Brief regering : Eerste voortgangsbrief bestuursakkoord en beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1071 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2023
Dit kabinet investeert de komende jaren fors in een samenhangend pakket aan maatregelen
voor het hoger onderwijs en de wetenschap. En dat was hard nodig. Alleen zo kan Nederland
een kennisland blijven in een wereld die steeds afhankelijker wordt van wetenschappelijke
kennis, nieuwe technologieën en innovaties.
Deze brief laat zien hoe we samen met het hele hoger onderwijs en onderzoeksveld erin
slagen om een trendbreuk te realiseren, na jaren van tekorten en hoge werkdruk.1 We zien dat de investeringen van het kabinet in het hoger onderwijs en onderzoek
en wetenschap al effect hebben. Onderzoekers en docenten profiteren van de extra investeringen,
er komen vaste banen bij en studenten vragen de basisbeurs aan. Ook zijn de eerste
startersbeurzen voor ongebonden onderzoek al verstrekt aan jonge talentvolle onderzoekers.
Goed voor hen, omdat dit de druk van het aanvragen wegneemt.
Het stelsel van hoger onderwijs en wetenschap in Nederland is uniek. Het heeft een
hoge kwaliteit en is toegankelijk voor een heel brede groep mensen. We kunnen hier
trots op zijn, maar we moeten er vooral ook heel zuinig op zijn en uiteraard is er
nog werk te doen. Met deze investeringen behoudt en versterkt Nederland zijn toppositie
en het uitzicht op onderzoeks-doorbraken, waarvan we afhankelijk zijn om de problemen
van deze tijd aan te pakken. Ook dragen deze investeringen eraan bij dat studenten
onderwijs ontvangen op het niveau dat ze verdienen en nodig hebben. Zo laten we geen
enkel talent onbenut.
Op 17 juni 2022 heb ik de beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap aan uw Kamer
gezonden. Daarin heb ik de ambities van het kabinet voor het hoger onderwijs en wetenschap
uiteengezet, vergezeld van concrete beleidsopties en investeringen. Kort daarna heb
ik samen met de Universiteiten van Nederland (UNL) en de Vereniging Hogescholen (VH)
een grote stap vooruit gezet door een bestuursakkoord te sluiten. Aan het omzetten
van de afspraken uit het akkoord in concrete acties is ook een grote bijdrage geleverd
door het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en de Landelijke Studentenvakbond
(LSVb). Ik bedank iedereen die het mogelijk heeft gemaakt om binnen een jaar van ambitie
naar uitvoering te gaan en die daarmee vol aan de slag is. Onder hen de leden van
verschillende commissies, kwartiermakers, docenten, onderzoekers en studenten.
Ik heb toegezegd uw Kamer te informeren over de voortgang van de investeringen en
een werkconferentie daarover te organiseren. Dat zal ik jaarlijks doen. In deze brief
geef ik een verdere toelichting op de voortgang op de drie hoofddoelen van het bestuursakkoord:
1) het fundament versterken, 2) ruimte geven aan divers talent en 3) grotere maatschappelijke
impact. In Bijlage 1 staat een samenvattende tabel met de voortgang op hoofdlijnen
ten aanzien van de beleidsbrief en het bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap.
Het kabinet investeert € 700 miljoen structureel en € 5 miljard via het Fonds voor
Onderzoek en Wetenschap. Dat betekent de komende tien jaar € 10 miljard aan investeringen
in hoger onderwijs, onderzoek en wetenschap. Een groot deel van deze investeringen,
€ 300 miljoen, is beschikbaar voor de starters- en stimuleringsbeurzen. Doel van de
beurzen is het stimuleren van ongebonden onderzoek en verlagen van de werk- en aanvraagdruk.
De universitaire sectorplannen is een ander deel van de investeringen waarvoor structureel
per jaar € 200 miljoen is vrijgemaakt. De sectorplannen geven instellingen en sectoren
de ruimte om zich te specialiseren, onderzoekers vaste banen te geven en onderwijs
van topniveau te verzorgen. De eerste signalen zijn veelbelovend. De eerste beurzen
worden toegekend en de sectorplannen dragen nu al bij aan meer rust en ruimte in het
wetenschappelijk onderwijs en onderzoek.
Het kabinet investeert ook extra in grote wetenschappelijke infrastructuren die baanbrekend
onderzoek mogelijk maken. Voorbeelden zijn een infrastructuur voor het opvangen van
trillingen uit het diepe heelal en een infrastructuur om het gebruik van vooruitstrevende
orgaan- en ziektemodellen te stimuleren die zijn gebaseerd op menselijke stamcellen.
Met een investering van jaarlijks € 100 miljoen krijgt het praktijkgericht onderzoek
op hogescholen de noodzakelijke impuls om de optimale schakel te zijn tussen fundamenteel
onderzoek en onze samenleving. Praktijkgericht onderzoek heeft zich in de afgelopen
decennia in hoog tempo ontwikkeld tot een onmisbare vorm van onderzoek in de Nederlandse
kennisinfrastructuur en heeft daarmee een belangrijke functie in de regio. Het onderzoek
is vaak kort cyclisch zodat het aansluit bij de behoeften van de praktijk. Van deze
middelen is € 5 miljoen bestemd voor de ontwikkeling van een opleiding tot onderzoeker
in de beroepspraktijkdat professional doctorate wordt genoemd. Het kabinet investeert
ook € 90 miljoen om te voorkomen dat als gevolg van demografische krimp in regio’s
en afnemende studentenaantallen op korte termijn onomkeerbare beslissingen moeten
worden genomen in het hbo, zoals het opheffen van opleidingen of beperken van studierichtingen.
Intussen ga ik met hogescholen in in gesprek over lange-termijn oplossingen. Het is
van belang dat opleidings-richtingen die cruciaal zijn voor de vitaliteit van deze
regio’s kunnen bijdragen aan werkgelegenheid en bedrijvigheid in de regio.
De huidige generatie studenten ervaart veel mentale belasting. Een hoge prestatiedruk
van buitenaf en binnenuit werkt verlammend. Ik wil studenten meer rust en ruimte geven.
Daarom zijn hier goede afspraken over gemaakt en is door instellingen en studentenorganisaties
een kader voor het bevorderen van studentenwelzijn ontwikkeld, omdat een gezonde en
inclusieve leeromgeving een basisvoorwaarde is voor studenten om te kunnen leren en
ontwikkelen. Naast de afspraken in het bestuursakkoord heb ik ook besloten het bindend
studieadvies anders vorm te geven.
In deze brief volgen meer voorbeelden van maatregelen en investeringen waarmee ik
de kwaliteit van het onderzoek en onderwijs wil verhogen, en waarmee een veilige en
ontspannen werk- en studieomgeving dichterbij komt. Het doel is niet om een uitputtende
of zeer gedetailleerde opsomming te geven, maar juist de samenhang te laten zien tussen
alle maatregelen die ik neem om de doelen te bereiken.
Monitoring en effectmeting
Hoe loopt de voortgang en welke resultaten hebben we bereikt? Om daar inzicht in te
krijgen is het van groot belang om te monitoren en effecten te meten. In het kader
van het bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap heb ik met de universiteiten
en hogescholen afspraken gemaakt over de monitoring van verschillende beleidsindicatoren.
Deze indicatoren heb ik aangevuld met aanvullende indicatoren voor de onderdelen van
het onderzoeks- en wetenschapsbeleid die niet worden afgedekt met de bestuursakkoordindicatoren.
In de bijlage bij deze brief worden deze indicatoren toegelicht, evenals een overzicht
en planning van beleidsevaluaties en -onderzoeken voor de komende jaren. Gezamenlijk
vormen de indicatoren en evaluaties mijn aanpak van monitoring, evaluatie en effectmeting.
Hiermee is ook invulling gegeven aan de toezegging die ik uw Kamer heb gedaan.2
Voortgang op doelstelling 1: een gezond en sterk fundament
Ik wil de noodzakelijke investeringen voor het hoger onderwijs en onderzoek breed
inzetten. Daarmee wil ik een voedzame bodem creëren voor zowel onderzoek als onderwijs.
Zo krijgen jonge, talentvolle onderzoekers en docenten een goede start. Het is daarom
van belang het fundament gezond en sterk te houden en te versterken op de plekken
waar dat het meest nodig is.
Op verschillende manieren werken we hier hard aan. Zo zet ik in op stabiele financieringslijnen
voor onderzoek en wetenschap, die internationale samenwerking en topwetenschap mogelijk
maken. Ik heb extra geïnvesteerd in state-of-the-art grote wetenschappelijke infrastructuren
en in toegepaste infrastructuren/faciliteiten, om baanbrekend onderzoek te kunnen
blijven doen. Dit laatste onder verantwoordelijkheid van de Minister van Economische
Zaken en Klimaat (EZK). Door de extra investeringen in wetenschappelijke infrastructuren
konden dit jaar vijf extra projecten worden gefinancierd (negen in totaal, over alle
wetenschappelijke onderzoeksterreinen). Het betreft onder andere infrastructuur voor
het opvangen van trillingen uit het diepe heelal (GW LISA/ET) en infrastructuur om
het gebruik van vooruitstrevende orgaan- en ziektemodellen te stimuleren die zijn
gebaseerd op menselijke stamcellen (hDMT INFRA StemCellS). Ook wordt hiermee extra
geïnvesteerd in een nationaal portfolio van lidmaat-schappen van grootschalige internationale
infrastructuren.
Bij de toegepaste infrastructuren hebben de instellingen voor toegepast onderzoek
(TO2 en RKI’s) afgelopen mei hun plannen ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland. Een commissie zal advies uitbrengen over het honoreren van deze voorstellen.
In mei dit jaar is ook de subsidieregeling Matching Horizon Europe in werking getreden.
Via deze regeling worden publiek gefinancierde kennisinstellingen, zoals universiteiten,
hogescholen, TO-instellingen en Rijkskennisinstellingen, gecompenseerd voor de kosten
die samenhangen met hun succesvolle deelname aan het Europese Kaderprogramma voor
Onderzoek en Innovatie. Hiervoor is jaarlijks € 75 miljoen beschikbaar. Europese samenwerking
stimuleren is bij de huidige geopolitieke ontwikkelingen nog belangrijker geworden.
Ook investeer ik daarom, samen met de Minister van EZK, in het bevorderen van de Nederlandse
deelname in de Europese partnerschappen met € 50 miljoen in 2023.
In het onderwijs zorg ik voor meer rust en ruimte, onder andere door vanaf 2025 de
investeringen vanuit het studievoorschot te continueren en structureel aan de instellingen
toe te kennen. Het doel hiervan is om het huidige kwaliteitsniveau van het onderwijs
voort te zetten. Hiermee creëer ik duidelijkheid, zowel op het gebied van bekostiging
als de administratieve belasting. Het benodigde wetsvoorstel heb ik in voorbereiding.
Ik streef ernaar dit voorstel voor het eind van dit jaar aan uw Kamer toe te zenden.
De betrokkenheid van de medezeggenschap blijft gewaarborgd bij de besteding van deze
middelen door middel van instemmingsrecht.3 Over de wijze waarop dit precies zal worden uitgewerkt informeer ik uw Kamer voor
de begrotingsbehandeling in een medezeggenschapsbrief.
Om de onderwijskwaliteit te waarborgen, werk ik momenteel ook aan een wetsvoorstel
om de internationale instroom van studenten beter te kunnen beheersen en sturen. Deze
instroom legt nu een te hoge druk op docenten, faciliteiten en huisvesting. Om de
instroom te beperken zijn daarnaast bestuurlijke afspraken nodig met VH en UNL, die
als addendum zullen worden toegevoegd aan het bestuursakkoord. Hierover sta ik ook
in nauw contact met het ISO en de LSVb. Er geldt een wervingsstop tot deze bestuurlijke
afspraken zijn gemaakt, met uitzonderingen voor regionale (arbeidsmarkt)tekorten.
Twee voorbeelden van versterking van het fundament:
1. Het verbreden van de toegang tot de lerarenopleidingen met de sectorplannen wo: Om de instroom in de eerstegraads lerarenopleidingen voor de tekortvakken te verhogen
wordt er in het sectorplan voor de Social Sciences and Humanities ingezet op vernieuwing
van het onderwijs door een taal- en cultuurcomponent in te brengen in nieuwe, groeiende,
brede opleidingen (denk aan studies als International Business Communication of Europese
Studies). Zo komen meer studenten hiermee in aanraking. Vanuit de brede opleidingen
met taal- en cultuurcomponenten wordt een makkelijkere en betere toegang gecreëerd
naar de lerarenopleidingen. De sector verwacht dat dit zorgt voor een groter en rijker
potentieel aan leraren in de talen.
2. Investeren in een energiepositieve wijk in Amsterdam-Noord door praktijkgericht onderzoek: Amsterdam realiseert een «energiepositieve wijk» op het voormalige bedrijventerrein Buiksloterham. De onderzoekers geven het concept
«energy citizenship» vorm en betrekken de bewoners in het onderzoek. Onder leiding
van het Centre of Expertise Urban Technology van de Hogeschool van Amsterdam (HvA)
en HvA Urban Governance and Social Innovation werken onderzoekers aan deze nieuwe
buurt, waar het energieverbruik gedekt moet worden door duurzame energie opgewekt
in de buurt zelf. De verwachting is dat de toekomstige bewoners meer energie produceren
dan ze zelf gebruiken. Dit overschot zal worden verhandeld op een lokale energiemarkt.
Andere manieren om het fundament van ons onderwijs en onderzoek te versterken zijn
investeringen in sectorplannen, in levensbeschouwelijke universiteiten en in het praktijkgericht
onderzoek. De sectorplannen stimuleren op een unieke manier samenwerking en profilering
aan onze universiteiten. Universiteiten maken op landelijk niveau keuzes voor de toekomst,
zorgen voor betere afstemming en zelforganisatie. Dat is een betekenisvolle stap:
studenten, docenten en onderzoekers krijgen ruimte voor wetenschappelijke doorbraken
en het aangaan van maatschappelijke uitdagingen. Met de investering in sectorplannen
geven we daarmee niet alleen circa 1200 mensen een vaste aanstelling in onderwijs
en wetenschap, maar brengen we onderwijs en wetenschap ook als geheel naar een hoger
niveau. In alle domeinen is er bovendien gewerkt aan een verbeterde onderwijskwaliteit
en een macrodoelmatig onderwijsaanbod, op basis van de landelijke keuzes en vanuit
een koppeling tussen onderzoek en onderwijs. In de sectorplannen gaat er ook specifieke
aandacht naar de opleidingen Nederlandse Taal en Cultuur, de moderne vreemde talen
en het verbeteren van de aansluiting van deze opleidingen met lerarenopleidingen.
De levensbeschouwelijke universiteiten hebben een gezamenlijk plan opgesteld waarmee
zij gericht werken aan de versterking van hun (onderlinge) samenwerking, hun onderwijs
en onderzoek en aan maatschappelijke impact.
Ook de investeringen in het praktijkgericht onderzoek worden de komende jaren geïntensiveerd.
Praktijkgericht onderzoek van hogescholen is de afgelopen decennia onmisbaar geworden.
Wij profiteren als maatschappij vaak direct van de kennis, kunde en producten die
dit onderzoek oplevert. En ik heb met eigen ogen gezien hoe belangrijk de rol is die
hogescholen spelen in hun eigen regio’s, en hoeveel inwoners, organisaties en bedrijven
in die regio’s direct of indirect betrokken zijn bij het onderzoek van hogescholen.
Daarom investeert dit kabinet in de verdere versterking van het praktijkgericht onderzoek,
met € 100 miljoen per jaar, waarvan € 50 miljoen structureel en € 50 miljoen tot en
met 2031. Dankzij deze investeringen kunnen we het praktijkgericht onderzoek nog verder
versterken, zowel kwalitatief als kwantitatief.
Van deze middelen voor praktijkgericht onderzoek gaat € 85 miljoen direct naar de
hogescholen en € 15 miljoen naar het Regieorgaan SIA, dat praktijkgericht onderzoek
financiert. SIA speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van dit onderzoek. Ik
ben dan ook verheugd met het nieuwe SIA-convenant 2023–2028 dat ik afgelopen 6 juli
mede namens de Minister van EZK afsloot4, met een brede coalitie van partijen die betrokken zijn bij praktijkgericht onderzoek.5 Met het nieuwe SIA-convenant continueren we de succesvolle basis die al onder SIA
lag én richten we onze blik nadrukkelijk op de toekomst.
Van de € 15 miljoen voor SIA gaat € 5 miljoen naar de pilot met het professional doctorate.
Ik ben er trots op dat de eerste kandidaten in de pilot van het professional doctorate-programma
inmiddels zijn gestart. In totaal doen 25 hogescholen aan dit programma mee, waardoor
130 kandidaten de kans krijgen hun professional doctorate te halen.
Voortgang op doelstelling 2: ruimte voor divers talent
Studenten, docenten en onderzoekers kunnen alleen floreren als zij zich veilig voelen,
ze de ruimte krijgen hun talenten te ontplooien én hun talenten erkend en gewaardeerd
worden.
Ik vind het belangrijk dat studenten zich op de opleiding die bij hun past kunnen
ontwikkelen. Dat is goed voor henzelf, de arbeidsmarkt en de maatschappij. In het
onderwijs hebben we een aantal maatregelen genomen, naast de afspraken in het bestuursakkoord,
om hun ontwikkeling te stimuleren en rust en ruimte te bieden. Dat heeft als doel
het studentsucces en studentenwelzijn meer in balans te brengen. De meest prominente
maatregelen zijn de herinvoering van de basisbeurs vanaf september 2023 (met meer
ruimte voor aanvullende beurzen) en de aanpassing van het bindend studieadvies (BSA).
Dat draagt bij aan het verminderen van de prestatiedruk en stress die studenten tijdens
hun studie kunnen ervaren. Daarnaast hebben instellingen en studenten samen een kader
voor een integrale aanpak studentenwelzijn opgesteld.6 Ook heb ik in samenspraak met studenten, medewerkers en instellingen een integrale
aanpak opgesteld om de sociale veiligheid op instellingen te vergroten.7 Verder hebben de overheid, het onderwijs en het werkveld in de zomer van 2022 het
stagemanifest ondertekend, waarin afspraken worden gemaakt om stagediscriminatie te
voorkomen en tegen te gaan. Tot en met 2027 werken we hieraan samen binnen het landelijke
ECHO-werkprogramma.
Twee voorbeelden van ruimte voor divers talent:
1. Werk maken van inclusief onderwijs: Op 8 juni 2023 ondertekende de Hogeschool Rotterdam als 27ste hoger onderwijsinstelling
in de aanwezigheid van veel studenten en medewerkers de intentieverklaring van het
Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (ECIO). Hiermee kunnen onderwijsinstellingen
laten zien dat zij zich actief committeren aan het VN-verdrag Handicap en werk maken
van inclusief onderwijs. Ruim een derde van de hoger onderwijsstudenten studeert namelijk
met een beperking, hiervan wordt 39% belemmerd in hun studie. Alle ondertekenaars
krijgen toegang tot een werkgroep waarin onderwijsinstellingen ervaringen kunnen delen
en ECIO ondersteunt met kennis over implementatie van het verdrag. Andere instellingen
geven aan dat sinds de ondertekening van de intentieverklaring het bewustzijn rondom
inclusief onderwijs verbeterd is en het vaker op de agenda staat. ECIO voert in 2023
campagne voor 100% commitment van alle hogescholen en universiteiten. Inmiddels hebben
12 universiteiten en 15 hogescholen het verdrag ondertekend.
2. Erkennen en waarderen van wetenschappers: Wetenschappers onderzoeken, onderwijzen, begeleiden, geven leiding en maken impact.
Hun beoordeling gebeurt echter nog vooral op basis van individuele onderzoeks-output.
Daar brengt het programma Erkennen & Waarderen verandering in. Bij de TU Eindhoven
kunnen Universitair Docenten (UD’s) bijvoorbeeld vanaf dit jaar meedoen aan een pilot
waarin ze via een onderwijsprofiel carrière maken. Dit betekent dat hun onderwijswerkzaamheden
centraal staan in de beoordeling.
