Brief regering : Kabinetsreactie onderzoek Regioplan 'Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt'
29 544 Arbeidsmarktbeleid
30 573 Migratiebeleid
Nr. 1213 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2023
Voor statushouders is een goede integratie en inburgering in de Nederlandse samenleving
van essentieel belang. Meedoen aan de samenleving door te werken is een belangrijke
factor. Het hebben van werk – en dan vooral duurzaam en passend werk – zorgt voor
het sneller leren van de taal, voor meer eigenwaarde, voor meer sociale contacten
en voor een betere integratie in de samenleving. Een betaalde baan voor statushouders
is belangrijk voor henzelf, voor hun kinderen en voor de maatschappij. Ook voor het
draagvlak in de samenleving, de cohesie in wijken en gemeenten, en voor werkgevers
is het van belang dat de arbeidsparticipatie van statushouders toeneemt. Daartoe zet
ik de komende periode extra in op het verbeteren van hun arbeidsmarktkansen. Deze
inzet is uitgewerkt in het plan van aanpak «statushouders aan het werk»1 dat ik op 9 maart 2023 naar uw Kamer heb gestuurd. Op 11 juli 2023 heb ik de uitwerking
van dit plan van aanpak naar uw Kamer gestuurd.2
De arbeidsmarktdeelname van statushouders blijft nog significant achter bij de rest
van de beroepsbevolking3. De arbeidsparticipatie van statushouders kan ook worden beïnvloed door eventuele
belemmeringen die zij ervaren als zij nog in de asielprocedure zitten. Het niet hebben
van een baan gedurende de asielprocedure kan het voor statushouders moeilijker maken
aansluiting te vinden op de arbeidsmarkt nadat zij een verblijfsstatus hebben verworven.
Het hebben van betaald werk gedurende de asielprocedure zorgt ervoor dat asielzoekers
werkervaring kunnen opdoen, beter bekend raken met de Nederlandse taal en cultuur
en meer zelfredzaamheid en zingeving ervaren. Daarnaast kan, door arbeidspotentieel
binnen Nederland meer te benutten, de krapte op de arbeidsmarkt afnemen en vermindert
dit bij werkgevers de behoefte aan arbeidsmigranten uit de EU en derde landen.
Op 22 februari 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de factoren die hebben bijgedragen
aan de (arbeids-)participatie van ontheemden uit Oekraïne en de eerste lessen die
daaruit kunnen worden getrokken, ook voor andere nieuwkomers4. Deze lessen zijn ook meegenomen in het opstellen van het eerder genoemde plan van
aanpak «statushouders aan het werk». De arbeidsparticipatie bij ontheemden uit Oekraïne
is sneller tot stand gekomen dan wij in het algemeen zien bij andere groepen nieuwkomers.
Ontheemden uit Oekraïne kunnen – anders dan asielzoekers in procedure – zonder tewerkstellingsvergunning
werken in loondienst5. Een asielzoeker in procedure mag als zijn asielaanvraag ten minste zes maanden in
behandeling is, 24 weken werken over een periode van 52 weken. Maar ook andere factoren,
zoals een sterk (informeel) netwerk en informele initiatieven bij bemiddeling naar
werk, spelen een rol. De komende jaren zal, via het Longitudinaal Onderzoek Cohort
Oekraïense Vluchtelingen (LOCOV) structureel data verzameld worden over deze groep,
waardoor een verdere vergelijking gemaakt kan worden met andere groepen, zoals asielzoekers
en statushouders. Lessen die daaruit geleerd worden, zijn waardevol voor de bredere
ontwikkeling van beleid ten aanzien van arbeidsparticipatie van statushouders en andere
nieuwkomers.
Op 11 april 2023 heeft Regioplan het onderzoeksrapport «Belemmeringen asielzoekers
bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» opgeleverd. Dit rapport is aan uw Kamer gestuurd
op 12 april 2023. Met deze brief stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid, de reactie van het kabinet op het rapport.
Regioplan gaat in op de belemmeringen waarvoor asielzoekers zich gesteld zien bij
het toetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Onderdeel daarvan is de «24-weken-eis».
Deze eis bepaalt dat asielzoekers – als aan bepaalde aanvullende voorwaarden is voldaan
– binnen een tijdsbestek van 52 weken maximaal 24 weken betaald werk mogen uitvoeren.
De volgende vragen maken daarom onderdeel uit van de vraagstelling: in hoeverre belemmert
deze eis de toetreding van deze groep mensen tot de arbeidsmarkt? En: welk effect
zou een eventuele aanpassing of afschaffing van deze maatregel hebben?
Aanleiding voor het rapport is een maatschappelijke discussie over de juridische houdbaarheid
van de 24-weken-eis. Onderdeel van die discussie is de vraag of met deze 24-weken-eis
aan asielzoekers nog wel «daadwerkelijke toegang» tot de arbeidsmarkt wordt verleend,
zoals vereist door de Europese Opvangrichtlijn. In 2021 heeft het kabinet de Landsadvocaat
om advies gevraagd over de verenigbaarheid van de 24-weken-eis met de Opvangrichtlijn.
Op 21 november 2021 heeft de Landsadvocaat dit advies uitgebracht. Daaruit volgt dat
het onverkort handhaven van de 24-weken-eis zonder nader onderzoek naar in hoeverre
de 24-weken-eis asielzoekers belemmert juridisch kwetsbaar is. Om deze redenen heb
ik aan Regioplan verzocht in kaart te brengen wat het belang is van de verschillende
belemmeringen (waaronder de 24-weken-eis), die er zijn voor asielzoekers bij het toetreden
tot de arbeidsmarkt, en wat het effect zou zijn van afschaffing of aanpassing van
de 24-weken-eis.
Het kabinet is Regioplan erkentelijk voor het rapport en de daarin neergelegde conclusies.
Hieronder volgt eerst een algemene appreciatie van het rapport. Daarna gaat het kabinet
in op de verschillende belemmeringen die door Regioplan zijn gesignaleerd.
Kabinetsreactie algemeen
De samenleving heeft een groot belang bij een goede integratie en inburgering van
statushouders. In het plan van aanpak «statushouders aan het werk» heb ik aangegeven
dat vroege inzet op participatie en integratie essentieel is voor een goede start
in Nederland. Dit geldt ook voor kansrijke asielzoekers die in procedure zitten. Daarom
werk ik momenteel ook aan de verbetering van de randvoorwaarden voor een vroege start
voor kansrijke asielzoekers in de asielzoekerscentra (hierna: azc). Het doel is dat
taalonderwijs (taallessen, voorinburgering, inburgering) en participatieactiviteiten
uitgevoerd worden vanaf het begin van het verblijf in het azc. Ik streef ernaar uw
Kamer in de zomer van 2023 hierover nader te informeren.
De arbeidsparticipatie van statushouders kan ook worden beïnvloed door eventuele belemmeringen
die zij ervaren als zij nog in de asielprocedure zitten. Uit het rapport blijkt dat
maar een beperkt deel (ongeveer 4%6) van de asielzoekers in procedure die mogelijk in aanmerking komt om te werken, daadwerkelijk
gebruik maakt van het recht om te werken.
Hieronder wordt per belemmering aangegeven hoe deze zich verhoudt tot het kabinetsbeleid.
Hiervoor worden de drie categorieën aangehouden zoals opgenomen in het rapport van
Regioplan, te weten: factoren met betrekking tot wet- en regelgeving, maatschappelijke
contextfactoren en individuele factoren. Een belangrijke bevinding van Regioplan is
dat de verschillende belemmeringen elkaar versterken. De belemmeringen in het rapport
worden per categorie behandeld van meest naar minst urgente belemmering. Dezelfde
volgorde wordt hieronder aangehouden. In de tekstvakken zijn de desbetreffende belemmeringen
te lezen zoals opgenomen in het rapport.
Factoren met betrekking tot wet- en regelgeving
24-weken-eis
Uit het rapport van Regioplan volgt dat, binnen de categorie «wet- en regelgeving»,
de 24-weken-eis de belangrijkste belemmering is voor toegang tot de arbeidsmarkt,
en dat afschaffing daarvan de drempel verlaagt voor werkgevers om asielzoekers in
dienst te nemen.
Zo blijkt dat de 24-weken-eis een belemmering vormt voor werkgevers omdat geen proeftijd
mag worden opgenomen in de arbeidsovereenkomst met asielzoekers.7 Ook weegt het investeren in deze nieuwe medewerkers onvoldoende op tegen de beperkte
periode die zij mogen werken.
Het afschaffen of het aanzienlijk verruimen van de 24-weken-eis zou volgens Regioplan
een zeer belangrijke stap zijn, maar gelet op de veelheid en onderlinge verwevenheid
van de belemmeringen is om effect te sorteren meer nodig dan alleen het afschaffen
van de 24-weken-eis. Een belangrijke bevinding uit het rapport van Regioplan is dat
de verschillende belemmeringen elkaar versterken. Gelet op de politieke situatie is
het op dit moment voor het kabinet niet mogelijk een keuze te maken omtrent het aanpassen
van de 24-weken-eis.
Op 18 april 2023 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, los van het onderzoek
van Regioplan een uitspraak gedaan waarin is geoordeeld dat de 24-weken-eis de effectieve
toegang tot de arbeidsmarkt onnodig beperkt en daarmee in strijd is met de Opvangrichtlijn.8 De 24-weken-eis acht de rechtbank in strijd met het (Unierechtelijke) doeltreffendheidsbeginsel.
In deze uitspraak heeft de rechtbank de regelgeving met betrekking tot de 24-weken-eis
onverbindend verklaard.
Zoals aangegeven in mijn brief van 17 mei 2023 heeft UWV hoger beroep ingesteld tegen
de uitspraak van de rechtbank.9 Het instellen van hoger beroep is er op gericht om van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State (hierna: de Afdeling bestuursrechtspraak) helderheid te krijgen
over dit vraagstuk. Bij een dergelijke ingrijpende uitspraak ligt het in de rede dat
een hoger beroep wordt ingesteld, zodat over dit vraagstuk duidelijkheid kan worden
verschaft door de Afdeling bestuursrechtspraak.
Om dezelfde reden zal UWV hoger beroep instellen tegen de uitspraak die de rechtbank
Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 juni jl. heeft gedaan. In deze uitspraak heeft
de rechtbank eveneens geoordeeld dat de 24-weken-eis in strijd is met de Opvangrichtlijn
en de 24-weken-eis onverbindend verklaard, mede onder verwijzing naar het rapport
van Regioplan.
Ik zal de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak in hoger beroep afwachten
en uw Kamer informeren over de verdere ontwikkelingen hieromtrent en eventuele aanpassingen
voorbereiden.
De tewerkstellingsvergunning
Uit het rapport van Regioplan komt de tewerkstellingsvergunning naar voren als een
belemmering. Het knelpunt ligt bij de informatievoorziening, wachttijden met betrekking
tot het aanvragen en verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning.
Het is van belang om ervoor te zorgen dat de juiste informatie beschikbaar is voor
asielzoekers, en voor werkgevers die asielzoekers in procedure willen laten werken.
Gelet hierop zal worden bezien hoe de informatievoorziening voor deze doelgroep verbeterd
kan worden op bijvoorbeeld de websites van de IND, UWV, COA en Rijksoverheid. Ook
zal in overleg met werkgeversorganisaties worden bezien hoe werkgevers beter geïnformeerd
kunnen worden over het proces van het aanvragen van de tewerkstellingsvergunning.
Regioplan geeft aan dat ook het aanvragen en verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning
zelf belemmerend kan werken. Bij de aanvraag van de tewerkstellingsvergunning wordt
door UWV getoetst of wordt voldaan aan alle voorwaarden. Hierbij wordt onder meer
gekeken of de werkgever marktconform beloont en of de asielzoeker meer dan zes maanden
in procedure is. Deze voorwaarden, vooral de duur van de procedure, zijn gecompliceerd
om te laten toetsen door de werkgever zelf. Daarom wordt op dit moment vastgehouden
aan de verplichting om een tewerkstellingsvergunning aan te vragen. Onderzocht wordt
welke mogelijkheden er zijn om de tewerkstellingsvergunningplicht af te schaffen en
een meldplicht voor werkgevers in te stellen, zoals momenteel ook geldt voor werkgevers
die ontheemden uit Oekraïne die vallen onder de Richtlijn tijdelijke bescherming Oekraïne
in dienst hebben. Gelet op de politieke situatie zal dit kabinet geen keuze maken
omtrent het aanpassen van de tewerkstellingsvergunningplicht.
Omdat het van belang is dat de groep asielzoekers die kunnen en willen werken ook
snel aan de slag gaan, zal ik UWV verzoeken om de tewerkstellingsvergunning-aanvragen
van werkgevers voor asielzoekers in procedure met voorrang te behandelen waardoor
er, in geval van een complete aanvraag, een streeftermijn geldt van twee weken.
Onduidelijkheid over de hoogte van de afdracht van eigen bijdrage aan de opvang kan
een belemmerende rol spelen voor asielzoekers om te gaan werken. Bij grote gezinnen
kan de hoogte van de afdracht behoorlijk oplopen, wat werken niet (financieel) aantrekkelijk
maakt. Het later in rekening brengen van de eigen bijdrage kan leiden tot het beginnen
met een schuld bij de gemeente. De wetenschap hierover kan belemmerend zijn voor asielzoekers
om te gaan werken.
Uit het rapport komt naar voren dat onduidelijkheid over de hoogte van de afdracht
belemmerend kan werken. Tijdens het rechten- en plichtengesprek bij de start van de
opvang worden asielzoekers gewezen op de verplichting om inkomen en vermogen bij COA
te melden. Daarnaast vindt een gesprek plaats met asielzoekers wanneer zij beginnen
met werken. Daarin krijgen zij uitleg over de Regeling eigen bijdrage asielzoekers
met inkomen en vermogen 2008 (hierna: Reba) en over de rechten en plichten omtrent
werken in Nederland. Via een rekentool is het voor COA mogelijk om exact aan bewoners
te laten zien wat zij moeten afdragen. Er zal worden verkend hoe de informatievoorziening,
naar zowel de asielzoeker als de werkgever, verbeterd kan worden.
Er is de afgelopen periode sprake geweest van achterstanden bij de verwerking van
de Reba door het COA, waardoor de verrekening pas later plaatsvond en daardoor schulden
konden ontstaan omdat betrokkenen hun inkomen reeds hadden uitgegeven. Door de inzet
van een projectteam is deze achterstand weggewerkt. Er zal blijvende aandacht worden
besteed aan het voorkomen van nieuwe achterstanden.
Met betrekking tot de belemmerende factor dat het financieel onaantrekkelijk is om
te werken voor asielzoekers met grote gezinnen, is het volgende van belang. Conform
de Reba wordt een eigen bijdrage in de kosten van de opvang verlangd van asielzoekers
met inkomsten of eigen vermogen. Een asielzoeker die gaat werken draagt een deel van
zijn inkomsten af aan het COA. Het gaat hier om de financiële toelage voor voedsel,
kleding en andere persoonlijke uitgaven (eet- en leefgeld) en de kosten van het onderdak.
De eigen bijdrage is nooit hoger dan de economische waarde van de opvang, en 25% van
het inkomen (tot een maximum van € 246,–) is vrijgelaten van een eigen bijdrage.
Wanneer een gezinslid gaat werken is hij de eigen bijdrage verschuldigd voor zichzelf
en de overige gezinsleden (voor zover dat mogelijk is).
Waardering van buitenlandse diploma’s zijn behoorlijke trajecten, wat asielzoekers
belemmert om in hun eigen vakgebied aan de slag te gaan.
In het kader van het plan van aanpak «statushouders aan het werk» breng ik met werkgevers,
brancheorganisaties en met onderwijsinstanties knelpunten in diplomawaardering in
kaart. Tevens ga ik werken aan praktische oplossingen met werkgevers, branches en
sectoren, zodat asielzoekers in procedure minder drempels ervaren ten aanzien van
diplomawaardering. Hierbij leren we van goede voorbeelden, zoals in de zorg en techniek.
