Brief regering : Periodieke rapportage van het Kennis en innovatiebeleid
33 009 Innovatiebeleid
Nr. 133
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 augustus 2023
Hierbij stuur ik u een toelichting op de onderzoeksopzet van de voorgenomen periodieke
rapportage van thema vier in de LNV Strategische Evaluatieagenda (SEA 2023): «Kennis
en Innovatie». Voor het thema kennis en innovatie staat een periodieke rapportage
gepland voor 2024. Onder dit thema vallen de middelen die genoemd zijn in begrotingsartikel
23 van de LNV begroting 2024. Het onderzoek zal worden uitgevoerd door een extern
onderzoeksbureau.
Onderzoeksopzet
De periodieke rapportage van het kennis- en innovatiebeleid van LNV is gericht op
de rol van de rijksoverheid wat betreft de versterking van het kennis- en innovatiebeleid
op het LNV-terrein. De periodieke rapportage zal het volgende (in de LNV begroting
opgestelde) doel evalueren:
«»een goed functionerende kennis-, innovatie- en onderzoeksinfrastructuur op het terrein
van landbouw, voedsel en natuur die bijdraagt aan een duurzaam, concurrerend en ecologisch
houdbaar landbouw- en voedselsysteem met maximale benutting van circulariteit en bijdraagt
aan maatschappelijke opgaven op het terrein van klimaat, biodiversiteit, energie en
water.»»
Deze doelstelling wordt met de volgende twee operationele doelen vorm gegeven:
1. Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur
2. Borgen van wettelijke onderzoekstaken (WOT’s).
De jaren die in beschouwing genomen worden voor de periodieke rapportage lopen van
2019 tot en met 2023. Er is gekozen voor deze tijdsperiode omdat het de ontwikkeling
vangt van het ontkoppelen van LNV van EZK en er weer departementaal kennis en innovatiebeleid
is gevoerd.
Onderdeel van het onderzoek zijn de vragen in hoeverre het beleidsinstrumentarium
alle treden van zowel de technological- (TRL) als de social (SRL) readiness dekken.
– De TRL geeft aan in welke fase van innovatie een product zit. Door in kaart te brengen
of er ondersteuning is om van idee tot toepassing een innovatie verder te helpen wordt
op de lijn van TRL het instrumentarium van het Kennnis en Innovatie beleid geplot.
Om de diepte van het kennis en innovatiesysteem te onderzoeken wordt daarbij gekeken
of deze keten van TRL 1 tot 9 sectoraal of thematisch geschakeld is. Het is niet vanzelfsprekend
dat een geslaagde innovatie ook altijd in de praktijk toegepast wordt.
– Het SRL niveau geeft aan in hoeverre ondernemers over de vaardigheden en kennis beschikken
om een innovatie toe te passen. In de periodieke rapportage gaat in kaart worden gebracht
in hoeverre het huidige kennis- en innovatieinstrumentarium voldoende ondersteuning
biedt om bewezen innovaties de markt te laten betreden.
– Door de TRL en SRL te onderzoeken wordt zowel de innovatiekracht als valorisatiekracht
van het systeem inzichtelijker. Zo kan er kennis op worden gedaan hoe het systeem
zo effectief mogelijk kan worden versterkt.
– Verder zal de periodieke rapportage ingaan op het doelbereik van het instrumentarium
en de algemene samenhang van de geëvalueerde beleidsinitiatieven. Tenslotte wordt
de doeltreffendheid en doelmatigheid geëvalueerd van de zes WOT-taken bij verschillende
instituten van Wageningen Research zijn ondergebracht.
– Voor deze periodieke rapportage moet er aan de hand van de in de Regeling Periodiek
Evaluatieonderzoek vastgesteld kaders de volgende onderzoeksvragen beantwoord worden:
Centrale vraagstelling:
• Is het beleid van de rijksoverheid gericht op een kwalitatief hoogwaardige kennis-
en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur doeltreffend en doelmatig geweest in de
periode 2019–2023, rekening houdend met de verantwoordelijkheidsverdeling van het
Rijk?
• Welke lessen kunnen worden getrokken uit deze synthese als aandachtspunten voor beleid
en rolinvulling van de rijksoverheid?
De hoofdvragen worden verder aangevuld met de deelvragen uit de RPE.
Bronnen en onderzoeksmateriaal
De evaluaties die beschreven staan in het thema kennis en innovatie van de SEA kunnen
worden gebruikt als basis voor de periodieke rapportage. Daarnaast kan er gebruik
gemaakt worden van de AKIS, dat is opgeleverd door de OECD. Verder kunnen er nog andere
door het onderzoeksbureau relevante primaire en secundaire bronnen geraadpleegd worden
(data, interview, etc.)
Evaluatie-ontwerp
De terugblikkende functie van de periodieke rapportage heeft twee aspecten volgens
de Regelgeving voor periodiek evaluatieonderzoek (RPE): «Allereerst geeft de periodieke rapportage een overzicht van de mate waarin het beleidsterrein
op doeltreffendheid en doelmatigheid is geëvalueerd. Daarnaast bevat de periodieke
rapportage een oordeel over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het totale onderzochte
beleidsterrein, dat wil zeggen alle instrumenten in hun onderlinge samenhang.»
Vanuit deze insteek wordt er tenminste verwacht dat de uitvoerder een grondige literatuurstudie
uitvoert. De terugblikkende onderdelen van de periodieke rapportage moeten worden
uitgevoerd op basis van de al eerder uitgevoerde evaluaties en reeds beschikbare databronnen
(inclusief Kamerstukken). De in het verleden uitgevoerde evaluaties moeten wat betreft
hardheid van de gemeten resultaten tegen de effectladder gelegd worden. Het gebruik
van de effectladder kan daarmee aantonen hoe robuust de in het verleden gemeten resultaten
zijn en in hoeverre het daarmee mogelijk is om tot solide conclusies te komen.
Beleid kan altijd beter. Het is daarom van belang dat de bevindingen die uit de periodieke
rapportage komen gekoppeld worden aan concrete lessen voor de toekomst. Het is belangrijk
dat er zowel lessen worden getrokken omtrent de doeltreffendheid en doelmatigheid
van het beleid alsook omtrent de monitoring en evaluatieprocessen. Het doel van deze
lessen is dat het inzichten biedt en dat het concrete aanknopingspunten biedt voor
de versterking van het kennis- en innovatie beleid.
Kwaliteitsborging en onafhankelijkheid
De periodieke rapportage wordt aangestuurd door een door LNV gekozen voorzitter. De
voorzitter zit de begeleidingscommissie voor en is het aanspreekpunt van het externe
onderzoeksbureau en de onafhankelijke expert (wetenschapper). De voorzitter van de
begeleidingscommissie ziet erop toe dat de uitvoering door het onderzoeksbureau kwalitatief
hoogstaand en volgens planning verloopt. Tevens wordt de kwaliteit intern geborgd
door middel van advies over de opzet van de periodieke rapportage van de Beleidskwaliteit
en – evaluatiecommissie (BEC) van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat
(EZK) en LNV.
De begeleidingscommissie zal in ieder geval een onafhankelijke deskundige hebben conform
de RPE. Voor deze rol wordt een inhoudelijk en methodologisch expert gevraagd die
geen deel heeft genomen in het Kennis- en Innovatiebeleid. De onafhankelijke deskundige
(wetenschapper) wordt gevraagd om de opgeleverde stukken te beoordelen en van terugkoppeling
te voorzien. Daarnaast wordt er van de deskundige verwacht dat hij/zij een oordeel
opstelt van zijn/haar rol in de periodieke rapportage en kwalitatief oordeel vellen
over het eindrapport van deze rapportage. Deze zal als bijlage bij het rapport aan
de Kamer worden verzonden. De RPE vormt de leidraad voor de kwaliteitsborging van
alle te nemen stappen in het onderzoeksproces.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Indieners
-
Indiener
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit