklaring Omtrent
                  het Gedrag (VOG) te overleggen alvorens zij benoemd kunnen worden en zijn bepalingen
                  omtrent belangenverstrengeling verduidelijkt. Daarnaast is een nieuw wetsvoorstel
                  in voorbereiding waarbij de risicoanalyse integriteit voor kandidaat-bestuurders van
                  decentrale overheden verplicht wordt gesteld en tevens van de nodige waarborgen wordt
                  voorzien. Dit vloeit voort uit de nota integriteit openbaar bestuur die op 25 april
                  2023 aan uw Kamer is aangeboden.46
Klokkenluiders
De Commissie merkt op dat de klokkenluiderswetgeving grondig herzien is, hoewel belanghebbenden
                  nog steeds ruimte voor verbetering zien. De wet ter implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn
                  is grotendeels op 18 februari 2023 in werking getreden.47 De definitieve Wet bescherming klokkenluiders heeft een bredere scope dan het initiële
                  wetsvoorstel. De Commissie merkt op dat de regering heeft aangegeven dat verdere wetgeving
                  voor klokkenluiders, inclusief de oprichting van een fonds ter ondersteuning van klokkenluiders,
                  in 2023 zal worden voorbereid. Bij brief van 6 juli 202348 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer geïnformeerd
                  over de stand van zaken met betrekking tot onder andere het voorstel voor een fonds
                  ter ondersteuning van klokkenluiders op juridisch en psychosociaal gebied en de verdere
                  regelgeving voor klokkenluiders.
               
Pijler III – mediapluriformiteit
Net als in het vorige rapport merkt de Commissie op dat grondwettelijke en wettelijke
                  waarborgen een hoge mate van mediavrijheid in Nederland blijven ondersteunen, onder
                  meer dankzij het functioneel onafhankelijke Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat)
                  en de grote bestuurlijke en financiële onafhankelijkheid van de publieke media. De
                  Commissie merkt op dat het Commissariaat zelfstandig blijft werken met voldoende middelen.
                  De onafhankelijkheid van het bestuur en de financiering van de publieke media worden
                  volgens de Commissie gewaarborgd.
               
De nieuwsmediasector kenmerkt zich door een hoge mate van concentratie, merkt de Commissie
                  op. Op dit moment rapporteert het Commissariaat jaarlijks over de ontwikkelingen in
                  de Nederlandse mediamarkt, ook gericht op concentraties in de markt. Het Commissariaat
                  is gevraagd een onderzoeksmodel voor de pluriformiteit in de media te ontwikkelen.49 De Kamer zal over de uitkomsten worden geïnformeerd.
               
Wet open overheid
In het rapport wordt aangegeven dat er nog kritiek is op de uitvoering van de Wet
                     open overheid (Woo), die in mei 2022 in werking is getreden en de toegang tot informatie
                     moet verbeteren. Informatieverzoekers moeten vaak langer dan de wettelijke afhandelingstermijnen
                     wachten en het hebben van een open houding van de overheid is benoemd als aandachtspunt.
                  
Het kabinet erkent dat de uitvoering van deze nieuwe wet op onderdelen knelt. Het
                     kabinet hecht aan openheid en afgelopen jaar zijn er belangrijke stappen gezet richting
                     een opener overheid. Zo worden sinds 20 september 2022 alle beslisnota’s bij Kamerstukken
                     actief openbaar gemaakt,50 zijn zowel digitale als fysieke internationale werkbezoeken afgelegd (onder andere
                     aan Noorwegen en Denemarken)51 en worden verschillende maatregelen genomen rond het bewaren en beheren van chatberichten.52 Tevens wordt in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk vanaf dit jaar gerapporteerd
                     over de afhandeling van Woo-verzoeken door de Rijksoverheid ten behoeve van monitoring
                     en sturing.53 Daarnaast kunnen bestuursorganen sinds juni aansluiten op de Woo-index, waardoor
                     actief openbaar gemaakte, online gepubliceerde informatie voor de burger vindbaar
                     wordt op overheid.nl.54
Er wordt momenteel Rijksbreed verder gewerkt aan verbetering en versnelling van het
                  afhandelen van Woo-verzoeken, onder andere door het uitvoeren van Woo-pilots bij verschillende
                  ministeries. Daarnaast wordt er gewerkt aan een Meerjarenplan Openbaarheid & Informatiehuishouding
                  dat voor het nieuwe parlementaire jaar aan de Kamer is toegezegd.55  Bovendien zal dit jaar een invoeringstoets op de Woo worden uitgevoerd door een
                  extern onderzoeksbureau56, waarin een inventarisatiestudie wordt gedaan naar knelpunten en best practices die
                  door gebruikers en uitvoerders van de Woo worden ervaren. Het rapport dat hierop volgt
                  zal concrete aanbevelingen bevatten mede op basis van inzichten uit het internationaal
                  rechtsvergelijkend onderzoek naar openbaarheidswetgeving.
               
Bescherming journalisten
De Commissie stelt dat bedreigingen en fysiek geweld tegen journalisten een punt van
                  zorg blijven, ondanks de aanhoudende inspanningen van de Nederlandse regering om dit
                  fenomeen tegen te gaan. De Commissie benoemt onder andere de inzet op bewustwording
                  bij burgers van de rol van journalistiek en de aanpak van online intimidatie, het
                  Nederlandse wetsvoorstel dat doxing strafbaar stelt en recent onderzoek «Beelden van geweld, een mixed-methods onderzoek naar geweld en agressie tegen journalisten» uitgevoerd in opdracht van de regering.57
Het kabinet deelt de zorg van de Commissie over bedreigingen en fysiek geweld tegen
                  journalisten. In een democratische rechtsstaat is het van cruciaal belang dat journalisten
                  hun werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Het kabinet zet zich daarom op
                  verschillende manieren in om geweld en agressie tegen journalisten tegen te gaan.
                  Het hiervoor genoemde onderzoek heeft meer inzicht gegeven in de contexten waarin
                  journalisten te maken (kunnen) krijgen met geweld en bevat een aantal concrete aanbevelingen.
                  Het rapport pleit onder meer voor de striktere naleving van het PersVeilig-protocol,
                  waarin een belangrijk deel van het strafvorderlijk beleid is vastgelegd. Dit zal via
                  het project PersVeilig door de betrokken organisaties worden opgepakt. Tevens wordt
                  aanbevolen om online haatzaaiende publicaties sneller te verwijderen. Het kabinet
                  verwacht dat de inwerkingtreding van de Digital Services Act (DSA), dat zeer grote
                  online platforms onder meer verplicht om systeemrisico’s te beoordelen en beperken,
                  hier een positieve bijdrage aan zal leveren. Tot slot is PersVeilig voornemens een
                  vervolg te geven aan een onderzoek naar online intimidatie van vrouwelijke journalisten.
                  PersVeilig heeft recent een onderzoek uitgevoerd naar de veiligheid van vrouwelijke
                  journalisten. Kort gezegd krijgen vrouwelijke journalisten vaker te maken met verbale
                  agressie online. Die agressie is vaak terug te leiden naar de genderidentiteit van
                  het slachtoffer. Lessen uit dit onderzoek zullen worden opgenomen in de trainingen
                  die PersVeilig aanbiedt aan journalisten om de weerbaarheid te vergroten.
               
Om ook in de toekomst journalisten die bedreigingen en agressie ervaren te kunnen
                  blijven ondersteunen wordt, zoals ook aangekondigd in de voortgangsrapportage over
                  persvrijheid en persveiligheid van 25 mei 2023, het project PersVeilig vanaf 1 januari
                  2025 als een structurele organisatie opgezet en waar mogelijk de personele capaciteit
                  uitgebreid.58 Voorafgaand hieraan wordt het project PersVeilig geëvalueerd.
               
Pijler IV – overige zaken m.b.t. checks and balances
Kinderopvangtoeslagenaffaire
Aanbeveling IV: Zet de inspanningen voor een volledige follow-up van de kinderopvangtoeslagaffaire
                  voort, met betrokkenheid van alle relevante overheidsinstanties en met inachtneming
                  van het werk van de staatscommissie rechtsstaat.
               
Deze aanbeveling bouwt voort op de aanbeveling ontvangen in 2022. De Commissie schrijft
                     dat er enige vooruitgang is geboekt bij het aanpakken van de structurele problemen
                     als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire, waarbij alle drie de staatsmachten
                     (wetgevende-, uitvoerende- en rechterlijke macht) betrokken zijn, terwijl de schadeloosstelling
                     van de slachtoffers langzaam vordert. In het debat van 23 mei 2023 (Handelingen II
                     2022/23, nr. 83, item 26) is gesproken over de opvolging van het rapport «Ongekend Onrecht»59 en de moties en toezeggingen uit het debat van 19 januari 2021.60 In de brief van 26 juni 202361 is aangegeven dat over de opvolging jaarlijks op een vast terugkerend moment zal
                     worden gerapporteerd, te weten in de diverse departementaal jaarverslagen op Verantwoordingsdag.
                     Daarbij wordt gerapporteerd aan de hand van een tabel, bijvoorbeeld zoals gebruikt
                     bij de Kamerbrief over de stand van zaken van de maatregelen van 29 juni 2021.62
Zoals aangegeven in de brief van de Minister-President van 31 maart 2023,63 blijft het kabinet zich daarnaast inspannen om op korte termijn de aanpak van de
                     problemen die zijn ontstaan door de kinderopvangtoeslag en het herstel van gedupeerden
                     te verbeteren. De toetssteen hierbij is dat de maatregelen echte versnelling opleveren
                     en uitvoerbaar zijn. Voornoemde brief schetst de stappen die het kabinet wil zetten.
                     De uitwerkingen komen terug in de veertiende voortgangsrapportage hersteloperatie
                     Toeslagen.64 Hiermee geeft het kabinet ook gevolg aan de moties van de leden Inge van Dijk c.s.65 en Paul c.s.,66 waarin de Kamer het belang heeft benadrukt van het zoeken naar verdere versnelling,
                     en het kabinet heeft gevraagd zich daarbij uit te laten dagen door professionals en
                     onorthodox te werk te gaan.
                  
Constitutionele toetsing
De Commissie haalt de hoofdlijnenbrief aan die op 1 juli 2022 aan het parlement is
                  gestuurd inzake constitutionele toetsing.67 Op 19 april 2023 is met de Tweede Kamer gedebatteerd over deze hoofdlijnenbrief,
                  waarbij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor
                  Rechtsbescherming het voornemen hebben geuit om voor het einde van het kalenderjaar
                  een wetsvoorstel voor de invoering van constitutionele toetsing in consultatie te
                  brengen. Voorts is aan het parlement toegezegd rond de zomer een brief betreffende
                  het toetsingskader voor constitutionele toetsing te sturen. Bovendien wordt een extern
                  onderzoek verricht naar de grondwettelijke beperkingssystematiek. De resultaten hiervan
                  worden, ter uitvoering van een door Kamerlid Omtzigt ingediende en door de Tweede
                  Kamer aangenomen motie,68 meegenomen in het wetsvoorstel.
               
Demonstratierecht
De Commissie karakteriseert de Nederlandse publieke ruimte als «open». Wel wijst de
                  Commissie op een aantal gerapporteerde tekortkomingen op het gebied van het demonstratierecht,
                  zoals in het Amnesty-rapport «Demonstratierecht onder druk».69 Het kabinet neemt deze signalen serieus. Recent heeft het kabinet in een Kamerbrief
                  uitgebreid gereflecteerd op het demonstratierecht, waarbij ook werd ingegaan op het
                  rapport van Amnesty.70 In de Kamerbrief is onder andere – op aanbevelen van Amnesty – toegezegd een online
                  kennisbank op te richten om kennisuitwisseling over het demonstratierecht te faciliteren.
               
Wetsvoorstel wijziging Algemene wet bestuursrecht
De Europese Commissie refereert aan het wetsvoorstel om de Algemene wet bestuursrecht
                  meer mensgericht te maken. Dit wetsvoorstel (Wet versterking waarborgfunctie Awb71) is in een zogeheten pre-consultatie gegeven, een voorontwerp fase voorafgaand aan
                  de gebruikelijke (internet)consultatie, gericht op het vroegtijdig in beeld krijgen
                  van de gevolgen voor de uitvoering en de rechtspraak. Er zijn in deze pre-consultatie
                  schriftelijke reacties binnengekomen van uitvoeringsinstanties, decentrale overheden,
                  de rechtspraak, de wetenschap en andere belanghebbenden, zoals de Nationale ombudsman.
                  Daarnaast hebben KleinLef en het Netwerk van Publieke Dienstverleners gezamenlijke
                  reacties gestuurd. Verder hebben acht expert sessies plaatsgevonden, een sessie met
                  burgers en drie bijeenkomsten met de vier hoogste rechters in het bestuursrecht en
                  een rechter namens de Raad voor de rechtspraak. De pre-consultatie reacties worden
                  momenteel verwerkt ten behoeve van de (internet)consultatie die in het najaar van
                  2023 zal plaatsvinden. Hierbij wordt meegenomen de uitvoering van de motie Van Baarle72 en wordt bekeken of de uitkomsten van een Awb-onderzoeksagenda relevant zijn voor
                  het wetsvoorstel. De onderzoeksrapporten zullen uw Kamer worden toegezonden.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken,
                  H.G.J. Bruins Slot
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  D. Yesilgöz-Zegerius
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  H.M. de Jonge
De Minister voor Rechtsbescherming,
                  F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
                  G. Uslu
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