Een aantal respondenten noemt ook de BIG-registratie als voorbeeld van een procedure
van diplomawaardering die de nodige verbetering behoeft. Hierbij wil ik graag verduidelijken
dat dit niet een procedure van diplomawaardering behelst. De waardering van een buitenlands
diploma geeft namelijk geen toegang tot een gereguleerd zorgberoep, conform de Wet
op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (de Wet BIG). Hiervoor dient de BIG-toelatingsprocedure
voor buitenlands gediplomeerden te worden doorlopen. De afgelopen periode heeft mijn
ambtgenoot van VWS met betrokken10 partijen activiteiten ondernomen om de BIG-toelatingsprocedure procedure met behoud
van kwaliteit te stroomlijnen en te versnellen. Op 25 februari 2022 is uw Kamer hierover
geïnformeerd11. Er wordt onder andere ingezet op extra begeleiding, informatievoorziening en het
bijbrengen van de Nederlandse manier van werken in de Nederlandse gezondheidszorg.
Zo is er een centraal aanspreekpunt gecreëerd dat aanvragers persoonlijke begeleiding
kan bieden. Ook zijn er inhoudelijke wijzigingen in de procedure doorgevoerd. Het
Medisch Nederlands is bijvoorbeeld niet langer verplicht voor de academische beroepen,
en het Engelse leesvaardigheidsniveau voor academische, hbo- en mbo-beroepen is met
één niveau verlaagd.
Hiernaast wil ik benadrukken dat het voor zorgorganisaties al mogelijk is om asielzoekers
en statushouders die in afwachting zijn van hun BIG-registratie in te zetten in een
gereguleerd zorgberoep. Zorgorganisaties kunnen in dit geval gebruikmaken van de opdrachtconstructie,
waarbij een niet-BIG geregistreerde zorgmedewerker voorbehouden handelingen mag verrichten
onder toezicht van een zelfstandig bevoegde BIG-geregistreerde, mits de opdrachtnemer
bekwaam is. De asielzoeker en statushouder mogen geen beschermde titel voeren, zolang
zij niet BIG-geregistreerd zijn.
Wanneer asielzoekers werken, verliezen zij, wanneer zij de asielstatus hebben verkregen,
het recht op een geldbedrag waarmee zij hun huis kunnen inrichten (het zogenoemde
inrichtingskrediet12). Dit kan belemmerend werken voor asielzoekers om te gaan werken.
Op het moment dat een statushouder vanuit een azc in de gemeente een woning toegewezen
krijgt, bezit de statushouder vaak weinig tot niets om de woning mee in te richten.
Bij bepaalde gemeenten is het zo geregeld dat, samen met de toekenning van de bijstandsuitkering,
bijzondere bijstand voor inrichtingskosten wordt verstrekt in de vorm van een krediet
of om niet13. Als iemand al werkt en meer verdient dan de bijstandsnorm, wordt geen bijstandsuitkering
verstrekt en dient apart een aanvraag voor bijzondere bijstand in de inrichtingskosten
ingediend te worden. Of er dan recht is op een krediet voor de inrichtingskosten wordt
door de gemeente bepaald op basis van het inkomen en eventuele vermogen dat men bezit.
Om te voorkomen dat iemand geen gebruik maakt van voorzieningen die mogelijk wel beschikbaar
zijn bij gemeenten, zal ik gemeenten en het COA verzoeken om in te zetten op goede
voorlichting over de financiële gevolgen van het hebben van werk en de voorzieningen
waar iemand recht op heeft.
Maatschappelijke contextfactoren
Het gebrek aan ondersteunings- of begeleidingsstructuur voor de doelgroep asielzoekers
die net in het land is bij de toeleiding naar arbeid maakt de kans zeer gering dat
diegenen die willen werken ook werk zullen vinden.
Er zal worden verkend of het wenselijk is om een ondersteunings- of begeleidingsstructuur
in te richten voor deze doelgroep. Hierbij wordt onderzocht hoe dit georganiseerd
kan worden, wat de financiële consequenties zijn, hoe dit gedekt kan worden, en welke
consequenties dit heeft voor de uitvoering. Hierover zal ik uw Kamer informeren in
de tweede helft van 2023.
De informatievoorziening voor zowel asielzoekers als werkgevers wordt ontoereikend
geacht. De onwetendheid rondom (on)mogelijkheden om te werken (asielzoeker), of om
te werken met een asielzoeker (werkgever) werkt belemmerend.
Zoals hierboven aangegeven is het van belang om ervoor te zorgen dat de juiste informatie
beschikbaar is voor asielzoekers in procedure die willen werken en voor werkgevers
die asielzoekers in procedure willen laten werken. Gelet hierop bezien wij hoe de
informatievoorziening voor deze doelgroep verbeterd kan worden op site van de IND,
UWV, COA, Rijksoverheid en dergelijke.
Achterstanden bij uitgifte van een burgerservicenummer
Het niet hebben van een BSN kan zorgen voor praktische belemmeringen bij het toetreden
tot de arbeidsmarkt, zoals bij het openen van een Nederlandse bankrekening en het
afdragen van juiste premies en belastingen14. Het hebben van een burgerservicenummer (hierna: BSN) is een belangrijke voorwaarde
voor de participatie in Nederland. In het rapport van Regioplan wordt aangegeven dat
de vertragingen omtrent het krijgen van een BSN problemen kunnen opleveren bij het
toetreden tot de arbeidsmarkt.
Een BSN wordt afgegeven op het moment dat iemand ingeschreven wordt in de Basisregistratie
Personen (hierna: BRP). Een BSN is niet nodig is voor het afgeven van een tewerkstellingsvergunning.
Daarnaast is het COA bezig met een nieuw betaalmiddel, met meer mogelijkheden voor
betalingen door derden. De implementatie hiervan wordt verwacht in 2023. Met dit betaalmiddel
kunnen asielzoekers in procedure geld overmaken en ontvangen.
Ook is vanuit het COA een pilot gestart waarin mensen via de ingerichte BRP-straten
met voorrang kunnen worden ingeschreven in de BRP als zij een tewerkstellingsvergunning
hebben. Na evaluatie is deze pilot in alle BRP straten staand beleid geworden.
Hoewel bovengenoemde stappen helderheid kunnen scheppen over de noodzaak van het hebben
van een BSN, is er tegelijkertijd sprake van een werkvoorraad ten aanzien van de inschrijving
in de BRP. Op dit moment wordt in de zogeheten BRP-Commissie (een samenwerkingsverband
tussen de vijf gemeenten met een BRP-straat, het COA en de IND) bezien hoe deze werkvoorraad
door de gemeenten kan worden weggewerkt.
Omdat asielzoekers vaak langer dan een jaar in afwachting van hun verblijfsstatus
zijn, kan het gebeuren dat W-documenten verlopen zijn wanneer een asielzoeker wil
gaan werken. Omdat een vreemdelingendocument nodig is om een tewerkstellingsvergunning
aan te vragen werkt het belemmerend dat er wachttijden zijn van twee tot drie maanden.
Het afgelopen half jaar zijn veel maatregelen genomen om wachttijden bij loketten
van de IND terug te dringen. Dat is gelukt en de IND zit weer binnen de gewenste termijnen.
Daarnaast wordt de geldigheidsduur van de W-documenten, gelet op de verlenging van
de beslistermijnen voor de IND, per 1 juli verlengd naar 18 maanden.
Voorts zal verkend worden of UWV bij de aanvragen van tewerkstellingsvergunningen
ook op andere wijze kan toetsen of wordt voldaan aan de voorwaarden van de Wet arbeid
vreemdelingen en het rechtmatig verblijf.
Verhuizingen naar andere azc’s kunnen een belemmering zijn voor asielzoekers om te
gaan werken.
In het algemeen onderkent het kabinet het belang van het minimaliseren van het aantal
verhuisbewegingen van asielzoekers, in het bijzonder die van kinderen.15 In het huidige opvanglandschap vinden verhuisbewegingen om verschillende redenen
plaats. Zoals: de inrichting van het asielproces, als gevolg van het sluiten van een
(crisis)(nood)opvang, het borgen van de veiligheid op een opvanglocatie of op verzoek
van de asielzoeker zelf. In de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen is een
opvanglandschap beschreven waarmee de verhuisbewegingen moeten worden verminderd,
en bovendien asielzoekers zo snel mogelijk in de regio worden opgevangen waar zij
– in het geval van vergunningverlening – ook zullen worden gehuisvest. Op deze wijze
tracht het kabinet ervoor te zorgen dat asielzoekers en vergunninghouders die wachten
op huisvesting maximaal kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Zoals uw Kamer eerder
is bericht16 valt of staat dit echter met een aanbod van voldoende opvangplekken alsmede logistieke
ruimte om bewoners te (her)plaatsen op locaties waar zij op basis van de fase in het
asielproces of omwille van persoonlijke omstandigheden opgevangen dienen te worden.
Momenteel is het aantal opvangplekken dan wel de genoemde logistieke ruimte niet voorhanden,
waardoor het aantal verhuisbewegingen hoger ligt dan gewenst.
Het ontbreken van «werkende voorbeelden» kan belemmerend werken.
Zoals hierboven aangegeven zal ik inzetten op het verbeteren van de informatievoorziening
richting asielzoekers. Met het COA ben ik in gesprek om de informatievoorziening te
verbeteren, waarvan het uitwisselen van goede «werkende voorbeelden» een onderdeel
is.
Azc’s liggen vaak niet centraal waardoor er sprake is van problemen met woon-werkverkeer
en reiskosten
Zoals hierboven aangegeven onderkent het kabinet in het algemeen het belang van het
minimaliseren van het aantal verhuisbewegingen van asielzoekers, in het bijzonder
die van minderjarigen. Op dit moment is het aantal reguliere opvangplekken en daarmee
de voorhanden liggende logistieke ruimte echter onvoldoende waardoor het aantal verhuisbewegingen
hoger ligt dan gewenst. Het verminderen van het aantal verhuisbewegingen kan ook gevolgen
hebben voor reisafstanden en kosten voor asielzoekers die werken. Het kabinet benadrukt
dat bij dit vraagstuk ook een rol is weggelegd voor werkgevers. Er zijn al een aantal
goede voorbeelden zoals een samenwerkingspilot tussen azc Almelo en Tempo-Team in
2021. Het doel van de pilot was om bewoners in de COA-opvang mee te laten doen via
betaald werk. Uit evaluatie van de pilot leek dat een van de succesfactoren was het
regelen van het vervoer door Tempo-Team.
Uitdagingen rondom kinderopvang worden als een belemmerende factor ervaren om als
asielzoeker toe te treden tot de arbeidsmarkt.
Kinderopvang is een belangrijke randvoorwaarde voor het kunnen combineren van arbeid
en zorg voor kinderen. Om ouders tegemoet te komen in de kosten hiervan wordt de drempel
voor het gebruik van formele kinderopvang middels de kinderopvangtoeslag verlaagd
en stimuleert het kabinet de arbeidsparticipatie. Uit de geldende wet- en regelgeving
volgt evenwel dat asielzoekers geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag
terwijl zij in afwachting zijn van de uitkomst van hun asielprocedure, ook niet als
zij werken.
Dat komt omdat het recht op werk in een asielprocedure een bijkomend recht is dat
ontstaat als de uitkomst van de procedure langer op zich laat wachten. Toeslagen,
waaronder de kinderopvangtoeslag, zijn in beginsel alleen beschikbaar voor ingezetenen
van Nederland. Asielzoekers hebben geen zekerheid over hun verblijf in Nederland en
als hun aanvraag wordt afgewezen, dienen zij het land te verlaten. Indien hun aanvraag
wordt toegewezen, worden zij statushouder en weten zij dat ze (voorlopig) in Nederland
kunnen blijven. In dat geval maken zij, als ze gaan werken, ook aanspraak op kinderopvangtoeslag.
Belemmeringen op individueel niveau
Asielzoekers in procedure beheersen logischerwijs de Nederlandse taal nog niet. Dit
wordt gezien als één van de meest belemmerende factoren in het kunnen vinden van werk.
Zoals aangegeven in het plan van aanpak «statushouders aan het werk» wordt gewerkt
aan de verbetering van de randvoorwaarden voor een vroege start voor kansrijke asielzoekers
die hiervoor in aanmerking komen. Het doel van de verbetering van de randvoorwaarden
voor de betrokken partners (het COA, gemeenten etc.) is om taalonderwijs (taallessen)
en participatieactiviteiten zo snel mogelijk aan te bieden aan de azc-bewoners. Meedoen
via betaald werk helpt bij het leren van de Nederlandse taal, het leren van werknemersvaardigheden
die van belang zijn in Nederland en bij het opbouwen van een sociaal netwerk. Daarom
is het belangrijk dat men niet alleen de taal leert via de lessen op het azc, maar
ook op de werkvloer of via vrijwilligerswerk; werken is immers het beste woordenboek.
Dat allemaal hebben we meegenomen in de actielijn Vroege participatie vanuit het azc.
Over de resultaten hiervan wordt uw Kamer geïnformeerd in de zomer van 2023.
Gezondheidsklachten.
Asielzoekers en statushouders in dienst nemen kan extra inspanning vragen van de werkgever
en de werknemer zelf. De doelgroep heeft vaak veel meegemaakt in haar eigen land of
tijdens de vlucht. Ze moeten nu opnieuw beginnen in een vreemd land. Vaak maken ze
zich zorgen om hun toekomst of om hun familie. Ondertussen moeten ze ook wennen aan
een nieuwe werksituatie. Dit alles kan zorgen voor stress en onzekerheid. Het vraagt
soms ook iets extra’s van de werkgever en de organisatie om mensen goed te verwelkomen
en om hen duurzaam aan het werk te houden. Daarom is door Pharos een handboek17 geschreven. Dit handboek is bedoeld voor werkgevers en bevat praktische tips. Tevens
biedt Pharos trainingen voor werkgevers over dit onderwerp.
Culturele verschillen kunnen het soms lastiger maken om werk te zoeken en te behouden.
In het kader van het programma Vroege Integratie en Participatie (VrIP) biedt het
COA verschillende activiteiten aan voor de azc-bewoners. Het gaat onder andere over
zinvolle dagbesteding en activiteiten die bijdragen aan het kennismaken met de Nederlandse
samenleving en Nederlandse cultuur.
Juridisch kader
Regioplan geeft aan dat op grond van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de
Europese Unie18 kan worden geconcludeerd dat Dublinclaimanten19 vallen onder de reikwijdte van de Opvangrichtlijn en dus ook aan hen daadwerkelijke
toegang tot de arbeidsmarkt moet worden geboden. Op grond van voorgaande jurisprudentie
zou dit volgens Regioplan gelden tot aan de feitelijke overdracht.
Op dit moment worden Dublinclaimanten in de nationale wetgeving uitgesloten van de
toegang tot de arbeidsmarkt. Gelet op de politieke situatie zal het kabinet op dit
moment geen wijziging van de regelgeving doorvoeren.
Daarnaast wijst Regioplan op een verplichting uit het VN Vluchtelingenverdrag. Zo
volgt er uit artikel 17, lid 2 van het Vluchtelingenverdrag dat aan een vluchteling
die reeds drie jaar in het land verblijft in geen geval beperkende maatregelen welke
voor vreemdelingen of voor de tewerkstelling van vreemdelingen ter bescherming van
de nationale arbeidsmarkt gelden, zullen worden toegepast op een vluchteling. Het
gaat daarbij, volgens Regioplan, ook om asielzoekers in procedure tot in rechte vast
staat dat zij niet voldoen aan de definitie van vluchteling. Anders dan Regioplan
is het kabinet van mening dat artikel 17 van het Vluchtelingenverdrag enkel ziet op
vluchtelingen die rechtmatig verblijf hebben, waarover in het algemeen wordt aangenomen
dat toestemming tot verblijf in het gastland nodig is, bijvoorbeeld in de vorm van
een verblijfsvergunning. Deze bepaling ziet dus niet op asielzoekers die nog in procedure
zijn. Daarbij merk ik volledigheidshalve op dat Nederland ten aanzien van erkende
vluchtelingen ruimhartiger is dan het Vluchtelingenverdrag voorschrijft. Na erkenning
worden zij direct en zonder beperkingen toegelaten tot de arbeidsmarkt. Dit is gebaseerd
op het Unierecht dat gunstiger is dan het Vluchtelingenverdrag.
Tot slot
Tot slot wil ik benadrukken dat ik de visie van Regioplan deel dat de verschillende
belemmeringen elkaar versterken. Met voorgenoemde inzet streef ik ernaar de toegang
tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers te verbeteren. Zodat hun kansen toenemen op
duurzaam werk nadat zij een status hebben verkregen. Daarnaast bereid ik opties voor
waarmee de belemmeringen verder zouden kunnen worden weggenomen, waaruit een nieuw
kabinet kan kiezen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid