Brief regering : Kabinetsreactie op het adviesrapport 'Elke regio telt!'
29 697 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid
Nr. 114
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2023
Het gaat pas goed in Nederland, als het overal in ons land goed gaat. Dat is helaas
niet het geval. In het advies «Elke regio telt!» constateren de Raad voor de leefomgeving
en infrastructuur (Rli), de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en de Raad
voor het Openbaar Bestuur (ROB) (hierna: de raden) dat welvaart en welzijn op een
aantal plekken in Nederland achterlopen. Daarnaast stellen de raden dat veel Nederlanders
vraagtekens zetten bij het vermogen van de overheid om hun problemen te zien en op
te lossen. Mensen voelen zich dikwijls niet gehoord en hebben het gevoel er alleen
voor te staan. Ze vinden dat er te vaak óver hen en te weinig mét hen wordt gepraat.
Het kabinet is de raden zeer erkentelijk voor hun advies. Dit zijn urgente signalen
die we niet mogen negeren. Zij vragen om actie van het hele kabinet. Niet in ons eentje
in Den Haag, maar in het hele land, samen met de rest van de samenleving.
Veel van de problemen die de raden signaleren, zijn mede veroorzaakt door een overheid
die zich heeft teruggetrokken en zo letterlijk op afstand kwam te staan. Door schaalvergroting,
grotere mobiliteit en investeringen van het Rijk die vooral landden in economisch
sterke regio’s. Op verschillende plekken sluiten de winkels, verdwijnt de huisarts
en wordt het enige bankfiliaal opgeheven waardoor de leefbaarheid verschraalt en de
gemeenschapszin onder druk staat. Dit is niet van de ene op de andere dag gegaan,
maar stapje voor stapje. Het is jarenlang een politieke keuze van meerdere kabinetten
met verschillende samenstellingen geweest om met bedrijfsmatig denken en handelen
binnen de publieke dienstverlening te bevorderen. Dit werd onder meer theoretisch
onderbouwd met de denkbeelden uit het New Public Management. Het kabinet streeft naar
meer legitimiteit, responsiviteit en rechtvaardigheid in het toekomstige beleid om
de kracht van alle regio’s te benutten.
Tegelijk zijn veel mensen trots op hun stad, streek of regio, ook op de plekken waar
welvaart en welzijn structureel ongelijk zijn verdeeld. Ze voelen zich ermee verbonden
en leven, wonen en werken er graag. Het kabinet ervaart, in de vele gesprekken die
we overal in Nederland voeren, voortdurend de kracht en eigenheid van de regio’s.
Elke regio heeft haar eigen verhaal en identiteit. Die kracht blijkt bijvoorbeeld
uit de sterke gemeenschapszin in die regio’s. Zo zijn de mienskip en het noaberschap
synoniemen geworden voor het samen oppakken van maatschappelijke problemen en er voor
elkaar te zijn als dat nodig is. Dit vraagt om een overheid die weet dat de Achterhoek
iets anders is dan de Liemers. Die beseft dat Goeree-Overflakkee niet Zeeuws is, maar
Zuid-Hollands. Die weet dat ook kleine gemeenten grote uitdagingen hebben.
Als we deze kracht en eigenheid van regio’s kennen, kunnen we hun sterke punten beter
benutten. Daarbij is samenwerking het sleutelwoord. Door de handen ineen te slaan
met mensen uit de regio’s en met maatschappelijke partners; met bedrijven, kennisinstellingen
en medeoverheden. Door gebruik te maken van elkaars kwaliteiten en van elkaar te leren.
Door voortdurend op zoek te gaan naar wat ons bindt en te respecteren waarin we verschillen.
Dit vraagt ook om een overheid die anders denkt en doet. Een overheid waardoor mensen
zich niet als klant of kostenpost behandeld voelen, maar zich in hen verplaatst, dicht
bij hen staat en naar hen luistert. Een overheid die dienstbaar, responsief en nabij
is. Een overheid die bruggen bouwt, gemeenschappen steunt en de samenwerking zoekt.
Deze opgave is niet gemakkelijk, maar wel urgent. Het vermogen van de overheid problemen
op te lossen, maakt de democratische rechtsstaat tastbaar voor iedereen. Twijfel aan
dat vermogen holt onze rechtsstaat uit. De uitdagingen waar ons land voor staat, vragen
om transities, die diep ingrijpen in de levens van mensen. Die kunnen alleen slagen
met draagvlak, steun en vertrouwen uit de samenleving.
Het kabinet is daarbij wel realistisch: wij willen niet meer beloven dan we waar kunnen
maken. Juist onrealistische en onvervulde beloften kunnen het wantrouwen en de teleurstelling
in overheid en politiek vergroten. Met de raden constateert het kabinet dat de benodigde
omslag in denken en doen een weg van de lange adem is: de overheid is een mammoettanker
die langzaam van koers verandert.
Dit betekent dat het kabinet in deze brief op hoofdlijnen reageert op het rapport
en alvast voor het kabinet relevante acties benoemt om verder te komen. Deze zomer
starten we met het vervolgtraject om samen met medeoverheden en betrokken partijen
te werken aan duurzame versterking van regio’s in Nederland.1
Hoofdlijn rapport: «Elke regio telt!»
De drie raden constateren dat er binnen Nederland aanzienlijke regionale verschillen
bestaan. Daardoor hebben sommige gebieden te maken met een stapeling van achterstanden,
waardoor de mensen daar minder kansen krijgen dan elders. Verschraling van voorzieningen
helpt daar niet bij: vanuit de overheid en vanuit bedrijven.
De conclusies van de raden richten zich op de rol en keuzes van de rijksoverheid,
die in de optiek van de raden hebben geleid tot niet te rechtvaardigen verschillen:
er is volgens hen te weinig oog in rijksbeleid voor het sociaal belang van voorzieningen,
kansen van gebieden buiten de economische kernen worden belemmerd door de beleidsfocus
op sterke regio’s, en er is onvoldoende aandacht voor specifieke opgaven in de grensregio’s.
Programma’s van de rijksoverheid zijn te tijdelijk, te kleinschalig en de terugtrekkende
beweging van het Rijk uit de gebieden buiten de economische kernen zet de legitimiteit
van het Rijk onder druk. De raden roepen op om in de volle breedte van het overheidsbeleid
meer aandacht en ruimte te hebben voor brede welvaart, de verdeling daarvan over het
land en de structurele ontwikkeling van regio’s, omdat nu niet alle inwoners in dezelfde
mate daarvan profiteren. Als brede welvaart structureel ongelijk verdeeld is, tast
dit het vertrouwen van inwoners in de overheid aan. Op termijn kan gebrek aan vertrouwen
en betrokkenheid van grote groepen burgers de democratische gemeenschap en de legitimiteit
van de Nederlandse overheid ondermijnen. Ook signaleren de raden dat Nederland zijn
nationale opgaven niet kan oplossen zonder de kracht en het potentieel van alle regio’s
te benutten.
De raden stellen op basis van hun analyse en casusonderzoek in vijf voorbeeldregio’s,
de Kop van Noord-Holland, de Veenkoloniën, Zeeuws-Vlaanderen, Twente en Parkstad Limburg,
dat er sprake is van verschraling van maatschappelijke voorzieningen, hetgeen de brede
welvaart en het gemeenschapsleven in de regio onder druk zet. Dat mensen in de bezochte
regio’s zich belemmerd voelen in hun ontplooiingskansen en zelfredzaamheid door geografisch
gestapelde en zichzelf versterkende achterstanden. Ook zijn inwoners niet tevreden
over de vertegenwoordiging van het regionale perspectief op landelijk niveau. De raden
schrijven dat inwoners zich zorgen maken over de zichtbaarheid van de overheid in
de regio en het gevoel hebben dat ze niet meetellen en dat alle aandacht uitgaat naar
andere – met name stedelijke – gebieden in het westen. Dat gevoel is in een deel van
de gevallen mede gevoed door het vertrek van de overheid uit sommige gebieden als
gevolg van concentratie en centralisatie en versterkt doordat (semi)publieke en private
partijen dat voorbeeld volgen. Inwoners kunnen, ondanks de goede zakelijke en sociale
contacten, het tij niet op eigen kracht keren. De raden sluiten, naast inzichten die
zij opdeden in gesprekken in de door hen onderzochte regio’s, aan bij de analyses
Van den Berg2 en van De Voogd en Cuperus3.
Reactie van het kabinet: koers zetten op benutten kracht van alle regio’s
De constateringen van de raden raken aan de legitimiteit van onze overheid, die voor
alle burgers herkenbaar en nabij dient te zijn. De plek waar iemand woont, mag daarbij
niet bepalend zijn. Mensen moeten zich gezien, gehoord en beschermd voelen door overheid
en politiek. Een belangrijke opdracht van het kabinet is dan ook om ervoor te zorgen
dat mensen ervaren dat de overheid er voor iedereen in Nederland is: een overheid
die responsief, nabij en dienstbaar is. Uitgangspunt voor het handelen voor de (Rijks)overheid
dient maatschappelijke impact en welzijn en brede welvaart te zijn.
Wat is brede welvaart?
Brede welvaart kan worden omschreven als het welzijn van inwoners in brede zin (vergelijkbaar
met de Engelse term «well-being»). Het betreft alles wat mensen van waarde vinden
(PBL/SCP/CPB 2017). Wat van waarde is, wordt daarbij breed opgevat: het gaat bijvoorbeeld
om het kunnen voorzien in het levensonderhoud, gezondheid, veiligheid, persoonlijke
ontplooiing en sociale contacten, maar ook om zaken waar om ideologische redenen waarde
aan wordt gehecht zoals het behoud van biodiversiteit of rechten voor groepen inwoners
waar iemand zelf niet toebehoort. Ook is er bij brede welvaart oog voor hoe het huidig
welzijn van inwoners van een land of regio samenhangt met het welzijn van mensen buiten
de regio («elders») en het toekomstig welzijn binnen en buiten de regio («later»).
Brede welvaart biedt dus een raamwerk, waarbij alle aspecten die belangrijk zijn voor
het welzijn van mensen, zowel in het «hier en nu» als «elders» en «later», in samenhang
worden bekeken. Het formuleren van beleid dat brede welvaart wil bevorderen, gaat
in wezen om het maken van afwegingen binnen dit raamwerk (voor een nadere toelichting
zie Evenhuis et al. 2020).
De oproep van de raden sluit dan ook nauw aan bij de belangrijke opdracht die het
kabinet ziet voor zichzelf. Dat is het herstel van de verbinding tussen de overheid
en samenleving. Een overheid die zich verplaatst in haar inwoners, hen serieus neemt,
dichtbij hen staat, naar hen luistert, waar mogelijk met hen samenwerkt en die de
eigen beloften inlost. Het kabinet moet bij beleidskeuzes aandacht schenken aan de
gevolgen voor de samenleving en de leefomgeving, voor brede welvaart in alle regio’s
van Nederland.
Dit betekent dat het Rijk de verbinding met medeoverheden en andere relevante partijen
in de regio’s moet verstevigen en meer in partnerschap met hen moet samenwerken, aandacht
moet hebben voor wat van belang is voor de leefbaarheid en brede welvaart in specifieke
regio’s en voor hoe beleid verschillend kan uitwerken voor verschillende groepen en
gebieden. Zo is het van belang om in het geval van regio’s aan de grens rekening te
houden met de ligging en de kansen en opgaven die deze grensligging met zich mee kan
brengen. Wie vanuit de lucht naar onze grensregio’s kijkt, ziet een aaneengesloten
gebied vol dorpen en steden, kantoren en bedrijven en een fijnmazige infrastructuur
vol wegen, spoorlijnen en paden. Mensen reizen heen en weer om te werken, te studeren
of een dagje uit te gaan. De grens zelf zien we niet vanuit de lucht. Maar zij is
er wel. Door de belemmeringen weg te nemen die de grens veroorzaakt, kunnen we onze
grensregio’s vooruithelpen. Grenzeloze samenwerking zorgt voor aantrekkelijker steden
en dorpen, voor meer veiligheid en voor bloeiende bedrijven, en niet in de laatste
plaats voor banen. Dan beseffen we dat de grensregio’s niet in een uithoek van onze
landen liggen, maar in het hart van Europa. Maar er zijn ook specifieke demografische
en/of sociaaleconomische opgaven die in meer of mindere mate in elk van deze regio’s
spelen. Caribisch Nederland; bestaande uit de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en
Saba is hier tevens een regio die in het oog springt. Het zijn drie zeer verschillende
eilanden, met een eigen Caribische context. Juist vanwege de schaal en het eilandelijke
karakter vraagt beleid hier vaak om maatwerk, om brede welvaart en leefbaarheid te
vergroten.
Met de programma’s Regio’s aan de grens en met Regio Deals wordt momenteel al ingezet
op het verbeteren van de leefbaarheid in grensregio’s. De raden zien dit als positieve
trajecten, maar volgens hen ontbreekt langjarige inzet voor het meer duurzaam aanpakken
van de complexe opgaven die in specifieke regio’s aan de orde zijn.
De raden wijzen er, in navolging van de Europese Commissie, op dat demografische ontwikkelingen
zoals vergrijzing en bevolkingsdaling kunnen leiden tot nieuwe regionale ongelijkheden.
Dit kan zowel de sociale cohesie als de groei in regio’s ondermijnen. Tegelijk zien
we dat voor de komende jaren een sterke groei van de totale Nederlandse bevolking
wordt voorspeld door het CBS. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050
buigt zich momenteel over het samenhangende vraagstuk van bevolkingsgroei, vergrijzing
en migratie, en zal daarover begin 2024 advies uitbrengen aan het kabinet.
Het kabinet deelt de opvatting van de raden dat dit niet betekent dat Nederland er
overal hetzelfde uit hoeft komen te zien. Regionale verschillen bieden ook kansen
en maken dat mensen zich verbonden voelen met en trots zijn op hun leefomgeving. Kortom,
het kabinet deelt de conclusie dat elke regio telt en dat we koers moeten zetten en
focus houden op het benutten van de kracht van alle regio’s, inclusief Caribisch Nederland.
Werk maken van de aanbevelingen
De drie hoofdaanbevelingen van de adviesraden zijn het vertrekpunt voor het vervolgtraject
dat we als Rijk samen met medeoverheden en maatschappelijke partners willen inzetten
om de kracht van alle regio’s beter te gaan benutten:
1. herijk de reguliere beleids- en investeringslogica van het Rijk;
2. investeer in langjarige programma’s voor regionaal economische ontwikkeling;
3. werk aan een vitale relatie tussen regio en rijksoverheid.
Deze drie lijnen met daarbij een aantal concrete vraagstukken, acties en toezeggingen
dienen als vertrekpunt voor de verdere uitwerking van het vervolg.
Werken aan gezamenlijk vertrekpunt
Het kabinet is het met de raden eens dat we ongewenste verschillen in welvaart en
welzijn moeten verkleinen. De raden nemen de regionale verschillen als perspectief,
maar benoemen ook dat er binnen regio’s en binnen steden grote verschillen kunnen
zijn. Dit blijkt ook uit het recente rapport van het SCP4, dat laat zien dat verschillen tussen inwoners binnen (stedelijke) gebieden soms
groter zijn dan tussen gebieden. Met het SCP ziet het kabinet ook dat inwoners van
rurale gebieden buiten de Randstad ervaren dat de landelijke politiek onvoldoende
oog heeft voor hun regio. Het SCP beveelt daarbij aan om op landelijk niveau een goede
afweging van regionale belangen te maken, de onderliggende problemen in beeld te brengen
en concrete oplossingen te bieden. Specifieke aanbevelingen daarbij zijn om op landelijk
niveau voor een goede afweging van regionale belangen te zorgen, ongelijkheid aan
te pakken vanuit een brede visie op welvaart en werk te maken van democratische vernieuwingen.5 Brede welvaart gaat immers over alles wat onze samenleving bindt en wat mensen waardevol
vinden, zoals gezondheid, bestaanszekerheid, sociale verbondenheid en veiligheid.
Dat leidt tot een geobjectiveerd en gezamenlijk beeld van wat er speelt en geeft realistische
handvatten voor de wijze waarop de rijksoverheid en regionale partners in samenwerking
tot concrete en duurzame oplossingen kunnen komen en die we kunnen benutten bij de
uitwerking van de aanbevelingen van de raden.
Het kabinet deelt met het SCP dat het belangrijk is om grip te krijgen op onderliggende
oorzaken van onbehagen en wil daarom niet alleen vanuit geografisch perspectief kijken
naar verschillen tussen regio’s, maar ook naar verschillen tussen inwoners. Mogelijkheden
die mensen hebben om invulling aan hun leven te geven doen er ook toe.
Uitwerken van de aanbevelingen
Het bevorderen van brede welvaart in alle regio’s vraagt al met al om een samenhangende
afweging van alle aspecten die een rol spelen bij brede welvaart, vanwege de samenhang
tussen regio’s, heden en toekomst en de verdeling van welvaart binnen een regio. Hieronder
wordt ingezoomd op de drie hoofdaanbevelingen die de raden hebben gedaan.
Lijn 1: herijk reguliere beleids- en investeringslogica
Het kabinet erkent dat de logica van het kabinet in de afgelopen decennia heeft geleid
tot het sterker maken wat sterk was. Dat moet anders. Alleen maar meer van hetzelfde
gaat de problemen niet oplossen. De afgelopen periode heeft het kabinet de kanteling
gemaakt naar het brede welvaartsperspectief. We willen centraal stellen wat mensen
van waarde vinden. Niet alleen hun materiële welvaart, maar ook zaken als hun gezondheid;
hun gevoel van veiligheid; hun verbondenheid met hun buurt, gemeente of streek, de
kwaliteit van het onderwijs voor hun kinderen; en de kwaliteit van de natuur en leefomgeving.
Het kabinet kijkt daarbij ook naar het werk en de modellen van het Centraal Planbureau
(CPB), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal en Cultureel Planbureau
(SCP). Met deze planbureaus gaat het kabinet op korte termijn in gesprek. Samen met
het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) werken de planbureaus aan een meerjarenprogramma
om te kijken hoe het perspectief van brede welvaart sterker kan worden verankerd in
de begrotingssystematiek van de rijksoverheid. De gezamenlijke planbureaus werken
aan een analyse-instrumentarium brede welvaart om gevolgen van voorgesteld beleid
voor brede welvaart in kaart te brengen. Het doel is toekomstige effecten van beleid
op verschillende maatschappelijke vraagstukken te analyseren zodat het mogelijk is
om uitspraken te doen over ontwikkelingen. De samenwerking van de planbureaus om met
een integrale blik naar voorgesteld beleid te kijken is een belangrijke bijdrage aan
de implementatie van het concept brede welvaart in beleid en daarmee een bouwsteen
om te kunnen sturen op het benutten van de kracht van elke regio. Daarnaast is er
een aantal andere concrete punten waarmee het kabinet aan de slag wil. Ook een kritische
blik op het instrumentarium waarmee investeringen nu worden bepaald en onderbouwd,
kan helpen om de heersende logica te doorbreken. Niet alle gebruikte instrumenten
nemen brede welvaart of oog voor maatschappelijke en regionale effecten als uitgangspunt.
Uitwerking
• Het kabinet gaat een stevige inspanning leveren om te realiseren dat dunner bevolkte
gebieden met grote afstanden meer gewicht krijgen in de toebedeling van voorzieningen.6 Verdelingseffecten moeten in de toekomst nadrukkelijker in beeld gebracht worden.
Het kabinet ziet bijvoorbeeld bij het gebruik van maatschappelijke kosten-baten analyses
(MKBA) dat toekomstige potentie van regio’s en de omstandigheden in dunner bevolkte
gebieden onvoldoende in beeld komen. Het kabinet wil daarom bekijken hoe de besluitvorming
in het infrastructuurbeleid breder ingevuld kan worden dan alleen de MKBA.7 Het CPB en PBL willen bijdragen aan de uitwerking van de rol van brede welvaart in
bij MKBA’s.8
• Aansluitend hierop wil het kabinet, om de bereikbaarheid in regio’s aan te laten sluiten
op de regionale behoefte, samen met medeoverheden en andere betrokkenen een nadere
uitwerking maken van bereikbaarheidsdoelen voor het afwegingskader van het mobiliteitsfonds
en het MIRT en concrete maatregelen voor 2024 en 2025. Momenteel werkt het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) binnen het Actieprogramma mobiliteitsvisie
aan verschillende varianten voor doelstellingen die voor het hele land voorzien in
bereikbaarheid. Voldoende concrete reistijdgrenzen of reistijdnormen van voorzieningen
zullen als varianten in de uitwerking van bereikbaarheidsdoelen worden meegenomen.9 Het is daarbij belangrijk om te kijken wat hierbij haalbaar en wenselijk is: wat
voor de ene regio werkt, hoeft voor de andere regio niet te werken. Ik verwijs u ook
naar de MIRT-brief van het Ministerie van I&W die afgelopen vrijdag 23 juni naar uw
Kamer is gezonden.
• Het kabinet kijkt samen met medeoverheden naar hoe verschillende manieren van bekostigen
lokaal uitpakken en waar de aanknopingspunten voor aanpassingen te vinden zijn om
bij keuzes in beleid en investeringen goed rekening te houden met verschillen tussen
regio’s.10 Hierbij gaat het bijvoorbeeld ook om het meenemen van factoren zoals nabijheid van
voorzieningen en de leefbaarheid in een gebied. Wat betreft onderwijs gaat het dan
bijvoorbeeld om de rol van het vervolgonderwijs in regionaal verband.
• Het kabinet zet in op beter uitvoerbaar beleid. Het uitgangspunt voor het kabinet
is dat rijksbeleid zodanig moet zijn vormgegeven dat het overgrote deel van de samenleving
en de medeoverheden op eigen kracht uit de voeten kunnen met de uitwerking daarvan.
Er moet in de fase van beleidsontwikkeling al gekeken worden of de slagkracht van
medeoverheden en andere partners in de regio toereikend is om invulling te geven aan
nieuwe opgaven naast de opgaven die zij al hebben. Het kabinet zet daarom actief in
op de toepassing en inbedding van de Uitvoeringstoets Decentrale Overheden (UDO)11 in de fase van beleidsontwikkeling. Zo kunnen we beter toetsen of beleidsvoornemens
wel uitvoerbaar zijn. En of ze voldoende ruimte bieden aan decentrale overheden om
eigen keuzes te maken. Want wetgeving en beleid kunnen nog zo goed bedoeld zijn, ze
zijn weinig waard als ze niet of slecht uitvoerbaar zijn. Kennis over hoe dat beter
kan, ligt vaak bij de mensen in het veld, zoals de gemeenten, provincies en waterschappen.
De toepassing en het effect ervan zullen worden geëvalueerd om te bezien of de UDO
afdoende is om regionale verschillen voldoende mee te nemen in de beleidsvorming op
rijksniveau. Het kabinet zal op basis hiervan ook in gesprek gaan met lokale en regionale
partijen om dit te toetsen.
• Het Nationaal Groeifonds (NGF) is gericht op versterking van het duurzaam verdienvermogen,
met als doel brede welvaart. Sterke regio’s dragen bij aan brede welvaart. Daarom
houdt het NGF rekening met regionale spreiding en wordt dat gemonitord. Het NGF zorgt
daarmee ook voor voordelen voor regio’s. In de tussenevaluatie van het NGF zal aandacht
worden besteed aan de vraag of de betrokkenheid van de regio’s goed is geborgd.
• Het huidige verdeelmodel van het gemeentefonds is geen eindstation. Vanuit de opgestelde
onderzoeksagenda12 wordt jaarlijks in het periodiek onderhoudsrapport13 nagegaan in hoeverre het uitgavenpatroon van gemeenten aansluit bij het verdeelmodel.
Er zal daarbij, naar aanleiding van het rapport «Elke regio telt!», ook expliciet
worden gekeken naar regionale verschillen. In het kader van de onderzoeksagenda wordt
gekeken hoe de stapeling van de problematiek in het sociaal domein beter gemodelleerd
kan worden, waarbij expliciet aandacht is voor het feit dat deze stapeling ook in
niet-stedelijke gebieden voorkomt. Ook moet kritisch gekeken worden naar de hoeveelheid
specifieke uitkeringen (SPUKS) die druk zetten op de uitvoeringskracht van medeoverheden.
Het kabinet werkt tevens aan een modernisering van het uitkeringsstelsel.
• Het begrip brede welvaart zal verder worden uitgewerkt en toegepast, zodat het meer
onderdeel gaat uitmaken van de werkwijze van overheden. Zo werken zes regionale planbureaus
en vier ministeries (LNV, BZK, I&W en EZK) sinds de zomer van 2022 samen in het Nationaal
Netwerk Brede Welvaart om werk te maken van brede welvaart in de (beleids)praktijk
en om van elkaar te leren en niet ieder apart het (brede welvaarts)wiel opnieuw uit
te vinden. En om de voortgang op de ontwikkeling van regionale brede welvaart in de
gaten te houden, wil het kabinet jaarlijks een reactie geven op de regionale Monitor
Brede Welvaart van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).14
Lijn 2: investeer in langjarige programma’s voor regionaal economische ontwikkeling
Het kabinet ziet dat er al voorbeelden zijn van programma’s en trajecten die een focus
hebben op het versterken van de leefbaarheid en brede welvaart in specifieke gebieden
met een meer integrale lange-termijn-agenda zoals het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid (NPLV), Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en het Actieplan
groene en digitale banen. Deze voorbeelden laten onverlet dat we nog veel stappen
te zetten hebben als het gaat om de behoefte aan meer duurzame, integrale programma’s
en aan samenwerking tussen Rijk en partijen in de regio’s. Hierbij gaat het ook nadrukkelijk
om het beter verbinden van de verschillende, meer sectoraal ingestoken, gebiedsgerichte
programma’s vanuit het Rijk. Door de sectorale organisatie van de rijksoverheid blijft
dit een grote uitdaging, maar het kabinet wil deze uitdaging wel aangaan.
Uitwerking
• Het kabinet wil, in de regio’s waar dat nodig is, kijken hoe een meer structurele
samenwerking tussen Rijk en regio vorm kan krijgen voor de ontwikkeling van brede
welvaart voor de lange termijn. Hierbij sluit het kabinet aan bij de aanbeveling van
de raden om als Rijk en regio’s gezamenlijk te werken aan kansenagenda’s. Naast interbestuurlijke
samenwerking gaat het daarbij ook echt om het benutten van de regionale kansen, samen
met de partijen actief in regio’s: bedrijven, scholen, het maatschappelijk middenveld,
vrijwilligersorganisaties, burgercollectieven, en individuele burgers die samen vormgeven
aan de regionaal economische dynamiek van alledag. Bij het maken van nieuwe beleid
is het van belang om beter te toetsen wat het effect op de regio is.
• De kansenagenda’s geven handvatten om lopende fysieke, sociale en economische programma’s
waar mogelijk meer aan elkaar te verbinden, integraler te benaderen en te bezien hoe
en waar aanvullende inspanningen nodig zijn. Hier kan tenminste (maar niet uitputtend)
gedacht worden aan een betere verbinding tussen programma’s en instrumenten als de
Nota Ruimte, het Volkshuisvestingsfonds, Nationaal Programma Landelijk gebied, het
Programma Gezonde Groene Leefomgeving, het Nationaal Programma armoede en de Gelijke
kansen alliantie.
• Het kabinet wil in ieder geval alle nieuwe toekomstvisies, (waaronder de toekomstvisie
mbo, hoger onderwijs en wetenschap en de nationale technologiestrategie) toetsen op
de bijdrage aan de ontwikkeling van regio’s buiten het stedelijk gebied.15
• Specifieke instrumenten voor regionaal economische ontwikkeling zijn bijvoorbeeld
het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen
(ROM’s). Met de ROM’s zet het Rijk samen met provincies in op het aanjagen van de
bedrijvigheid en werkgelegenheid in de regio. Het kabinet gaat in overleg met betrokkenen
voor deze ROM’s aan de slag met het opstellen van een meerjarenplan.16 Verder zijn voor de Regionale Steunkaart 2022–2027 de economisch zwakste regio’s
in Nederland geïdentificeerd. Op basis hiervan is het mogelijk om bedrijven geoorloofde
staatsteun te verlenen.
• Als basis en input voor bovenstaande acties gaat het kabinet in de tweede helft van
2023 nader onderzoek laten doen naar hoe de brede welvaart over Nederland verdeeld
is en waar de brede welvaart sterk onder druk staat. Hierbij zal ook expliciet aandacht
zijn voor het voorzieningenniveau en de mate waarin dit een rol speelt bij de brede
welvaart.
Lijn 3: werk aan een vitale relatie tussen regio en rijksoverheid
Het kabinet erkent dat er in de afgelopen decennia te weinig oog is geweest voor de
belangen van sommige regio’s in Nederland. De overheid levert op dit moment te weinig
voor een te grote groep mensen. Dat heeft het kabinet eerder al erkend in de kabinetsreactie
op de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen. De eerste twee lijnen die hierboven
aan de orde kwamen, kunnen ook alleen succesvol worden als voldaan wordt aan een gedragsverandering
aan Rijkszijde. Een attitude waarbij geluiden uit alle regio’s in Nederland meer gezien
en gehoord worden en hier ook acties aan verbonden worden. Een manier van werken waarbij
we niet alleen over regio’s spreken, maar met. Daar begint het mee. Hieronder gaan
wij in op een aantal eerste stappen die wij in dat kader willen zetten.
Uitwerking
• Om de rijksoverheid meer zichtbaar en toegankelijk voor mensen in de regio te maken,
werkt het kabinet aan een betere spreiding van rijkswerkgelegenheid over het land.
Een overheid die dichtbij is, kan de binding met de mensen in de regio’s versterken.
Nieuwe inzichten in de betekenis van een nabije rijksoverheid worden vertaald naar
beleidsvorming, dienstverlening, uitvoering en hoe er met de regio wordt samengewerkt.
Het gaat daarbij om meer dan alleen een fysieke aanwezigheid. Het gaat er ook om hoe
de taken van een rijksdienst zich tot een regio verhouden, en daarmee het vormen van
duurzame samenwerkingsverbanden tussen de rijksoverheid en de regio. Door de aanwezigheid
van rijksdiensten die aansluiten bij de kernkwaliteiten van een regio, kunnen de rijksoverheid
en regio’s elkaar versterken. Belangrijk daarbij is dat regionale overheid vanuit
eigen verantwoordelijkheid voor duurzame regionale ontwikkeling ook meedenken over
regio-specifieke kansen, behoeften en opgaven.
• De Tweede Kamer ontvangt in Q4 2023 een brief waarin wordt ingegaan op de wijze waarop
het kabinet toewerkt naar een andere spreiding van rijkswerkgelegenheid. Bij nieuwe
beslissingen over de locatiekeuze van rijksdiensten zal het regiobelang een prominentere
plek in de besluitvorming krijgen. De bevoegdheden van de Minister van BZK worden
versterkt, zodat zij in het kabinet een coördinerende en adviserende rol kan vervullen
bij de spreiding van rijksdiensten over het land.17
• Er wordt een landelijk netwerk van rijksknooppunten gerealiseerd, deels in bestaande
rijkskantoren. De beschikbare ruimte wordt daarbij anders ingericht, waarbij naast
werkplekken ook voorzieningen worden geboden voor ontmoeten en samenwerken. Dit biedt
belangrijke voordelen voor zowel de regio als het Rijk, bijvoorbeeld voor medewerkers
uit regio’s buiten de Randstad die bij de rijksoverheid werken en zo in het beleid
het regioperspectief vertegenwoordigen.
• Het kabinet zal naar aanleiding van de suggesties van de raden met de provincies de
kansen bespreken omtrent de rol die zij in en voor de regio kunnen betekenen. De raden
doen hiervoor al enkele concrete voorstellen, zoals het verlenen van ondersteuning
aan gemeenten in de vorm van kennis en menskracht bij het leggen van contacten op
nationaal niveau of het voorbereiden en indienen van aanvragen voor financiering vanuit
het Rijk of Europese fondsen.
• Het kabinet wil actief lessen trekken en leren van al lopende trajecten waarin Rijk
en regio samenwerken aan regionale en nationale opgaven, zoals de programma’s Regio
Deals en Regio’s aan de grens. Deze programma’s leggen verbinding tussen verschillende
nationale en regionale opgaven in samenwerking tussen Rijk en de regio. Aanvullend
hierop wil het kabinet onderzoek doen naar hoe we elkaar beter in positie kunnen brengen
en wat er aanvullend nodig is om als Rijk een betere partner te zijn voor de medeoverheden
bij interbestuurlijk samenspel.18
Vervolgproces en inzet
Zoals eerder benadrukt ziet het kabinet het als een belangrijke opdracht om ervoor
te zorgen dat mensen ervaren dat de overheid er voor iedereen in Nederland is: een
overheid die responsief, nabij en dienstbaar is. Het kabinet dankt de raden nogmaals
voor het opstellen van het rapport.
Het kabinet is aan zet om samen met medeoverheden werk te maken van de uitwerking
van de opgaven die de raden hebben opgeworpen. Een eerste bestuurlijk gesprek hierover
heeft inmiddels plaatsgevonden. Het kabinet beoogt met oplossingen te komen die structureel
bijdragen aan de stimulering van brede welvaart in de regio. Dat kan de overheid niet
alleen. Daar zijn ook andere partners voor nodig, zoals maatschappelijke organisaties,
bedrijven, kennisinstellingen en burgers. Het kabinet wil juist met hen gezamenlijk
komen tot het identificeren van die structurele oplossingen.
Het kabinet kiest bewust voor een andere aanpak. Onderdeel van de aanpak zal in ieder
geval zijn om samen met leden van het kabinet het contact met de regio te versterken
door er met regelmaat te zijn en het gesprek te voeren. Niet alleen met bestuurders,
maar juist ook met de inwoners en maatschappelijke partners voor wie wij een nabije,
dienstbare en rechtvaardige overheid willen zijn. Daarnaast willen we meer inzicht
krijgen in wat van belang is voor de leefbaarheid en brede welvaart in specifieke
regio’s en hoe in beleidsvorming meer gestuurd kan worden op een duurzame versterking
van regio’s. Het kabinet ziet dit als belangrijkste stappen in het behoud van duurzaam,
sterke regio’s en de ontwikkeling daarnaar toe van de regio’s die dat nu nog niet
zijn. De in deze brief geformuleerde lijnen dienen hierbij als vertrekpunt waarbij
wij expliciet openstaan voor nieuwe onderwerpen en aandachtspunten die in deze kabinetsreactie
nog niet zijn benoemd.
Oplossingen zijn alleen effectief als ze in samenhang worden afgewogen. Naast de uitwerking
van de drie sporen, zal daarom ook de onderlinge samenhang worden bewaakt. Dat is
nadrukkelijk een opgave voor het hele kabinet, waarin de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijkrelaties een coördinerende functie zal vervullen.
Het moet anders, en beter. Het gaat hier om de toekomst van de regio’s en de mensen
die er wonen. Om de gemeenschapszin en leefbaarheid die onder druk staan. Hier ligt
een opdracht voor het kabinet en voor ons allemaal.
In het najaar informeert het kabinet uw Kamer over de concretisering en voortgang
van de uitwerking van de adviezen.
Namens het gehele kabinet,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.