Brief regering : Appreciatie van de adviezen in de brieven van verschillende natuurorganisaties ten behoeve van het commissiedebat Natuur
33 576 Natuurbeleid
Nr. 353
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2023
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij verzocht om
een appreciatie van de adviezen in de brieven van verschillende natuurorganisaties.
Deze adviezen heeft de Kamercommissie ontvangen ten behoeve van het commissiedebat
Stikstof, NPLG en Natuur dat gepland staat op 7 september 2023. Het betreft brieven
van Natuurmonumenten (mede namens andere organisaties), WWF-NL, de Waddenvereniging
en de Stichtingen Natuurbelang en Natuurvolgend Bosbeheer. Hieronder treft u de appreciatie
van de adviezen uit de brieven aan, gegroepeerd per natuurorganisatie.
Brief Natuurmonumenten, mede namens Waddenvereniging, WWF, Landschappen NL, Natuur
& Milieu, SoortenNL, Vogelbescherming Nederland en IVN natuureducatie
Natuurmonumenten wijst op het belang van het voorstel voor een Europese Natuurherstelwet
en roept het kabinet op om «(...) de mythes de wereld uit te helpen en de doelen van
de wet te omarmen; het zijn onze eigen doelen.»
In Kamerbrief heb ik gereageerd op een brief die Vogelbescherming Nederland namens
een aantal natuurorganisaties had gestuurd. Daarin werden ook de «mythes» beschreven
die er volgens die natuurorganisaties leven ten aanzien van de Natuurherstelverordening.
In die reactie heb ik aangegeven dat enkele stellingen van de natuurorganisaties worden
onderschreven door het kabinet en dat de Natuurherstelverordening aansluit op de eigen
ambitieuze nationale inzet. Over de tekstvoorstellen voor het verslechteringsverbod
is het kabinet echter minder optimistisch. Het kabinet vindt het voor het benodigde
draagvlak voor het natuurbeleid van belang dat er meer ruimte en flexibiliteit komt
bij de uitvoering van de Natuurherstelverordening. Om verdere juridificering bij de
implementatie te voorkomen, zet het kabinet zich in voor inspanningsverplichtingen
bij een verslechteringsverbod.
Betreffende de uitvoerbaarheid van het NPLG, ondersteun ik de oproep van Natuurmonumenten
om beleidskeuzes niet naar de uitvoering door te schuiven. Met het ontwerp-NPLG zet
ik hier vol op in door heldere doelen te stellen voor de realisatie van de internationale
opgaven op natuur, water en klimaat. Deze doelen worden waar mogelijk regionaal verdeeld
ten behoeve van de uitvoering en realisatie. Met structurerende keuzes wordt richting
gegeven hoe die doelen gerealiseerd en ruimtelijk ingepast moeten worden. Met de Handreiking
gebiedsprogramma’s NPLG worden randvoorwaarden gesteld aan de gebiedsprogramma’s die
de provincies opstellen. Op deze wijze worden aan de voorkant beleidskeuzes gemaakt
die helpend zijn bij de uitvoering. Daarnaast sta ik voortdurend in contact met de
provincies. Het NPLG heeft als één van de vier hoofdopgaves een lerende aanpak tussen
nationaal beleid en uitvoering. Tijdens de looptijd van het NPLG worden signalen uit
de uitvoering teruggekoppeld en leidt dit indien nodig tot aanpassing van nationaal
beleid.
Ten slotte vraagt Natuurmonumenten om sterkere handhaving van wet- en regelgeving.
Het is van groot belang dat de beoogde bescherming van de natuur, onder andere voortvloeiend
uit natuurwetgeving, in de praktijk wordt nageleefd en gehandhaafd. In lijn met de
decentralisatie van het natuurbeleid is deze taak primair bij provincies belegd, onder
meer via de regionale omgevingsdiensten. Daarnaast werkt het kabinet samen met provincies
en andere partijen aan het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht
en handhaving (VTH) voor de leefomgeving, waarin opvolging wordt gegeven aan de aanbevelingen
van de commissie-Van Aartsen.
Brief WWF-NL
WWF-NL schrijft dat er meer gedaan moet worden in Nederland om aan de afspraken uit
het Biodiversiteitsverdrag te voldoen dan alleen aansluiten bij bestaand beleid. Het
klopt dat er in het zogeheten National Biodiversity Strategy and Action Plan (NBSAP)
inderdaad, waar mogelijk, zal worden aangesloten bij bestaand beleid. Het is logisch
om de grote, ambitieuze inzet van bestaande programma’s en de daarmee gepaard gaande
investeringen, zoals het Programma Natuur, het Nationaal Programma Landelijk Gebied
en de Agenda Natuurinclusief, op te nemen in het NBSAP. Deze programma’s dragen immers
in belangrijke mate bij aan de afspraken uit het Biodiversiteitsverdrag.
Daarnaast wordt met bestaand beleid, zoals de realisatie van het NatuurNetwerkNederland,
Programma Natuur en het Nationaal Programma Landelijk Gebied de komende jaren een
forse stap gezet naar de doelrealisatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het doel
is om in 2030 30% van het gat te overbruggen tussen de huidige staat van instandhouding
en de gunstige staat van instandhouding. Na 2030 moeten verdere stappen gezet worden
naar het doelbereik door te beschermen wat nodig is en stappen te zetten in de transitie
naar een natuurinclusieve samenleving.
Wat betreft de opstelling van Nederland tijdens de Milieuraad van 20 juni jl. (Kamerstuk
21 501-08, nr. 906) over het wetsvoorstel Natuurherstel, is het niet zo dat Nederland tijdens dit overleg
voor de eerste keer bezwaar heeft geuit tegen onbekende implicaties van de langetermijndoelen
voor 2040 en 2050. Reeds in het BNC-fiche over de Natuurherstelverordening (Kamerstukken
22 112 en 33 576, nr. 3530) dat op 14 oktober 2022 naar de Kamer is gestuurd stelde het kabinet dat «...het ernstige twijfels heeft over de haalbaarheid van de nu voorgestelde doelen
voor na 2030. Het kabinet gaat zich allereerst richten op betere naleving van de huidige
afspraken alvorens nieuwe afspraken te maken waarvan de gevolgen naar verwachting
zeer groot zijn.»
Het standpunt in het BNC-fiche dat het kabinet zich kan vinden in de doelen van de
ontwerp-Natuurherstelverordening voor 2030, maar dat het te vroeg is om nu al doelen
te stellen voor 2040 en 2050, is daarna door Nederland consequent in de onderhandelingen
in de raadswerkgroepen naar voren gebracht. Ook in de Milieuraad van 20 december 2022
heb ik naar voren gebracht dat Nederland ernstige twijfels heeft over de haalbaarheid
van het tijdpad na 2030. Het kabinetsbeleid richt zich met het NPLG ook primair op
2030.
Er is naar mijn mening dan ook geen sprake van een tegenstelling. Nederland blijft
onverkort de ambities van het natuurherstelbeleid van de EU steunen en streven naar
de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten en habitattypen en naar
een gezonde, veerkrachtige en robuuste natuur. Om dat te bereiken wil het kabinet
zich nu eerst vooral concentreren op het ingezette, ambitieuze beleid.
Brief Stichting Natuurbelang en Stichting Natuurvolgend bosbeheer
In de brief wordt een tegenstrijdigheid tussen de ecologische doelen van de Bossenstrategie
en de landbouwkundige uitvoering door Staatsbosbeheer middels kaalkapexploitatie genoemd.
Kaalkap komt echter alleen voor in uitzonderingssituaties zoals calamiteitenkap. Met
de recente gedragscode soortenbescherming bosbeheer heb ik de stap naar kleinschalige
kap in lijn met de Bossenstrategie bevestigd voor Staatsbosbeheer en andere boseigenaren
en terreinbeherende organisaties. In de praktijk is de schaal van kap binnen de grenzen
van deze gedragscode maatwerk en veelal kleiner dan de in de gedragscode gehanteerde
bovengrens. Voor meer informatie verwijs ik u hiervoor ook naar het rapport «De ecologische
aspecten van vlaktekap in het Nederlandse bos».1
Verder stellen de Stichtingen dat het houtproductiesysteem van Staatsbosbeheer niet
winst- maar verliesgevend zou zijn, en dit exploitatietekort aangevuld zou worden
met middelen die voor andere maatschappelijke opgaven dan voor houtproductie bestemd
zijn.
In de opzet van de standaardkostprijzen voor de provinciale subsidiering (SNL) voor
het bos- en natuurbeheer ben ik uitgegaan van een tekort op het bosbeheer voor alle
boseigenaren, dus inclusief Staatsbosbeheer, daarom is er een beperkt subsidiebedrag
per hectare beschikbaar. De Rekenkamer2 constateert dat Staatsbosbeheer de bosexploitatie middelen niet aanvult met middelen
voor andere maatschappelijke opgaven.
Wat betreft het beleid met betrekking tot bosverjonging is het zo dat het Nederlandse
bos hoofdzakelijk kleinschalig beheerd wordt. Het belang hiervan ondersteun ik door
in het regulier beheer 0,5 ha als maximum te hanteren voor de omvang van kapvlaktes
en om kleinschalig bosbeheer te stimuleren. In het rapport van de Rekenkamer2 wordt geconcludeerd dat Staatsbosbeheer zijn beheer op een duurzame wijze uitvoert
en dat het beeld dat Staatsbosbeheer grootschalig bossen kapt onjuist is.
Brief Waddenvereniging
De Waddenvereniging vraagt in hun brief om geen onomkeerbare besluiten te nemen betreffende
nieuwe gaswinning, stroomkabels en waterstofleidingen onder Waddenzee totdat de «state
of conservation» van de Waddenzee is behandeld in het Werelderfgoedcomité. Ik sluit
mij hiervoor aan bij de aangenomen (Handelingen II 2023/23, nr. 10, Stemming) motie van het lid Boulakjar (Kamerstuk 33 529, nr. 1160). Conform die motie wachten we de bespreking bij het Werelderfgoedcomité af voordat
er een besluit genomen wordt op de vergunningsaanvraag voor Ternaard.
Daarnaast roept de Waddenvereniging op om natuurherstel voor de Waddenzee te starten
zoals bedoeld in de Europese Natuurherstel Verordening op basis van de Verklaring
van Wilhelmshaven. Deze Verklaring van Wilhelmshaven is op 15 mei getekend door de
Ministers van Nederland, Duitsland en Denemarken. Hierin is onder andere afgesproken
dat de drie landen kennis en ervaring gaan uitwisselen over mogelijke oplossingen
om de ongunstige staat of negatieve trends van verschillende populaties en habitattypen
om te keren. Met deze afspraken is ook de ambitie uitgesproken om onder andere een
bijdrage te leveren aan natuur- en ecosysteemherstel zoals bedoeld in de EU Natuurherstel
Verordening en het VN-decennium van ecosysteemherstel. Hiertoe wordt naast nationale
plannen ook gewerkt aan trilaterale projecten.
Wat betreft het advies het voorzorgprincipe stringenter toe te passen ben ik van mening
dat reeds nu, in de huidige vergunningverlening, een afdoende zwaar gewicht aan het
voorzorgsbeginsel wordt gegeven. Het voorzorgsbeginsel hoeft niet per definitie te
betekenen dat bepaald gebruik of bepaalde projecten in het geheel niet meer mogelijk
zouden zijn in het Natura 2000-gebied Waddenzee. Middels diverse voorschriften die
aan de diverse huidige en nog beoogde te verlenen vergunningen verbonden worden, is
naar mijn mening dit beginsel afdoende geborgd.
Ik wijs ook op de andere twee instrumenten uit de Wet natuurbescherming: het Toegangbeperkend
Besluit en het Natura 2000-beheerplan. Ook die beide instrumenten geven mede invulling
aan het voorzorgsbeginsel, daar waar dat noodzakelijk is. Het nieuwe, aanstaande,
Natura 2000-beheerplan Waddenzee biedt daarnaast een geëigend kader om het voorzorgbeginsel,
waar noodzakelijk geacht, zwaarder invulling te geven. Hierbij wordt een integrale
afweging gemaakt van divers, huidig en mogelijk aanstaand gebruik. Een nog zwaardere
toepassing van het voorzorgsbeginsel vraagt niet alleen om een zorgvuldige bredere
afweging van de belangen van diverse gebruiksgroepen maar ook het bestuursrechtelijke
rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof