Brief regering : Geannoteerde agenda informele JBZ-Raad van 20 en 21 juli 2023
32 317 JBZ-Raad
Nr. 845 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2023
Hierbij bieden wij uw Kamer de geannoteerde agenda aan van de informele Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken op 20 en 21 juli 2023 in Logroño, Spanje. De Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid zal deelnemen aan de JBZ-Raad. De Minister van Justitie
en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming zullen om agendatechnische redenen
niet deelnemen. Tevens informeren wij u over de ontwikkelingen rond Advanced Passenger
Information (API), het adequaatheidsbesluit EU-VS en wordt er uitleg gegeven over
de Deense opt-out zoals toegezegd.
Raadsposities Advanced Passenger Information (API) ontwerpverordeningen
Op 21 juni jl. zijn de raadsposities op de ontwerpverordeningen voor de verzameling
en overdracht van Advance Passenger Information (API) voor grensbewakings- en rechtshandhavingsdoeleinden aangenomen. Het voorstel
API Grensbewaking heeft als doel externe grenscontroles te versterken en faciliteren,
alsook illegale migratie tegen te gaan. Dit voorstel is van toepassing op vluchten
uit niet Schengenlanden naar het Schengengebied. Het voorstel API Rechtshandhaving
heeft als doel terrorisme en ernstige misdrijven te voorkomen, detecteren, onderzoeken
en vervolgen. Dit voorstel geldt voor zowel vluchten van en naar de Europese Unie
als intra-EU vluchten. De twee raadsposities lagen voor als hamerstuk in het Comité
van Permanente Vertegenwoordigers. Het Spaanse voorzitterschap verwacht eind oktober
de triloog-onderhandelingen met het Europees Parlement te kunnen starten.
Nederland heeft de voorstellen voor beide verordeningen verwelkomd en hecht groot
belang aan de verzameling van API-gegevens. De Raadsposities zijn grotendeels in lijn
met de kabinetsinzet zoals geformuleerd in de BNC-fiches. Zo is in de Raadsposities
opgenomen dat API-gegevens na een onverhoopte technische storing, alsnog aan de router
(en dus de bevoegde autoriteiten van de lidstaten) moeten worden verzonden indien
dit nog technisch mogelijk en zinvol is. Ook is uit overleg met de Commissie gebleken
dat de bewoording inzake de geautomatiseerde verzameling van de machinaal leesbare
reisdocument-gegevens in de ontwerpverordeningen voldoende toekomstig bestendig is.
Verder heeft Nederland aandacht gevraagd voor uitzonderlijke gevallen waarbij het
nodig is voor grensbewakingsautoriteiten om API-gegevens langer te bewaren ten behoeve
van de bestrijding van illegale migratie. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer
API-gegevens gebruikt moeten worden voor het verifiëren van de nationaliteit, identiteit
en reisroute bij asielaanvragen op de vluchthaven. In de Raadspositie is hier voldoende
ruimte voor gemaakt.
In de raadspositie ten aanzien van API Rechtshandhaving is verduidelijkt dat de verwerking
van API-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden plaatsvindt op basis van de Passenger Name Record (PNR)-richtlijn zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de EU. In deze raadspositie
is tevens expliciet vastgelegd dat Lidstaten zelf hun geselecteerde intra-EU vluchten
in de router kunnen doorvoeren – zonder tussenkomst van eu-LISA. Ook kunnen lidstaten
er voor kiezen om in de toekomst de router te gebruiken voor PNR-gegevens.
Voor enkele elementen was echter onvoldoende steun in de Raad. Nederland heeft zich
ingezet voor de uitbreiding van de reikwijdte van het API Grensbewakingsvoorstel naar
uitgaande vluchten en intra-Schengen vluchten, gelijk aan API Rechtshandhaving, met
het oog op het tegengaan van illegale en secundaire migratie. Hier was onder de lidstaten
onvoldoende steun voor. Daarnaast heeft Nederland, samen met enkele andere lidstaten,
gepleit om de API-verordeningen uit te breiden naar andere vervoersmodaliteiten zoals
bus, trein en scheepsvaart. De Commissie achtte het niet mogelijk om het kader voor
de luchtvaart één-op-één toe te passen op andere vervoersmodaliteiten, onder andere
vanwege de grote verschillen in de bedrijfsvoering. Wel heeft de Commissie aangekondigd
een studie te zullen uitvoeren naar het opstellen van een wetgevend kader ten behoeve
van de verzameling van API-gegevens bij andere vervoersmodaliteiten.
Adequaatheidsbesluit EU-VS
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat doorgifte van persoonsgegevens
aan derde landen, zoals de Verenigde Staten (VS), alleen onder bepaalde voorwaarden
is toegestaan. Met een adequaatheidsbesluit stelt de Europese Commissie (EC) vast
dat een derde land een passend beschermingsniveau biedt, vergelijkbaar met de AVG
die geldt in de Europese Unie (EU). Hiermee wordt het mogelijk om structureel, en
op een laagdrempelige wijze, gegevensdoorgifte met dat derde land te laten plaatsvinden.
Een adequaatheidsbesluit, zoals voor de VS, heeft dan ook grote economische waarde.
Op 16 juli 2020 verklaarde het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU)1 het adequaatheidsbesluit «Privacy Shield» voor de VS in het arrest Schrems II ongeldig.2 De EC heeft sindsdien samen met de VS gewerkt aan een nieuw EU-VS gegevensbeschermingsraamwerk,
dat bekend is onder de naam EU-VS Data Privacy Framework (EU-VS DPF). Met het EU-VS DPF wordt tegemoetgekomen aan de bezwaren van het HvJEU
uit Schrems II. Het EU-VS DPF introduceert nieuwe bindende waarborgen en beperkt de
toegang tot persoonsgegevens van EU-onderdanen door inlichtingen- en veiligheidsdiensten
(IV-diensten) in de VS.
De EC heeft op 10 juli jl., na instemming van de lidstaten, het adequaatheidsbesluit
voor het EU-VS DPF aangenomen en gepubliceerd. Daarmee heeft de EC vastgesteld dat
de VS, onder de voorwaarden van het besluit en het DPF, een beschermingsniveau biedt
dat gelijkwaardig is aan dat van de AVG en het Handvest van de grondrechten van de
EU. De EC heeft daarvoor onder andere getoetst aan de jurisprudentie van het HvJEU
en in het bijzonder aan het Schrems II-arrest.
In de aanloop naar het besluit heeft de EC conform de reguliere procedure het concept-adequaatheidbesluit
met de lidstaten (in het op artikel 93 AVG gebaseerde comité) besproken in het kader
van de comitologieprocedure.3 Voor de lidstaten was van belang dat het nieuwe adequaatheidsbesluit de toets van
het HvJEU goed kan doorstaan. Bij de schriftelijke stemming over het concept-adequaatheidsbesluit
waren 24 lidstaten, waaronder Nederland, voorstander van het adequaatheidsbesluit
en hebben drie lidstaten zich onthouden.
Het kabinet is van mening dat het nieuwe adequaatheidsbesluit de nodige verbeteringen
laat zien ten opzichte van eerdere adequaatheidsbesluiten voor de VS. Conform de vereisten
in de comitologieprocedure heeft de EC over het conceptbesluit advies gevraagd van
het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB) – het gremium waarin alle nationale
gegevensbeschermingsautoriteiten, zo ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), en de
Europees toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) verenigd zijn. Zoals de EDPB
in haar advies vaststelt, levert de implementatie van de beginselen van noodzakelijkheid
en proportionaliteit in het EU-VS DPF ten opzichte van het eerdere adequaatheidsbesluit
een belangrijke verbetering op. Dit geldt evenzeer voor het onafhankelijke en onpartijdige
verhaalmechanisme (redress). Via dit mechanisme wordt middels het Data Protection Review Court (DPRC) de mogelijkheid aan EU onderdanen voor verhaal geboden. Het DPRC onderzoekt
en lost klachten op, onder meer door het nemen van herstelmaatregelen. Indien het
DPRC bijvoorbeeld constateert dat gegevens door IV-diensten zijn verzameld in strijd
met EU-VS DPF kan het de verwijdering van de gegevens gelasten.4
Een belangrijk onderdeel van het EU-VS DPF, is het Amerikaanse juridisch kader in
Executive Order 14086 (EO 14086) waarin de zorgen van het arrest Schrems II zijn geadresseerd.
Op 3 juli 2023 heeft het bureau van de directeur van de nationale inlichtingendienst
(ODNI) van de VS het bijgewerkte beleid en de bijgewerkte procedures vrijgegeven ter
uitvoering van de nieuwe waarborgen in EO 14086. De procedures zijn inmiddels door
alle IV-diensten aangenomen en worden gehandhaafd door VS-autoriteiten.
Een van de aandachtspunten voor van het EU-VS DPF was de mogelijkheid voor Amerikaanse
IV-diensten om buiten de landsgrenzen van de VS krachtens Executive Order 12333 (EO 12333)
grote hoeveelheden (ofwel «bulk») gegevens te verzamelen, zonder voorafgaande (ex ante) toestemming door een onafhankelijke autoriteit. In reactie daarop, heeft de EC er
in de comitologieprocedure op gewezen dat het systeem van gegevensbescherming in de
VS weliswaar niet identiek is aan de AVG, maar daaraan wel in voldoende mate gelijkwaardig
is («essentially equivalent»). Dat laatste is doorslaggevend van belang voor het adequaatheidsbesluit in het licht
van het Schrems II-arrest. Zo zijn waarborgen zoals gerichte verzameling voor specifieke
genoemde doelen krachtens Executive Order 14086 (EO 14086) het uitgangspunt, terwijl
een effectief evaluatiemechanisme moeten borgen dat de bevoegdheden rechtmatig en
proportioneel worden toegepast. Het concept-adequaatheidsbesluit is daarnaast, naar
aanleiding van het advies van de EDBP, discussie met de lidstaten en de resolutie
die het Europees Parlement (EP) op 11 mei jl. heeft aangenomen5 tijdens de besprekingen in het op artikel 93 AVG gebaseerde comité aangepast, verhelderd
en verbeterd. Tevens voorziet het EU-VS DPF in een mechanisme waarmee het niveau van
de gegevensbescherming dat erdoor wordt geboden, periodiek wordt geëvalueerd en getoetst
aan het EU-recht. De resultaten van de evaluaties zullen vervolgens worden besproken
in het comité. Het kabinet blijft de ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Toelichting op de totstandkoming van de Deense «opt-out»
Naar aanleiding van de toezegging van de Minister van Justitie en Veiligheid in antwoord
op een mondelinge vraag van het lid Wilders licht het kabinet u hierbij toe hoe de
zogenaamde opt-out voor Denemarken tot stand is gekomen. Op 7 februari 1992 werd te
Maastricht het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: het EU-Verdrag) ondertekend
door de toen nog twaalf lidstaten van de Europese Gemeenschap. Het EU-verdrag vormde
de Europese Gemeenschap om tot Europese Unie. Daarbij werden onder meer nieuwe vormen
van samenwerking tussen de regeringen van de lidstaten ingevoerd, bijvoorbeeld op
het gebied van Defensie en op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken. De bekrachtiging
van het EU-Verdrag is indertijd door Denemarken niet eenvoudig verlopen. In Denemarken
keurde de bevolking bij referendum van 2 juni 1992 het verdrag af, hoewel het Deense
parlement het op 12 mei 1992 had goedgekeurd. Om de goedkeuring van het EU-verdrag
mogelijk te maken stelde de Europese Raad op 11 en 12 december 1992 te Edinburgh een
aantal bijzondere regels vast die uitsluitend ten aanzien van Denemarken van toepassing
zijn en die gezamenlijk met het EU-Verdrag in werking zouden treden. Deze bijzondere
regels houden onder andere een automatische Deense uitzondering (opt-out) op het gebied
van EU Justitie en Binnenlandse Zaken in. In een tweede referendum van 18 mei 1993
verkreeg het EU-Verdrag de goedkeuring van de Deense bevolking en kon Denemarken zich
aan het Verdrag binden. Het EU-Verdrag is op 1 november 1993 in werking getreden.
Indien een andere lidstaat een dergelijke uitzonderingspositie wenst te verkrijgen,
kan dat alleen wanneer het EU-Verdrag hiertoe zou worden aangepast. Alle lidstaten
moeten akkoord gaan met die verdragswijziging en deze moet ook in alle lidstaten geratificeerd
worden.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse
Zaken, 20 en 21 juli 2023
I. Binnenlandse Zaken
«Een veilig Europa»
1. Aanpak georganiseerde criminaliteit: versterking van internationale samenwerking
= Werksessie
Het Spaanse voorzitterschap zal naar verwachting stilstaan bij georganiseerde criminaliteit
als wereldwijde veiligheidsdreiging die moet worden aangepakt met internationale samenwerking
op het gebied van rechtshandhaving. Spanje heeft de strijd tegen georganiseerde misdaad
als een van de voorzitterschapsprioriteiten aangemerkt. Op het moment van schrijven
is nog geen discussiestuk beschikbaar over de van de bespreking. De verwachting is
dat de bespreking zich zal richten op de samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten
in de aanpak van drugscriminaliteit. Daarbij kunnen de mogelijkheden en het belang
van informatie-uitwisseling bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit aan
de orde komen.
De aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit is een prioriteit van
het kabinet. Ter versteviging van de nationale aanpak tegen georganiseerde en ondermijnende
criminaliteit is aanpak van ondermijning in internationaal en Europees verband noodzakelijk
om deze dreiging terug te kunnen dringen. Niet alleen zijn de effecten van ondermijning
in de Nederlandse samenleving vaak een lokale exponent van wereldwijd opererende criminele
netwerken, ook is het essentieel te voorkomen dat de criminele netwerken zich (tijdelijk)
verplaatsen naar een ander (buur)land om hun activiteiten ongestoord voort te kunnen
zetten. Daarnaast is grensoverschrijdend informatie delen essentieel voor een goede
nationale informatiepositie die bijdraagt aan een effectievere aanpak.
In EU-kader zet het kabinet met wetgeving, beleid en operationele instrumenten in
op het doorbreken van criminele machtsstructuren, het oprollen van criminele samenwerkingsverbanden
en het terugdringen van criminele verdienmodellen. Voor het tegengaan van ondermijnende
criminaliteit is in het bijzonder het opsporen van criminele geldstromen en ontnemen
van crimineel vermogen cruciaal. Voorts is het bevorderen van de weerbaarheid van
en handhaving bij logistieke knooppunten zoals (lucht)havens tegen crimineel misbruik
en de samenwerking met andere bron- en transitlanden van criminaliteit een prioriteit.
2. Russische agressie tegen OEK en de gevolgen voor interne veiligheid
= Werksessie
a)
Het Voorzitterschap zal naar verwachting de JBZ-Raad informeren over de ontwikkelingen
rondom de EU-veiligheidsdialoog met Oekraïne. Nederland acht de structurele veiligheidsdialoog
van groot belang en deelt de focus op vier prioritaire onderwerpen: vuurwapens, grensveiligheid,
extremisme en terrorisme en vervolging van oorlogsmisdaden. In het perspectief van
de brede aanpak van ondermijnende criminaliteit, hecht Nederland grote waarde aan
specifieke initiatieven en operationele activiteiten die zich richten op het verkleinen
van het risico dat illegale wapens Oekraïne kunnen verlaten, aangezien dit risico
zijn weerslag heeft op Nederland zelf.
Zo focust Nederland zich op dit moment op het op-/inrichten van Firearms focal point.
We pakken hierin samen met ander EU-landen een actieve rol op in het aansturen van
het internationale informatie proces. Hierbij wordt nauw opgetrokken met de Oekraïense
autoriteiten die zeer gecommitteerd zijn aan het voorkomen van de ongecontroleerde
verspreiding van vuurwapens.
b)
Sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne hebben de EU-lidstaten aan meer dan
4 miljoen ontheemden uit Oekraïne tijdelijk bescherming geboden. In Nederland zijn
sinds het activeren van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming bijna 100.000 ontheemden
uit Oekraïne opgevangen, met name in publieke opvangfaciliteiten.
Tijdens de informele JBZ-Raad van 20-21 juli wordt waarschijnlijk verder gesproken
over de toepassing van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming voor ontheemden uit Oekraïne.
Nederland zal pleiten voor tijdige besluitvorming over verlenging van de Richtlijn
Tijdelijke Bescherming met maximaal een jaar, waardoor activering van de richtlijn
doorloopt tot en met 4 maart 2025. Ook zal Nederland de Europese Commissie en het
Voorzitterschap oproepen om op EU-niveau de analyse van scenario’s voor verblijf en
terugkeer van ontheemden uit Oekraïne op de periode na maart 2025 te bespoedigen.
Voor beide punten geldt dat er vermoedelijk veel steun is onder EU-lidstaten.
3. Toegang tot data voor opsporing
= Werklunch
Tijdens de lunch wordt toegang tot data voor opsporing als randvoorwaarde voor veiligheid
in de digitale wereld besproken. De verwachting is dat een update zal worden gegeven
van de werkzaamheden van de onlangs opgerichte High Level Expert Group on Access to Data for Effective Law Enforcement.6 Deze expertgroep heeft als doel om aanbevelingen te doen voor de ontwikkeling van
EU-beleid en -regelgeving voor het verbeteren van de toegang tot digitaal bewijs voor
de rechtshandhaving. De onderwerpen encryptie en dataretentie komen onder andere aan
de orde. Nederland neemt actief deel aan deze expertgroep en zet in op deelname in
binnenkort te starten sub-werkgroepen over toegang tot data in transit, toegang tot
data bij providers en toegang tot data bij gebruikers. Hoewel de werkzaamheden net
zijn gestart, acht het kabinet het waardevol dat in EU-verband discussie plaatsvindt
over de manieren waarop in de digitale wereld gegevens voor de opsporing voldoende
bereikbaar zijn.
4. Migratie
= Werksessie
Het is nog niet bekend wat het Spaanse voorzitterschap onder dit agendapunt wil bespreken.
Er zijn op moment van schrijven nog geen stukken verspreid. Mogelijk wenst het Voorzitterschap
stil te staan bij de vorderingen in de onderhandelingen tussen de lidstaten over de
Crisisverordening. Over die verordening vinden op dit moment in voorbereidende gremia
nog gesprekken plaats.
Zoals eerder aangekondigd is een nieuw tekstvoorstel verschenen waarin het voorstel
voor een Instrumentaliseringsverordening is samengevoegd met de Crisisverordening.
De Crisisverordening beoogt daarmee een brede set aan instrumenten beschikbaar te
stellen voor lidstaten die zich in situatie van crisis, overmacht of instrumentalisering
bevinden. Het gaat daarbij enerzijds om instrumenten die lidstaten in staat stellen
in deze situaties hun verantwoordelijkheden uit te blijven voeren, zoals de mogelijkheid
om behandeling van asielverzoeken versneld maar zorgvuldig af te ronden, en daarbij
ongewilde secundaire migratie te voorkomen. Anderzijds worden in de verordening instrumenten
voor aanvullende solidariteit geïntroduceerd. Het kabinet zet in op een gebalanceerd
pakket. Daarbij is voor het kabinet van belang dat ook in crisissituaties de buitengrenslidstaat
zicht moet hebben op wie het Schengengebied betreedt, waarbij het recht op asiel vanzelfsprekend
wordt nageleefd. De uitgebreide kabinetsappreciatie is te vinden in de BNC-fiches
over de betreffende Commissievoorstellen.
Tijdens de besprekingen is naar voren gekomen dat een aantal lidstaten kritisch is
over het samenvoegen van beide voorstellen, bijvoorbeeld over de vraag of instrumentalisering
moet worden gezien als een vorm van crisis. Discussie is er ook nog over het kunnen
afwijken van de verplichte grensprocedure en over de maximumduur daarvan. Een aantal
lidstaten, waaronder Nederland, heeft zich uitgesproken tegen voorgestelde derogaties
op de herziene opvangrichtlijn. Voorts leven er bij de lidstaten nog veel vragen over
de solidariteitsartikelen, met name over de samenhang met andere wetgeving zoals de
AMMR.
II. Justitie
«Justitie in dienst van de burger»
1. Toegang tot het recht voor personen met een beperking
= Werksessie
De eerste sessie zal gaan over een uitwisseling over het verbeteren van de toegankelijkheid
van de burger tot het recht – een basisbeginsel van de rechtsstaat – en hoe de digitale
transformatie van rechtsstelsels ervoor zorgt dat het recht dichterbij de burgers
wordt gebracht, met name mensen met een beperking. Het Spaanse voorzitterschap heeft
het waarborgen van de rechtsstaat binnen de EU als een van haar prioriteiten aangewezen,
met een toegankelijk rechtsbestel als element daarvan. Deze werksessie staat in dat
licht.
In de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021–20307 heeft de Raad zich tot doel gesteld drempels die voor personen met een handicap om
aan de samenleving te kunnen deelnemen weg te nemen. Het uitoefenen van hun recht
binnen de EU maakt daar onderdeel van uit. Toegang tot het recht is een prioriteit
voor dit kabinet. Het waarborgen en versterken van de toegang tot het recht versterkt
niet alleen het rechtssysteem, maar schept ook vertrouwen tussen de bevolking en de
overheid. Het is daarbij aan de overheid zorg te dragen voor een goede juridische
infrastructuur, die duurzame oplossingen kan bieden. Betaalbaarheid, begrijpelijkheid,
beschikbaarheid en tijdigheid vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. Bijzondere
aandacht moet daarbij uitgaan naar de kwetsbare burger, waaronder ook mensen met een
beperking. Door het nemen van maatregelen wordt ervoor gezorgd dat de toegang tot
het recht ook voor personen met een beperking geborgd blijft.
2. Bescherming en nazorg van slachtoffers
= Werksessie
De bescherming en nazorg van slachtoffers is een prioriteit van het Spaanse voorzitterschap.
De lidstaten zullen tijdens de JBZ-Raad best practices uitwisselen maar ook verbeterpunten
in praktijk en organisaties bespreken.
Voor de verdere versterking van de bescherming en nazorg voor slachtoffers hanteert
Nederland een meerjarenagenda8 met als kernelementen: 1) Versterken rechtspositie slachtoffers, 2) Verbeteren bescherming
slachtoffers, 3) Verruimen van schadeverhaal door slachtoffers binnen het strafproces,
4) Uitbreiden ondersteuning slachtoffers. Op 12 juli j.l. heeft de Commissie het voorstel
gepresenteerd over de aanpassing van de Richtlijn minimumnormen slachtofferrechten
(2012). Het kabinet informeert uw Kamer hierover via de BNC-procedure.
Daarnaast zal de EU Strategie voor slachtofferrechten van 2020–20259 binnenkort moeten worden geactualiseerd. Naar verwachting zullen de eerste gesprekken
hierover aankomend jaar plaatsvinden. Nederland vindt het van belang om tijdens de
JBZ-Raad hierover van gedachten te wisselen met de lidstaten. In de vorige meerjarenstrategie
is veel inbreng vanuit Nederland verwerkt. Nederland ziet de meerjarenstrategie als
een belangrijk instrument voor een holistische benadering van de versterking van slachtofferrechten.
3. Uitdagingen en justitiële samenwerking in de aanpak van georganiseerde criminaliteit
= Werklunch
Tijdens de werklunch wordt gesproken over verdere justitiële samenwerking in de aanpak
van georganiseerde criminaliteit. Het Voorzitterschap wil van gedachten wisselen over
opsporing en onderzoek naar cryptogelden die worden gebruikt door criminele organisaties
en over de mogelijkheden van publieke-private samenwerking in de aanpak van georganiseerde
criminaliteit. Nederland verwelkomt dit. In Europa zal het kabinet aandacht blijven
vragen voor een gecoördineerde aanpak van ondergronds bankieren, dat wordt gebruikt
voor de financiering van criminele activiteiten en verplaatsing van crimineel vermogen.
Het kabinet staat daarom ook positief tegenover het voorstel van het Spaanse voorzitterschap
om nadere maatregelen te treffen en waar mogelijk in samenwerking met aanbieders van
cryptodiensten crimineel gebruik van cryptogelden tegen te gaan.
Nederland verwelkomt tevens het gesprek over publiek-private samenwerkingen voor de
aanpak van georganiseerde criminaliteit. In dit kader zal Nederland verwijzen naar
de verklaring die op 17 februari 2023 tussen Nederlandse en Belgische Ministers, de
burgemeesters van Rotterdam en Antwerpen, en de belangrijkste rederijen is ondertekend
waarmee het startschot is gegeven voor nauwere samenwerking om de havens weerbaarder
te maken. Het is van belang dat nieuwe initiatieven met betrekking tot havens zoveel
mogelijk aansluiten bij bestaande samenwerkingsverbanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.