In onderzoek en wetenschap bied ik rust en ruimte door vrij besteedbare starters-
en stimuleringsbeurzen te verstrekken aan talentvolle wetenschappers. De eerste beurzen
zijn dit jaar door de universiteiten uitgekeerd. Daarmee kunnen onderzoekers met meer
rust hun onderzoek een boost geven en de balans tussen hun onderwijs- en onderzoekstaken
herstellen.8 Ook denk ik met UNL en NFU na over het verbeteren van de monitoring van promotie-
en postdoctrajecten, om meer zicht te krijgen op talentontwikkeling aan universiteiten
en umc’s en waar nodig het beleid hierop aan te passen. Daarnaast wordt er door de
universiteiten gewerkt aan nieuwe gezamenlijke afspraken over de toekenning van het
promotierecht. Voor de waardering van wetenschappers worden, naast kwantitatieve indicatoren
zoals aantallen citaties, in toenemende mate kwalitatieve indicatoren gebruikt, zoals
de (maatschappelijke) impact van onderzoek, lesvaardigheid en leiderschap. Een cultuurbarometer
en drijfverenonderzoeken zullen de voortgang van de universiteiten op het gebied van
het beleid voor Erkennen en Waarderen inzichtelijk maken.9
Wetenschappelijk talent wordt ook gestimuleerd met de intensivering van de middelen
voor de Open Competitie van NWO en de Summit Grants. Deze investeringen maken op de
eigen manier excellent, ongebonden onderzoek mogelijk en dat is noodzakelijk om de
Nederlandse wetenschap wereldwijd competitief te houden. De investeringen zorgen ervoor
dat de aanvraagdruk omlaag gaat. Voor de Summit Grants zijn de vooraanmeldingen voor
de calls inmiddels gestart. Summit Grants zijn bestemd voor samenwerkingsverbanden
die in bestaande samenwerking bewezen hebben tot de wereldtop te behoren of die de
sprong naar de wereldtop kunnen maken.
Welzijn en sociale veiligheid
Bij het boeken van voortgang op de hoofddoelstellingen zijn de veiligheid en het welzijn
van alle studenten, docenten en onderzoekers van cruciaal belang. Het onderwijs en
de wetenschap moeten veilige havens zijn. Iedereen binnen het hoger onderwijs en onderzoek
moet zich optimaal kunnen ontwikkelen en dat kan alleen wanneer instellingen een veilige,
toegankelijke en inclusieve omgeving bieden voor studenten en medewerkers. Dat vraagt
adequate acties en soms cultuurveranderingen. Ik zet onder andere in op een integrale
aanpak sociale veiligheid en daarnaast studentenwelzijn, kennisveiligheid, digitale
veiligheid en het meldpunt WetenschapVeilig, waarmee we bij dit laatste staan voor
de veiligheid van onze wetenschappers.
Zo is door instellingen en studenten samen een kader voor een integrale aanpak studentenwelzijn
ontwikkeld, omdat een gezonde en inclusieve leeromgeving een basisvoorwaarde is voor
studenten om te kunnen leren en ontwikkelen.10 Het kader, dat wordt ondersteund door een programma, draagt bij aan verbeterd welzijn
van studenten, zodat zij beter in staat zijn zich te ontwikkelen en te ontplooien
tijdens hun studententijd. De vaardigheden die zij opdoen tijdens hun studie zijn
waardevol voor de rest van hun leven. In het kader studentenwelzijn is ook aandacht
voor het vergroten van kennis en kunde binnen instellingen. Zo worden studieadviseurs
verder toegerust met kennis over studenten met een functiebeperking, zoals hoogsensitiviteit,
autisme en AD(H)D.11
In samenspraak met studenten, medewerkers en instellingen heb ik een integrale aanpak
opgesteld en met uw Kamer gedeeld om de sociale veiligheid op de instellingen te vergroten.12 Er komt een landelijk programma en ik wil verbeterde voorzieningen voor klachten
en meldingen. Volgend uit het bestuursakkoord stellen de instellingen gedragsregels
op tegen onveilig en grensoverschrijdend gedrag. In het voorjaar van 2024 informeer
ik uw Kamer over de stand van zaken van mijn integrale aanpak sociale veiligheid.
Instellingen gaan zorg dragen voor een eenduidige en structurele monitor van ervaren
sociale veiligheid. Zij werken nu aan een pilot voor deze monitor met als doel deze
nog dit jaar te laten starten. Het expliciet benoemen van sociale veiligheid als zorgplicht
voor de instellingen in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek
(WHW) verbetert het externe toezicht op sociale veiligheid. Door het als zorgplicht
op te nemen in de WHW wordt nader invulling gegeven aan wat die zorgplicht inhoudt.
Hiermee leggen we vast wat we van instellingen vragen en kunnen we toezicht houden
op hetgeen zij op dit vlak gedaan hebben. Ik verken daarnaast of sociale veiligheid
een aandachtspunt moet worden bij de borging van de onderwijskwaliteit. Ook wordt
de meld-, overleg- en aangifteplicht zedenmisdrijven uitgebreid van minderjarigen
naar alle studenten.
Naast de integrale aanpak doen instellingen al veel om de sociale veiligheid te vergroten.
Alle instellingen hebben vertrouwenspersonen en klachtencommissies en universiteiten
hebben een ombudsfunctie voor medewerkers. Zij breiden zulke ombudsfuncties dit jaar
uit naar studenten als het nog niet is gebeurd. Ook heeft een aantal hogescholen een
ombudsfunctionaris voor personeel en studenten. Ik heb de VH ter overweging meegegeven
dat alle hogescholen hier werk van zouden moeten maken. Ik blijf hier aandacht voor
vragen.13
Kennisveiligheid
Samen met de kennisinstellingen werk ik aan het versterken van de kennisveiligheid.
Over de voortgang van deze aanpak heb ik uw Kamer in december 2022 geïnformeerd14 en dit zal ik aan het eind van dit jaar opnieuw doen. Met het kennisveiligheidsbeleid
willen we kennis die een risico vormt voor de nationale veiligheid beschermen (protect). Daarbij geldt het uitgangspunt «open waar mogelijk, gesloten waar nodig». We zetten
ook in op het behouden van onze vooraanstaande kennispositie en technologisch leiderschap
(promote). De juiste balans tussen protect en promote is essentieel en daarover blijf ik met de kennisinstellingen in gesprek. De uitvoering
van het kennisveiligheidsbeleid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van kennisinstelling
en overheid, wij staan hierbij naast elkaar.
Ten eerste willen we de kennisveiligheid bij instellingen vergroten. Hierover heb
ik in het bestuursakkoord afspraken gemaakt met de universiteiten en hogescholen.
Ik heb in het najaar van 2022 met de kennisinstellingen een kennisveiligheidsdialoog
gevoerd. Deze dialoog wordt in het najaar van 2023 herhaald. Kennisinstellingen implementeren
de Nationale Leidraad Kennisveiligheid en dit jaar vindt een externe audit plaats
die de voortgang van de implementatie en risicoanalyses onderzoekt. Ik zend uw Kamer
het eerste sectorbeeld, van de universiteiten, in het najaar. Kennisinstellingen maken
veel gebruik van het Loket Kennisveiligheid. Vanuit het Loket Kennisveiligheid organiseren
we een learning community waarmee we de ontwikkeling van expertise binnen kennisinstellingen en uitwisseling
tussen kennisinstellingen stimuleren.
Ik zet ten tweede in op het ontwikkelen van de Screening Kennisveiligheid met het
doel ongewenste kennisoverdracht in de vakgebieden waar de risico’s voor de nationale
veiligheid het grootst zijn te voorkomen. Ik heb uw Kamer in april 2023 geïnformeerd
over het tijdspad van het wetstraject dat hiervoor nodig is.15
Ten derde zoek ik actief samenwerking in de EU en daarbuiten met gelijkgestemde landen.
Dat is waar we een gelijk speelveld kunnen bereiken en waar de balans tussen protect en promote bewerkstelligd kan worden door internationale en Europese coalities te verstevigen
zodat internationale samenwerking ten behoeve van hoogtechnologische innovatie mogelijk
blijft (shape).
Voortgang op doelstelling 3: vergroten van de maatschappelijke impact
De maatschappelijke impact van ons onderwijs en onze wetenschap moet worden vergroot
en prominenter voor het voetlicht worden gebracht. In het onderwijs gaat het daarbij
om een macrodoelmatig onderwijsaanbod, de goede aansluiting van het onderwijsaanbod
op de vraag vanuit de arbeidsmarkt, adequate studievoorlichting en het faciliteren
van vitale regio’s. In de wetenschap gaat het om het vergroten van de impact van wetenschap
op de samenleving en het versterken van de verbinding tussen wetenschap en samenleving
door investeringen in kennisbenutting, open science en wetenschapscommunicatie.
Macrodoelmatigheid
Een macrodoelmatig opleidingsaanbod draagt bij aan het vergroten van de arbeidsmarktrelevante
en maatschappelijke impact van onderwijs. Er wordt op verschillende manieren gewerkt
aan een opleidingsaanbod dat aansluit bij de behoeften van de arbeidsmarkt, de maatschappij
en de wetenschap. Het hbo heeft hiervoor een sectorale cyclus ingericht, waarbij sectorale
verkenningen worden gedaan onder leiding van externe commissies. Op basis daarvan
stellen de instellingen plannen per sector op en voeren deze uit met behulp van sectorale
adviescolleges. Voor het wo is er in hun sectorplannen aandacht voor macrodoelmatigheid
en de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Ook heeft UNL een proces ingericht
waarbij er vanaf aankomend academisch jaar in de stuurgroep Onderwijs en Onderzoek
wordt gereflecteerd op het gehele opleidingsaanbod in relatie tot de ontwikkelingen
binnen de wetenschap, arbeidsmarkt en maatschappij. Hierbij worden ook discipline-overlegorganen,
sectorraden en een ambtelijke expertgroep betrokken. De VH werkt op dit moment verder
uit hoe de instellingen inzicht bieden in het gezamenlijk invulling geven aan de regie
en (bij)sturing op de macrodoelmatigheid van het onderwijsaanbod. Over de uitkomsten
word ik rond de zomer geïnformeerd door de VH.
Daarnaast heb ik onlangs de herziene regeling macrodoelmatigheid gepubliceerd, die
meer dan voorheen is gericht op samenwerking en op vernieuwing in het bestaande opleidingsaanbod.
Dit is belangrijk om het opleidingsaanbod toekomstgericht te houden. Instellingen
die, onder meer vanuit de sectorplannen, samenwerken kunnen bijvoorbeeld hun aanvragen
voor nieuwe opleidingen clusteren. Tegelijkertijd verken ik samen met UNL en VH hoe
de verbetering en doorontwikkeling van data op het gebied van macrodoelmatigheid kan
worden aangepakt.
Onderwijsaanbod en vitalisering van de regio’s
Studenten horen zich binnen de verschillende onderwijsvormen van de waaier te kunnen
bewegen. Hiervoor zijn de doorstroom en toegankelijkheid van het onderwijs belangrijk.
Ik wil de beroepsonderwijskolom versterken door drempels weg te nemen en doorstroom
makkelijker te maken. Daarom ben ik verheugd dat ik de komende drie jaar de subsidieregeling
versterking aansluiting beroepsonderwijskolom beschikbaar kan stellen voor samenwerkingsverbanden
van drie onderwijssectoren: vo/vavo, mbo en hbo. Scholen en onderwijsinstellingen
kunnen gezamenlijk doorlopende opleidingsroutes vormgeven, inclusief een doorlopende
loopbaan-oriëntatie en begeleiding (lob) lijn, om onderwijsprogramma’s van de verschillende
opleidingen beter op elkaar te laten aansluiten. Hiermee beoog ik de aansluiting van
vo/vavo naar mbo en van mbo naar hbo te versterken, uitval en switch te verminderen,
een bijdrage te leveren aan de tekortsectoren en de verschillende samenwerkingsverbanden
tussen vo, mbo en hbo te stimuleren.16
Om een impuls te geven aan het hbo en de vitalisering van regio’s met een krimpende
populatie heb ik aan verschillende hogescholen middelen toegekend om hogescholen in
staat te stellen om met het opleidingsaanbod te blijven bijdragen aan de regionale
economie, de (regionale) tekortsectoren en de leefbaarheid.17 Hiervoor heb ik € 90 miljoen beschikbaar gesteld. Onlangs ontving ik het plan Vitale
opleidingen voor vitale regio’s dat de VH onder onafhankelijk voorzitterschap heeft
opgesteld, met een advies over hoe deze middelen het beste kunnen worden besteed.
Op basis van dit advies heb ik inmiddels € 45 miljoen toegekend, voor de resterende
middelen start ik een tweede tranche.
Het gevaar van een teruglopend aantal studenten is dat bepaalde opleidingen die van
strategisch belang zijn voor de regio niet meer kostendekkend zijn en instellingen
moeten besluiten tot afbouw of opheffing van opleidingen of tracks. Dat kan voor de
leefbaarheid en economische levensvatbaarheid van de betreffende regio schadelijk
zijn. De aanpak stimuleert samenwerking tussen instellingen, draagt bij aan het maken
van scherpe keuzes en is zowel gericht op de instandhouding van opleidingsaanbod dat
bijdraagt aan de vitaliteit van de regio als op transitie om de toekomstbestendigheid
van opleidingen te verbeteren en toekomstige krimp op te vangen. In de tweede tranche
geef ik nadrukkelijk ruimte voor dat laatste. Intussen ga in het kader van de toekomstverkenning
met hogescholen in gesprek over lange termijnoplossingen. Daarbij betrek ik ook waar
en in welke mate op lange termijn aanvullende wijzigingen nodig zijn in wet- en regelgeving
en/ of bekostigingssystematiek.
Tegelijkertijd is voor hbo-opleidingen in de zogenaamde tekortsectoren extra financiering
ter beschikking gesteld. In de zorg, de techniek, de ICT en het onderwijs worden deze
middelen ingezet om de instroom van studenten te verhogen, uitval en switch te verlagen
en betere aansluiting met het werkveld te verzorgen. Hogescholen zetten in op vernieuwing
van de opleiding door bijvoorbeeld het combineren van de pabo met de opleiding voor
leraar lichamelijke opvoeding, het zogenaamde pabo-halotraject. Andere instellingen
ontwikkelen trajecten voor zij-instromers en verkennen mogelijkheden tot aparte trajecten
om statushouders op te leiden tot verpleegkundige. Opleidingen innoveren door bijvoorbeeld
gebruik te maken van simulatieapparatuur. Ook maken zij afspraken met het werkveld
over het behoud van pas afgestudeerden in de sector, door een zachte landing op de
werkvloer in de eerste paar jaar na hun afstuderen.
De kwaliteit van de lerarenopleidingen moet verder omhoog. In de brief voortgang lerarenstrategie,
die u onlangs heeft ontvangen, heb ik een stappenplan voor de kwaliteitsverbetering
van lerarenopleidingen uiteengezet.18 Daarnaast zetten de lerarenopleidingen zich in om het voor professionals met een
ho-opleiding aantrekkelijker te maken om te kiezen voor de verkorte lerarenopleiding.
Ook bieden zij bi-diplomeringstrajecten aan waardoor studenten een dubbele bevoegdheid
kunnen behalen. Bijvoorbeeld de combinatie van het vak geschiedenis met tekortvak
Nederlands. De inzet op de tekortsectorenaanpak is hard nodig en ik blijf me daarvoor
hardmaken. Zo maakt het onlangs aangenomen wetsvoorstel educatieve module het voor
professionals aantrekkelijker om voor een verkorte lerarenopleiding te kiezen. Daarnaast
is de aanvraag voor de Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren (NAPL) bij
het Nationaal Groeifonds toegekend. Met dit voorstel wordt een serieuze impuls gegeven
aan de verdere professionalisering van leraren. Dit komt de kwaliteit van het onderwijs
ten goede en kan het beroep van leraar aantrekkelijker maken en zo de lerarentekorten
helpen terugdringen. De NAPL investeert in landelijke ontwikkelpaden (pijler 1), een
opleidingsregister (pijler 2), co-creatielabs in regionale netwerken (pijler 3) en
een systeem van kwaliteitsborging (pijler 4). Hiernaast werk ik verder aan beleid
op het terrein van digitalisering en LLO en op het terrein van flexibilisering, bijvoorbeeld
via het wetsvoorstel leeruitkomsten.
Impact van onderzoek
Onderzoek heeft een grote impact op ons dagelijks leven en helpt ons mee oplossingen
te vinden voor de grote vraagstukken waar we voor staan. Daarom is het van belang
dat we kennis zo goed mogelijk benutten. Ook is de interactie tussen wetenschap en
samenleving belangrijk. In verschillende fasen van het onderzoek is deze interactie
mogelijk, van het formuleren van onderzoeksvragen tot een dialoog over de uiteindelijke
resultaten. Dit draagt onder andere bij aan het verbeteren van de toegankelijkheid,
het draagvlak en de transparantie van wetenschap en zorgt voor een betere kwaliteit
van wetenschap. De dialoog tussen wetenschap en samenleving wordt versterkt door het
nog op te richten Nationaal Expertisecentrum Wetenschap en Samenleving. Ook het Regieorgaan
Open Science NL speelt hier een essentiële rol door open science te stimuleren.
Twee voorbeelden van het vergroten van de maatschappelijke impact:
1. Vitalisering regio’s met een krimpende populatie: Een bacheloropleiding in de logistieke sector (waarbinnen een groot tekort is aan
technici) kampt met dalende studentenaantallen. Sinds 2013 daalde de instroom in het
programma met 23%. Het programma ontwikkelde daarom trajecten voor zij-instromers
en trajecten voor studenten uit mbo en vwo. Het zet extra OCW-gelden in om (1) een
on-boardingprogramma te ontwikkelen voor studenten in deze trajecten om doorstroom
te verbeteren (2) een honourstraject te ontwikkelen voor studenten die extra uitdaging
kunnen gebruiken om daarmee de opleiding aantrekkelijker te maken (3) instroomactiviteiten
te verbeteren door het inzetten van een Blokko-game bij wervingsactiviteiten. In de
Blokko-game wordt een productieketen gesimuleerd met alle uitdagingen waarmee een
logistieke professional wordt geconfronteerd.
2. Faculty of Impact: De eerste groep onderzoekers is geselecteerd voor de Faculty of Impact op het thema
energietransitie. Oplossingen waar fellows aan werken zijn onder andere een volgende
generatie ijzer-luchtbatterij, alternatieve coatings voor PFAS, CO2-opslag via zeewater, AI-modellen om nauwkeurig lange termijn weerpatronen te voorspellen
en een nieuwe techniek om monopiles voor windturbines op zee te installeren. De eerste
fellows hebben inmiddels hun bv opgezet, inclusief betalende klanten en de eerste
investeringen. De tweede call voor Faculty of Impact is gericht op life sciences &
health en opent voor de zomer.
Om kennisbenutting te versterken heb ik in november 2022, samen met de Minister van
EZK, onze visie op impact en valorisatie met uw Kamer gedeeld.19 Ook investeer ik in de Faculty of Impact, waarin onderzoekers worden geholpen hun
start-ups vorm te geven en hun hoogwaardige wetenschappelijke resultaten naar de markt
en de maatschappij te brengen. Daarnaast heb ik in samenwerking met de Minister van
EZK en het veld het voorstel «Deltaplan Valorisatie» ontwikkeld en ingediend voor
de derde ronde van het Nationaal Groeifonds. Hiervoor is in het Groeifonds € 417 miljoen
gereserveerd.20 Om aanspraak te kunnen maken op die reservering, moet het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) samen met het Ministerie van EZK en de betrokken veldpartijen
een aangepast voorstel indienen, wat dan opnieuw wordt beoordeeld.
Als maatschappelijke partijen, het bedrijfsleven en de wetenschap samenwerken, moeten
zij transparant zijn over de manier waarop onderzoek wordt gefinancierd. Universiteiten
moeten de informatie over mogelijke externe financiering op orde hebben. Samen met
hen werk ik aan zulke overzichten.
Tot slot
Dankzij de inzet van veel gedreven mensen hebben we sinds het Bestuursakkoord en de
beleidsbrief van medio 2022 veel voortgang kunnen boeken. Jarenlang was de druk op
personeel en studenten te groot. In het belang van studenten, onderzoekers en docenten
hebben we nu de weg omhoog gevonden. De samenleving heeft die nieuwe kennis en innovatie
hard nodig om vele zeer ingewikkelde uitdagingen het hoofd te bieden.
In deze brief heb ik uiteengezet hoe we met de investeringen in onderzoek en onderwijs
de basis weer op orde krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat de ongekende investeringen
in onderwijs en onderzoek ook in het komende jaar hun vruchten zullen afwerpen. Dat
gaat niet vanzelf; daar is veel samenwerking en volharding voor nodig. Ik proef de
motivatie bij heel veel partijen om te leveren wat nodig is. Komend jaar zal opnieuw
veel vragen voor de verdere implementatie van de plannen. Ik ga heel graag met onderzoekers,
docenten, studenten, datastewards, projectleiders, bestuurders, en andere betrokkenen
in gesprek over hoe zíj de voortgang en de investeringen ervaren. Dat gesprek voer
ik tijdens de werkconferentie bij OCW. Tegelijkertijd ga ik aan de slag met mijn reactie
op de Toekomstverkenning mbo, ho en wetenschap, het onderzoek dat door een onafhankelijk
onderzoeks-consortium wordt uitgevoerd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Bijlage 1: Tabel met voortgang op hoofdlijnen ten aanzien van de beleidsbrief en het
Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap
Instrument
Voortgang in 2023
Aansluiting op de arbeidsmarkt en tekortsectoren
Hogescholen zijn bezig met de besteding van € 30 miljoen in projecten om een impuls
te geven aan opleidingen in de zorg, techniek en ICT en onderwijs. In 2025 vindt een
tussenevaluatie plaats en in 2029 een eindevaluatie.
Doorstroom studenten
Om de doorstroom op de overgangsmomenten vo-mbo en mbo-hbo van opleidingsroutes voor
tekortsectoren te verbeteren heb ik de subsidieregeling versteviging beroepskolom
gepubliceerd.
Erkennen en Waarderen
Het landelijk programma heeft een eerste jaarverslag opgeleverd, inclusief activiteiten.
Daarnaast is er een routekaart verspreid. In maart heb ik de voortgang op het programma
Erkennen en Waarderen met uw Kamer gedeeld.1
Externe financiering van onderzoek en de nevenactiviteiten
Universiteiten hebben informatie over bijzondere leerstoelen met bijbehorende externe
financieringsbronnen op hun website gezet.2 UNL heeft deze informatie gebundeld tot een overzicht dat op haar website staat en
raadpleegbaar is. UNL onderzoekt hoe dit overzicht van bijzondere leerstoelen op haar
website uit te breiden is met een overzicht van gewone leerstoelen die niet gefinancierd
worden uit de eerste geldstroom, maar externe financieringsbronnen hebben.
UNL is met het oog op transparantie gestart met een onderzoek naar de implementatie
van een landelijk register nevenwerkzaamheden van hoogleraren, zodat dit register
eind 2023 in werking kan treden.
Grote wetenschappelijke infrastructuren
Op 20 februari zijn de 2022-toekenningen voor de financiering van de Roadmap Grootschalige
Wetenschappelijk Infrastructuur bekendgemaakt. Door de extra investeringen van € 40 miljoen
konden vijf extra projecten worden gefinancierd (negen in totaal, o.a. Dynamic, NL-ELT).3 Er wordt ook € 10 miljoen geïnvesteerd in een nationaal portfolio van lidmaatschappen
van grootschalige internationale infrastructuren.
Impact en innovatie
Eind november heb ik, samen met Minister van EZK, een visiebrief over impact en innovatie
met uw Kamer gedeeld. Op verschillende manieren wordt de maatschappelijke impact vergroot,
onder andere door de aandacht voor impact binnen het programma Erkennen & Waarderen
en met projecten in het Nationaal Groeifonds (o.a. Biotech Booster).4 Het Ministerie van OCW werkt samen met het Ministerie van EZK en de betrokken veldpartijen
een aangepast voorstel «Deltaplan Valorisatie» uit voor het Groeifonds, wat opnieuw
wordt beoordeeld.
Instellingsaccreditatie
Uw Kamer wordt ook deze zomer per brief geïnformeerd over de stand van zaken van het
traject instellingsaccreditatie en het vervolg.
Het traject wordt vervolgd na de reactie op de toekomstverkenning zodat uitkomsten
daarvan en plannen voor instellings-accreditatie in onderlinge samenhang kunnen worden
bezien.
Kennisveiligheid
Sinds de opening van het Loket zijn er 289 vragen ingediend (t/m 29 juni jl.). We
voeren een actieve dialoog met de bestuurlijke portefeuillehouders van kennisinstellingen
en er wordt gewerkt aan het opzetten van learning communities. In 2023 vindt een externe audit plaats bij universiteiten en hogescholen waarin
de voortgang van de implementatie van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid en de
risico-analyses wordt onderzocht. Het sectorbeeld van de universiteiten is in de zomer
klaar. Daarnaast zijn we gestart met voorbereiding van het wetstraject screening Kennisveiligheid.
Krimp
Van de € 90 miljoen die beschikbaar is gesteld voor de krimpregio’s, is er € 45 miljoen
toegekend.5 Voor het toekennen van de resterende middelen wordt er een tweede tranche gestart.
Daarnaast publiceren instellingen jaarlijks in het bestuursverslag over de voortgang
en vindt er een eindevaluatie plaats.
Macrodoelmatigheid
Het hbo heeft een sectorale cyclus ingericht, waarbij sectorale verkenningen worden
gedaan o.l.v. externe commissies. Op basis daarvan stellen de instellingen sectorplannen
op en voeren deze uit met behulp van sectorale adviescolleges. Voor het wo is er in
de sectorplannen aandacht voor macrodoelmatigheid en de aansluiting van het onderwijs
op de arbeidsmarkt. Het wo heeft een proces ingericht waarbij vanaf academisch jaar
2023–2024 op CvB-niveau in de UNL-stuurgroep Onderwijs en Onderzoek (SOO) twee keer
per jaar over het opleidingsaanbod wordt gesproken. De SOO reflecteert hierbij op
het gehele opleidingsaanbod in relatie tot de ontwikkelingen binnen wetenschap, arbeidsmarkt
en maatschappij. Bij de voorbereidingen op deze besprekingen worden ook discipline-overlegorganen,
sectorraden en een ambtelijke expertgroep betrokken.
De VH werkt op dit moment een transparant proces uit voor hoe de instellingen gezamenlijk
invulling geven aan de regie en (bij)sturing op macrodoelmatigheid van het onderwijsaanbod.
In lijn met de afspraak in het bestuursakkoord, word ik rond de zomer geïnformeerd
over hoe dit proces er uit komt te zien. Ook heb ik onlangs de herziene regeling macrodoelmatigheid
gepubliceerd, die meer dan voorheen is gericht op samenwerking en op vernieuwing in
het bestaande opleidingsaanbod.
Daarnaast verken ik samen met het veld hoe de verbetering en doorontwikkeling van
data op het gebied van macrodoelmatigheid kan worden aangepakt.
Matching Horizon Europe
Instellingen konden zich op 8 mei 2023 voor het eerst aanmelden voor de regeling.
Naar verwachting publiceert RVO haar eerste rapport hierover in 2026. Het gaat om
een bedrag van € 75 miljoen per jaar (2023–2029), inclusief de bijdrage voor rijksinstellingen.
Onderwijskwaliteit
Vanaf 2025 worden de investeringen vanuit het studievoorschot gecontinueerd en structureel
aan de instellingen toegekend. Het benodigde wetsvoorstel heb ik in voorbereiding
en ik streef ernaar dit voorstel voor het eind van dit jaar aan uw Kamer toe te zenden.
De betrokkenheid van de medezeggenschap blijft op de besteding van deze middelen gewaarborgd.6
Open Competitie
Het instrument Open Competitie is opgehoogd met € 60 miljoen. Dit is meteen van start
gegaan. Ik verwacht uw Kamer in de voortgangsbrief van 2024 meer inzichten te kunnen
geven in de honoreringspercentages over 2022.
Open Science
Het regieorgaan Open Science NL is op 29 maart jl. van start gegaan.7
Praktijkgericht onderzoek
De € 100 miljoen investeringen in praktijkgericht onderzoek zijn verdeeld over:
– € 85 miljoen jaarlijks via eerste geldstroom naar hogescholen;
– € 10 miljoen jaarlijks via de tweede geldstroom;
– € 5 miljoen jaarlijks uit het fonds O&W naar de pilot met het professional doctorate.
De eerste kandidaten in de pilot PD zijn inmiddels gestart. Mede dankzij de extra
investeringen van dit kabinet doen 25 hogescholen mee aan de pilot, en krijgen ruim
130 kandidaten de kans om een professional doctorate te halen.
De extra € 10 miljoen per jaar voor SIA voor thematische programmering gaat naar twee
bestaande programma’s van SIA; SPRONG en KIEM.
Sectorplannen wo
De Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP) kwam op 13 maart 2023 met haar advies
over structurele bestedingen, waarna begin april € 140 miljoen aan structurele middelen
zijn toegekend. Samen met de toekenning van € 60 miljoen in september 2022 zijn de
totale € 200 miljoen structurele middelen inmiddels toegekend. Op 13 juli volgt een
laatste advies waar onder andere in wordt geadviseerd over de verdere inrichting van
de monitoring van sectorplannen. Gelijktijdig zullen de domein-specifieke sectorplancommissies
van start gaan.8
Sociale veiligheid
De Kamer is op 8 juni jl. geïnformeerd over sociale veiligheid.9 Ik presenteer daarin een integrale aanpak sociale veiligheid. Daarnaast melden instellingen
in hun jaarverslagen de voortgang van hetgeen overeengekomen over sociale veiligheid
in het bestuursakkoord.
Starters- en Stimuleringsbeurzen
De eerste beurzen zijn inmiddels door universiteiten toegekend. Het advies van de
commissie SSB onder leiding van Prof. Dr. Weckhuysen is 3 juli jl. aangeboden aan
uw Kamer.10 NWO komt na de zomer met advies over de relatie tussen de beurzen en het NWO talentprogramma.11
Studentenstromen
De Kamer is op 21 april jl. geïnformeerd over het beheersbaar maken van internationale
studentenstromen.12 Momenteel werk ik aan een wetsvoorstel voor de beheersing van internationale studentenstromen
met als doel start internetconsultatie tijdens de zomer.
Studentenwelzijn
De instellingen en de studenten hebben een kader voor het bevorderen van het studentenwelzijn
ontwikkeld.13 Daarnaast is het Programma Studentenwelzijn gelanceerd, welke dient ter ondersteuning
van de implementatie en uitvoering van het kader.
De Kamer is op 9 mei jl. geïnformeerd over de plannen omtrent de aanpassing van het
BSA.14 Momenteel werk ik aan een wetsvoorstel dat ervoor zorgt dat instellingen alleen een
negatief BSA mogen verstrekken als een student minder dan 30 studiepunten na het eerste
jaar en/of 60 studiepunten na het tweede jaar.
Daarnaast heeft de inspectie onderzoek gedaan naar het gebruik van selectiecriteria
in het hoger onderwijs. Dit rapport is op 20 januari gedeeld met uw Kamer en ik stuur
uw Kamer na de zomer een uitgebreide reactie hierop. Daarnaast heeft uw Kamer een
wetsvoorstel aangenomen dat decentrale loting toevoegt als selectiemethode voor opleidingen
met een capaciteitsfixus.
Ook zullen studenten in het hoger onderwijs per september 23/24 weer een basisbeurs
ontvangen.15
Summit Grant (toponderzoek)
De Summit Grant (€ 200 miljoen) is bedoeld voor samenwerkingsverbanden die in bestaande
samenwerking bewezen hebben tot de wereldtop te behoren of die de sprong naar de wereldtop
kunnen maken. De call is geopend. 20 juni 2023 is de deadline vooraanmelding. 23 januari
2024 is deadline aanvragen. Toewijzing vindt plaats in het voorjaar van 2024.
Visie Jonge onderzoekers
Samen met OCW werkt UNL werkt aan 1) een plan van aanpak voor verbetering van de kwaliteit
van de promotiebegeleiding en 2) een nieuwe onderlinge afspraak over het promotierecht.
Wetenschapscommunicatie
Op 12 april 2023 is het adviesrapport voor het op te richten centrum met de kamer
gedeeld en heeft de Minister het advies overgenomen. Momenteel worden de randvoorwaarden
voor de oprichting van het centrum uitgewerkt en getoetst aan de financiële en juridische
kaders van de Rijksoverheid.16
WetenschapVeilig (meldpunt)
Het meldpunt WetenschapVeilig is in het najaar van 2023 gelanceerd. Na één jaar zal
het geëvalueerd worden. Begin 2024 wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
X Noot
1
Kamerstuk 31 288, nr. 1028.
X Noot
2
Extern gefinancierde hoogleraren (universiteitenvannederland.nl).
X Noot
3
Kamerstuk 27 406, nr. 229.
X Noot
4
Kamerstukken 33 009, 32 637 en 31 288, nr. 117.
X Noot
5
Kamerbrief «Toekenning financiële middelen voor vitale opleidingen in krimpregio's»,
6 juli 2023 (Kamerstuk 31 288, nr. 1068).
X Noot
6
Hiertoe strekt tevens de motie van de leden Van der Laan en Westerveld. Ik werk dit
momenteel, samen met het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO), de Landelijke Studentenvakbond
(LSVb), de Vereniging Hogescholen (VH) en Universiteiten van Nederland (UNL), uit.
Kamerstuk 31 288, nr. 976.
X Noot
7
Kamerstuk 31 288, nr. 1027.
X Noot
8
Kamerstukken 31 288 en 29 338, nr. 1032.
X Noot
9
Kamerstukken 29 240 en 31 288, nr. 131.
X Noot
10
Kamerbrief «Adviesrapport «Investeren in de basis» van de commissie starters- en stimuleringsbeurzen»,
3 juli 2023 (Kamerstuk 31 288, nr. 1065).
X Noot
11
Kamerstuk 31 288, nr. 1029.
X Noot
12
Kamerstuk 22 452, nr. 85.
X Noot
13
Kamerbrief «Aanpak studentenwelzijn in het middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs
en het wetenschappelijk onderwijs, brief aan de Tweede Kamer», 4 juli 2023 (Kamerstukken
31 288 en 31 524, nr. 1067).
X Noot
14
Kamerstukken 31 288 en 31 524, nr. 1039.
X Noot
15
Kamerstuk 24 724, nr. 176.
X Noot
16
Kamerstuk 31 288, nr. 1033.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap