Brief regering : Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 24, 25 juli en 28 juli 2023
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 580
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2023
De informele Raad voor Concurrentievermogen vindt op 24 en 25 juli plaats in Bilbao
                  over consumentenbeleid, en interne markt en industrie. Op 28 juli vindt de Raad plaats
                  over onderdelen onderzoek en innovatie in Santander. Met deze brief stuur ik u de
                  geannoteerde agenda met daarin een beschrijving van de discussiepunten en de Nederlandse
                  inzet. Het onderdeel over onderzoek stuur ik u mede namens de Minister van Onderwijs,
                  Cultuur, en Wetenschap.
               
Daarnaast beantwoord ik met deze brief de motie van het lid Amhaouch1 en ga ik in op de motie van het lid Sjoerdsma2.
De Minister van Economische Zaken Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Informele Raad voor Concurrentievermogen 24-25 juli 2023 te Bilbao (Spanje) – onderdelen
                     consumentenbeleid; en interne markt en industrie
Tijdens het onderdeel consumentenbeleid van de Raad wordt tijdens een beleidsdebat
                  stilgestaan bij mogelijkheden om middels een actievere rol van consumenten in de circulaire
                  economie, de doelstellingen van de Green Deal te verwezenlijken. Verder zal de voortgang
                  van de Consumentenagenda van de Commissie worden besproken in het licht van de crisisperiode
                  waarin deze wordt uitgevoerd. Daarbij zal er aandacht zijn voor de uitdagingen en
                  kansen die de digitale transitie biedt, alsmede de evolutie van de concepten kwetsbaarheid
                  en asymmetrie in de verhouding tussen bedrijven en consumenten.
               
Tijdens het onderdeel interne markt en industrie zal de Raad volledig in het teken
                  van Open Strategische Autonomie (OSA) staan. Het plenaire gedeelte zal gaan over OSA
                  als fundament van de EU: een kans voor versterking industrie en hernieuwd momentum
                  voor de interne markt. Daarna zullen er aparte panelgesprekken plaatsvinden over 1)
                  de korte termijn uitdagingen, 2) de midden-en -lange termijn uitdagingen, en 3) aspecten
                  gelinkt aan financiering en de impact hiervan op de interne markt.
               
De rol van de consument in de groene transitie
Werksessie – beleidsdebat
Om de Green Deal doelstellingen te halen richt de Europese Commissie zich onder andere
                  op de rol van de consument. Het voorstel Empowering the Consumer for the Green Transition (ECGT)
                  3 heeft als doel om consumenten beter geïnformeerde keuzes te laten maken bij het doen
                  van duurzame aankopen. Met het voorstel moeten handelaren de consument voorts beter
                  en uitvoeriger informeren over de duurzaamheidsaspecten van producten, zoals de levensduur
                  en de mogelijkheid tot reparatie. Tevens wil de Commissie met het voorstel het gebruik
                  van onbetrouwbare en onjuiste milieuclaims tegengaan en verplichten dat keurmerken
                  op het gebied van sociale en milieuclaims gecertificeerd worden door een onafhankelijke
                  derde partij. Het voorstel voor een Groene Claims Richtlijn4 bevat aanvullende eisen met betrekking tot de onderbouwing van en communicatie over
                  vrijwillige milieuclaims en milieukeurmerken.
               
Nederlandse positie
Het kabinet is in grote lijnen positief over het ECGT initiatief5 en het Raadsmandaat dat op 3 mei 2023 werd vastgesteld. Het voorstel kan helpen de
                  betrouwbaarheid van duurzaamheidsclaims en keurmerken te verbeteren. Zo kunnen keurmerken
                  op dit moment intransparant zijn, bijvoorbeeld omdat er geen toezicht is op de door
                  het bedrijf gestelde eisen aan producten of diensten.6 Daarentegen is het kabinet kritisch dat onder het Groene Claims voorstel lidstaten
                  verantwoordelijk worden voor het toezicht op de verificatieprocedures voor de onderbouwing
                  van en communicatie over milieuclaims. Ook vindt het kabinet het onwenselijk dat lidstaten
                  geacht worden procedures op te zetten om te beoordelen of keurmerken aan de eisen
                  van deze richtlijn voldoen. Omdat het voorstel geen uniforme methode voor de onderbouwing
                  van milieuclaims voorschrijft, kan de verificatieprocedure en de onderliggende geaccepteerde
                  methode per lidstaat verschillen. Dit kan leiden tot de fragmentatie van de interne
                  markt en daarmee nadelig zijn voor het gelijke speelveld in de EU.7 Het kabinet heeft deze zorgen geuit in de onderhandelingen over het Groene Claims
                  voorstel.
               
Krachtenveld
Lidstaten houden vast aan Raadsmandaat voor ECGT. Het Europees Parlement (EP) wil
                  het voorstel onder meer uitbreiden met een verbod op dark patterns.8 Het kabinet pleit ervoor dit onderwerp te behandelen ten tijde van de onderhandelingen
                  over het EU-consumentenrecht9, omdat dit niet binnen het toepassingsgebied van een duurzaamheidsvoorstel valt.
                  Omdat de milieu impact van producten en diensten niet volledig teniet worden gedaan
                  door CO2-compensatie, wil het EP een verbod op bepaalde absolute claims (zoals klimaatneutraliteit
                  van producten). Voor Nederland is het van belang dat het mogelijk moet blijven voor
                  bedrijven om groene investeringen te doen en hier eerlijk over te communiceren.
               
De Europese Consumentenagenda
Werksessie – beleidsdebat
Met de Europese Consumentenagenda10 presenteerde de Commissie een visie op EU-consumentenbeleid voor de periode 2020–2025.
                  De agenda bouwt voort op de Consumentenagenda uit 2012 die in 2020 afliep. Daarnaast
                  is er in de agenda aandacht voor consumentenbelangen in het licht van de COVID-19-pandemie.
               
De Consumentenagenda van de Commissie bevat vijf prioriteiten: 1) de groene transitie;
                  2) de digitale transformatie; 3) verhaalmogelijkheden en handhaving van consumentenrechten;
                  4) specifieke behoeftes van bepaalde groepen consumenten; en 5) internationale samenwerking.
                  Het doel is om maatregelen voor een meer groene, digitale en eerlijke interne markt
                  te promoten om zo het consumentenvertrouwen te bevorderen.
               
Tijdens de RvC worden de lidstaten geïnformeerd over de stand van zaken van alle in
                  de agenda voorgestelde acties. Daarover kan in ieder geval het volgende worden gezegd:
               
1) op het gebied van de groene transitie zijn wetgevingsvoorstellen ingediend met betrekking
                        tot het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel
                        van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken11 en met betrekking tot groene claims12;
                     
2) op het gebied van de digitale transformatie is onlangs de Verordening Algemene Productveiligheid
                        vastgesteld13;
                     
3) op het gebied van verhaalmogelijkheden en handhaving van consumentenrechten wordt
                        naar verwachting later dit jaar meer bekend over herziening van de Verordening betreffende
                        samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving
                        van de wetgeving inzake consumentenbescherming (CPC-verordening);
                     
4) op het gebied van specifieke behoeftes van bepaalde groepen consumenten besteedt de
                        Commissie, in het kader van de Europese strategie voor een beter internet voor kinderen
                        (BIK+), aandacht aan de bescherming van jonge consumenten; en
                     
5) op het gebied van internationale samenwerking is een productveiligheidsproject gestart
                        tussen de EU en China.
                     
Nederlandse positie
Het kabinet hecht veel waarde aan het werken aan een toekomstbestendig Europees consumentenbeleid.
                  Daarom is tijdens de RvC van december 2020 door Nederland steun uitgesproken voor
                  deze Europese Consumentenagenda.14
Sinds de Europese Commissie is gestart met de uitvoering van de Consumentenagenda
                  hebben zich verschillende gebeurtenissen voorgedaan die een grote impact hebben op
                  consumenten en het consumentenvertrouwen: COVID-19, de oorlog in Oekraïne en als gevolg
                  daarvan hoge energiekosten en inflatie. Het kabinet is over het algemeen positief
                  over de inzet van de Commissie in de afgelopen periode en bekijkt hoe beleidsdoelstellingen
                  in de resterende jaren de gewenste aandacht kunnen krijgen in Brussel.
               
Open Strategische Autonomie als fundament van de EU: een kans voor versterking industrie
                     en hernieuwd momentum voor de interne markt
Werksessie – beleidsdebat
Te midden van verschuivende geopolitieke verhoudingen en een toenemende bereidheid
                  van sommige derde landen om afhankelijkheidsrelaties in te zetten als economisch dwangmiddel,
                  is het behoud en versterken van de geopolitieke en geo-economische positie van de
                  EU noodzakelijk.
               
Nederlandse positie
Alleen als de EU voldoende weerbaar is, kan het de publieke belangen borgen. Daarom
                     streeft de EU naar meer open strategische autonomie (OSA). Voor het kabinet houdt
                     de open strategische autonomie van de EU in dat de EU in staat is om als mondiale
                     speler zelf haar publieke belangen te borgen, in samenwerking met internationale partners.
                     Dit betekent dat de EU onafhankelijk kan opereren van geopolitieke druk van andere
                     internationale actoren. Zoals u in de Kamerbrief met betrekking tot OSA heeft kunnen
                     lezen, krijgt de Nederlandse inzet in het Europese debat over open strategische autonomie
                     vorm langs drie pijlers15:
                  
1. Versterken van het politiek-economisch fundament van de EU
2. Mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden
3. Vergroten geopolitiek handelingsvermogen van de EU
Om het hoofd te kunnen bieden aan veranderende geopolitieke omstandigheden moeten
                     we ons eigen huis zo goed mogelijk op orde hebben. Een sterke en goed functionerende
                     interne markt en het beschikken over voldoende industriële capaciteiten vormen volgens
                     het kabinet een onmisbare basis voor de economische macht, het innovatievermogen en
                     ook de geopolitieke invloed van de EU. Oftewel, zonder goed functionerende interne
                     markt geen open strategische autonomie. Andersom, zal open strategische autonomie
                     ook weer kunnen bijdragen aan het versterken van de interne markt, omdat een weerbare
                     Unie beter bestand is tegen negatieve externe invloeden. Op 25 juli zal de RvC nader
                     stilstaan bij de vraag hoe de interne markt en industriebeleid hieraan kunnen bijdragen.
                  
Het kabinet zal dan pleiten om het belang van de open strategische autonomie van de
                  EU aan te grijpen om een hernieuwd momentum te creëren voor versterking van de interne
                  markt. Dit brengt invulling aan de eerste pijler van de OSA-aanpak; het versterken
                  van het politiek-economisch fundament van de EU. Specifiek zal het kabinet pleiten
                  dat de RvC in samenwerking met andere Raadsformaties besluiten over concrete acties
                  om belemmeringen weg te nemen en de toepassing van interne-markt regels te verbeteren
                  op basis van een jaarlijkse cyclus, inclusief rapportage over de voortgang van de
                  interne markt. Een weerbare Unie betekent ook meer momentum voor een concurrerende,
                  sterke EU-industrie, vooral waar dit nodig is om de publieke belangen te borgen, zoals
                  de klimaat- en energietransities. Dit is de afgelopen jaren al in gang gezet. Het
                  kabinet steunt het beleid om strategische waardeketens te versterken via additioneel
                  beleid zoals o.a. met de Chips-, Critical Raw Materials- en Net-Zero Industry Act.
                  Ook steunt het kabinet gezamenlijke Europese investeringsprogramma’s om strategische
                  waardeketens te versterken, zoals dit gebeurt via zogenoemde Important Projects of
                  Common European Interest (IPCEI’s). Het kabinet ziet wel mogelijkheden tot verbetering
                  van het industriebeleid en zal hiervoor pleiten tijdens het debat. Zo roept het kabinet
                  op tot het maken van langtermijnstrategieën met betrekking tot verschillende strategische
                  waardeketens met doelen voor de lange termijn, waarin samen met de sector wordt geanalyseerd
                  welke obstakels er zijn en welke beleidsinstrumenten nodig zijn om deze obstakels
                  te adresseren. Ook wil het kabinet de governance van IPCEIs verbeteren, bv. door het
                  opzetten van een Joint European Forum on IPCEI.
               
Panelgesprekken over OSA (1: de korte termijn uitdagingen, 2: de midden-en lange termijn
                     uitdagingen, 3: aspecten gelinkt aan financiering en de impact hiervan op de interne
                     markt)
Tijdens panelgesprekken zal worden gesproken over 1) de korte termijn uitdagingen;
                  2) midden en langetermijn uitdagingen en; 3) financiering en de impact op de interne
                  markt.
               
Nederlandse inzet
Op de korte termijn ziet het kabinet met name dat de afhankelijkheid van gas die de
                  EU hard heeft geraakt. Door de inval van Rusland in Oekraïne en beperkingen qua gasleveranties
                  heeft de EU te maken met hogere gasprijzen en energieprijzen. Dit raakt met name energie-intensieve
                  industrieën in Europa die als gevolg hiervan minder concurrerend zijn. Het is van
                  belang hier in de EU een gezamenlijk antwoord op te vinden.
               
Op de midden- en langetermijn zijn er uitdagingen voor het behalen van de EU-doelen
                  voor de energie en digitale transitie en het adresseren van strategische afhankelijkheden
                  in bredere zin. Ook op het gebied van gezondheid zijn er uitdagingen waar afhankelijkheden
                  een rol spelen. De afhankelijkheid van grondstoffen en producten die nodig zijn voor
                  de energietransitie kan een mogelijk risico vormen voor het behalen van de doelen
                  van de energietransitie. De afgelopen jaren werken we in Europa aan strategieën16 om deze risico’s te adresseren. Het is nu belangrijk om deze te implementeren. In
                  de Kamerbrief van 12 mei jl. heeft het kabinet aan uw Kamer gecommuniceerd hoe het
                  kabinet de aanpak ten aanzien van strategische afhankelijkheden vormgeeft.17 Hierin is ook aangegeven dat het, gelet op de interne markt, in het Nederlands belang
                  is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij Europese trajecten die risicovolle strategische
                  afhankelijkheden in kaart beogen te brengen en aan te pakken.
               
Op het gebied van financiering maakt het kabinet onderscheid tussen publieke en private
                  middelen. Op het gebied van publieke middelen vindt het kabinet dat staatssteun niet
                  de enige oplossing is voor het bouwen van concurrentievermogen; het moet onderdeel
                  zijn van een integrale strategie voor een strategische waardeketen die alle beleidsinstrumenten
                  evalueert. Hierbij is het van belang dat staatssteunregels fit for purpose zijn om de groene en digitale transities mogelijk te maken en een subsidierace wordt
                  voorkomen. Ook EU-financiering is een belangrijk instrument om het concurrentievermogen
                  te versterken, bijvoorbeeld middels EU-programma’s als Horizon Europe, InvestEU, en
                  het Europees Defensiefonds. Recent heeft de Europese Commissie een nieuw voorstel
                  uitgebracht om investeringen in strategische technologieën te stimuleren: het Strategic
                  Technologies for Europe Platform (STEP). Over de kabinetspositie over voorstel wordt
                  uw Kamer eind augustus nader geïnformeerd via het BNC-fiche. Naast publieke middelen
                  speelt ook private financiering een grote rol in het behalen van onze ambities. Tijdens
                  de RvC zal het kabinet het belang hiervan onderstrepen.
               
Informele Raad voor Concurrentievermogen op 28 juli te Santander (Spanje) – onderzoeks-
                     en innovatiedeel
Dit deel van de Geannoteerde Agenda is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur
                  en Wetenschap en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad.
               
Versterking van een gemeenschappelijk Europees kader voor WTI-diplomatie
Werksessie – beleidsdebat
De Raad zal van gedachten wisselen over het versterken van een gemeenschappelijk kader
                  voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (WTI)-diplomatie. De Europese Commissie
                  stelt dat samenwerking op mondiaal niveau op het gebied van WTI van vitaal belang
                  is voor de EU om gemeenschappelijke maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, gelijke
                  toegang tot de nieuwste kennis te waarborgen en de mobiliteit van talenten te bevorderen.
                  De rol van Europa als wereldleider hangt echter af van het handhaven van openheid
                  en het realiseren van open strategische autonomie, het bevorderen van wetenschappelijke
                  excellentie en het vertalen van onderzoeksresultaten in het adresseren van maatschappelijke
                  vraagstukken, concurrerende producten, diensten en beleidsmaatregelen die de burgers
                  ten goede komen. De Commissie streeft naar een gezamenlijke aanpak op het gebied van
                  WTI.
               
Nederlandse inzet
Net als vele andere lidstaten, steunt Nederland het voorstel van de Commissie om de
                  initiatieven op het gebied van WTI-diplomatie te coördineren. Nederland zal aangeven
                  dat het belangrijk is om met andere landen buiten te EU te blijven samenwerken op
                  het gebied van WTI, waarbij ook de voor Nederland en Europa belangrijke waarden, zoals
                  academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit, worden gerespecteerd.
               
Tweede strategische plan voor Horizon Europe (2025 – 2027)
Werksessie – beleidsdebat
De thematische prioriteiten voor Horizon Europe, het Europese kaderprogramma voor
                  onderzoek en innovatie (2021–2027), worden vormgegeven aan de hand van het zogenoemde
                  strategische planningsproces. Er zijn twee strategische plannen voor de duur van Horizon
                  Europe: het eerste heeft betrekking op de huidige periode 2021–2024, het tweede op
                  de periode 2025–2027. Een belangrijk doel van het strategisch planningsproces is het
                  bevorderen van consistentie tussen de werkprogramma's, EU- en nationale prioriteiten
                  en het bereiken van continuïteit en samenhang van financieringsmaatregelen buiten
                  de tweejaarlijkse looptijd van werkprogramma's. De Commissie heeft recent een analyse
                  uitgebracht over het strategische plan.18 Het Spaanse voorzitterschap grijpt deze analyse aan om tijdens een werksessie van
                  gedachten te wisselen over het tweede strategische plan.
               
Tijdens de werksessie zal worden besproken hoe succesvol het eerste strategische plan
                  is geweest, welke lessen er getrokken kunnen worden en welke verbeteringen kunnen
                  worden doorgevoerd en hoe de belemmeringen die in de weg staan van het beter benutten
                  van de onderzoeks- en innovatieresultaten en het concurrentievermogen geadresseerd
                  kunnen worden.
               
Nederlandse inzet
Nederland zal in haar interventie aangeven dat binnen Horizon Europe en diens strategische
                  plannen, excellentie en impact als selectiecriteria voor financiering leidend moeten
                  blijven. Daarnaast zal Nederland aangeven dat een goede balans zowel tussen ongebonden
                  onderzoek en het adresseren van specifieke uitdagingen van belang is, als tussen fundamenteel
                  en meer toegepast onderzoek en innovatie. Naast inzet op de meest prangende thematische
                  prioriteiten en maatschappelijke uitdagingen, is voor Nederland een goede integratie
                  van de sociale en geesteswetenschappen als dwarsdoorsnijdend aspect een belangrijk
                  aandachtspunt, net als een effectieve deelname van het innovatief mkb en open science.
                  Ook is het stimuleren van internationale samenwerking met oog voor kennisveiligheid
                  van belang, waarbij Nederland net als in eerdere interventies zal benadrukken dat
                  we op dit gebied niet naïef en niet paranoïde moeten zijn.
               
Overig
Beantwoording motie van het lid Amhaouch
Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om ook de motie van het lid Amhaouch19 te beantwoorden en daarmee af te doen. Op het gebied van staatssteun heeft het kabinet
                  in het begin van 2023 bekeken welke aanpassingen in de steunkaders wel en niet wenselijk
                  zijn. Deze zijn op meerdere momenten gedeeld met de Europese Commissie20. In deze reactie uit het kabinet de wens om het gelijk speelveld op de interne markt
                  te behouden en een subsidierace tussen lidstaten te voorkomen maar wordt ook het belang
                  benadrukt van de dubbele transitie en het verminderen van strategische afhankelijkheden.
               
In maart jl. heeft de Commissie het Tijdelijk Crisis- en Transitiekader en de herziening
                  van de algemene groepsvrijstellingsverordening vastgesteld. Deze nieuwe kaders bieden
                  onder andere meer en snellere mogelijkheden voor lidstaten om steun te bieden aan
                  bedrijven, onder andere voor versnelling van de groene transitie.
               
Het voeren van een degelijk en innovatief economisch beleid is het uitgangspunt van
                  het kabinet. Dit neemt niet weg dat er in het licht van de noodzakelijke groene en
                  digitale transitie en in het geval van marktfalen gerichte staatssteun nodig kan zijn.
                  Het kabinet heeft een uitgebreid beleid om de Nederlandse industrie te ondersteunen
                  in de transitie, waaronder subsidiemaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn de maatwerkafspraken
                  met de grootste uitstoters, maar ook subsidieregelingen zoals de Versnelde klimaatinvesteringen
                  industrie (VEKI) Demonstratie Energie Innovatie (DEI+), en de Stimulering Duurzame
                  Energieproductie (SDE++). De recente verruimingen zijn uiteraard door het kabinet
                  goed geanalyseerd en daar wordt gebruik van gemaakt indien beleidsmatig wenselijk.
                  De recente verruimingen bieden de mogelijkheid om bestaande subsidieregelingen voor
                  verduurzaming van de industrie zoals o.a. de DEI+ regeling verruimen. Bij het Nationaal
                  Groeifonds zijn diverse voorstellen ingediend om investeringen in de productie van
                  zonnecellen, batterijen en elektrolysers in Nederland te stimuleren. Op 30 juni heeft
                  de groeifondscommissie bekend gemaakt projecten voor circulaire batterijen en zonnepanelen
                  goed te keuren. Samen met het eerder goedgekeurde voorstel voor productie van electrolysers
                  zijn dit technologieën die gebruik kunnen maken van het Tijdelijk Crisis en Transitie
                  Kader. Waar staatssteungoedkeuring nodig is voor uitvoering van deze projecten zal
                  het meest passende staatssteunkader gebruikt worden, daarbij sluit ik op voorhand
                  geen kaders uit.
               
Stand van zaken Critical Raw Materials Act
De Critical Raw Materials Act is op 16 maart door de Europese Commissie gepresenteerd.
                     Sindsdien zijn de onderhandelingen over het voorstel in de Raad snel gevorderd en
                     is er op 30 juni een Raadspositie vastgesteld.
                  
De vastgestelde Raadspositie is grotendeels in lijn met de Nederlandse inzet zoals
                     beschreven in het BNC-fiche21. Nederland heeft op 30 juni dan ook ingestemd met de Raadspositie.Tot een aantal
                     belangrijke elementen van de Nederlandse inzet die is behaald in de Raadspositie behoren:
                  
– Ambitieuzere doelen, namelijk:
• Het raffinagedoel gaat van 40% naar 50% van de Europese consumptie in 2030;
• Het recyclingdoel gaat van 15% naar 20% van de Europese consumptie in 2030.
– De Commissie levert 18 maanden na inwerkingtreding van de CRMA een rapport waarin
                           indicatieve doelen per grondstof worden opgenomen (Art. 42) en zijn indicatieve doelen
                           per grondstof ook deel van de Evaluatie van de CRMA (Art. 46).
                        
– Er is een verwijzing (Rec. 4) opgenomen naar de mogelijkheid voor individuele lidstaten
                           om nationale lijsten van kritieke grondstoffen op te stellen.
                        
– Als het gaat om vergunningverlening en de overriding public interest status van Strategische
                           Projecten, is de samenhang met milieu en natuurwetgeving ook toegevoegd aan de Evaluatie
                           (Art. 46).
                        
– De milieuvoetafdrukverklaring gaat over minstens drie impactcategorieën (Art. 30).
– Er wordt een subgroep voor circulariteit, procesefficiëntie en substitutie opgenomen
                           onder de Critical Raw Materials Board (Art. 35).
                        
Het kabinet verwelkomt deze aanpassingen van de Raadstekst. Deze ambitieuze aanpassingen
                  zijn in lijn met het BNC-fiche en conform het eerst deel van de motie van het lid
                  Sjoerdsma c.s.22 die het kabinet oproept om vóór de bespreking van de CRMA in COREPER (30 juni jl.)
                  een landencoalitie te vormen die ervoor zorgt dat de Raadstekst ambitieus blijft en niet «afzwakt» waar het gaat om vergunningverlening. Tijdens de triloogfase zal
                  Nederland zich onder andere inzetten op het consequent hanteren van de CRMA-kritikaliteitsmethodologie
                  om de kritieke grondstoffenlijst te bepalen (Annex II section 2). Op deze manier worden
                  alle kritieke grondstoffen op een uniforme manier vastgesteld en worden onderlinge
                  afhankelijkheden binnen lidstaten beter zichtbaar. Ook zal er ingezet blijven worden
                  op verdere optimalisatie van de taken en verplichtingen van de «contact point» vooral
                  op het gebied van vergunningstelsels die niet op elkaar kunnen worden uitgelijnd.
                  Om verlies van kritieke grondstoffen te verminderen, zal Nederland zich daarnaast
                  inzetten voor het opnemen van doelen voor het gebruik van de best beschikbare technieken
                  in de Evaluatie (Art. 46). Tot slot zet Nederland in op het toekomst bestendig maken
                  van de overriding public interest status (t.o.v. natuur- en milieuwetgeving) van Strategische
                  Projecten om versnelde vergunningverlening te kunnen realiseren.
               
Ik wil tevens van deze voortgangsrapportage gebruikmaken om nader toe te lichten waarom
                  het kabinet geen uitvoering heeft kunnen geven aan het tweede deel van de motie van
                  het lid Sjoerdsma c.s.23, die het kabinet oproept om vóór de bespreking van de CRMA in COREPER (30 juni jl.)
                  een landencoalitie te vormen die ervoor zorgt dat de Raadstekst ambitieus blijft en
                  niet «afzwakt» waar het gaat om vergunningverlening. Het kabinet gaat er vanuit dat Kamerlid Sjoerdsma met zijn motie doelt op het feit
                  dat de milieueffectrapportage (MER) buiten de vergunningverleningstermijn (Art. 10)
                  geplaatst is in de Raadspositie. Dit in tegenstelling tot het initiële voorstel van
                  de Commissie om de MER binnen de vergunningverleningstermijn te plaatsen. Conform
                  het BNC-fiche, zet het kabinet zich, net zoals de heer Sjoerdsma, in voor de versnelling
                  van vergunningverlening voor Strategische Projecten. Na analyse door het Ministerie
                  van Infrastructuur en Waterstaat blijkt dat, anders dan de heer Sjoerdsma suggereert,
                  het plaatsen van de MER buiten de vergunningverleningstermijn niet zal zorgen voor
                  vertraging van vergunningverlening voor Strategische Projecten. Het plaatsen van de
                  MER buiten de vergunningverleningstermijn sluit juist aan bij het Nederlandse stelsel,
                  omdat deze nu ook al buiten de vergunningverleningstermijn valt. Op het moment van
                  de aanvraag van een vergunning moeten alle documenten volledig zijn zodat beoordeling
                  van de aanvraag mogelijk is. De MER is één van de benodigde documenten. Als de MER
                  tijdens de beoordelingsperiode van de vergunningaanvraag nog gemaakt moet worden,
                  kan de vergunning niet beoordeeld worden en wordt de aanvraag aangehouden. Pas op
                  het moment dat de MER volledig is, kan het proces worden hervat. Het plaatsen van
                  de MER binnen de vergunningverleningstermijn zal daarom juist tot vertraging leiden.
                  Om deze reden heeft het kabinet geen uitvoering gegeven aan de motie van het lid Sjoerdsma.
               
Indieners
- 
              
                  Indiener
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.