Brief regering : Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 13 en 14 juli 2023 in Brussel, voorlopig politiek akkoord herziening verordening markten voor financiële instrumenten en bijbehorende richtlijn, en verschillende toezeggingen uit het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 13 juni en 4 juli 2023 en het Commissiedebat Financiële Markten van 21 juni 2023
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1969
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 augustus 2023
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 13 en 14 juli 2023
in Brussel.
Daarnaast informeer ik u graag over het feit dat er een voorlopig politiek akkoord
t.a.v. de herziening verordening markten voor financiële instrumenten en bijbehorende
richtlijn bereikt is.
In het verslag ga ik ook in op verschillende toezegging aan uw Kamer. Het gaat om
de volgende toezeggingen:
– Aan het lid Heinen (VVD) om schriftelijk terug te komen op optimale vraagstelling
voor een mogelijke adviesaanvraag bij Raad van State over de rol van begrotingsautoriteit
en hoe dit te verankeren in nationale wetgeving.
– Om de Tweede Kamer te informeren over gesprekken met banken over de hoogte van spaarrentes.
– Aan het lid Slootweg (CDA) om terug te komen op de vraag of de genomen maatregelen
(zoals schenkingsvrijstelling) volgens de Europese Commissie voldoende waren om macro-economische
onevenwichtigheid rondom schulden te adresseren.
– Aan het lid Van Houwelingen (FvD) om schriftelijk terug te komen op de vraag over
het managen van de optelsom van publiek fysiek en digitaal geld door de ECB.
– Aan het lid Van Dijck (PVV) om in te gaan op geldstromen in relatie tot het Meerjarig
Financieel Kader.
– Aan het lid Nijboer (PvdA) om schriftelijk terug te komen op de wijze waarop de discussie
over de nutsfunctie van geld op Europees niveau kan worden vervolgd.
Tot slot treft u als bijlage het kwartaaloverzicht van lopende EU-wetgevingsonderhandelingen
op het terrein van het Ministerie van Financiën, conform de afspraken omtrent EU-informatievoorziening.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Verslag Eurogroep en Ecofinraad van 13 en 14 juli 2023, voorlopig politiek akkoord
herziening verordening markten voor financiële instrumenten en bijbehorende richtlijn,
en verschillende toezeggingen uit het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 13 juni
en 4 juli jl. en het Commissiedebat Financiële Markten van 21 juni jl.
Eurogroep in reguliere samenstelling
Begrotingsbeleid in de eurozone
De Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over de begrotingssituatie in de eurozone
en het geaggregeerde begrotingsbeleid van eurolanden in 2024, de zogenaamde fiscal stance. De voorzitter van het Europees Begrotingscomité (European Fiscal Board, EFB) heeft een toelichting gegeven op het rapport van de EFB over de aanbevelingen
voor het begrotingsbeleid in 2024.1 De voorzitter van de EFB stelde dat de jaarlijkse verandering in de begrotingskoers
in de eurozone in 2024 restrictief dient te zijn, gelet op de vooruitzichten voor
de stand van de economie en om de inflationaire druk niet verder te vergroten. Veel
lidstaten konden zich vinden in de aanbeveling van de EFB, waarbij door een aantal
lidstaten werd benadrukt dat er wel genoeg ruimte moet zijn voor investeringen om
economische groei te waarborgen.
De Eurogroep heeft een verklaring over dit onderwerp aangenomen.2 In deze verklaring is opgenomen dat lidstaten in 2023 en 2024 de steunmaatregelen
ter compensatie voor de hoge energieprijzen zullen afbouwen. Mits geen nieuwe energieprijsschok
plaatsvindt, moeten de gerelateerde besparingen gebruikt worden om de begrotingstekorten
te verminderen. Dit zal moeten leiden tot een restrictief begrotingsbeleid in de eurozone
in 2024.
Stand van zaken internationale rol van de euro
De Eurogroep heeft gesproken over de internationale rol van de euro. De voorzitter
van de Europese Centrale Bank (ECB) heeft het jaarlijkse rapport over de internationale
rol van de euro toegelicht.3 De ECB gaf aan dat het gebruik van de euro in het internationale betalingsverkeer
stabiel is gebleven ondanks het onrustige jaar met de oorlog in Oekraïne. Daarbij
kwam ook aan de orde dat landen als Rusland, China, India en Brazilië, mede als gevolg
van de sancties tegen Rusland, op zoek zijn gegaan naar alternatieven voor het gebruik
van de dollar. Nederland heeft benoemd dat het goed nieuws is dat de euro in zo’n
lastig jaar relatief stabiel is gebleven. Daarnaast heeft Nederland aangegeven voorstander
te zijn van het versterken van de kapitaalmarktunie (wat positieve gevolgen kan hebben
voor de internationale rol van de euro). Ook heeft Nederland het belang van robuuste
overheidsfinanciën benadrukt.
Tijdens de discussie is verder met name gesproken over het mogelijke gebruik van bevroren
Russische tegoeden voor de wederopbouw van Oekraïne. De Europese Commissie (de Commissie)
gaf aan dat meerdere opties onderzocht worden. Veel lidstaten verwelkomden dit, waarbij
de ECB en een aantal lidstaten aangaf dat er ook goed naar de risico’s moet worden
gekeken. Nederland heeft aangegeven gecommitteerd te zijn om te zoeken naar een breed
gedragen oplossing waarbij de samenwerking met G7-partners essentieel is. Zoals toegezegd
door de Minister van Buitenlandse Zaken wordt de stand van zaken van deze discussie
na de zomer aan de Tweede Kamer gecommuniceerd.
Overig – Nieuwe Ministers van Financiën van Finland en Griekenland
De nieuwe Ministers van Financiën van Finland (Riikka Purra) en Griekenland (Kostis
Hatzidakis) hebben de beleidsprioriteiten van hun landen gepresenteerd. Dit gebeurt
standaard in de Eurogroep bij het aantreden van nieuwe regeringen.
Overig – Proces benoeming nieuw directielid ECB
De voorzitter van de Eurogroep kondigde aan dat de positie van Fabio Panetta, directielid
bij de ECB, per 1 november a.s. vrijkomt. Vervolgens gaf de voorzitter een toelichting
op de procedure voor de benoeming van een nieuw directielid van de ECB. Lidstaten
konden potentiële kandidaten aandragen tot en met 30 augustus. Het doel is om bij
de Eurogroep van 15 september een kandidaat overeen te komen die de Raad voor kan
dragen aan de Europese Raad.
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Toekomst van Europese financiële en kapitaalmarkten
De Eurogroep in inclusieve samenstelling heeft gesproken over de ontwikkeling van
de kapitaalmarkten. Tijdens de Eurogroepvergadering van afgelopen juni hebben het
Internationaal Monetair Fonds (IMF), de ECB en de Commissie hun bevindingen hierover
gepresenteerd. Ditmaal werd aan de Ministers gevraagd hoe zij de ontwikkeling van
de kapitaalmarkten beoordelen, op welke terreinen (nationaal) voortgang is geboekt
en welke uitdagingen zij zien. Tijdens de komende vergaderingen van de Eurogroep zullen
verschillende stakeholders worden uitgenodigd voor hun visie op de ontwikkeling van
de kapitaalmarkten.
De versterking van de kapitaalmarktunie, door verdere verdieping en integratie van
de markten in de EU, staat prominent in het werkprogramma van de Eurogroep voor komende
maanden. Het streven van de Eurogroep-voorzitter is om in maart 2024 een strategische
visie overeen te komen en daarin prioriteiten te identificeren om de kapitaalmarktunie
verder te ontwikkelen, naast de voorstellen volgend uit het tweede actieplan waarover
momenteel onderhandelingen lopen. De strategische visie kan als input dienen voor
de (nieuwe) Commissie.
Veel lidstaten zijn tijdens de Eurogroep ingegaan op hun nationale situatie en hebben
aangegeven welke initiatieven (nationaal) zijn genomen voor de ontwikkeling van de
kapitaalmarkten. Zo zijn er veel initiatieven gericht op huishoudens en spaarders,
waaronder het vergroten van vertrouwen en financiële geletterdheid, het bieden van
fiscale prikkels en het eenvoudig maken om te beleggen voor het pensioen. Nederland
heeft ook een toelichting gegeven op de nationale situatie en onder andere genoemd
dat de Nederlandse kapitaalmarkt, onder meer vanwege de aanwezigheid van grote pensioenfondsen
en de aanwezigheid van kapitaalmarktinfrastructuur, relatief goed ontwikkeld is en
ruimte biedt voor innovatie. Tegelijkertijd kent ook Nederland uitdagingen bij onder
andere de toegang tot financiering van bedrijven, die doorgaans net als in andere
EU-lidstaten afhankelijk zijn van banken; evenals uitdagingen bij de participatie
aan kapitaalmarkten en de bevordering van financiële geletterdheid van huishoudens
en ondernemers. Daarnaast heeft Nederland genoemd dat het goed zou zijn om in toekomstige
discussies in de Eurogroep aandacht te besteden aan de aanpak van structurele barrières
die de verdieping en integratie van kapitaalmarkten belemmeren. Een combinatie van
een (nationale) bottom-up actie ter verdieping van de markten en (EU) top-down benadering
via harmonisatie van regelgeving en toezicht kan daarbij wenselijk zijn. Andere lidstaten
beaamden het belang van het delen van best practices en noemden eveneens dat goed ontwikkelde kapitaalmarkten belangrijk zijn voor de
financiering van (kleine) bedrijven, verduurzaming en innovatie.
Digitale euro – voortgang project
De Commissie heeft in de Eurogroep in inclusieve samenstelling een toelichting gegeven
op het Single Currency pakket, dat op 28 juni jl. is gepubliceerd.4
De Commissie gaf aan dat het pakket bestaat uit wetsvoorstellen voor een digitale
euro en de status van contant geld als wettig betaalmiddel («legal tender»). Het voorstel over de status van contant geld als wettig betaalmiddel komt erop
neer dat contant geld verplicht geaccepteerd moet worden en dat lidstaten er zorg
voor moeten dragen dat de toegang tot contant geld voldoende geborgd is. De voorstellen
voor een digitale euro bestaan uit twee verordeningen. Eén verordening bevat een rechtsbasis
voor de ECB om een digitale euro te scheppen en uit te geven. De andere verordening
ziet op de dienstverlening ten aanzien van de digitale euro door betaaldienstverleners
gevestigd in de EU maar buiten het eurogebied. Het wetgevend voorstel voor de rechtsbasis
van de digitale euro gaat in op essentiële aspecten van een digitale euro. De Commissie
gaf aan dat met het voorstel een hoog niveau van gegevensbescherming wordt beoogd,
en een mogelijkheid voor offline gebruik van de digitale euro. Daarmee kunnen (waarschijnlijk tot een bepaalde limiet)
anonieme betalingen worden gedaan, zoals ook bij contant geld het geval is. De digitale
euro wordt bovendien niet programmeerbaar. De Commissie gaf aan dat de voorstellen
ervoor zullen zorgen dat burgers toegang behouden tot centrale bankgeld, ook in een
digitale omgeving, en dat een digitale euro voor iedereen toegankelijk zal zijn.
Verscheidene lidstaten gaven een eerste reactie op de voorstellen en noemden aandachtspunten
voor de onderhandelingen, zoals het belang van privacy, de kosten van de implementatie
van een digitale euro en de (aanhoudings)limieten voor digitale euro’s, in relatie
tot de regelgeving voor het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering en in
relatie tot de reële economie. Nederland heeft aangegeven dat het goed is dat er nu
concrete voorstellen op tafel liggen, maar nog wel veel vragen te hebben ten aanzien
van de voorstellen. De mogelijke komst van een digitale euro vraagt om een zorgvuldige
afweging en politieke besluitvorming.
De ECB besluit dit najaar over de volgende fase van haar bijdrage aan het digitale
Europroject. In die volgende fase zal de ECB verder technisch werk verrichten, waarbij
rekening wordt gehouden met aandachtspunten die naar voren komen in het Europese wetgevingsproces.
Deze fase in het project van de ECB gaat nog niet over de vraag of de ECB daadwerkelijk
overgaat tot uitgifte van een digitale euro. De ECB kan pas besluiten tot uitgifte
als er politieke overeenstemming in de Raad en het Europees Parlement is bereikt over
de voorstellen van de Commissie en de verordeningen in werking zijn getreden en van
kracht zijn.
Ecofinraad
Ecofinraad-ontbijt (herziening Europees begrotingsraamwerk en taxonomie)
De Ministers hebben tijdens het Ecofinraad-ontbijt gesproken over de herziening van
het Europees begrotingsraamwerk (Stabiliteits- en Groeipact, SGP).
Op basis van een issues note van het voorzitterschap hebben de Ministers vier hoofdthema’s geïdentificeerd voor
verdere onderhandelingen over het SGP: (1) institutionele verhoudingen, (2) waarborg
voldoende ambitieuze schuldafbouw, (3) ruimte voor investeringen en prikkels voor
hervormingen en (4) effectieve handhaving. Aan de hand van deze thema’s zullen de
besprekingen over de wetgevende voorstellen die de Commissie heeft gedaan voor de
herziening van het SGP op technisch niveau verder gaan. Lidstaten spraken hun steun
uit voor deze thema’s, benadrukten het belang van snelle voortgang en streven naar
een akkoord dit najaar.
Nederland heeft steun uitgesproken voor de pakketbenadering van deze thema’s. Ten
aanzien van de institutionele verhoudingen heeft Nederland benadrukt dat de ambitie
van het raamwerk stevig verankerd moet zijn en dat eventuele bevoegdheden voor de
Commissie om de wetgeving in de toekomst aan te passen geen afbreuk mogen doen aan
deze ambitie. Ten aanzien van de waarborg voor schuldafbouw heeft Nederland aangegeven
open te staan om hiervoor verschillende opties te verkennen die binnen de landspecifieke,
risicogebaseerde en anticyclische benadering passen. Ten aanzien van investeringen
heeft Nederland aangegeven dat het belangrijk is dat het raamwerk een prikkel voor
investeringen en hervormingen bevat, maar dat de ruimte voor investeringen niet mag
leiden tot een generieke uitzondering van bepaalde investeringen of andere overheidsuitgaven
onder de begrotingsnormen (zogenaamde «golden rule»). Ten aanzien van handhaving heeft Nederland benadrukt dat dit een cruciaal element
van het raamwerk is en dat verdere discussie hierover nodig is. Specifiek heeft Nederland
benoemd dat voorspelbare opening van buitensporigtekortprocedures, een effectief gebruik
van de voorgestelde controlerekening en een sterkere rol voor het Europees Begrotingscomité
(de European Fiscal Board, EFB) belangrijke aandachtspunten zijn.
Tijdens het Ecofinraad-ontbijt is ook aandacht gevraagd voor de taxonomie, naar aanleiding
van het nieuwe sustainable finance pakket van de Commissie, gepubliceerd op 13 juni jl.5 Een aantal landen verzocht om mijnbouw op te nemen in de gedelegeerde handelingen
voor de taxonomie, gezien het belang hiervan voor de groene transitie. Nederland heeft
hierbij het belang van een feitelijke onderbouwing benadrukt, op basis van input van
het Platform for Sustainable Finance.
Hamerpunt – Europees Semester 2023 – landspecifieke aanbevelingen
De Ecofinraad heeft de landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten in
het kader van het Europees Semester als hamerstuk aangenomen.6 De landspecifieke aanbevelingen zijn eerder met een gekwalificeerde meerderheid goedgekeurd
op de Ecofinraad van 16 juni jl. (Kmaerstuk 21 501-07, nr. 1956); alleen Hongarije stemde tegen. Vervolgens zijn de landspecifieke aanbevelingen
bekrachtigd tijdens de Europese Raad van 29-30 juni jl. Tijdens deze Ecofinraad heeft
de Raad de aanbevelingen officieel aangenomen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1972).
Nieuwe eigen middelen
De Ecofinraad heeft een eerste gedachtewisseling gehouden over het voorstel tot introductie
van nieuwe eigen middelen voor de financiering van de EU-begroting. Op 20 juni jl.
publiceerde de Commissie dit voorstel.7 Het betreft een update van het voorstel voor nieuwe eigen middelen uit december 2021.
Het parlement is, zoals gebruikelijk bij Commissievoorstellen, nader geïnformeerd
via een BNC-fiche met het kabinetsstandpunt ten aanzien van het voorstel.8
De Commissie heeft het voorstel in de Ecofinraad toegelicht. In het huidige voorstel
wijzigt het eigen middel op basis van inkomsten uit de ETS enigszins ten opzichte
van het voorstel uit december 2021. Dit is als gevolg van het in de tussentijd overeengekomen
Fit-for-55-akkoord.9 Daarnaast stelt de Commissie een additioneel nieuwe eigen middel voor: een tijdelijk
statistisch eigen middel gebaseerd op een bestaande statistiek uit de nationale rekeningen
voor het bruto operationele resultaat van bedrijven (financieel en niet-financieel).
De voorgestelde eigen middelen op basis van inkomsten uit de CBAM en Pijler 1 wijzigen
niet.
Veel lidstaten spraken zich uit tegen een koppeling tussen de behandeling van het
voorstel voor nieuwe eigen middelen en het voorstel voor een tussentijdse herziening
van het Meerjarig Financieel Kader (MFK 2021–2027). Deze voorstellen zijn tegelijk
gepubliceerd. Verscheidene lidstaten gaven aan dat voor de behandeling van het voorstel
voor nieuwe eigen middelen meer tijd nodig is. Een aantal lidstaten gaf aan terughoudend
te zijn ten aanzien van het voorgestelde additionele nieuwe eigen middel gebaseerd
op een bestaande statistiek uit de nationale rekeningen voor het bruto operationele
resultaat van bedrijven. Nederland heeft aangegeven de voorstellen over nieuwe eigen
middelen te bestuderen en deze te beoordelen op hun eigen merites.
Financiële steun aan Oekraïne in het kader van de tussentijdse herziening van het
MFK
De Ecofinraad heeft gesproken over het voorstel van de Commissie om een Oekraïnefaciliteit
op te richten waarmee de EU voor de jaren 2024–2027 financiële steun aan Oekraïne
kan verstrekken.10 Dit voorstel is onderdeel van de voorstellen voor een tussentijdse herziening van
het Meerjarig Financieel Kader (MFK 2021–2027). Het parlement is, zoals gebruikelijk
bij Commissievoorstellen, nader geïnformeerd via een BNC-fiche met het kabinetsstandpunt
ten aanzien van het voorstel.11
De Commissie heeft het voorstel in de Ecofinraad toegelicht. Zo wordt een maximale
omvang van 50 miljard euro voor deze faciliteit voorgesteld. De steun kan bestaan
uit leningen, subsidies en garanties en is gericht op liquiditeitssteun, herstel en
wederopbouw, investeringen en technische assistentie. Aan de steun zijn voorwaarden
verbonden ten aanzien van corruptiebestrijding, goed bestuur en rechtsstaat.
Er was brede steun onder de lidstaten voor gestructureerde, langjarige en voorspelbare
steun voor Oekraïne. De lidstaten gaven aan het voorstel nog nader te bestuderen met
name op het gebied van governance, budgettaire gevolgen, conditionaliteiten en de coördinatie met andere internationale
partners. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan dat het goed zou zijn
om dit voorstel separaat te behandelen van de rest van de voorstellen voor een tussentijdse
herziening van het MFK 2021–2027. Dit is in verband met het verschil in urgentie en
noodzaak. Een aantal lidstaten gaf aan dat versterking van het programma Militaire
Mobiliteit ook onderdeel uit moet maken van de herziening van het MFK.
Hervorming van de douane: De douane-unie op een hoger niveau brengen
Tijdens de Ecofinraad vond een eerste gedachtewisseling plaats over het hervormingspakket
van de douane-unie, die op 17 mei jl. is gepubliceerd en waarover het parlement middels
een BNC-fiche over is geïnformeerd.12 De gedachtewisseling is het startschot voor de verdere (technische) discussie in
de Raad(swerkgroep).
De Commissie heeft de noodzaak tot de voorgestelde structurele hervormingen toegelicht,
bijvoorbeeld door te wijzen op groeiende handelsvolumes (specifiek e-commerce) en
nieuwe (niet-fiscale) taken voor de nationale douaneautoriteiten. Een hervorming van
de douane-unie is daarom noodzakelijk, waarbij het doel is de financiële en niet-financiële
belangen van de EU, de lidstaten en burgers te beschermen door vereenvoudigde en gemoderniseerde
douaneprocedures die de nalevingskosten voor overheden en bedrijven verlagen.
Veel lidstaten verwelkomden de doelstellingen van het voorstel en onderschreven de
noodzaak voor een hervorming van de douane-unie. Wel gaven veel lidstaten aan dat
de details nog uitgewerkt moeten worden en er daarom nog veel vragen zijn ten aanzien
van het voorstel. Daarbij gaven meerdere lidstaten aan de toegevoegde waarde te zien
van een Data Hub voor douanegegevens en voorstander te zijn van de oprichting van
een Europese douaneautoriteit. Tegelijkertijd waren ook hier kritische geluiden te
horen, bijvoorbeeld over de samenhang met bestaande IV-systemen en toegang tot gegevens
bij de Data Hub en de positie van een douaneautoriteit ten opzichte van nationaal
risicomanagement.
Nederland heeft aangegeven het eens te zijn met de noodzaak voor de herziening van
het Douanewetboek van de Unie wegens de enorme groei van e-commerce en de uitvoering
door de Douane van toenemende fiscale en niet-fiscale taken. Het verminderen van de
administratieve lasten voor het bedrijfsleven is hierbij van belang. Tegelijkertijd
ziet Nederland ook ruimte voor verbeteringen en heeft het behoefte aan nadere toelichting.
Dit betreft bijvoorbeeld de inrichting van de Data Hub waarbij het de nationale douaneautoriteiten
eigenaar zouden moeten blijven van de data en er niet meer data gevraagd wordt dan
noodzakelijk. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat de uitvoering van douane-taken
een nationale aangelegenheid moet blijven en het cruciaal is dat er voldoende zeggenschap
en ruimte is voor de lidstaten om eigen keuzes en (nationale) prioriteiten te kunnen
blijven bepalen. Tot slot heeft Nederland aangegeven dat de oprichting van een EU-douaneautoriteit
een aantoonbare meerwaarde dient te bieden voor de douane-unie en dat het bestuur
uit de lidstaten moet bestaan.
Lopende wetgevingsvoorstellen over financiële diensten
Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd
over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.13
Werkprogramma Ecofinraad
Het Spaanse voorzitterschap heeft haar werkprogramma in de Ecofinraad gepresenteerd
en aangegeven wat de prioriteiten zijn voor de Ecofinraad voor het komende halfjaar.
Spanje is in de tweede helft van 2023 de voorzitter van de Raad van de Europese Unie.
Het Spaanse voorzitterschap gaf aan drie prioriteiten te hebben: (1) het verdiepen
van de economische en monetaire unie, (2) het bevorderen van het Europese concurrentievermogen,
cohesie en strategische autonomie, en (3) het versterken van de EU als mondiale speler.
Zo zullen onder andere financiële dossiers als de herziening van de begrotingsregels
(Stabiliteits- en Groeipact), de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel
Kader 2021–2027 (primair in de Raad Algemene Zaken en de Europese Raad), nieuwe eigen
middelen, en de vervolmaking van de bankenunie en de kapitaalmarktunie belangrijke
thema’s zijn het komende halfjaar. Het volledige overzicht van de inzet en prioriteiten
is te vinden op de website van het Spaanse voorzitterschap.14 Voor de informele Ecofinraad van 15 en 16 september a.s. zal het Spaanse voorzitterschap
33 Latijns-Amerikaanse landen en landen uit het Caribische gebied uitnodigen om op
die manier de samenwerking met deze landen te bevorderen.
Europees Semester 2023 – Raadsconclusies over de resultaten van de diepteonderzoeken
in het kader van de macro-economische onevenwichtigheden procedure
De Ecofinraad heeft Raadsconclusies over de resultaten van de diepteonderzoeken in
het kader van de macro-economische onevenwichtigheden procedure aangenomen.15
De Commissie publiceert in het kader van het Europees Semester ieder jaar uitkomsten
van macro-economische diepteonderzoeken (In-Depth Reviews, IDR’s) in de EU-lidstaten.16 In het Alert Mechanism Report (AMR) 2023, gepubliceerd in november 2022, stelde de Commissie vast dat ze voor 17
lidstaten diepteonderzoeken zou gaan uitvoeren naar mogelijke macro-economische onevenwichtigheden.
De Commissie heeft in deze diepteonderzoeken voor 11 lidstaten (Cyprus, Hongarije,
Duitsland, Spanje, Frankrijk, Nederland, Portugal, Roemenië, Zweden, Griekenland en
Italië) macro-economische onevenwichtigheden vastgesteld. Italië en Griekeland ondervinden
buitensporige onevenwichtigheden. In Cyprus is in tegenstelling tot voorgaande jaren
niet langer sprake van een buitensporige onevenwichtigheid.
In de Raadsconclusies wordt bevestigd dat dat de macro-economische onevenwichtigheidsprocedure
een belangrijk onderdeel is van het Europees Semester en de Europese economische beleidscoördinatie
om eventuele nieuwe macro-economische risico’s te signaleren, voorkomen en corrigeren.
Ook worden de bevindingen van de Commissie over het bestaan van (buitensporige) onevenwichtigheden
in een aantal lidstaten verwelkomd.
Uitvoeringsbesluit van de Raad onder de herstel- en veerkrachtfaciliteit (HVF)
De Ecofinraad heeft een aanpassing van de uitvoeringsbesluiten van de Raad ter goedkeuring
van de aangepaste herstel- en veerkrachtplannen (HVP) van Ierland, Frankrijk, Malta
en Slowakije aangenomen.17
Ierland
Ierland heeft op 22 mei jl. een aanvraag bij de Commissie ingediend voor een aanpassing
van het oorspronkelijke HVP dat middels een uitvoeringsbesluit van de Raad op 8 september
2021 werd goedgekeurd. Ierland maakt gebruik van de mogelijkheid binnen de HVF-verordening
om een HVP aan te passen als het HVP, inclusief desbetreffende mijlpalen en doelen,
deels of in zijn geheel niet langer haalbaar is op grond van objectieve omstandigheden.
Deze omstandigheden hebben in het geval van Ierland vooral betrekking op hogere technische
vereisten aan implementatie van een leningenprogramma in samenwerking met de EIB,
hoger dan verwachte inflatie, en het identificeren van een beter – maar meer tijdrovend
– proces in het harmoniseren van IT-systemen voor verschillende instellingen. De wijzigingen
in het plan bestaan uit het opschuiven van de tijdslijn voor het behalen van de vijf
mijlpalen of doelen waar deze objectieve omstandigheden betrekking op hebben, naar
het derde kwartaal van 2023. De aanpassing van het uitvoeringsbesluit voorziet niet
in de toevoeging van een RepowerEU-hoofdstuk aan het HVP van Ierland. Ierland dient naar verwachting na de zomer nog
een aangepast plan in met toevoeging van een REPowerEU-hoofdstuk.
Frankrijk
Frankrijk heeft op 20 april jl. een aanvraag tot aanpassing van het HVP ingediend
bij de Commissie. Het oorspronkelijke HVP is op 13 juli 2021 goedgekeurd middels een
uitvoeringsbesluit door de Raad. Frankrijk maakt gebruik van de mogelijkheid om binnen
de HVF-verordening een HVP aan te passen op basis van een aanpassing van de beschikbare
subsidies onder de HVF. Op grond van de definitieve subsidieallocatie op 30 juni 2022,
zijn de beschikbare HVF-middelen voor Frankrijk neerwaarts bijgesteld van de aanvankelijk
geschatte 39,4 miljard euro naar 37,4 miljard euro.18 Om rekenschap te geven aan deze bijstelling heeft Frankrijk een investering geschrapt
die de investeringscapaciteit voor het mkb moest versterken en heeft het 12 andere
investeringen afgeschaald. Daarnaast maakt Frankrijk gebruik van de mogelijkheid binnen
de HVF-verordening om een HVP aan te passen als het HVP, inclusief desbetreffende
mijlpalen en doelen, deels of in zijn geheel niet langer haalbaar is op grond van
objectieve omstandigheden. Deze omstandigheden hebben betrekking op hoge inflatie
en verstoringen van waardeketens. De wijzigingen hebben betrekking op 18 maatregelen
en bestaan uit: aanpassing van de referentiewaarde voor doelstellingen, aanpassing
van een beschrijving, verlenging van de implementatietermijn, alternatieve benaderingen
om de doelstellingen van een maatregel te voltooien en het toevoegen van een extra
mijlpaal.
Tot slot heeft Frankrijk een REPowerEU-hoofdstuk toegevoegd. Dit hoofdstuk bevat drie nieuwe hervormingen, drie nieuwe investeringen
en een opgeschaalde investering. Met deze maatregelen stroomlijnt Frankrijk de vergunningsprocedures,
wordt het verhogen van de energie-efficiëntie van de industrie gestimuleerd en worden
waterstofprojecten ondersteund. Door de aan Frankrijk toegekende REPowerEU-subsidies van 2,3 miljard euro, de door Frankrijk aangevraagde schuif van 504 miljoen
euro uit de Brexit Adjustment Reserve en de eerdere neerwaartse bijstelling komt de grootte van het aangepaste plan uit
op 40,3 miljard euro. Het aangepaste plan zet significant sterker in op de groene
transitie: 49,5% van de toegezegde middelen is toegewezen aan het verduurzamen van
de Franse economie (ten opzichte van 42,4% in het oorspronkelijke plan).
Malta
Malta heeft op 26 april jl. een aanvraag bij de Commissie ingediend voor een aanpassing
van het oorspronkelijke HVP dat middels een uitvoeringsbesluit van de Raad op 5 oktober
2021 werd goedgekeurd. Malta maakt gebruik van de mogelijkheid binnen de HVF-verordening
om een HVP aan te passen op basis van een aanpassing van de beschikbare subsidies
onder de HVF. Op grond van de definitieve subsidieallocatie op 30 juni 2022, zijn
de beschikbare HVF-middelen voor Malta neerwaarts bijgesteld van de aanvankelijk geschatte
316 miljoen euro naar 258 miljoen euro.19 Om rekenschap te geven aan deze bijstelling heeft Malta twee investeringen verwijderd,
namelijk de bouw van een nieuwe veerhaven in Buġibba en het opzetten van een centrum
voor beroepsopleidingen en twee maatregelen afgeschaald. Deze zijn gerelateerd aan
de digitalisering van de gezondheidssector en de renovatie van het publieke ziekenhuis
«Mount Carmel». Daarnaast maakt Malta gebruik van de mogelijkheid om een HVP aan te
passen als dat HVP, inclusief desbetreffende mijlpalen en doelen, deels of in zijn
geheel niet langer haalbaar is op grond van objectieve omstandigheden. Deze omstandigheden
hebben betrekking op vertraging bij twee maatregelen waar condities voor een aanbesteding
gewijzigd moest worden en een vertraging in het gebruik van elektrische voortuigen
wegens verstoringen in waardeketens. De wijzigingen bestaan uit het verlengen van
de implementatietermijn, het toevoegen van een tussentijdse mijlpaal en het aanpassen
van de referentiewaarde voor de doelstelling.
Verder heeft Malta een REPowerEU-hoofdstuk toegevoegd aan zijn plan. Door de aan Malta toegekende REPowerEU-subsidies van 29,9 miljoen euro en de door Malta aangevraagde schuif van 40 miljoen
euro uit de Brexit Adjustment Reserve en de eerdere neerwaartse bijstelling komt de grootte van het aangepaste plan uit
op 328 miljoen euro.
Het toegevoegde REPowerEU-hoofdstuk bestaat uit een investering en een hervorming. De investering betreft de
versterking en uitbreiding van het elektriciteitsdistributienet. De hervorming heeft
betrekking op het stroomlijnen van vergunningsprocedures van hernieuwbare energieprojecten
en het verplicht stellen van zonne-energie-installaties voor bepaalde nieuwe gebouwen.
De toegevoegde maatregelen in het REPowerEU-hoofdstuk zullen naar verwachting bijdragen aan een toename van het aandeel van hernieuwbare
energie in de Maltese energiemix. Het Maltese plan wordt door deze aanpassingen nog
meer gericht op de groene transitie (68,8% van de investeringen, ten opzichte van
53,8% in het oorspronkelijke plan).
Slowakije
Slowakije heeft op 26 april 2023 een aanpassing van het HVP ingediend bij de Commissie.
Het betreft een aanpassing van het oorspronkelijke plan dat middels een uitvoeringsbesluit
van de Raad op 13 juli 2021 werd goedgekeurd. Slowakije maakt gebruik van de mogelijkheid
binnen de HVF-verordening om een HVP aan te passen op basis van een aanpassing van
de beschikbare subsidies onder de HVF. Voor Slowakije is de omvang van de beschikbare
subsidies eerder in de update van 30 juni 2022 door de Commissie neerwaarts bijgesteld
van 6,3 miljard euro naar 6 miljard euro.20 Hierdoor heeft Slowakije 32 maatregelen aangepast door doelstellingen te verlagen
of elementen te schrappen. Daarnaast maakt Slowakije gebruik van de mogelijkheid om
een HVP aan te passen als dat HVP, inclusief desbetreffende mijlpalen en doelen, deels
of in zijn geheel niet langer haalbaar is op grond van objectieve omstandigheden.
Deze omstandigheden hebben voornamelijk betrekking op de hoge inflatie, verstoringen
van waardeketens en gebrek aan interesse tijdens de aanbestedingsfase. Deze wijzigingen
hebben betrekking op 36 maatregelen en bestaan uit het verlengen van de implementatietermijn,
een alternatieve benadering om de doelstelling van een maatregel te voltooien en het
aanpassen van de mijlpalen en doelen.
Verder voegt Slowakije een REPowerEU-hoofdstuk aan het HVP toe. Dit hoofdstuk bevat zes nieuwe hervormingen en acht nieuwe
investeringen en hebben betrekking op het stroomlijnen van vergunningsprocedures,
het verhogen van de energie-efficiëntie van de industrie en het opzetten en uitbouwen
van geothermie-projecten. Door de aan Slowakije toegekende REPowerEU-subsidies van 366 miljoen euro, de door Slowakije aangevraagde schuif van 36 miljoen
euro uit de Brexit Adjustment Reserve en de eerdere neerwaartse bijstelling bedraagt de grootte het plan nu 6,4 miljard
euro. Het Slowaakse plan wordt door deze aanpassingen nog meer gericht op de groene
transitie (46% van de investeringen, ten opzichte van 42% in het oorspronkelijke plan).
Voorbereiding van de bijeenkomst van de Ministers van Financiën en de presidenten
van de centrale banken van de G20 op 11-12 oktober 2023 en voorbereiding IMF-jaarvergadering
De Ecofinraad heeft het Economisch en Financieel comité (de EFC) gemandateerd om de
EU-inzet voor de volgende G20-vergadering en de IMF-jaarvergadering voor te bereiden.
De G20-vergadering zal vermoedelijk grotendeels in het teken staan van de mondiale
economie en huidige risico’s, waarbij er veel aandacht zal zijn voor de wereldwijde
economische gevolgen van de oorlog in Oekraïne en de mogelijkheden om kwetsbare landen
economisch te steunen. Op het gebied van de mondiale economie zal naar verwachting
aandacht worden besteed aan voedsel- en energieonzekerheid en aan macro-economische
risico’s van klimaatverandering en transitiepaden.
De jaarvergadering van het IMF zal vermoedelijk eveneens in het teken staan van de
mondiale economie en huidige risico’s, mede als gevolg van de oorlog in Oekraïne.
Daarnaast zal ook de noodzaak om kwetsbare landen te ondersteunen op de agenda staan,
evenals de mondiale schuldenproblematiek en de risico’s van klimaatverandering en
transitiepaden. Ook zal de 16e quotaherziening op de agenda staan.
Herverdeling van heffingsrechten (Pijler 1)
De voorzitter van de Raad en de Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd over de
stand van zaken in de onderhandelingen over Pijler 1. In 2021 is met 137 landen in
het Inclusive Framework (IF), georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO), een akkoord op hoofdlijnen bereikt over de herziening van het internationale
vennootschapsbelastingsysteem. Onderdeel van dit akkoord zijn naast afspraken over
een wereldwijd effectief minimumniveau van belastingheffing (Pijler 2), afspraken
over de herverdeling van heffingsrechten (Pijler 1).
Pijler 1 bestaat uit twee onderdelen: «Bedrag A» en «Bedrag B». Bedrag A zal gelden
voor de grootste en meest winstgevende multinationals wereldwijd, zijnde groepen met
een omzet van meer dan EUR 20 miljard en een winstmarge (winst ten opzichte van de
omzet) van meer dan 10%. Landen waar bedrijven veel afnemers of gebruikers hebben,
krijgen op basis van Bedrag A extra heffingsrechten toebedeeld. Andere landen zullen
heffingsrechten moeten inleveren om te voorkomen dat de herverdeelde winsten dubbel
worden belast. Beoogd is dat dit de landen zullen zijn waar onder de huidige regels
veel winst valt. Bedrag B bevat een vereenvoudiging van de regels rondom het bepalen
van de winstverdeling voor bepaalde marketing- en verkoopactiviteiten. Bedrag B zal
gelden voor alle (multinationale) bedrijven en is dus niet afhankelijk van de hiervoor
genoemde omzet- en winstmargegrenzen van Bedrag A.
Voor de inwerkingtreding van Bedrag A wordt een multilateraal verdrag («multilateral convention» of MLC) opgesteld. Tijdens de IF-vergadering van 12 juli jl. is een verklaring gepubliceerd,
waaruit blijkt dat er voortgang is geboekt op verschillende sub thema’s. De verklaring
is door vrijwel alle landen onderschreven. De Commissie merkte wel op dat er nog het
nodige werk moet worden verricht voordat de onderhandelingen succesvol kunnen worden
afgerond. Het doel is om eind 2023 een akkoord te bereiken over Bedrag A zodat de
regels per 1 januari 2025 in werking kunnen treden.
Overig
Voorlopig politiek akkoord herziening verordening markten voor financiële instrumenten
en bijbehorende richtlijn
Op 29 juni jl. hebben het Zweedse voorzitterschap van de Raad, de rapporteur van het
Europees Parlement en de Commissie een voorlopig politiek akkoord bereikt over de
herziening van de verordening markten voor financiële instrumenten (MiFIR) en bijbehorende
richtlijn (MiFID II). De finale wetteksten worden momenteel, onder Spaans Raadsvoorzitterschap,
nader technisch bezien en zijn daarom nog niet verspreid. Het akkoord wordt hierna
nog formeel ter stemming voorgelegd aan de Raad en het Europees Parlement.
Met de herziening wordt beoogd om de positie van beleggers, in het bijzonder retailbeleggers,
te versterken door hen meer transparantie over de handel in financiële instrumenten
te bieden. Dit wordt bereikt door verschillende maatregelen. In het voorlopig politiek
akkoord is mede dankzij de inzet van het kabinet tijdens de onderhandelingen een verbod
opgenomen op de betaling voor het doorsturen van orders van retailbeleggers naar een
bepaald handelsplatform ter uitvoering van die orders – zogeheten Payment for Order Flow (PFOF). In Nederland zijn dergelijke betalingen op grond van het provisieverbod verboden.
Het ongelijke speelveld vis-à-vis andere EU-landen wordt met dit PFOF-verbod weggenomen.
Lidstaten waar PFOF momenteel is toegestaan moeten dit per juni 2026 uitfaseren en
mogen het tot die tijd enkel toestaan binnen de eigen jurisdictie.
Daarnaast is een akkoord bereikt over de oprichting van zogeheten consolidated tapes (CT) waarmee de order- en transactiedata over de handel in financiële instrumenten
in de hele EU beter en in real-time beschikbaar worden. Hierdoor kunnen beleggers beter zien waar de liquiditeit in de
EU het beste is en of zij hun orders tegen goede voorwaarden hebben kunnen (laten)
uitvoeren. Er is besloten tot een gefaseerde oprichting van de CTs, in lijn met de
inzet van Nederland, waarbij eerst een vergunning tot oprichting van een CT voor obligaties,
vervolgens een CT voor aandelen en exchange traded funds (ETFs) en daarna een CT voor derivaten zal worden verleend door de Europese Autoriteit
voor effecten en markten (ESMA). Handelsplatformen krijgen een vergoeding van de CT-aanbieder
voor het aanleveren van data over handel in aandelen en ETFs. Kleinere handelsplatformen
kunnen ervoor kiezen om geen handelsdata aan te leveren aan de CT voor aandelen en
ETFs.
Verder bevat het akkoord afspraken om de transparantie van de handel in obligaties
en derivaten te vergroten, onder meer door uitzonderingen op de verplichting een transactie
direct openbaar te maken, te harmoniseren en de maximale uitstelperiode in te korten.
Tevens is afgesproken om het regime voor de handel in grondstoffenderivaten te evalueren
en handelsplatformen te verplichten om transparanter te zijn over de criteria voor
het stilleggen van de handel bij hoge volatiliteit. Indien de finale wetsteksten in
lijn zijn met het overeengekomen voorlopig politiek akkoord, verwacht Nederland, conform
de eerder geformuleerde kabinetsinzet, in te kunnen stemmen met het akkoord.
Toezegging aan het lid Heinen (VVD) om schriftelijk terug te komen op optimale vraagstelling
voor een mogelijke adviesaanvraag bij Raad van State over de rol van begrotingsautoriteit
en hoe dit te verankeren in nationale wetgeving
Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 13 juni jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1960) heb ik aan het lid Heinen toegezegd om in het verslag terug te komen op optimale
vraagstelling voor een mogelijke adviesaanvraag bij de Raad van State (RvS) over de
rol van begrotingsautoriteit en hoe dit te verankeren in nationale wetgeving. Op dit
moment zijn de taken van de RvS in grote lijnen beschreven in de Wet Houdbare Overheidsfinanciën
(Wet Hof). Op deze manier behoudt de RvS onafhankelijkheid en vrijheid in het uitvoeren
van haar taken. In het huidige voorstel voor de herziening van het Stabiliteits- en
Groeipact (SGP) krijgt de nationale begrotingsautoriteit een prominentere rol. Het
kabinet is voorstander van een sterkere focus op nationale begrotingsautoriteiten
en Nederland is op dit gebied koploper in Europa. In de beleidsdoorlichting van het
begrotingsbeleid wordt onder andere gekeken naar hoe toekomstbestendig de Wet Hof
is met het oog op mogelijke herzieningen van het SGP. De resultaten van deze beleidsdoorlichting
worden waarschijnlijk eind van dit kalenderjaar naar de Kamer gestuurd. Zodra precies
duidelijk is wat de rol van de nationale begrotingsautoriteit in het vernieuwde SGP
wordt, zal het kabinet bekijken of het nodig en/of wenselijk is dat deze rol wettelijk
wordt vastgelegd. Als onderdeel hiervan neemt het kabinet ook kennis van de positie
van de Raad van State.
Toezegging om de Tweede Kamer te informeren over gesprekken met banken over de hoogte
van spaarrentes
In reactie op vragen van het lid Van der Lee tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad
van 11 mei jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1964) heb ik toegezegd om in gesprek te gaan met banken over de hoogte van spaarrentes
in Nederland en om hierbij aandacht te vragen voor het maatschappelijk perspectief.
Hierbij informeer ik de Kamer schriftelijk over de doorwerking van de renteverhogingen
van de ECB in de Nederlandse spaarrente en over de met banken gevoerde gesprekken,
zoals toegezegd in het Commissiedebat Financiële Markten van 21 juni jl. (Kamerstuk
32 545, nr. 192)
De vragen van het lid Van der Lee hadden betrekking op de vertraagde doorwerking van
de renteverhogingen van de ECB naar de spaarrentes voor consumenten in Nederland.
Tussen juli 2022 en juli 2023 verhoogde de ECB de belangrijkste beleidsrente, de depositorente,
in negen stappen, van -0,5% naar 3,75%. De depositorente is de rente die commerciële
banken ontvangen als zij geld stallen bij de centrale bank. De prijs die banken betalen
als ze geld lenen van de centrale bank, de herfinancieringsrente, is met de depositorente
meegestegen.
Hoewel alleen banken direct te maken hebben met de verhoging van de beleidsrente,
werkt de hoogte daarvan ook indirect door in de rentes die consumenten en bedrijven
ontvangen op het spaargeld dat zij aanhouden bij een bank en in de rente die zij betalen
voor leningen. Het doel van de ECB is om met de verhoging van de beleidsrentes lenen
duurder en sparen aantrekkelijker te maken, zodat de inflatie afzwakt naar het gewenste
niveau van 2%, conform het prijsstabiliteitsmandaat van de ECB. De verhoging van beleidsrentes
door de ECB werkt daarnaast ook door in de rente op de kapitaalmarkten. Marktpartijen
anticiperen namelijk op het feit dat kapitaal aantrekken op termijn duurder wordt
en verhogen de geld- en kapitaalmarktrentes, zelfs al voordat de ECB de beleidsrentes
verhoogt. Het rentebeleid van de ECB en marktverwachtingen hierover werken daarom
snel door in de marktrentes.
Banken financieren zich zowel met deposito’s van huishoudens en bedrijven, als met
middelen op de geld- en kapitaalmarkten. Als banken nieuwe financiering nodig hebben
en dit ophalen op deze markten, betalen banken voor deze nieuwe financiering de inmiddels
hogere marktrentes. Deze marktrentes bepalen daarom de zogeheten marginale financieringskosten
van banken.21 Als een bank bijvoorbeeld een nieuwe hypotheek verstrekt aan consumenten of bedrijven,
rekent de bank deze hogere financieringskosten aan hen door. De hypotheekrente stijgt
dan mee met de marktrente. Dit geldt alleen voor nieuw afgesloten hypotheken of hypotheken
met een variabele rente.
Spaarrentes passen zich daarentegen veelal langzamer aan. Als een bank ervoor kiest
de spaarrente te verhogen, geldt dit voor alle spaartegoeden die niet voor een vaste
periode zijn weggezet. Dit is een groot deel van de voorraad spaartegoeden van banken.
Die hogere kosten kunnen niet volledig en direct doorgegeven worden in hogere rentes
op reeds uitstaande kredieten, die vaak een langere rentevaste periode kennen. Dit
maakt banken terughoudend om de spaarrentes te verhogen wanneer de beleidsrentes omhoog
gaan.
De verhoging van de beleidsrentes door de ECB heeft tot dusver beperkt doorgewerkt
in de spaarrentes en hypotheekrentes in Nederland. Daarbij is in Nederland een verschil
te zien tussen de doorwerking van de beleidsrentes op hypotheekrentes en op spaarrentes.
Illustratief is het verschil tussen de stijging in hypotheek- en spaarrentes in vergelijking
met de kapitaalmarktrente. In maart 2023 was 63% van de kapitaalmarktrentestijging
sinds 2021 doorgewerkt in de hypotheekrente. Voor spaarrentes was deze doorwerking
op basis van acht maanden aan data slechts 15%.22 Inmiddels hebben de Nederlandse grootbanken de belangrijkste spaarrentes verhoogd
naar 1,25% tot 1,5%.
Het is niet ongebruikelijk dat verhogingen en verlagingen van de beleidsrente door
de ECB vertraagd en gedeeltelijk doorwerken in de spaarrente. Toen de belangrijkste
beleidsrente omlaag ging en zelfs negatief werd voor banken, werd deze verlaging ook
slechts gedeeltelijk doorgevoerd in de spaarrentes van consumenten.23 Onder een ton euro aan spaargeld is de spaarrente bij veruit de meeste banken voor
consumenten niet negatief geworden.
Voor de mate waarin de verhoging van de beleidsrente doorwerkt in de hypotheek- en
spaarrente, is het eigenstandige rentebeleid van de banken bepalend. Banken bepalen
zelf op welke wijze ze spaarrentes en rentes voor kredietverlening aanpassen als de
beleidsrentes veranderen. Banken zijn als gezegd deels gefinancierd met deposito’s
van huishoudens en bedrijven en deels via de geld- en kapitaalmarkten. De verhouding
tussen deze vormen van financiering speelt een rol bij het bepalen van de rente, maar
banken maken hierbij ook een commerciële afweging. Zo genereren banken onder meer
inkomsten door het verschil tussen de rente die ze op langlopende leningen ontvangen
en de rente die zij op kortlopend spaargeld betalen. Banken kunnen ervoor kiezen een
verlaging van de beleidsrente niet door te voeren om spaarders te behouden. De huidige
inflatie en hogere rentes maken het voor banken uitdagend om spaargeld uit te lenen
aan consumenten of bedrijven, bijvoorbeeld omdat nieuwe projecten risicovoller zijn
en daarom meer rendement moeten opleveren om financierbaar te zijn. Daarnaast is er
een overschot aan spaargeld sinds de coronacrisis. Deze factoren beperken de noodzaak
voor banken om nieuw spaargeld aan te trekken. Deze beperkte behoefte aan spaargeld
kan de concurrentie om spaargeld verminderen, wat banken minder prikkelt om de spaarrente
te verhogen.
Elke bank betrekt daarnaast bij haar afweging het renterisico, de liquiditeitsprognose
en haar risicobereidheid. In het licht van de geldende prudentiële regels en ten behoeve
van een adequaat risicobeheer, is het ook van belang dat banken hierin een eigen afweging
kunnen maken. Zo kunnen banken ervoor kiezen een verhoging van de beleidsrente niet
door te voeren, bijvoorbeeld om de hoogte van hun prudentiële buffers verder te bestendigen.
De afgelopen maanden heeft het ministerie gesprekken gevoerd met de NVB en verschillende
grootbanken. In de gevoerde gesprekken heeft het Ministerie van Financiën aandacht
gevraagd voor de maatschappelijke rol die banken hebben bij de ontwikkeling van de
spaarrentes. Daarbij heeft het ministerie onderkend dat het aan de banken is om de
hoogte van de spaar- en hypotheekrentes te bepalen, maar benadrukt dat de trage doorwerking
van de door de ECB vastgestelde beleidsrentes vragen oproept. De banken hebben op
hun beurt toegelicht hoe spaarrentes bij banken tot stand komen en welke afwegingen
daarbij een rol spelen. Zij vinden het ook hun rol om dit aan hun consumenten en het
bredere publiek goed uit te leggen.
De komende maanden zal ik aandacht blijven houden voor de ontwikkelingen in de markt
en ten aanzien van de spaarrentes van banken. Daarbij zal ik nadrukkelijk ook de ontwikkelingen
in internationaal perspectief in ogenschouw nemen.
Toezegging aan het lid Slootweg (CDA) om terug te komen op de vraag of de genomen
maatregelen (zoals schenkingsvrijstelling) volgens de Europese Commissie voldoende
waren om macro-economische onevenwichtigheid rondom schulden te adresseren
Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 4 juli jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1964) heb ik aan het lid Slootweg toegezegd om in het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad
terug te komen op de vraag of de genomen maatregelen door het kabinet, zoals de schenkingsvrijstelling,
volgens de Commissie voldoende waren om de geïdentificeerde macro-economische onevenwichtigheid
rondom schulden te adresseren.
Het kabinet erkent dat de private schulden in Nederland relatief hoog zijn. Deze bevinden
zich echter op een dalend pad. De totale private schuld bedroeg tussen 2013–2019 gemiddeld
252% van het bbp en deze is afgenomen tot 215% van het bbp in 2022.24 De Commissie verwacht dat de private schulden op dit dalende pad zullen blijven.
De private schulden in Nederland zullen de komende jaren echter nog wel boven de door
de Commissie gehanteerde drempelwaarde van 157% van het bbp blijven.
Met betrekking tot de beoordeling van de Commissie van de maatregelen die Nederland
heeft getroffen om de private schulden in te perken, moet er onderscheid gemaakt worden
tussen de private schulden van niet-financiële bedrijven en die van huishoudens.
De schulden van niet-financiële bedrijven bedroegen in 2022 121% van het bbp. De Commissie
geeft in haar diepteonderzoek voor Nederland, dat gedaan is in het kader van de macro-economische
onevenwichtigheden procedure, aan dat de macro-economische risico’s van deze schulden
kleiner zijn dan ze op het eerste gezicht lijken.25 Veel van deze schulden zijn namelijk grensoverschrijdende schulden van onderdelen
van multinationals, binnen de bedrijfsgroep. De Commissie geeft aan dat er goede vooruitgang
gemaakt is om de prikkels voor schuldopbouw bij bedrijven te verkleinen. Zo wijst
de Commissie onder andere op de generieke renteaftrekbeperking voor bedrijven en de
Wet bronbelasting.
De schulden van huishoudens bedroegen in 2022 94% van het bbp. Het merendeel van deze
schulden bestaat uit hypotheekschulden. De Commissie geeft aan dat er beperkte vooruitgang
gemaakt is om deze schulden af te bouwen. De maatregelen richten zich vooral op de
aanbodszijde van de woningmarkt, wat tot lagere prijzen en lagere hypotheekschulden
moet leiden. De Commissie stelt dat genomen maatregelen die raken aan de vraagzijde
van de woningmarkt nog onvoldoende zijn doorgevoerd. Het afschaffen van de schenkingsvrijstelling
voor het kopen van een huis heeft wel een drukkend effect op de vraag en draagt volgens
de Commissie ook bij aan de landspecifieke aanbeveling die Nederland hierop heeft
gekregen. De Commissie wijst er op dat er nog altijd een genereuze subsidie op schuld-gefinancierd
eigenwoningbezit blijft en dat beleidsmaatregelen t.a.v. de private huurmarkt mogelijk
contraproductief zijn.
Toezegging aan het lid Van Houwelingen (FvD) om schriftelijk terug te komen op de
vraag over het managen van de optelsom van publiek fysiek en digitaal geld door de
ECB
In het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 4 juli jl. is aan het lid Van Houwelingen
toegezegd om terug te komen op zijn vraag of het de bedoeling is dat de totale hoeveelheid
publiek geld toeneemt en of de ECB de optelsom van de digitale euro en contant geld
gaat regelen.
De ECB heeft geen directe controle op de hoeveelheid publiek geld in het huidige financieel
systeem. De hoeveelheid publiek geld is vraag gedreven en wordt dus door de consument
en andere gebruikers bepaald. Mensen en bedrijven moeten namelijk bij hun geld kunnen.
Het Eurosysteem zorgt ervoor dat eurobankbiljetten en euromunten op elk moment beschikbaar
zijn voor het publiek. Er is voor contant geld daarom geen restrictie op de hoeveelheid
bankbiljetten en munten die in omloop zijn.
In de wetsvoorstellen van de Commissie over de digitale euro, die op 28 juni 2023
zijn gepubliceerd26 is opgenomen dat de ECB een nader te bepalen aanhoudingslimiet (holding limit) kan stellen op het gebruik van de digitale euro.
Het gaat hierbij niet om een limiet die is ingebouwd in het ontwerp van de digitale
euro zelf, maar een bevoegdheid van de ECB om een grens te stellen aan het aantal
digitale euro’s dat (rechts)personen mogen aanhouden op hun digitale euro rekening.
Het doel van een dergelijke limiet is het behoud van financiële stabiliteit en het
voorkomen van ongewenste uitstroom van private deposito’s bij banken. De aanhoudinglimiet
zou gelden per gebruiker van de digitale euro en niet per digitale euro rekening.
Indien een persoon meerdere digitale euro rekeningen heeft, moet het totaalsaldo van
de verschillende rekeningen binnen het door de ECB vastgestelde limiet blijven. Feitelijk
stelt deze limiet bij invoering van de digitale euro een bovengrens aan de totale
hoeveelheid digitaal publiek geld dat op een bepaald moment in de tijd in omloop kan
zijn. Dit is echter geen wettelijk vastgesteld plafond, maar een bovengrens die kan
veranderen als de financiële stabiliteit een hogere aanhoudingslimiet per gebruiker
toelaat.
Of de hoeveelheid publiek geld toe zal nemen bij de mogelijke introductie van een
digitale euro, hangt af van de voorkeur van consumenten en andere gebruikers. Het
is aan de gebruikers om te bepalen of ze de digitale euro, contant geld of giraal
geld willen aanhouden en gebruiken om mee te betalen. Het BNC-fiche met het kabinetsstandpunt
over de voorstellen, waaronder over de aanhoudingslimiet, is op 18 augustus aan uw
Kamer gestuurd.27
Toezegging aan het lid Van Dijck (PVV) om in te gaan op geldstromen in relatie tot
het Meerjarig Financieel Kader
Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 4 juli jl. vroeg het lid Van Dijck
naar de bestaande middelen in relatie tot het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027
(MFK).
Het gehele MFK heeft een omvang van ca. 1.210 miljard euro voor de periode 2021–2027
(lopende prijzen). Een groot deel (ruim 60%) van deze middelen is vastgelegd in landenenveloppen.
Dit wil zeggen dat deze middelen specifiek toebedeeld zijn aan de lidstaten. Dit gaat
met name om de cohesie- en landbouwmiddelen uit het MFK. Deze middelen worden door
de Commissie samen met de lidstaten (in «gedeeld beheer») uitgegeven. De overige middelen
uit het MFK zijn gereserveerd voor verschillende beleidsuitgaven, die grotendeels
door de Commissie worden uitgevoerd, bijvoorbeeld op het terrein van onderzoek en
innovatie, gezondheid, migratie, defensie, klimaat en milieu, extern beleid en de
administratieve uitgaven van de Unie.
Een relatief klein deel van de middelen in het MFK is gereserveerd als «ongealloceerde
marge». Dit wil zeggen dat voor deze middelen vooraf geen bestedingsdoel is vastgesteld.
Dit is bedoeld om in te kunnen spelen op onvoorziene omstandigheden. De totale vastleggingenmarge
in het MFK bedroeg bij vaststelling 5,5 miljard euro, verdeeld per jaar en over de
zeven begrotingscategorieën van het MFK. Van deze marge resteert nog slechts een klein
deel. Met name in de jaren 2025–2027 is de resterende marge zeer beperkt (81 miljoen
euro).
Naast de marges binnen de MFK-plafonds kent het MFK verschillende speciale instrumenten.
Deze vallen buiten de MFK-plafonds, maar zijn wel onderdeel van de MFK-verordening.
Het Enkelvoudige marge-instrument (Single Margin Instrument; SMI) kan ingezet worden om in een jaar niet gebruikte middelen onder het MFK-plafond
mee te nemen naar toekomstige jaren. Dit instrument kan daardoor de marge in toekomstige
jaren vergroten. Omdat op voorhand niet te zeggen is hoeveel geld in een jaar niet
uitgegeven wordt is het echter niet goed mogelijk daarvan een inschatting te geven.
Ter illustratie, in 2024 heeft het SMI geleid tot een extra uitgavenruimte onder het
MFK-plafond van 566 miljoen euro.
Een ander belangrijk speciaal instrument voor begrotingsflexibiliteit is het zogenaamde
Flexibiliteitsinstrument. Dit instrument bevat ca. 1 mld. euro per jaar en betreft
het «meest flexibele» budget van de EU-begroting, aangezien deze middelen niet vooraf
voor een bepaald doel zijn vastgelegd en ook niet per uitgavencategorie zijn verdeeld.
In de jaren 2021–2023 is het Flexibiliteitsinstrument steeds volledig uitgeput. Voor
2024 verwacht de Commissie ook het volledige budget uit het Flexibiliteitsinstrument
in te zetten. Voor de jaren 2025–2027 resteert in dit instrument totaal 3,2 miljard
euro.
Naast het SMI en Flexibiliteitsinstrument zijn er nog de zogenaamde «thematische»
speciale instrumenten. Dit zijn de Brexit Adjustment Reserve (BAR), Het Europees Globaliseringsfonds
(EGF) en de Solidariteit- en noodhulpreserve (SEAR). Deze instrumenten bevatten flexibel
beschikbaar budget, maar anders dan bij het SMI en Flexibiliteitsinstrument zijn de
middelen in de thematische speciale instrumenten bedoeld voor een specifiek doel (bijvoorbeeld
noodhulp in het geval van SEAR) en dus niet vrij in te zetten voor andere prioriteiten.
De budgetten van de BAR zijn daarnaast in landenenveloppen onderverdeeld. Het EGF
is relatief klein van omvang (0,2 mld. per jaar). Het noodhulpinstrument SEAR bevat
circa 1,3 miljard euro per jaar en is in de eerste jaren van het MFK steeds vrijwel
volledig ingezet, als gevolg van veel aanvragen door verschillende natuurrampen en
andere noden binnen en buiten de Unie.
Een volledig overzicht van het bovenstaande en de beschikbare middelen staat op de
website van de Commissie, in het werkdocument dat door de Commissie is gepubliceerd
als bijlage bij het voorstel voor de MFK-herziening.28 In de bijlagen van dit document (pagina’s 49–67) staan overzichten van de geldstromen
in relatie tot het MFK2021–2027. Hier is ook een overzichtstabel te vinden van wat
resteert van de flexibel inzetbare middelen in het MFK, zijnde de speciale instrumenten
(met name het Flexibiliteitsinstrument en het Enkelvoudige marge-instrument) en de
marges onder de uitgavenplafonds van het MFK.
In de voorgestelde herziening van het MFK stelt de Commissie voor de uitgavenplafonds
van het MFK voor verschillende uitgavencategorieën te verhogen. Tevens stelt de Commissie
een verhoging van het Flexibiliteitsinstrument en SEAR voor. De redenatie is dat de
flexibele ruimte in het MFK en de speciale instrumenten zeer beperkt is. Dit betekent
dat, zonder verhoging van de MFK-plafonds en speciale instrumenten, aanvullende middelen
voor nieuwe uitdagingen of beleidsprioriteiten dus ten koste zouden gaan van reeds
toegekende middelen binnen bestaande programma’s. De Commissie kiest er in haar voorstel
primair voor de uitgaven te verhogen in plaats van te herprioriteren ten kosten van
bestaande programma’s.
Toezegging aan het lid Nijboer (PvdA) om schriftelijk terug te komen op de wijze waarop
de discussie over de nutsfunctie van geld op Europees niveau kan worden vervolgd
Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 4 juli jl. is aan het Kamerlid
Nijboer toegezegd om schriftelijk terug te komen op de wijze waarop de discussie over
de nutsfunctie van geld op Europees niveau kan worden vervolgd. In zijn inbreng in
de eerste termijn gaf de heer Nijboer aan dat er, door de recente ontwikkelingen die
raken aan de financiële stabiliteit van de bankensector, aanknopingspunten zijn om
het fundamentele debat te heropenen over de weerbaarheid en de risico’s van de financiële
sector.
Er zijn wereldwijd – en zeker in Europa – sinds de financiële crisis van 2008 veel
stappen gezet om banken weerbaarder te maken en om banken die «Too-Big-To-Fail (TBTF)» zijn aan te pakken. Tegelijkertijd laat de situatie bij Amerikaanse banken, zoals
SVB, en bij Credit Suisse zien dat banken inherent kwetsbaar blijven, bijvoorbeeld
door de vluchtigheid van deposito’s en hun hoge hefboom. Hoewel Nederlandse en Europese
banken de recente onrust goed hebben doorstaan en er geen tekenen zijn die wijzen
op problemen, is het van belang om te blijven nadenken over de vraag of banken, ook
binnen het eurosysteem, voldoende solide en weerbaar zijn. In het publieke en politieke
debat zijn er de afgelopen jaren verschillende initiatieven genoemd die potentieel
een bijdrage kunnen leveren aan het versterken van de financiële stabiliteit. Voorbeelden
daarvan zijn een veilige spaarbank, aangepaste kapitaaleisen en een digitale euro.
Ik vind het van belang om deze opties verder te verkennen en hiervan de voor- en nadelen
in kaart te brengen. Om die reden wil ik aan de toezegging aan de heer Nijboer invulling
geven door een ambtelijk onderzoek uit te laten voeren naar mogelijkheden die de weerbaarheid
van de bankensector kunnen versterken. Dit kan gaan om mogelijke aanpassingen van
het huidige systeem, maar ook om meer fundamentele wijzigingen. Deze ambtelijke verkenning
zal zich richten op de lange termijn, waarbij het uitgangspunt een stabiele bankensector
is die ten dienste staat van de reële economie en maatschappij. Dit rapport zal ik
met uw Kamer delen. Of en zo ja, op welke wijze, er opvolging dient te worden gegeven
aan de uitkomsten van dit rapport zal na afronding daarvan – en derhalve na de verkiezingen
– moeten worden bezien.
Indieners
-
Indiener
S.A.M. Kaag, minister van Financiën